Plan: | partiele herziening Buitengebied (School Eerde, Kasteellaan 1, te Ommen) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0175.20081003001-oh01 |
Functie
Het kasteel en de bijgebouwen kennen een geschiedenis die zich richt op onderwijs en vorming. De internationale school geeft het object een waardevolle status die bijdraagt aan het behoud van het monument. Bovendien heeft het gebruik van de cultuurhistorische bebouwing voor onderwijsdoelstelling naar verwachting een positief effect op het besef van het belang van cultureel erfgoed op de toekomstige generatie.
Locatie
In het voortraject van het ontwerp is een studie gedaan naar de mogelijke locaties voor de nieuw te bouwen school. Onder andere de locatie van de huidige tennisbaan, het zwembad, de parkeerplaats en de oostelijke tuin zijn onderzocht. De oppervlakten van deze locaties zijn niet groot genoeg om zonder het kappen van vele bomen tot de benodigde oppervlakte te komen. Het herhuisvesten van de tennisbaan, het zwembad en de parkeerplaats op een andere locatie hebben de consequentie dat de financiƫle gevolgen groot zijn. Een ander uitgangspunt was dat het kasteel en zijn koetshuizen het belangrijkste element moet blijven op het landgoed. Een toevoeging moet mogelijk zijn, echter het beeld mag niet worden verstoord.
In overleg met de school en natuurmonumenten is uiteindelijk gekozen voor de tuin als definitieve locatie. De oppervlakte van de tuin, de minimale aantasting voor groen en milieu, de campus gedachte en het veiligheidsgevoel, dat een belangrijk onderdeel is van de internationale school, geven aan dat de nieuwbouw binnen de grachten van het kasteel de meest wenselijke variant is. De gedachte om de toch al niet originele aanblik van de tuin (indeling, staat van de barakken) aan te passen en een meer originele invulling te geven is verder uitgewerkt in samenspraak met het bureau SB4.
De nieuwbouw beslaat een (beperkt) grotere oppervlakte dan de huidige barakken. Doelstelling hiervan is de onderwijsactiviteiten zoveel mogelijk in deze nieuwbouw te concentreren.
Hierdoor wordt het gebruik en daarmee de belasting van het kasteel zelf aanzienlijk teruggebracht. Wat in het kasteel blijft zijn vooral de kantoor- en directiefunctie.
Het schoolgebouw wordt voorzien van een grasdak zodat de tuin visueel wordt vergroot. Een relatie tussen de hoogte van de nieuwbouw en het kasteel met zijn koetshuizen is te zien op afbeeldingen 4a (met bomen) en 4b (zonder bomen). De hoogte van het ontwerp wordt gereduceerd door de nieuwbouw deels in de bodem te laten verdwijnen waardoor zo de hoogte ten opzichte van het kasteel en zijn koetshuizen tot een minimum wordt beperkt. Het uitgangspunt dat het kasteel altijd de meest belangrijke en in het oog springende element moet zijn is in onze ogen dan ook gerealiseerd.
Inpasbaarheid
Het nieuwe gebouw heeft een hoge architectonische waarde en is van een hoog niveau. Het heeft een modern en eigentijds ontwerp en is zowel qua stijl als gebruikte materialen en vorm afwijkend van de reeds aanwezige gebouwen. Dit past binnen de gemeentelijke visie dat nieuwbouw qua vorm en materiaalgebruik af mag wijken van de historische bebouwing. Door het gebouw verdiept aan te leggen, het hellende dakvlak en de besloten situering trekt het gebouw niet alle aandacht naar zich toe maar manifesteert zich bescheiden. Het gaat in die zin geen concurrentie aan met de monumentale omgeving. Vanuit een functionele gedachte is de situering praktisch. Dit omdat de nieuwbouw plaats vindt in de directe omgeving van het hoofdgebouw, het kasteel. De campusgedachte, waarbij ook totale uitstraling en veiligheid van de kinderen een rol speelt, kan hierdoor optimaal worden vormgegeven en benut. De nieuwbouw is op deze wijze inpasbaar in de bestaande en historische omgeving zonder afbreuk te doen aan de cultuurhistorische waarde.
Onomkeerbaarheid
Zonder dat er schade wordt toegebracht aan de huidige historische gebouwen en gronden kan op enig moment in de tijd besloten worden het gebouw te amoveren. Dit wordt geborgd doordat de gebruiksmogelijkheden beperkt worden in voorliggend bestemmingsplan en door de samenwerkingsovereenkomst tussen gebruiker en eigenaar en de exploitatieovereenkomst tussen gemeente en gebruiker.