direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Facetbestemmingsplan Toevoegen Laddertoets
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00606-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de gemeente Noordoostpolder is overcapaciteit van woningbouwmogelijkheden aanwezig. De gemeente zit daardoor in beginsel "op slot" voor nieuwe woningbouwinitiatieven van enige omvang. Ruimte voor nieuwe initiatieven is slechts beschikbaar nadat het woningaanbod in bestemmingsplannen zodanig is verminderd dat het aanbod beter aansluit bij de vraag. De gemeente is voornemens het woningaanbod in plannen in overeenstemming met de vraag te brengen. Als dat gelukt is, kan de gemeente Noordoostpolder meewerken aan nieuwe woningbouwinitiatieven. Daarvoor is een aantal opeenvolgende maatregelen noodzakelijk.

De gemeente wil allereerst aansluiten bij nieuwe regelgeving.

Per 1 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking gewijzigd. Relevant voor het woningaanbod is dat het vanaf die datum mogelijk is om bij nieuwe plannen met een uitwerkingsplicht- en of wijzigingsbevoegdheid de beschrijving van de woningbouwbehoefte door te schuiven naar de toekomstige uitwerking. Alle plannen waarbij deze verplichting is doorgeschoven naar de toekomst tellen namelijk niet mee voor de berekening van het woningaanbod.

Pas vanaf 1 juli 2017 is de mogelijkheid dat de raad de laddertoets doorschuift naar het uitwerkings- of wijzigingsplan geboden. De nu vigerende bestemmingsplannen met uitwerkingsplichten of wijzigingsbevoegdheden die voor voornoemde datum zijn vastgesteld voorzien daar dus niet in.

Dit facetbestemmingsplan voegt los van bovenstaande nieuwe regelgeving de laddertoets toe aan deze bestaande bestemmingsplannen met uitwerkingsplichten of wijzigingsbevoegdheden. Het plan leidt er toe dat het college van burgemeester en wethouders bij uitwerking of wijziging van de bestemming de laddertoets moet toepassen. Het facetbestemmingsplan is derhalve niet gebaseerd op de nieuwe regelgeving, omdat het facetbestemmingsplan betrekking heeft op bestaande bestemmingsplannen zonder ladderplicht, maar sluit daar wel bij aan.

Een grote verandering brengt het bestemmingsplan overigens niet teweeg. De gemeente moet immers al vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening in bestemmingsplannen, dus ook bij wijzigings- en uitwerkingsplannen, de behoefte aan het woningaanbod motiveren. Hoewel in hoogste instantie in rechtspraak is uitgemaakt dat woningaanbod vervat in wijzigingsbevoegdheden niet meetelt voor het woningaanbod, wil de gemeente de wijzigingsbevoegdheden niet uitsluiten van de laddertoets. Een uniforme bestemmingsplansystematiek geeft namelijk ook rechtszekerheid voor alle betrokkenen. Ten slotte komt toepassing van de laddertoets de kwaliteit van bestemmingsplannen ten goede en draagt daarmee bij aan een goede ruimtelijke ordening.

Om deze redenen is het zinvol om de uit te werken bestemmingen en wijzigingsbevoegdheden onder het bereik van de ladder voor duurzame verstedelijking te brengen.

Om dit te bereiken, is het nodig dat in aanvulling op de procedure voor uitwerking of wijziging in bestemmingsplannen met uitwerkingsplicht of een wijzigingsbevoegdheid een extra regel geldt. Een zogenaamd facetbestemmingsplan leent zich hier goed voor. Daarin voorziet dit bestemmingsplan.

Het vervolg

Als vervolg op dit bestemmingsplan is het de bedoeling de uitbreidingslocaties integraal te beschouwen. Hierbij is het, bijvoorbeeld mogelijk, dat directe bouwtitels (woningen direct vergunbaar) worden omgezet in indirecte bouwtitels (eerst nieuw bestemmingsplan nodig), of dat in voorkomende gevallen bouwmogelijkheden niet of in beperkter omvang terugkeren, dan wel een combinatie van deze twee mogelijkheden.

Daarnaast is de slag van kwantiteit naar kwaliteit in een volgende fase noodzakelijk. In de te actualiseren woonvisie wordt hier aandacht aan besteed. De woonvisie kan dan vervolgens dienen als hulpmiddel bij de onderbouwing van nieuwe initiatieven.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van deze facetherziening omvat 4 woningbouwlocaties die verspreid liggen over het gehele grondgebied van de gemeente Noordoostpolder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00606-VS01_0001.jpg"

Met de begrenzing van het plangebied is aansluiting gezocht bij het bestemmingsvlak dat betrekking heeft op de uitwerkingsplicht en/of de wijzigingsbevoegdheid.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

In het navolgende overzicht zijn de verschillende geldende bestemmingsplannen opgenomen waarvoor de voorliggende facetherziening geldt. Aan de procedure voor uitwerking en / of wijziging in deze bestemmingsplannen wordt, door middel van dit bestemmingsplan, een extra regel toegevoegd.

De onderliggende bestemmingsplannen zijn:

Bestemmingsplan   Vastgesteld  
Emmelhage 2004   24-02-2005  
Ens, Oost - fase 1   27-01-2011  
Wellerwaard   30-06-2011  
Nagele, Noorderwinkels e.a. - partiële herziening   14-11-2016  

1.4 Opzet bestemmingsplan en toelichting

De regels in dit plan zijn van toepassing en aanvullend op de hierboven opgenomen bestemmingsplannen. Voor het overige blijven de regels/voorschriften van de bovengenoemde bestemmingsplannen en inpassingsplan onverminderd van kracht.

In deze toelichting komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan de orde:

  • in hoofdstuk 2 'Beleidskader' wordt kort ingegaan op het beleid van Rijk, provincie en gemeente;
  • in hoofdstuk 3 'Juridische aspecten' wordt uitgelegd hoe het toevoegen van de laddertoets juridisch is vertaald in de planregels;
  • in hoofdstuk 4 'Uitvoerbaarheid' bevat de gegevens over de voorbereiding van het plan en de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Beleidskader

2.1.1 Rijk

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR), vastgesteld door de Minister op 13 maart 2012, vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040.

In de SVIR is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een 'ladder voor duurzame verstedelijking' (gebaseerd op de 'SER-ladder'), die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd.

Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening en buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en een klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze verplichte toetsing is verder vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De Ladder houdt in dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de onderliggende vraag in de regio, de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en een multimodale ontsluiting.

Nationaal belang 13, zoals geformuleerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de Ladder van duurzame verstedelijking worden onderbouwd.

Ter invulling van het 6e en het 13e Nationaal Belang uit het SVIR is op 1 oktober 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Bij deze wijziging is in het Bro de zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking als procesvereiste opgenomen. Deze ladder is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden, zoals het bestemmingsplan. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Het doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

Het 'Facetbestemmingsplan Toevoegen Laddertoets' voegt in aanvulling op de achterliggende bestemmingsplannen met uit te werken en te wijzigen bestemmingen toe dat het college bij de uitwerking of de wijziging de laddertoets in acht neemt. Daarmee sluit dit facetbestemmingsplan aan bij vigerend beleid en huidig recht.

Conclusie

Het 'Facetbestemmingsplan Toevoegen Laddertoets' voorziet in een aanpassing aan Rijksbeleid en -regels. Het plan is daarmee in overeenstemming met het Rijksbeleid.

2.1.2 Provincie

Omgevingsvisie FlevolandStraks (2017)

De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de langetermijnvisie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. Het gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen, opgaven en uitdagingen er voor Flevoland liggen. Er zijn drie kernopgaven:

  • Het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving);
  • Krachtige Samenleving (sociaal-economische omgeving);
  • Ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).


Deze opgaven vormen de kern voor alle ontwikkelingen waar de provincie Flevoland bij betrokken is. Zowel voor de strategische opgaven uit de Omgevingsvisie, als andere vraagstukken van de provincie Flevoland. In de strategische opgaven staan de belangrijkste vraagstukken en ambities voor de toekomst beschreven. Het gaat om de volgende opgaven:

  • Duurzame Energie;
  • Regionale Kracht;
  • Circulaire Economie;
  • Landbouw: Meerdere Smaken


Vooralsnog is de beleidsmatige kant van de Omgevingsvisie FlevolandStraks in uitwerking. Daarom wordt wat betreft het beleid nog verwezen naar het omgevingsplan Flevoland 2006.

Omgevingsplan Flevoland (2006)

In november 2006 hebben Provinciale Staten het tweede Provinciaal Omgevingsplan (POP) vastgesteld. De provincie wil in Flevoland verdere grootschalige ontwikkelingen mogelijk maken en deze deels zelf, samen met partners, ter hand nemen. De provincie is bereid om ruimte te reserveren voor functies waarvoor in omliggende regio's onvoldoende ruimte is. De voorwaarde daarvoor is een evenwichtige ontwikkeling. Samen met partners binnen en buiten het gebied wordt zicht geboden op het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, die samengaan met het tempo van de ruimtelijke ontwikkelingen in Flevoland, zoals achterblijvende bereikbaarheid, voorzieningenniveau en werkgelegenheid. Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen.

Het beleid is gericht op het behoud en de versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de kernen te bundelen, waarmee nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00606-VS01_0002.png"

Afbeelding Uitsnede kaartbeeld Ontwikkelingsvisie 2030. Bron: Omgevingsplan 2006.

Conclusie

Het 'Facetbestemmingsplan Toevoegen Laddertoets' biedt geen nieuwe woningbouwontwikkelingen. Het plan waarborgt dat nadere planvorming voor woningbouw voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Het plan is daarmee geheel in overeenstemming met het beleid van de provincie Flevoland.

2.1.3 Gemeente

Structuurvisie

De Structuurvisie Noordoostpolder 2025 is in december 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. De Structuurvisie is een integrale ruimtelijke visie, die de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten beschrijft. De visie heeft als doel de verschillende belangen, zoals het landschap, de kernen en de gemeenschap, zorgvuldig af te wegen en hieruit een integrale ontwikkelingsrichting te bepalen voor de periode tot 2025. De Structuurvisie Noordoostpolder 2025 is vooral gericht op het behoud en de verbetering van de bestaande ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten en daarmee op het versterken van het landschap en de leefbaarheid in de gemeente Noordoostpolder.

De Structuurvisie is een document voor de langere termijn. Daarom kent deze een zekere mate van globaliteit en abstractie. De visie vormt de basis voor het toekomstig gemeentelijk beleid. Ter uitwerking van de structuurvisie zijn gebiedsvisies, masterplannen, uitwerkingsplannen, bestemmingsplannen en beleidsplannen nodig om concrete (plan)ontwikkelingen in gang te zetten.

De paragraaf 'Bevolking en wonen' gaat uit van gedoseerde en gefaseerde woningbouwontwikkeling. Flexibiliteit is het sleutelwoord. Per locatie/gebied bekijkt de gemeente wat de wensen en mogelijkheden zijn. Periodiek wordt de behoefte gemonitord, zowel kwantitatief (aantallen) als kwalitatief (woningtypologieën), op basis waarvan nieuwe ontwikkelingen al dan niet worden opgestart.

Op de afbeelding hieronder zijn bestaande woongebieden roze gekleurd, bestaande bedrijventerreinen donkerrood en nieuwe woongebieden paars.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00606-VS01_0003.jpg"

Afbeelding Uitsnede Structuurvisie Noordoostpolder 2025

Conclusie

Het 'Facetbestemmingsplan Toevoegen Laddertoets' biedt geen nieuwe woningbouwontwikkelingen. Het plan waarborgt dat nadere planvorming voor woningbouw voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Het plan sluit daarmee volledig aan bij het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 3 Juridische aspecten

In vier bestemmingsplannen binnen de gemeente Noordoostpolder is een uitwerkingsplicht dan wel wijzigingsbevoegdheid voor wonen opgenomen.

Het Facetbestemmingsplan Toevoegen Laddertoets zelf brengt geen wijziging in de bestemming of het toegestane gebruik van de uit te werken of te wijzigen bestemmingen die in de verschillende achterliggende bestemmingsplannen zijn opgenomen. Het plan is dan ook geen actualisatie van die achterliggende bestemmingsplannen.

Het facetbestemmingsplan geldt in aanvulling op de achterliggende bestemmingsplannen en leidt ertoe dat het college bij het uitwerkingsplan of wijzigingsplan de laddertoets toe moet passen. Het facetbestemmingsplan sluit aan bij het huidige rijksbeleid en geldend recht over de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Het doel van het facetbestemmingsplan is expliciet maken dat als het college een uitwerkings- of wijzigingsplan op basis van de achterliggende bestemmingsplannen vaststelt, zij de laddertoets hierbij in acht neemt.

De aanvaardbaarheid uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is daarmee gegeven.

Het 'Facetbestemmingsplan Toevoegen Laddertoets' is vervat in planregels, een verbeelding en een toelichting. De verbeelding bestaat uit plancontouren waarbinnen de bestemmingen vallen waarvoor de facetherziening van toepassing is.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.1.1 Vooroverleg en inspraak

Gezien de aard en schaal van voorliggend 'Facetbestemmingsplan Toevoegen Laddertoets', is conform de inspraakverordening afgezien van inspraak.

In het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vooroverleg gevoerd.

Van de provincie Flevoland is in het kader van het artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een overlegreactie ontvangen. Van het waterschap Zuiderzeeland is in het kader van artikel 3.1.1. Bro een overlegreactie ontvangen. Deze reacties geven geen aanleiding tot het aanpassen van de opzet van het plan. Wel heeft de reactie van de provincie tot een aangepaste onderbouwing in de toelichting van het bestemmingsplan geleid.

 

4.1.2 Ontwerp

Het ontwerp 'Facetbestemmingsplan Toevoegen Laddertoets', heeft van 23 november 2018 tot en met 3 januari 2019 voor eenieder ter inzage gelegen. De gemeente heeft gedurende de periode van terinzagelegging geen zienswijze ontvangen.

4.1.3 Vaststelling

Het 'Facetbestemmingsplan Toevoegen Laddertoets', is op 4 maart 2019 door de gemeenteraad van Noordoostpolder ongewijzigd vastgesteld. Voor de inhoud van het besluit wordt verwezen naar de tekst van het bijgevoegde vaststellingsbesluit.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Het 'Facetbestemmingsplan Toevoegen Laddertoets' voorziet enkel in een aanpassing aan huidig beleid en huidige regelgeving dat bij bestemmingsplannen met uitwerkingsplicht of wijzigingsbevoegdheid bij uitwerking of wijziging de laddertoets wordt doorlopen.

Aan het bestemmingsplan zijn, behoudens de ambtelijke kosten van het opstellen van het plan, geen kosten verbonden voor de gemeente.

Dit facetbestemmingsplan brengt geen planologische wijziging en daarmee is planschade uitgesloten. Het bestemmingsplan leidt ook niet tot een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is daarom niet nodig om een exploitatieplan ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening op te stellen.

Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het facetbestemmingsplan aangetoond.