Plan: | Marknesse, Zuid - fase 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0171.BP00499-VS01 |
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan moet worden nagegaan of er bronnen zijn en zo ja, welke, die in of nabij het plangebied een belemmering (kunnen) vormen met name ten opzichte van de in het plan opgenomen gevoelige functies zoals wonen. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan:
Met de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen.
Doelstelling van het bestemmingsplan is dat bestaande bedrijfsactiviteiten in beginsel worden gerespecteerd en geregeld. Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening heeft het geen zin een bedrijfsbestemming te projecteren die vanwege milieuregelgeving niet kan worden gerealiseerd. Daarnaast dient te worden bezien of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de ‘omgekeerde werking’). Onderzocht moet dus worden wat – vooral in verband met de nabije aanwezigheid van gevoelige bebouwing of functies (als wonen)– de uitstralingseffecten van bedrijfsactiviteiten zijn en of dan in de nabijheid nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dat kader worden in de VNG- brochure "Bedrijven en milieuzonering" richtafstanden gegeven. Die afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De genoemde VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering" is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. De brochure kent Staten van Bedrijfsactiviteiten met indelingen in categorieën van bedrijven.
Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
In de richtafstandenlijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
milieucategorie | grootste richtafstand |
1 | 10 meter |
2 | 30 meter |
3.1 | 50 meter |
3.2 | 100 meter |
De factoren, die hebben geleid tot de indeling in categorieën dienen als indicatief te worden beschouwd, met dien verstande dat de bepalende "grootste afstand" niet mag worden overschreden indien daardoor een bedrijfsactiviteit ontstaat die niet meer past binnen de indeling. De Staat is gebaseerd op het gemiddelde bedrijfstype. Daardoor kan de milieubelasting van de binnen dit type voorkomende bedrijven onderling nogal verschillen. Deze verschillen kunnen voortvloeien uit:
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zo ver met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
De mogelijkheden voor bedrijfsvoering worden (vooral) bepaald door milieuregelgeving (o.a. Activiteitenbesluit, Wet Milieubeheer, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) en het kan voorkomen dat de planologisch geboden gebruiksmogelijkheden dan niet (maximaal) kunnen worden benut.
Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit
Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. Dit besluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Inrichtingen die vallen onder het regime van het Activiteitenbesluit hebben vaak geen milieuvergunning nodig, maar moeten wel voldoen aan de voorschriften van het besluit. In de huidige systematiek vallen alle Wet-milieubeheerinrichtingen onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit, tenzij ze zijn uitgezonderd.
Het onderhavige gebied kent slechts een woonfunctie. Bedrijvigheid of detailhandelingvoorzieningen zijn uitgesloten.
Relatie bedrijfsactiviteiten/woningen
In het woongebied mag slechts lichte aan huis verbonden bedrijvigheid plaatsvinden. Dit betreft dan bedrijfsactiviteiten waar geen of nauwelijks hinder van uitgaat (zoals een kapsalon of pedicure). De juridische regeling is zodanig opgesteld, dat in het plangebied geen bedrijvigheid wordt toegestaan die niet past in de directe nabijheid van woningen.
Ontwikkelingsmogelijkheid
In de omgeving van het plangebied is geen sprake van intensieve veehouderij of dergelijke bedrijven. Tevens liggen bestaande bedrijven op minimaal 350 meter afstand tot de rand van het plangebied. Hieruit lijkt het aannemelijk te stellen, dat er geen belemmeringen voor de geplande woonbebouwing bestaan.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden gedaan naar de kwaliteit van de bodem.
In voorbereiding op het bestemmingsplan is door Poelsema Veldwerkbureau een verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740 uitgevoerd. Onderzoeksopzet en onderzoeksresultaten zijn in het rapport 10205 d.d. 3 maart 2010 verwerkt.
In de onderzochte bodem (grond, slootbodem en grondwater) zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen gemeten. Over het algemeen betreffen de verhoogde waarden relatief geringe overschrijdingen van de generieke achtergrondwaarden (voor grond/slootbodems) of streefwaarden (voor grondwater).
De onderzoekshypothese ‘onverdacht’ wordt gezien de maximaal gemeten licht verhoogde waarden als juist beschouwd. Met de gevolgde onderzoeksstrategie is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem, ter plaatse van het onderzochte perceel doelmatig onderzocht.
Bij de gemeten gehalten is geen sprake van milieuhygiënische risico’s en hoeft geen vervolgonderzoek plaats te vinden.
Voor wat betreft de kwaliteit van de bodem hoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen beperkingen te worden gesteld aan het gebruik van de onderzochte locatie en bestaan er geen bezwaren tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijzigingen en de geplande woningbouw op het perceel.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluids- overlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieu- belastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
In deze paragraaf wordt enkel ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeer. In of nabij het plangebied zelf is geen sprake van een zonering industrieterrein of spoorweg.
Wegverkeer
Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft in beginsel iedere weg een geluidszone. Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen een dergelijke geluidszone, wordt akoestisch onderzoek ingesteld. Onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer kan echter achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.
Het plangebied biedt de mogelijkheid voor de realisatie van woningen en bijbehorende infrastructurele voorzieningen. Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit woonstraten met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Alleen de westelijke ontsluitingsweg zal op termijn een 80 km weg worden als zijnde onderdeel van de rondweg om Marknesse. Buiten het plangebied is de Emmeloordseweg nog bepalend voor een geluidsonderzoek. Om de geluidsaspecten van verkeer op deze wegen in kaart te brengen en de geluidszones te berekenen is akoestisch onderzoek verricht.
Ten behoeve van het bestemmingsplan Marknesse-Zuid fase 3 zijn de geluidsbelastingscontouren ten gevolge van wegverkeerslawaai van de omliggende wegen berekend. Zowel de zoneringsplichtige wegen als de niet-zoneringsplichtige wegen (30 km/uur wegen) zijn berekend. Binnen het beschouwde bestemmingsplan zijn concrete plannen voor woningbouw waarvoor de geluidssituatie beoordeeld dient te worden. Uit zowel de berekening van de verschillende geluidsbelastingscontouren als op de ontvangerpunten bij de nieuwe woningen blijkt dat van alle onderzochte wegen ruimschoots aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan worden voldaan. Aanvullende maatregelen zijn derhalve voor de onderzochte wegen niet benodigd.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
Het plangebied, een woningbouwlocatie met 2 ontsluitende wegen en minder dan 1.500 woningen valt onder de “Regeling niet in betekenende mate bijdrage luchtkwaliteit”.