Plan: | partiele herziening Buitengebied (School Eerde, Kasteellaan 1, te Ommen) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0175.20081003001-oh01 |
In de brief van de Nederlandse Kastelenstichting (NKS) wordt in eerste aanleg een verwijzing gemaakt naar eerdere correspondentie rond de geprojecteerde nieuwbouw in het buitengebied. Aangezien deze correspondentie uitvoerig in het traject van inspraak en overleg aan de orde is gekomen, behoeven deze zaken naar onze mening hier niet in detail opnieuw aan de orde te worden gesteld.
Bij de beoordeling en behandeling van de zienswijze is vervolgens gekeken in hoeverre de NKS nieuwe feiten heeft aangedragen, of een verfijning van eerder genoemde standpunten heeft plaatsgevonden. Indien blijkt dat zaken tijdens het traject van inspraak en overleg aan de orde zijn geweest, dan wordt hier nogmaals aangegeven wat de gemeentelijke reactie is geweest op dat onderdeel.
Rekening houdend met het voorgaande heeft de NKS het volgende aangegeven.
Reactie:
In algemene zin kan worden opgemerkt dat bovenstaande opmerkingen aan de orde zijn geweest bij de onderdelen A en D in het kader van de inspraak. Ten aanzien van deze onderdelen is het volgende aangegeven:
Inspraak, onderdeel A
Vastgesteld moet worden dat bij de procedure monumentenvergunning bovenstaande reacties eveneens zijn gegeven. In dit kader is het goed het volgende aan te geven. Bij het ontbreken van expliciet geformuleerd gemeentelijk monumentenbeleid vormt het feitelijke toetsingskader, voor zover sprake is van eenduidigheid en consistentie, de dagelijkse praktijk van het omgaan met monumenten binnen de gemeente. Bij hantering van het begrip "bestaand beleid" wordt dan ook hierna verwezen, anders zou sprake zijn van expliciet geformuleerd monumentenbeleid.
Op basis van de nieuwbouwplannen bij kasteel Eerde is de gegroeide praktijk
dat wij als gemeente insteken op herstel, behoud en mogelijke versterking van
de cultuurhistorische waarden van het cultureel erfgoed. Als gemeente zijn wij
van mening dat door de nieuwbouw in ieder geval, voor wat betreft de
historische buitenplaats Eerde, ingestoken wordt op behoud en herstel van het
kasteel.
Verder hanteren wij als gemeente het uitgangspunt dat bij verbouwingen,
toevoegingen of nieuwbouw bij, aan, of in de directe omgeving van
monumenten in principe de periode waarin wordt gebouwd dienen te
weerspiegelen, met respect, maat, schaal en structuur van het monument waar
het een relatie mee heeft. De nadruk ligt daarbij op eigentijdse architectuur,
waarbij maat en schaal van het betreffende monument de randvoorwaarden
voor het planontwerp leveren. Verder hechten wij als gemeente er aan naar de
toekomst duidelijk te maken wat in onze tijdsperiode aan het cultureel erfgoed
is toegevoegd, daarmee ook de twintigste en eenentwintigste eeuw in de
geschiedenis een plaats gevend, dit wordt bedoeld met de' huidige tijdgeest'.
Wij zijn van oordeel dat het bouwplan past binnen het hiervoor aangegeven
kader
De inspraakreactie geeft op dit onderdeel geen aanleiding het
bestemmingsplan aan te passen.
Inspraak onderdeel D:
Het nieuwbouwplan wordt ten opzichte van de monumentale omgeving positief beoordeeld en als passend gezien in de geformuleerde visie, waarin het behoud en de versterking van het monument voorop staat. Door de nieuwbouw blijft de passende functie intact, terwijl tegelijk een eigentijds element aan de historische omgeving wordt toegevoegd. Het duidelijke verschil in bouwstijl en architectuur leidt er toe dat het specifieke karakter van de gebouwen wordt geaccentueerd. Het monumentale element versterkt de nieuwbouw en andersom.
Wij zijn met de NKS van mening dat de bescherming zich niet beperkt tot het
kasteel alleen, maar ook tot de niet-bebouwde omgeving. Wij onderschrijven
eveneens dat de historische buitenplaats als geheel moet worden beschouwd
bij de beoordeling van de nieuwbouw. Voorgaande is meegenomen bij de
beoordeling en besluitvorming van de nieuwbouw. Juist bij de besluitvorming
zijn vanwege de beschermde cultuurhistorische waarde van de buitenplaats
enkele alternatieve locaties door ons als niet wenselijk geacht.
Duidelijk is dat er een toename is van de oppervlakte van bebouwing ten
opzichte van de bestaande situatie in de nutstuin. Gelet op het aantal
leerlingen, de grootte van de groepen en de vereiste specifieke leslokalen ten
opzichte van de huidige eisen die aan onderwijsgebouwen worden gesteld, is
een toename van de bebouwde oppervlakte onontkoombaar en verdedigbaar.
Het exclusieve karakter van de internationale school brengt het met zich mee
dat niet gekozen wordt voor een minimale verbetering maar voor een
werkelijke kwaliteitsslag, waardoor de school in deze hoedanigheid ook voor
de toekomst is verzekerd van een bestaansmogelijkheid.
Vanuit de visie dat de onderwijsfunctie als een passende functie wordt
beschouwd door de gemeente, zou een minimale verbetering/ nieuwbouw er
juist toe kunnen leiden dat deze onderwijsfunctie als passende functie in de
toekomst eerder verloren zou gaan.
In vergelijk van de functionele vloeroppervlakte van de nieuwbouw ten opzichte
van de bestaande situatie blijkt overigens dat de functionele vloeroppervlakte
van de nieuwbouw ten opzichte van de bestaande situatie (barakken en
kasteel) minder is dan de bestaande situatie. Wat een gevolg is van
concentratie van alle lesactiviteiten in de nieuwbouw. De bruto-oppervlakte van
de totale vloeroppervlakte na nieuwbouw is uiteraard meer dan de bestaande
situatie, omdat het kasteel met alle aanwezige vloeroppervlakte, na de
nieuwbouw blijft bestaan. Het grote verschil is dat in het kasteel geen les
meer zal worden gegeven, waardoor het kasteel aanzienlijk minder zal worden
belast en behoud voor de toekomst als monument beter gewaarborgd is.
Voor wat betreft het ontbreken van gemeentelijk monumentenbeleid willen wij
verwijzen naar onze reactie op onderdeel A.
Als gemeente hebben wij na raadpleging van de deskundig te achten eigen
monumentencommissie (Het Oversticht) en de gemeentelijke
monumentencommissie een positief advies uitgebracht voor wat betreft de
aanvraag monumentenvergunning. De RACM heeft aanvankelijk een negatief
advies uitgebracht en heeft vervolgens afgezien om beroep in te stellen. Op
basis van het voorgaande mag verondersteld worden dat de RACM thans niet
afwijzend staat tegenover het nieuwbouwplan.
De rechtbank heeft in die zin overwogen dat wij als gemeente in beginsel
mogen afgaan op de adviezen die wij van onze deskundig te achten adviseurs
hebben ontvangen. Op basis van die adviezen hebben wij redelijkerwijs de
conclusie mogen trekken dat, voor zover er al sprake zou zijn van aantasting
van de waarde van het complex ten gevolge van de nieuwbouw (in vorm en
omvang), die aantasting binnen aanvaardbare kaders blijft en daardoor
verantwoord is.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Verder is tijdens de inspraak aangegeven, dat het nieuwbouwplan ten opzichte
van de monumentale omgeving positief wordt beoordeeld en als passend
gezien in de geformuleerde visie, waarin het behoud en de versterking van het
monument voorop staat en met respect en aandacht voor de monumentale
aspecten van kasteel Eerde. Door de nieuwbouw blijft de passende functie
intact, terwijl tegelijk een eigentijds element aan de historische omgeving wordt
toegevoegd. Het duidelijke verschil in bouwstijl en architectuur leidt er toe dat
het specifieke karakter van de gebouwen wordt geaccentueerd. Het
monumentale element versterkt de nieuwbouw en andersom.
Wij zijn met de NKS van mening dat de bescherming zich niet beperkt tot het
kasteel alleen, maar ook tot de niet-bebouwde omgeving. Wij onderschrijven
eveneens dat de historische buitenplaats als geheel moet worden beschouwd
bij de beoordeling van de nieuwbouw. Voorgaande is naar onze mening
meegenomen bij de beoordeling en besluitvorming van de nieuwbouw. Juist bij
de besluitvorming zijn vanwege de beschermde cultuurhistorische waarde van
de buitenplaats als geheel enkele alternatieve locaties door ons als niet
wenselijk geacht.
Gelet op de genoemde voorbeelden van landgoederen in Nederland kunnen wij
ons de zorgen van de NKS voorstellen. Voorgaande neemt niet weg dat wij
kasteel Eerde en de voorgestelde nieuwbouw bij voorkeur op zich zelf
beschouwen. Er zijn voor ons geen redenen om te twijfelen aan de
nieuwbouwplannen, mede gelet op de in onze ogen passende functie.
De opmerking van de NKS, zoals genoemd onder punt e, moet worden bezien
in het licht van het gegeven dat de nieuwbouw het monument zal versterken of
verzwakken. De omgekeerde redenering, zoals door de NKS veronderstelt,
willen wij gelet op het voorgaande niet volgen. Het punt is niet of de gemeente
vindt dat het kasteel versterking nodig heeft. Het gaat om het effect van de
nieuwbouw op het kasteel.
Verder willen wij nog opmerken dat wij net als de NKS streven naar het behoud
van de historische buitenplaats.
Er is geen aanleiding het plan op deze onderdelen aan te passen.
Reactie:
Voor het vragen van adviezen zijn wij gebonden aan de wettelijke bepalingen op dat gebied. In dit kader van de procedure monumentenvergunning heeft de rechtbank zelfs overwogen dat wij als gemeente in beginsel mogen afgaan op de adviezen die wij van onze deskundig te achten adviseurs hebben ontvangen. Verder kan worden opgemerkt dat wij als gemeente een eigen verantwoordelijkheid hebben voor de in het kader van de procedures uitgebrachte adviezen .Als gemeente blijven wij steeds kritisch bij de beoordeling of de uitgebrachte adviezen al dan niet gevolgd zullen worden. Ondanks de uitkomsten van het landelijke rapport Erfgoedinspectie hebben wij geen reden te twijfelen aan het uitgebrachte advies van de monumentencommissie van het Oversticht. Ook moeten wij vaststellen dat de NKS geen argumenten heeft aangevoerd, die aanleiding hebben gegeven te twijfelen aan het uitgebrachte advies.
Er is geen aanleiding het plan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Bij gebouwen wordt aan de lichttoetreding eisen gesteld aan het aantal m2 voor raampartijen. Ook aan dit bouwplan worden deze eisen gesteld. In het onderhavige plan is vanuit architectonisch oogpunt gekozen om de noodzakelijke lichttoetreding te concentreren en deze zoveel mogelijk in één lange baan te realiseren. In de herfst en winter en ook deels in de avonduren zal dit een bepaald uitstralend effect hebben op de omgeving. Deze uitstraling zal in vergelijking met meer traditionele bouw en/of de huidige uitstraling van de barakken niet veel anders zijn.
Er is geen aanleiding het plan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
De huidige praktijk bij ruimtelijke plannen laat zien, dat meer aandacht moet worden geschonken aan de economische uitvoerbaarheid. De eventuele risico's van de gemeente moeten hierbij in beeld worden gebracht. In de onderhavige situatie is hiervan niet of nauwelijks sprake nu het particulier initiatief betreft en tussen de school en de eigenaar garantieafspraken zijn gemaakt. Er is voor de gemeente geen aanleiding te gaan twijfelen aan de gemaakte garantieafspraken. Voor de gemeente is van belang om te bepalen of er daadwerkelijk garantieafspraken zijn gemaakt. Ook kan worden vastgesteld dat de NKS geen argumenten aangegeven die aanleiding zouden geven tot twijfel of nader onderzocht moeten worden.
Er is geen aanleiding het plan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
In het kader van de inspraakprocedure is hierover het volgende aangegeven:
Voor wat betreft dit onderdeel is het goed het volgende aan te geven. De
RACM heeft bij brief van 11 juli 2007 gereageerd op de ontwerpbeschikking
(monumentenvergunning). Daarbij heeft de RACM opgemerkt dat de dienst
verheugd is dat er alsnog een afgewogen besluitvorming plaatsvindt. In eerste
aanleg was de reactie van de RACM negatief, omdat geen afgewogen
besluitvorming had plaatsgevonden, zoals door de NKS wordt gesteld. De
reacties van de RACM waren mede om die reden negatief. Gelet op het
voornemen om de monumentenvergunning te verlenen heeft de RACM enkele
vragen en opmerkingen gesteld over zaken die nog niet eerder aan de orde
zijn geweest. Zo werd verzocht om in de af te geven monumentenvergunning
bepalingen op te nemen over specifieke maatregelen die wenselijk worden
geacht bij de uitvoering van de werkzaamheden. Als gemeente zijn wij van
mening dat uit de brief van 11 juli 2007 niet kan worden afgeleid dat de RACM
de bouwplannen (nog steeds) negatief beoordeelt. Ook het feit dat het RACM
geen beroep heeft ingesteld is naar onze mening een signaal dat de dienst
zich inmiddels kan vinden in het verlenen van de vergunning.
Verder dient geconcludeerd te worden dat de RACM in eerste aanleg in de
brieven van 23 december 2005 en 8 mei 2006 een negatief advies heeft
gegeven. In het vervolg van de procedure heeft de RACM bij brief van 11 juli
2007 nog, zoals hiervoor ook al aangegeven, slechts aanvullende opmerkingen
gemaakt. In de besluitvorming is voldoende gemotiveerd waarom de adviezen
van de RACM niet zijn gevolgd. In het vervolg van de procedure voor de
monumentenvergunning is niet vast komen te staan dat de RACM het
negatieve standpunt heeft gehandhaafd. Uit de brief van 11 juli 1007 van de
RACM kan naar onze mening de conclusie worden getrokken dat de RACM
zich positief heeft uitgelaten over het feit dat alsnog een afgewogen
besluitvorming heeft plaatsgevonden en dat de eerdere negatieve reacties van
de RACM mede werden ingegeven door het ontbreken van een afgewogen
besluitvorming. Wij stellen, evenals de rechtbank destijds heeft gedaan, vast
dat de RACM tegen de van rechtswege verleende monumentenvergunning
destijds bezwaar heeft gemaakt en dat de RACM er in het vervolg van de
procedure van heeft afgezien om beroep in te stellen tegen de verleende
vergunning.
Aanvullend kan worden gesteld dat de opmerking van de NKS geen aanleiding
geeft het eerder ingenomen standpunt te herzien of nader te motiveren.
Bouwplannen zullen altijd de omgeving in meer of mindere mate aantasten. Ook het onderhavige bouwplan zal de omgeving aantasten, maar zoals wij al eerder hebben aangegeven gaat het hier om 'minst aangetast' ten opzichte van de alternatieven. In algemene zin dient afgevraagd te worden of de aantasting in relatie tot de andere belangen en/of motieven acceptabel is. In het licht bezien van de kwaliteitsverbetering die de bouw teweeg brengt in de directe omgeving en het behoud van het kasteel achten wij deze geringe aantasting acceptabel.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Een Cultuurhistorische Effect Rapportage (CHER) geeft over het algemeen aan wat de consequenties en risico's van bodemingrepen zijn voor de cultuurhistorische waarden in een bepaald plangebied.
De CHER is in belangrijke mate gebaseerd op de procedure van de MER, echter het is geen wettelijke verplichting, maar een vrijwillige keuze. Verder kan worden opgemerkt dat onderzoek naar de cultuurhistorische waarden in de CHER een significante economische factor is. Bij de CHER kan ook aandacht worden besteed aan de (macro-) effecten van de ruimtelijke ontwikkelingen op de bestaande zichtbare ruimte.
In het kader van de inspraak hebben wij ten aanzien van dit onderdeel het volgende overwogen.
In 2006 heeft inventariserend archeologisch veldonderzoek plaatsgevonden. De rapportage over het betreffende veldonderzoek, inclusief het bureauonderzoek is door de provinciaal archeoloog goedgekeurd. Voorafgaand aan de bouw zal nog een nader archeologisch onderzoek (sleuvenonderzoek) plaatsvinden.
Op basis van het voorgaande kan worden vastgesteld dat de cultuurhistorische waarden, als het belangrijkste element van een CHER, naar ons oordeel voldoende zijn gewaarborgd.
Wat betreft de landschappelijke inpassing kan het volgende worden
aangegeven.
Wij zijn met de NKS van mening dat de bescherming zich niet beperkt tot het kasteel alleen, maar ook tot de niet-bebouwde omgeving. Wij onderschrijven eveneens dat de historische buitenplaats als geheel moet worden beschouwd bij de beoordeling van de nieuwbouw. Voorgaande is meegenomen bij de beoordeling en besluitvorming om te komen tot nieuwbouw. Juist bij de besluitvorming zijn vanwege de beschermde cultuurhistorische waarde van de buitenplaats enkele alternatieve locaties door ons als niet wenselijk geacht.
Door juist te kiezen voor het voorgestelde ontwerp vinden wij als gemeente dat het bouwplan goed is ingepast in het landschap en aangepast is in groene omgeving. Temeer daar de bouw verdiept plaatsvindt en er eveneens een groenblijvende dakbedekking wordt toegepast. Hieraan is naar ons oordeel een zorgvuldig proces vooraf gegaan.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
In de brief van de Stichting BuitenGoed Overijssel (SBO) van 23 april 2009 heeft de stichting haar zienswijze kenbaar gemaakt. Bij de beoordeling en behandeling van de zienswijze kan vervolgens worden gekeken in hoeverre de SBO nieuwe feiten heeft aangedragen, dan wel dat sprake is van een verfijning van eerder genoemde standpunten. Indien blijkt dat zaken tijdens het traject van inspraak en overleg aan de orde zijn geweest, dan wordt zo mogelijk aangegeven wat de gemeentelijke reactie is geweest op dit onderdeel.
Rekening houdend met het voorgaande heeft de SBO het volgende aangegeven:
Reactie:
Hierbij willen wij volledigheidshalve verwijzen naar onze reactie op de zienswijze van de Nederlandse Kastelenstichting, zoals opgenomen in paragraaf 7.1.1 onder 1.
Reactie:
Als overheid proberen wij steeds kritisch te zijn in ons handelen. Deze kritische houding zal in het merendeel van de gevallen beperkt blijven tot de wettelijke mogelijkheden. Verder stellen wij vast dat hier sprake is van een particulier initiatief, waarbij wij ervan uitgaan dat deze particulier een juiste afweging van de belangen heeft gemaakt, omdat zij financieel risico lopen.
Verder hebben wij in het kader van de inspraak al opgemerkt dat voor de grondexploitatie van de in dit bestemmingsplan voorgestelde ontwikkeling het college van Burgemeester en wethouders nog een overeenkomst zal afsluiten met Landstede, alvorens het plan ter vaststelling aan de gemeenteraad wordt aangeboden. Deze overeenkomst is afgesloten op 14 december 2010.
Verder kan worden opgemerkt dat een planschadeovereenkomst is gesloten
tussen de gemeente en Landstede.
Het feitelijke terrein van de school zal slechts in beperkte mate toegankelijk
zijn voor het publiek. De overige omliggende terreinen zijn vrij toegankelijk
voor het publiek, omdat deze onderdeel zijn van het landgoed. Verder kan
worden opgemerkt dat het partijen vrij staat te bepalen in welke mate terreinen
al dan niet toegankelijk zijn, behoudens wettelijke bepalingen. De gemeente is
hierin geen partij.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Deze opmerking kunnen wij onderschrijven.
Er is geen aanleiding het plan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Als gemeente hebben wij vastgesteld dat kasteel Eerde en de voorgestelde nieuwbouw elkaar kunnen ondersteunen. Voor de motivering willen wij verwijzen naar onze reactie bij de zienswijze van de Nederlandse Kastelenstichting, bij paragraaf 7.1.1 onder 1. Voor zover het betreft de verantwoording van het beleid en de uitvoering daarvan kan worden opgemerkt dat ons college van Burgemeester en Wethouders daarvoor in het voorkomend geval verantwoording dienen af te leggen aan de Gemeenteraad.
Voor wat betreft de dagelijkse praktijk voor de zorg voor monumenten willen wij verwijzen naar onze reactie bij de zienswijze van de Nederlandse Kastelenstichting, bij paragraaf 7.1.1 onder 1, Inspraak onderdeel A.
Er is geen aanleiding het plan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Bij behandeling van de zienswijze van de Nederlandse Kastelenstichting is onze gemeentelijke reactie al gegeven bij paragraaf 7.1.1 onder 1, voor wat betreft de voorgestelde nieuwbouw in relatie tot de monumentale waarde. Wij willen volledigheidshalve hierna verwijzen. Voor wat betreft de voormalige nutstuin en de restauratie hiervan kan worden opgemerkt dat hiervoor niet is gekozen. Bij afweging van de verschillende alternatieven voor nieuwbouw is er gekozen voor bouw op/ in de voormalige nutstuin. Voorgaande moet ook geplaatst worden in het licht van behoud van het kasteel met een in onze ogen passende functie en de afbraak/verwijdering van de oude barakken. Er moeten keuzes gemaakt worden, die in deze situatie minder goed zijn uitgevallen voor de voormalige nutstuin. Overigens is bij het ontwerp van het gebouw nadrukkelijk rekening gehouden met de nutstuin. Lichtstraat als “doorlopend pad” en begroeid dak als doorlopend maaiveld. In het gebouw “gestileerde bomen” als kolom.
Er is geen aanleiding het plan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
In het kader van de inspraak hebben wij overwogen dat de nieuwbouw en het kasteel in zekere zin elkaar kunnen ondersteunen en versterken. Wordt enkel gekeken naar de bebouwde oppervlakte dan kan inderdaad worden vastgesteld dat de oppervlakte van de nieuwbouw groter is dan de oppervlakte van het kasteel. Hierbij dient naar ons oordeel ook de bouwmassa te worden betrokken en de wijze waarop de nieuwbouw wordt gerealiseerd. De nieuwbouw heeft ten opzichte van het kasteel en de omliggende bebouwing een beperkte hoogte en wordt deels verdiept aangelegd. Er kan naar onze mening zelfs worden aangegeven dat het kasteel dermate dominant is dat de toevoeging van de nieuwbouw daar ruimtelijk gezien ondergeschikt aan is.
Bij de vergelijking van nieuwbouw en bestaande barakken dient vooral gekeken te worden naar de kwaliteit van de bebouwing en de uitstraling naar de directe omgeving. Wij vinden de nieuwbouw een belangrijke kwaliteitsslag opleveren, ten opzichte van de huidige barakken.
Verder dient te worden opgemerkt dat bij de beoordeling van de nieuwbouw gekeken dient te worden naar de verhouding van het gebouw in relatie tot de terreingrootte. Deze is van een maat die acceptabel genoemd kan worden. Als gemeente zijn wij van oordeel dat door de nieuwbouw een belangrijke kwaliteitsimpuls voor de gehele omgeving wordt bereikt.
Er is geen aanleiding het plan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Bij de bouw zullen maatregelen getroffen worden om schade aan bestaande bebouwing, bouwwerken en wegen/paden te voorkomen dan wel tot een minimum te beperken.
Er is geen aanleiding het plan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
De genoemde Streekplanafwijkingsprocedure is afgerond, zodat wat betreft het Streekplan de weg vrij is voor de verdere bestemmingsplanprocedure.
Er is geen aanleiding het plan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Maatschappelijk kan inderdaad ruimer worden gezien. Echter in het bestemmingsplan is in de bestemmingsomschrijving (artikel 3.1) het gebruik van de gronden ingeperkt. In de bestemmingsomschrijving is aangegeven dat de voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor een onderwijsvoorziening, alsmede een internaat ten behoeve van de onderwijsvoorziening, een ondergeschikte kantoorfunctie ten behoeve van de onderwijsvoorziening en voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden. En verder de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, paden, groenvoorzieningen, tuinen, water en erven.
Ten onrechte is binnen de bestemmingsomschrijving van artikel 3.1 “parkeervoorzieningen” opgenomen. Het begrip “parkeervoorzieningen” is binnen de bestemmingsomschrijving komen te vervallen. Wél is het bestaande parkeerterrein voor zover gelegen binnen het plangebied aangeduid als parkeerterrein (smalle strook aan noordzijde).
Er is aanleiding het bestemmingsplan op het onderdeel 'parkeervoorzieningen'
aan te passen Het bestemmingsplan wordt op dit onderdeel aangepast.
Reactie:
In het kader van de inspraak hebben wij een reactie gegeven op de ingebrachte inspraakreacties (bezwaren). De constatering dat de gemeentelijke reactie op de bezwaren niet overtuigend zijn wordt niet nader onderbouwd en/of gemotiveerd. Bij nalezing van de reacties komen wij niet tot een andere conclusie en/of motivering.
Er is geen aanleiding het plan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Behandeling heeft inmiddels plaatsgevonden. De afdeling van de Raad van State is van oordeel dat de Stichting Buitengoed Overijssel als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 eerste en derde lid van de Algemene wet bestuursrecht aangemerkt dient te worden.
Er is geen aanleiding het plan op dit onderdeel aan te passen.