direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid
Plan: De Imminkhoeve Lemele
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.20101004001-va01

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Inleiding

De provincie Overijssel heeft haar ruimtelijke beleid vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel. Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid zijn daarin de rode draden. Bij de Omgevingsvisie behoort de Omgevingsverordening Overijssel, waarin nader wordt ingegaan op instrumenten waarmee de provincie de door haar beoogde ruimtelijke ontwikkelingen enigszins kan sturen. Het bevat regels waaraan gemeenten zich dienen te houden bij onder ander het opstellen van bestemmingsplannen.

2.2.2 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te sturen op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid wordt gebruik gemaakt van het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20101004001-va01_0003.png"

Figuur 1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Bron: www.overijssel.nl

Generieke beleidskeuzes

Allereerst wordt bepaald of een beoogde ontwikkeling past binnen de generieke beleidskeuzes. Zo dienen gemeenten in het kader van woningbouw- en bedrijventerreinontwikkeling afspraken te maken met buurgemeenten. Andere generieke beleidskeuzes betreffen onder andere reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, landbouwontwikkelingsgebieden voor de intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones.

Ten aanzien van de generieke beleidskeuzes kan het volgende worden opgemerkt:

  • Waterveiligheid: de plangebieden liggen niet in een buitendijks gebied. De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de waterveiligheid.
  • Externe veiligheid: De beoogde ontwikkelingen zijn mogelijk vanuit het omgevingsaspect externe veiligheid. Zie ook paragraaf 3.11 van de toelichting.
  • Grondwaterbeschermingsgebied: de plangebieden zijn niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied, maar wel in een intrekgebied.
  • Landbouwontwikkelingsgebieden: De plangebieden zijn niet gelegen in landbouwontwikkelingsgebieden. Ze zijn gelegen in verwevingsgebieden.
  • De plangebieden zijn niet gelegen in of nabij gebieden die zijn aangeduid als Nationaal Landschap of Nationaal Park. Tevens zijn beide gebieden niet gelegen in of nabij weidevogelbeheer- en ganzengebieden.
  • De plangebieden zijn niet in of nabij Natura 2000-gebieden gelegen. Zie voor meer informatie paragraaf 3.4.
  • Het plangebied is niet gelegen binnen EHS, ten oosten.zuidoosten is wel EHS, maar tussen deze gebieden bevindt zich de provinciale weg (N347). Zie verder paragraaf 2.2.3.

Een andere generieke beleidskeuze is het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik in de groene omgeving. Dit leidt ertoe dat bestaande bebouwing zoveel mogelijk dient te worden (her)benut. De achterliggende gedachte van het principe is het zoveel mogelijk voorkomen van nieuwe bebouwing in de groene omgeving. In het plangebied worden bestaande gebouwen gerenoveerd en daarnaast vindt er nieuwbouw plaats. Het is niet mogelijk meerdere gebouwen te hergebruiken, deze zijn reeds in gebruik.

De beoogde ontwikkeling van de Imminkhoeve past binnen de generieke beleidskeuzes.

Ontwikkelingsperspectieven

Het gehele grondgebied van Overijssel heeft in de Omgevingsvisie een bepaald ontwikkelingsperspectief gekregen. Ze geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Ze zijn richtinggevend om flexibiliteit voor de toekomst te hebben.

De ontwikkelingsperspectieven voor het plangebied De Imminkhoeve Lemele zijn: bebouwing en mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren. Gebieden binnen dit ontwikkelingsperspectief zijn gebieden waarin ruimte is voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid.

Gelet op het voorgaande kan gesteld worden dat de beoogde ontwikkeling zeer goed past binnen de doelstelling van het bijbehorende ontwikkelingsperspectief vanuit de Omgevingsvisie.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarische cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Ze zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

Natuurlijke laag

Het plangebied valt voor het grootste deel binnen het zandgebied "Stuwwallen". Het is de ambitie voor de "Stuwwallen" het eigen karakter van de afzonderlijke stuwwallen te behouden en te versterken. De inzet is het reliëf daarbij ruimtelijk beeldbepalend te laten zijn.

Laag van het agrarische cultuurlandschap

Het plangebied ligt binnen het landschapstype "Essenlandschap". Het is de ambitie om de es te behouden als ruimtelijke eenheid en de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen te versterken. De rand van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en openbare ruimtes wordt versterkt. De initiatiefnemer wil op het deel van de es nabij de N347 het natuur historisch landschap weer herstellen.

Stedelijke laag

Het plangebied wordt in de stedelijke laag niet aangeduid.

Lust- en leisurelaag

De locatie wordt in deze laag aangeduid als ''verblijfsrecreatie''. Tevens wordt het gebied aangeduid als "donkerte". Dit betekent dat het in dit gebied mogelijk moet blijven om "het donker" te ervaren. Dat blijft zeker mogelijk, omdat de functies planologisch zo worden gemaakt dat het ervaren van "donkerte'' mogelijk blijft.

2.2.3 Omgevingsverordening

Bij ontwikkelingen in de groene ruimte kan het instrument "Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving" van toepassing zijn. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving komt in de Omgevingsverordening nader aan bod en daar wordt hieronder op ingegaan.

Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

De provincie wil ontwikkelingen in de groene omgeving laten samengaan met een impuls in kwaliteit.

Daarvoor dient het instrument "Kwaliteitsimpuls Groene omgeving". Ontwikkelingen in de groene omgeving worden als volgt benaderd door de provincie:

  • Ruimte bieden voor sociaal-economische ontwikkeling als deze vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is, past in het ontwikkelingsperspectief ter plaatse en als het volgens de Catalogus Gebiedskenmerken wordt uitgevoerd.
  • Aan de geboden ontwikkelingsruimte worden voorwaarden gesteld om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat daarbij in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling. De initiatiefnemer wil het heidelandschap terug laten komen.
  • Bij grootschalige ontwikkelingen (nieuw of uitbreiding van bestaand) wordt naast een investering in de ontwikkeling zelf tegelijkertijd geïnvesteerd in de omgevingskwaliteit. Op deze manier wordt aantasting van de omgevingskwaliteit voorkomen of gecompenseerd. Uit een ruimtelijke onderbouwing moet blijken dat voldoende wordt gecompenseerd.

Het is duidelijk dat voorliggend bestemmingsplan een ontwikkeling in de groene ruimte mogelijk maakt. Deze ontwikkeling is echter beperkt, het reeds bestaande vakantiecentrum wordt uitgebreid.

Ruimtelijke kwaliteitswinst

De beoogde ontwikkeling dient gepaard te gaan met een ruimtelijke kwaliteitswinst. De initiatiefnemer wil op het deel van de es nabij de N347 het natuurhistorisch landschap weer herstellen. Zie ook paragraaf 4.2 van de toelichting.