direct naar inhoud van 2.9 Ecologie
Plan: Marknesse, Zuid - fase 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00499-VS01

2.9 Ecologie

2.9.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen of in de nabijheid van een speciale beschermingszone, waardoor nader onderzoek voor dit aspect niet noodzakelijk is.

Ten aanzien van de gebiedsbescherming valt op te merken dat de Zwolsevaart onderdeel uitmaakt van de EHS. De Zwolsevaart valt onder de EHS-verbindingen waaraan de provincie prioriteit geeft omdat deze essentieel zijn voor de gewenste samenhang in de Ecologische Hoofdstructuur en voor een groot deel al is ingericht. De functionaliteit van deze zone mag niet worden aangetast.


De begrenzing van de EHS-verbindingszone is vastgesteld op het watergebied. Een aantasting of verstoring van deze zone wordt voorkomen omdat de planontwikkeling geen betrekking heeft op het gebied van de Zwolsevaart resp. maatregelen worden genomen tijdens de aanleg van de geplande brug over de Zwolsevaart zoals in het Ecologische quickscan is beschreven.

2.9.2 Soortbescherming

Het plangebied is leefgebied voor de volgende beschermde soorten: meerdere vleermuissoorten, de rugstreeppad en vogels. Dit blijkt uit het onderzoek dat voor het opstellen van dit bestemmingsplan is uitgevoerd (quickscan).

 

Vleermuizen

De aanleg van de woonwijk kan negatieve effecten hebben op een vliegroute en foerageergebied van vleermuizen, in het bijzonder de Meervleermuis. Om de functie van de Zwolsevaart voor vleermuizen te bepalen en eventuele alternatieven te inventariseren, is nader onderzoek uitgevoerd, met name naar de aanwezigheid van vleermuizen. De resultaten van dat onderzoek worden hieronder beschreven.

Tijdens de drie bezoeken zijn langs de Zwolsevaart verschillende soorten vleermuizen waargenomen. De Zwolsevaart wordt door de vleermuizen als foerageergebied gebruikt zowel langs de bestaande woonwijk als langs het plangebied. De Laatvlieger, de Gewone en de Ruige dwergvleermuis foerageren hoofdzakelijk boven de noordelijke oever. De Watervleermuis foerageert boven het water alleen ter hoogte van het plangebied. De Meervleermuis foerageert boven de Zwolsevaart zowel langs de bestaande woonwijk als langs het plangebied.

De oeverzone is dus belangrijk voor vleermuizen. Tijdens de aanlegfase blijft de zone grotendeels in stand, maar in de gebruiksfase vormt het wel een aandachtspunt. Tijdens de aanlegfase zal alleen ter plaatse van de nieuw te bouwen brug een stukje oeverzone verdwijnen. Daarnaast zal tijdens de werkzaamheden enige verstoring plaatsvinden in de vorm van geluiden en trillingen. In de gebruiksfase zal, op de plaats(en) waar lantaarnpalen langs de oeverzone komen, lichtverstoring ontstaan. Om dit te voorkomen, moeten de lantaarnpalen aangepast worden zodat die geen licht meer naar het water uitstralen. Dit is een voorwaarde die in de realisatiefase van het plan moet worden uitgevoerd. Op plaatsen waar tuinen grenzen aan de oeverzone zal er, als niets gedaan wordt, dezelfde ontwikkeling optreden als in Marknesse-Zuid fase 2. Daar is de rietkraag aangetast en verwijderd, waardoor lichtuitstraling op het water plaatsvindt van de buitenverlichting uit de tuinen. Dit gevolg kan worden voorkomen door het instellen van een (ecologische) groenzone van 10 tot 20 meter breed. Op deze wijze wordt voorkomen dat tuinen uitgebreid worden tot de waterlijn. Om die oplossing mogelijk te maken, is in het onderhavige plan een strook van ca 10 meter breed langs het water bestemd als 'Groen'. In de beheerfase zal verder door gefaseerde uitvoering van bijvoorbeeld maaiwerkzaamheden, in combinatie met regulering toezicht en handhaving, moeten worden geborgd dat de strook ook werkelijk een ecologische groenzone wordt en blijft.

Gevolgen voor de Zwolsevaart ter hoogte van de nieuwe brug

Aan de westzijde van het onderzoeksgebied zal een nieuwe brug worden gebouwd om de woonwijk vanaf de noordzijde te ontsluiten. Tijdens de werkzaamheden zal er met name verstoring plaatsvinden in de vorm van geluiden en trillingen. De brug kan een barrière vormen als vleermuizen er niet vrij onderdoor kunnen vliegen. Het foerageergebied wordt dan in tweeën gedeeld. De barrièrewerking wordt versterkt als er licht vanaf de brug op het water schijnt. Deze gevolgen kunnen worden voorkomen:

  • Door de brug uit te voeren als een brug op pijlers, waarbij de ruimte onder de brug in de hoogte en in de breedte zo groot mogelijk is. De minimale hoogte van de ruimte onder de brug is 1 meter boven het wateroppervlak.
  • Door het licht alleen op de brug en niet op het water te laten schijnen.

De Meervleermuis gebruikt de Zwolsevaart als foerageergebied. Daarnaast komen de Watervleermuis, de Laatvlieger, de Ruige en de Gewone dwergvleermuis voor. In Hoofdstuk 4.2 en 4.3 Vleermuisonderzoek zijn maatregelen aangegeven die er op gericht zijn te voorkomen dat het habitat van vleermuizen, in het bijzonder van de Meervleermuis en de Watervleermuis, niet wordt verslechterd of verstoord. Door het toepassen van deze maatregelen worden er geen negatieve effecten voor deze vleermuizen verwacht. Op de overige vleermuissoorten worden geen effecten verwacht.

Rugstreeppad

Uit de quickscan blijkt dat er geschikt leefgebied voor de rugstreeppad verloren gaat. De ontheffing en het convenant geven aan dat als er (potentieel) leefgebied verwijderd wordt, dit gecompenseerd dient te worden. Dit dient vooraf aan de ontwikkeling te gebeuren bij voorkeur binnen het plangebied, of maximaal op drie kilometer afstand van het geschikte leefgebied in het plangebied. De technische ontwerpeisen zullen in overleg met het Waterschap bepaald worden. Dit nieuwe leefgebied zal links in het plan gerealiseerd worden. Zie kaartje hieronder:

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00499-VS01_0005.jpg"

Afbeelding 2.5 Compensatiegebied rugstreeppad

Vogels

Verder komen er vogels voor op de akker en in de randen. Voor vogels geldt dat in gebruik zijnde nesten niet verstoord mogen worden. Hiervoor kan in principe ook geen vrijstelling of ontheffing worden verkregen, omdat verstoring eenvoudig voorkomen kan worden door buiten het broedseizoen te werken. Voor met name de watervogels als Meerkoet geldt dat het broedseizoen tot het einde van de zomer kan duren. Deze soorten hebben vaak meerdere legsels na elkaar. De werkzaamheden zullen daarom buiten de periode van circa 15 maart tot eind augustus moeten worden uitgevoerd.

Overige zoogdieren en overige amfibieën

Voor de overige beschermde zoogdieren en amfibieën die in het plangebied voorkomen, geldt de algemene vrijstelling. Dit zijn namelijk soorten die in bijlage 1 van de Flora- en faunawet staan.