Plan: | partiele herziening Buitengebied (School Eerde, Kasteellaan 1, te Ommen) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0175.20081003001-oh01 |
In het kader van de inspraak heeft het ontwerpbestemmingsplan " Partiële herziening Buitengebied (School Eerde, Kasteellaan 1 te Ommen) ", met ingang van 1 september 2008,.gedurende 4 weken ter inzage gelegen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft een drietal inspraakreacties gegeven, van de Nederlandse Kastelenstichting, de Stichting Buitengoed Overijssel en van één particulier, indiener 1. De inspraakreacties zijn opgenomen in Bijlage 7.
In het vervolg van deze paragraaf is een samenvatting gegeven van deze inspraakreacties. De verschillende reacties worden voorzien van een gemeentelijk standpunt. Verder wordt aangegeven of de inspraakreacties aanleiding hebben gegeven het bestemmingsplan op dat onderdeel al dan niet te herzien.
In deze paragraaf is een korte samenvatting gemaakt van de inhoud van de inspraakreactie van de Nederlandse Kastelenstichting te Wijk bij Duurstede, waarbij de verschillende onderdelen zoveel mogelijk zijn gegroepeerd naar onderwerp.
Reactie:
Vastgesteld moet worden dat bij de procedure monumentenvergunning bovenstaande reacties eveneens zijn gegeven. In dit kader is het goed het volgende aan te geven. Bij het ontbreken van expliciet geformuleerd gemeentelijk monumentenbeleid vormt het feitelijke toetsingskader, voor zover sprake is van eenduidigheid en consistentie, de dagelijkse praktijk van het omgaan met monumenten binnen de gemeente. Bij hantering van de begrip "bestaand beleid" wordt dan ook hierna verwezen, anders zou sprake zijn van expliciet geformuleerd monumentenbeleid.
Op basis van de nieuwbouwplannen bij kasteel Eerde is de gegroeide praktijk dat wij als gemeente insteken op herstel, behoud en mogelijke versterking van de cultuurhistorische waarden van het cultureel erfgoed. Als gemeente zijn wij van mening dat door de nieuwbouw in ieder geval, voor wat betreft de historische buitenplaats Eerde, ingestoken wordt op behoud en herstel van het kasteel.
Verder hanteren wij als gemeente het uitgangspunt dat bij verbouwingen, toevoegingen of nieuwbouw bij, aan, of in de directe omgeving van monumenten in principe de periode waarin wordt gebouwd dienen te weerspiegelen, met respect, maat, schaal en structuur van het monument waar het een relatie mee heeft. De nadruk ligt daarbij op eigentijdse architectuur, waarbij maat en schaal van het betreffende monument de randvoorwaarden voor het planontwerp leveren. Verder hechten wij als gemeente er aan naar de toekomst duidelijk te maken wat in onze tijdsperiode aan het cultureel erfgoed is toegevoegd, daarmee ook de twintigste en eenentwintigste eeuw in de geschiedenis een plaats gevend, dit wordt bedoeld met de' huidige tijdgeest'. Wij zijn van oordeel dat het bouwplan past binnen het hiervoor aangegeven kader
De inspraakreactie geeft op dit onderdeel geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.
Reactie:
In hoofdzaak kan worden vastgesteld dat het complex al gedurende vele decennia een onderwijsfunctie heeft. Naar onze mening kan dan ook niet volgehouden worden dat een onderwijsfunctie geen passende functie is. Ook al kan het complex worden aangewend voor andere functies die mogelijk meer passend zouden zijn, wil dat nog niet zeggen dat de onderwijsfunctie geen passende functie is. In ons oordeel worden wij gesteund door de Rijksdienst voor Archeologie en Cultuurlandschap en Monumenten (voorheen Rijksdienst voor de Monumentenzorg). De Rijksdienst voor Archeologie en Cultuurlandschap en Monumenten (afgekort: RACM) heeft in zijn brief van 23 december 2005 aangegeven, dat het huidige gebruik (onderwijsfunctie) een bij het monument passende bestemming is. Op grond van het voorgaande kunnen wij niet inzien, waarom op basis van de nieuwbouw de onderwijsfunctie ter discussie moet worden gesteld. Een onderwijsfunctie wordt door ons als passend gezien.
De inspraakreactie geeft op dit onderdeel geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.
Reactie:
Voor wat betreft dit onderdeel is het goed het volgende aan te geven. De RACM heeft bij brief van 11 juli 2007 gereageerd op de ontwerpbeschikking (monumentenvergunning). Daarbij heeft de RACM opgemerkt dat de dienst verheugd is dat er alsnog een afgewogen besluitvorming plaatsvindt. In eerste aanleg was de reactie van de RACM negatief, omdat geen afgewogen besluitvorming had plaatsgevonden, zoals door de NKS wordt gesteld. De reacties van de RACM waren mede om die reden negatief. Gelet op het voornemen om de monumentenvergunning te verlenen heeft de RACM enkele vragen en opmerkingen gesteld over zaken die nog niet eerder aan de orde zijn geweest. Zo werd verzocht om in de af te geven monumentenvergunning bepalingen op te nemen over specifieke maatregelen die wenselijk worden geacht bij de uitvoering van de werkzaamheden. Als gemeente zijn wij van mening dat uit de brief van 11 juli 2007 niet kan worden afgeleid dat de RACM de bouwplannen (nog steeds) negatief beoordeelt. Ook het feit dat het RACM geen beroep heeft ingesteld is naar onze mening een signaal dat de dienst zich inmiddels kan vinden in het verlenen van de vergunning.
Bij de beoordeling van de nieuwbouw hebben wij als gemeente het advies van de monumentencommissie (Het Oversticht) betrokken. Het is goed om vast te stellen dat de Rechtbank in het kader van de procedure monumentenvergunning heeft vastgesteld dat de commissie ter zake deskundig is te achten. Verder heeft de Rechtbank vastgesteld dat het advies van de monumentencommissie in voldoende mate is gemotiveerd.
Wij stellen vast dat de monumentencommissie de nieuwbouw heeft beoordeeld in relatie tot de monumentale omgeving en vervolgens heeft geconcludeerd dat het gebouw zorgvuldig is gesitueerd en door zijn vorm en uitstralingen geen concurrentie aangaat met de monumentale omgeving en gebouwen, maar juist het monumentale karakter ervan versterkt. De monumentencommissie heeft opgemerkt dat er voor dient te worden gewaakt dat geen ontsierende elementen op of aan het gebouw verschijnen ten gevolge van technische installaties of wettelijke voorschriften. Met het voorgaande wordt rekening gehouden. Verder dient in dit kader te worden vastgesteld dat de Rechtbank in haar uitspraak heeft aangegeven dat de monumentencommissie het monumentale karakter bij haar advisering tevens voor ogen heeft gehouden. Ook is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat het uitgebrachte advies niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen, dan wel anderszins naar inhoud of wijze van tot stand komen gebreken vertoont, waardoor geoordeeld zou moeten worden dat wij als gemeente dit advies niet aan ons besluit ten grondslag heeft mogen leggen (zin niet duidelijk) Als gemeente concluderen dat de besluitvorming zorgvuldig tot stand is gekomen.
Verder dient geconcludeerd te worden dat de RACM in eerste aanleg in de brieven van 23 december 2005 en 8 mei 2006 een negatief advies heeft gegeven. In het vervolg van de procedure heeft de RACM bij brief van 11 juli 2007 nog, zoals hiervoor ook al aangegeven, slechts aanvullende opmerkingen gemaakt. In de besluitvorming is voldoende gemotiveerd waarom de adviezen van de RACM niet zijn gevolgd. In het vervolg van de procedure voor de monumentenvergunning is niet vast komen te staan dat de RACM het negatieve standpunt heeft gehandhaafd. Uit de brief van 11 juli 1007 van de RACM kan naar onze mening de conclusie worden getrokken dat de RACM zich positief heeft uitgelaten over het feit dat alsnog een afgewogen besluitvorming heeft plaatsgevonden en dat de eerdere negatieve reacties van de RACM mede werden ingegeven door het ontbreken van een afgewogen besluitvorming. Wij stellen, evenals de rechtbank destijds heeft gedaan, vast dat de RACM tegen de van rechtswege verleende monumentenvergunning destijds bezwaar heeft gemaakt en dat de RACM er in het vervolg van de procedure van heeft afgezien om beroep in te stellen tegen de verleende vergunning.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Het nieuwbouwplan wordt ten opzichte van de monumentale omgeving positief beoordeeld en als passend gezien in de geformuleerde visie, waarin het behoud en de versterking van het monument voorop staat. Door de nieuwbouw blijft de passende functie intact, terwijl tegelijk een eigentijds element aan de historische omgeving wordt toegevoegd. Het duidelijke verschil in bouwstijl en architectuur leidt er toe dat het specifieke karakter van de gebouwen wordt geaccentueerd. Het monumentale element versterkt de nieuwbouw en andersom.
Wij zijn met de NKS van mening dat de bescherming zich niet beperkt tot het kasteel alleen, maar ook tot de niet-bebouwde omgeving. Wij onderschrijven eveneens dat de historische buitenplaats als geheel moet worden beschouwd bij de beoordeling van de nieuwbouw. Voorgaande is meegenomen bij de beoordeling en besluitvorming van de nieuwbouw. Juist bij de besluitvorming zijn vanwege de beschermde cultuurhistorische waarde van de buitenplaats enkele alternatieve locaties door ons als niet wenselijk geacht.
Duidelijk is dat er een toename is van de oppervlakte van bebouwing ten opzichte van de bestaande situatie in de nutstuin. Gelet op het aantal leerlingen, de grootte van de groepen en de vereiste specifieke leslokalen ten opzichte van de huidige eisen die aan onderwijsgebouwen worden gesteld, is een toename van de bebouwde oppervlakte onontkoombaar en verdedigbaar. Het exclusieve karakter van de internationale school brengt het met zich mee dat niet gekozen wordt voor een minimale verbetering maar voor een werkelijke kwaliteitsslag, waardoor de school in deze hoedanigheid ook voor de toekomst is verzekerd van een bestaansmogelijkheid.
Vanuit de visie dat de onderwijsfunctie als een passende functie wordt beschouwd door de gemeente, zou een minimale verbetering/ nieuwbouw er juist toe kunnen leiden dat deze onderwijsfunctie als passende functie in de toekomst eerder verloren zou gaan.
In vergelijk van de functionele vloeroppervlakte van de nieuwbouw ten opzichte van de bestaande situatie blijkt overigens dat de functionele vloeroppervlakte van de nieuwbouw ten opzichte van de bestaande situatie (barakken en kasteel) minder is dan de bestaande situatie. Wat een gevolg is van concentratie van alle lesactiviteiten in de nieuwbouw. De bruto-oppervlakte van de totale vloeroppervlakte na nieuwbouw is uiteraard meer dan de bestaande situatie, omdat het kasteel met alle aanwezige vloeroppervlakte, na de nieuwbouw blijft bestaan. Het grote verschil is dat in het kasteel geen les meer zal worden gegeven, waardoor het kasteel aanzienlijk minder zal worden belast en behoud voor de toekomst als monument beter gewaarborgd is.
Voor wat betreft het ontbreken van gemeentelijk monumentenbeleid willen wij verwijzen naar onze reactie op onderdeel A. Gemeentelijke visie is niet duidelijk.
Als gemeente hebben wij na raadpleging van de deskundig te achten eigen monumentencommissie (Het Oversticht) en de gemeentelijke monumentencommissie een positief advies uitgebracht voor wat betreft de aanvraag monumentenvergunning. De RACM heeft aanvankelijk een negatief advies uitgebracht en heeft vervolgens afgezien om beroep in te stellen. Op basis van het voorgaande mag verondersteld worden dat de RACM thans niet afwijzend staat tegenover het nieuwbouwplan.
De rechtbank heeft in die zin overwogen dat wij als gemeente in beginsel mogen afgaan op de adviezen die wij van onze deskundig te achten adviseurs hebben ontvangen. Op basis van die adviezen hebben wij redelijkerwijs de conclusie mogen trekken dat, voor zover er al sprake zou zijn van aantasting van de waarde van het complex ten gevolge van de nieuwbouw (in vorm en omvang), die aantasting binnen aanvaardbare kaders blijft en daardoor verantwoord is.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Vastgesteld moet worden dat de RACM in zijn advies van 11 oktober 2004 heeft verklaard: "Conclusie van dit veldwerk was wanneer aan de noordzijde van de linker nutstuin een gebouw met leslokalen wordt gebouwd, de hoofdstructuur van de buitenplaats het minst wordt aangetast. Andere mogelijke locaties, zowel binnen als buiten de buitengracht zijn niet aangetroffen". Wij gaan ervan uit dat de RACM hiermee bedoeld de zuidzijde van de nutstuin. Verder kan worden vastgesteld dat de RACM bij zijn advies van 11 oktober 2004 schetsontwerpen heeft gevoegd voor nieuwbouw op dezelfde of nagenoeg dezelfde locaties.
De rechtbank heeft in het kader van de aanvraag monumentenvergunning geconcludeerd dat de gekozen locatie niet onlogisch is en dat de motivering daarvan de beslissing kan dragen.
De RACM heeft in 2004 geoordeeld dat andere mogelijke locaties, zowel binnen als buiten de buitengracht, niet aanwezig zijn. De hoofdstructuur van de buitenplaats wordt volgens de RACM het minst aangetast wanneer aan de noordzijde van de linker nutstuin een gebouw met leslokalen wordt gebouwd.
De keuze van de locatie hangt sterk samen met het huidige gebruik. Met de situering van de nieuwbouw op de plaats van de huidige barakken wordt de praktische en logische ligging van de onderwijsgebouwen ten opzichte van elkaar gecontinueerd. Aan de jarenlange situatie van ontsierende gebouwen in een monumentale omgeving komt een einde.
Verder stellen wij vast dat de ligging binnen de gracht, de aanwezige beplanting en de omringende tuinmuur bovendien een minder 'verstoring' voor de omgeving betekent dan situering buiten de gracht, waardoor het historische park zal worden aangetast en de nieuwbouw prominenter aanwezig zal zijn en daardoor juist meer zal concurreren met het kasteel. Verder is een clustering van de gebouwen uit het oogpunt van veiligheid van de leerlingen beter dan een grotere verspreiding van de gebouwen.
Vastgesteld kan worden dat een gedegen afweging heeft plaatsgevonden voor wat betreft de locatiekeuze van de nieuwbouw. Hierin zijn eveneens alternatieve locaties betrokken. In de uiteindelijke locatiekeuze voelen wij ons als gemeente gesteund door het oordeel van de RACM en het oordeel van de Rechtbank. Van een veronderstelde lichtvaardige besluitvorming en/of geen goede afweging is naar ons oordeel geen sprake.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Het ontbreken van juridisch en financiële garanties dat het gebouw in de toekomst zal worden geamoveerd als de onderwijsfunctie komt te vervallen, wil niet zeggen dat amoveren in een dergelijke situatie ook niet zal plaatsvinden. Een honderd procent garantie dat dit daadwerkelijk zal gebeuren, kan nooit worden gegeven, omdat de inzichten en omstandigheden in de toekomst anders kunnen zijn dan nu. Op grond van de huidige inzichten is amoveren gewenst bij verandering van functie en worden de daarvoor beschikbare instrumenten toegepast zoals bestemmingsplan en privaatrechtelijke overeenkomst.
Het is onredelijk van de eigenaar te verlangen dat wordt gezocht naar andere gebruiksmogelijkheden en deze ook te realiseren. De onderwijsfunctie in het gebouw kent al een lange en bewogen geschiedenis. De onderwijsfunctie wordt als passend ervaren door zowel de eigenaar en de gemeente en het ligt niet voor de hand naar alternatieve functies te gaan zoeken.
De monumentenvergunning is niet gevraagd voor een tijdelijk bouwwerk in de zin van de Woningwet. Er dient dan ook vanuit te worden gegaan dat het te bouwen gebouw definitief is. Verder zal in het kader van de bouwvergunningprocedure een overeenkomst tussen belanghebbende en de eigenaar van het complex (Natuurmonumenten) worden gesloten, Daarmee is in voldoende mate de reversibiliteit van het gebouw gewaarborgd.
Verder stellen wij vast dat hier sprake is van een particulier initiatief. De financiële gevolgen komen hoofdzakelijk voor rekening van Landstede. In algemene zin kan worden opgemerkt dat op grond van de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12) een exploitatieplan moet worden vastgesteld door de gemeenteraad, voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In afwijking hiervan kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen. De gemeenteraad mag dit enkel doen indien het kostenverhaal op afdoende wijze anderszins is verzekerd. Van 'verzekering op afdoende wijze' is bijvoorbeeld sprake, wanneer de gemeente een privaatrechtelijke overeenkomst sluit met de initiatiefnemer over de grondexploitatie.
Voor de grondexploitatie van de in dit bestemmingsplan voorgestelde ontwikkeling zal het college van Burgemeester en wethouders nog een overeenkomst afsluiten met Landstede, alvorens het plan ter vaststelling aan de gemeenteraad wordt aangeboden.
Met het sluiten van de exploitatieovereenkomst is naar onze mening de economische uitvoerbaarheid en/of financiële haalbaarheid voldoende afgedekt en aangetoond. Verder kan worden opgemerkt dat een planschadeovereenkomst is gesloten tussen de gemeente en Landstede.
Er is aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
In 2006 heeft inventariserend archeologisch veldonderzoek plaatsgevonden. De rapportage over het betreffende veldonderzoek, inclusief het bureauonderzoek is door de provinciaal archeoloog goedgekeurd. Voorafgaand aan de bouw zal nog een nader archeologisch onderzoek (sleuvenonderzoek) plaatsvinden.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Uitgangspunt voor de inspraak vormt de Algemene Inspraakverordening gemeente Ommen van 19 december 2002. Hierin is in artikel 5 bepaald dat Burgemeester en wethouders voor elk beleidsvoornemen waarop inspraak wordt verleend, een inspraakprocedure vast stellen. Verder is aangegeven dat de termijn waarbinnen inspraak wordt verleend niet korter kan zijn dan vier weken. Als gemeente hebben wij de inspraakprocedure kenbaar gemaakt in onze publicatie van 27 augustus 2008. Hierin is aangegeven dat het voorontwerp bestemmingsplan vanaf 1 september 2008 gedurende vier weken ter visie ligt. Overigens moet worden opgemerkt dat de inspraaktermijn van zes weken, zoals genoemd in het voorontwerpbestemmingsplan algemeen geformuleerd was, niet correct weergegeven en gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht. In deze situatie gelden de bepalingen van de Algemene Inspraakverordening gemeente Ommen. Hiermee is voldaan aan de betreffende wettelijke bepalingen van inspraak.
Er is aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Van overexploitatie van het kasteel is geen sprake. Het betreft hier normaal gebruik nu de leslokalen in de nieuwbouw worden gerealiseerd en de algemene functies/voorzieningen hoofdzakelijk in het kasteel zullen worden ondergebracht.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
De nieuwbouw wordt gezien als passend binnen totale monumentale omgeving. Verder kan worden aangegeven dat de nieuwbouw ook een eigen identiteit heeft en het tijdsbeeld van huidige architectuur weergeeft. De nieuwbouw en het monumentale complex versterken elkaar wederzijds. Het gaat hier enkel om een verduidelijking van genoemde zinsnede.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
In deze paragraaf is een korte samenvatting weergegeven van de inhoud van de inspraakreactie van de Stichting Buitengoed Overijssel te Delden, waarbij de verschillende onderdelen zoveel mogelijk zijn gegroepeerd naar onderwerp.
Reactie:
Inhoudelijk komt de inspraakreactie overeen met die van de Nederlandse Kastelenstichting. Voor een reactie wordt volledigheidshalve verwezen naar de gemeentelijke reactie bij onderdeel D van de Nederlandse Kastelenstichting.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Inhoudelijk komt de inspraakreactie overeen met die van de Nederlandse Kastelenstichting. Voor een reactie wordt volledigheidshalve verwezen naar de gemeentelijke reactie bij onderdeel E van de Nederlandse Kastelenstichting.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
De bestemmingsplanherziening heeft betrekking op de realisatie van nieuwbouw ten behoeve van de onderwijsinstelling. De herziening is gericht op het regelen van onderwijsfuncties in de bestaande bebouwing en de nieuwbouw. Eventuele andere functies zijn niet toegestaan. Mocht in de toekomst blijken dat een andere functie moeten worden toegestaan, dan zal hiervoor de dan geldende wettelijke procedures gevolgd moeten worden en wordt op dat moment de gelegenheid geboden op de dan voorliggende plannen te reageren. Van andere functies binnen deze planherziening is thans geen sprake.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Het ontbreken van juridische en financiële garanties dat het gebouw in de toekomst zal worden geamoveerd als de onderwijsfunctie komt te vervallen, wil niet zeggen dat amoveren in een dergelijke situatie ook niet zal plaatsvinden. Een honderd procent garantie dat dit daadwerkelijk zal gebeuren, kan nooit worden gegeven, omdat de inzichten en omstandigheden in de toekomst anders kunnen zijn dan nu. Op grond van de huidige inzichten is amoveren gewenst bij verandering van functie en worden de daarvoor beschikbare instrumenten toegepast zoals bestemmingsplan en privaatrechtelijke overeenkomst.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Ten onrechte is binnen de bestemmingsomschrijving van artikel 3.1 "parkeervoorzieningen" opgenomen. Binnen het plangebied worden geen parkeervoorzieningen mogelijk gemaakt. Het begrip "parkeervoorzieningen" komt hier te vervallen.
Er is aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
In deze paragraaf is een korte samenvatting gemaakt van de inhoud van de inspraakreactie van indiener 1, waarbij de verschillende onderdelen zoveel mogelijk zijn gegroepeerd naar onderwerp.
Reactie:
Inhoudelijk komt de inspraakreactie overeen met die van de Nederlandse Kastelenstichting. Voor een reactie wordt volledigheidshalve verwezen naar de gemeentelijke reactie bij onderdeel D van de inspraakreactie van de Nederlandse Kastelenstichting.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
In het kader van deze bestemmingsplanherziening is onderzoek gedaan naar Ecologie. Volledigheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 3.4.2. De resultaten en uitgangspunten in deze paragraaf zijn bepalend voor deze bestemmingsplanherziening. Verder kan worden opgemerkt dat op grond van de Europese Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn, er voor wat betreft de bestemmingsplanprocedure en haalbaarheid van het bestemmingsplan, thans geen belemmeringen zijn.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
De woning van de familie Lubbers bevindt zich op ongeveer 450 meter afstand van de op te richten bebouwing. Vanuit de woning is er geen (direct) zich op de locatie voor nieuwbouw. Verder kan worden opgemerkt dat tussen de locatie en de woning zich een tuinmuur en dichte bebossing bevindt. Ook kan worden vastgesteld dat het nieuwe gebruik niet verschilt van het huidige gebruik. Naar ons oordeel is er dan ook geen sprake van grote schade aan de directe woon- en leefomgeving. In hoeverre in deze situatie al dan niet sprake is van planschade, kan pas worden vastgesteld indien hiertoe een concreet verzoek wordt gedaan Thans wordt ingeschat dat eventuele planschade de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Bij de bouw zal al het mogelijke worden gedaan om schade aan zandwegen, bouwwerken en dergelijke te voorkomen. Een honderd procent garantie valt echter niet te geven.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Besluitvorming rond deze bestemmingsplanherziening heeft weloverwogen plaatsgevonden. Hierbij kan deels worden verwezen naar onze reactie op onderdelen D en E bij de inspraakreactie van de Nederlandse Kastelenstichting. Het is bestuurlijk gezien goed het verzoek van Landstede los te koppelen van de sloop van enkele gebouwen in het verleden. Van een veronderstelde relatie tussen deze twee zaken is naar onze mening geen sprake.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Van extra belasting of onverschillig gebruik van het kasteel is geen sprake. Het betreft hier normaal gebruik nu de leslokalen in de nieuwbouw worden gerealiseerd en de algemene functies/voorzieningen hoofdzakelijk in het kasteel zullen worden ondergebracht.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Inhoudelijk komt de inspraakreactie overeen met die van de Nederlandse Kastelenstichting is aangegeven. Voor een reactie wordt volledigheidshalve verwezen naar de gemeentelijke reactie bij onderdeel C van de inspraakreactie van de Nederlandse Kastelenstichting.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Inhoudelijk komt de inspraakreactie overeen met die van de Nederlandse Kastelenstichting is aangegeven. Voor een reactie wordt volledigheidshalve verwezen naar de gemeentelijke reactie bij onderdeel D van de inspraakreactie van de Nederlandse Kastelenstichting.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Reactie:
Naar ons oordeel hoeft er geen Cultuur Historisch Effect Rapportage opgesteld te worden. Inhoudelijk willen wij hierbij verwijzen naar paragraaf 3.4.1 Archeologie. Wat betreft de bodem zal nog een aanvullend archeologisch onderzoek (sleuvenonderzoek) plaatsvinden.
Hiermee is naar ons oordeel Archeologie in voldoende mate meegewogen in de besluitvorming.
Er is geen aanleiding het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.