Plan: | Marknesse, Zuid - fase 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0171.BP00499-VS01 |
De waterparagraaf maakt inzichtelijk hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in het plangebied. Hoe wordt in dit gebied omgegaan met water en op welke wijze draagt de inrichting bij aan:
Aan de hand van de beslisboom uit het Waterkader van het Waterschap Zuiderzeeland (januari 2007) kan voor het voorliggende plan de reguliere procedure worden gevolgd.
Voor de ontwikkeling van de nieuwbouwwijk Marknesse-Zuid is Megahome.nl voornemens de derde fase te ontwikkelen. De eerste twee fasen van Marknesse-Zuid zijn reeds gerealiseerd. Het plangebied ligt ten zuidwesten van de kern Marknesse, ten zuiden van de Zwolse Vaart en ten westen van Marknesse-Zuid fase 2. Het plangebied heeft een oppervlak van circa 9,0 ha. Voor dit plan is een watertoets uitgevoerd. Een watertoets is een procedure waarbij in overleg met de waterbeheerder besproken wordt hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen binnen het plangebied. Het wateradvies van de waterbeheerder wordt hierin meegenomen In de huidige bestemming wordt is het plangebied in gebruik als landbouwgrond. In de geprojecteerde situatie wordt deze grond gebruikt voor het realiseren van een nieuwe woonwijk Marknesse-Zuid. Het ontwikkelen van deze woonwijk vindt plaats in vier fasen. De realisatie van het plangebied verloopt van vanaf Marknesse Zuid fase 2 in westelijke westelijkerichting (zie afbeelding 2.4). Voor een benodigde berging is rekening gehouden dat deze voor ieder afzonderlijke fase voldoende is.
Het plan bevat de volgende voor de waterparagraaf relevante aspecten:
Het afval- en regenwater wordt gescheiden ingezameld. Het afvalwater voert onder vrijverval, middels een vuilwaterriool af naar het vrijvervalstelsel van fase 2. Vervolgens staat het rioleringsstelsel Marknesse-Zuid door middel van een zinker onder de Zwolse Vaart in verbinding met het verbeterd gemengde rioleringsstelsel van Marknesse.
Het regenwater kan zowel boven- als ondergronds worden afgevoerd. Schone verharde oppervlakten (daken en wegen met minder dan 1.000 voertuigbewegingen per dag), mogen rechtstreeks afvoeren naar het oppervlaktewater. De licht verontreinigde verharde oppervlakten (meer dan 1.000 voertuigbewegingen per dag) dienen via een voorziening afgevoerd te worden, bijvoorbeeld een infiltratievoorziening. Daar waar woonkavels direct aan het oppervlaktewater grenzen kan het regenwater hierop rechtstreeks worden afgevoerd.
Het plangebied maakt in de huidige situatie onderdeel uit van het peilvak 'Lage Afdeling', met een streefpeil van -5,70 m NAP. Ter plaatse van de sluis in Marknesse bevindt zich voor de Zwolse Vaart de scheiding tussen de Lage en de Hoge Afdeling (streefpeil -4,50 m NAP). Voor de gerealiseerde Marknesse Zuid fasen 1 en 2 is voor het stedelijk water grotendeels een streefpeil gerealiseerd van -3,80 m NAP.
Afbeelding 2.3 Peilgebieden huidige situatie bron: website waterschap Zuiderzeeland
In de geprojecteerde situatie gaat het plangebied overeenkomstig Marknesse Zuid fasen 1 en 2 eveneens uit twee peilvakken bestaan. In het noorderlijke deel, aan de Zwolse Vaart en de haven , wordt peil van -5,70 m NAP gehandhaafd. Het zuidelijke deel van het plangebied gaat deel uitmaken van het peilvak 'stedelijk gebied' (peilvak NOP7), net als Marknesse zuid fasen 1 en 2. Het waterpeil binnen het zuidelijk deel van het plangebied wordt dus -3,80 m NAP.
Ten behoeve van het veiligstellen van een goed functionerende waterhuishouding is hiervoor in voorafgaande fase een toevoer- en overstortvoorziening gerealiseerd. Deze voorzieningen maken voor de Marknesse Zuid fase 3 ook onderdeel uit van de waterhuishouding. Voor de inlaat is een gemaal in Marknesse Zuid fase 2 opgenomen, waarmee bij watertekort water uit de Hoge Afdeling van de Zwolse Vaart wordt aangevoerd als het waterpeil uitzakt beneden -3,85 m NAP. Water wordt vanuit de vanuit de Hoge Afdeling ingelaten, omdat deze waterkwaliteit beter is dan van de Lage Afdeling. De uitlaatvoorziening bestaat uit een dubbele overstort. Komt het peil hoger dan -3,80 m NAP, dan wordt het water via de eerste drempel afgelaten. Een regulering van de afvoer van 1,5 l/s/ha vindt plaats door middel van een in de overstortvoorziening opgenomen wervelventiel.
Overschrijdt het waterpeil -3,55 m NAP, dan vindt overstort plaats over de tweede drempel op de Zwolse Vaart. In het onderstaand figuur is het peilvak met een waterpeil van -3,80 lichtblauw weergegeven. Voor het overige woongebied wordt het bestaande peil niet gewijzigd en blijft deze onderdeel uitmaken van de Lage Afdeling.
Afbeelding 2.4 waterpeil en fasering plangebied
Bij het te realiseren plangebied wordt in totaal circa 3,16 ha oppervlak verhard. De verharde oppervlakken bestaan voor 1,09 ha uit wegverharding en 2,07 ha is gerekend voor de te bouwen woningen. Naar het soort woningen zijn de volgende verharde oppervlakken aangenomen:
Overeenkomstig de door het waterschap gehanteerde afgeleide van de Westlandbui, dient in het plan 2300 m3 berging voor water te worden opgenomen Het stedelijk water van Marknesse fase 3 komt in directe verbinding met Marknesse Zuid fase 2. Het hoogst te reguleren peil in het stedelijk water wordt in vergelijking tot huidige situatie in Marknesse Zuid fase 2 met 0,05 m verhoogd. Dit is nodig om te blijven voldoen aan de door de waterbeheerder voorgeschreven waterberging. De tweede overstortmuur moet hiervoor van -3,55 m NAP verhoogd worden naar -3,50 m NAP.
In tabel 2.1 is de benodigde berging per fase weergegeven. Op afbeelding 2.4 is de fasering weergegeven.
Fase | Benodigde berging (m3) | Aanwezige berging bij peilstrijging van 0,3 m (m3) |
Fase 1 | 410 | 1.520 |
Fase 2 | 640 | 1.540 |
Fase 3 | 610 | 3.120 |
Fase 4 | 670 | 850 |
Gehele plangebied |
2.330 | 7.030 |
Tabel 2.1 Benodigde berging per fase
Volgens de voorgestelde fasering voor Marknesse Zuid fase 3 kan uit de bovenstaande tabel worden afgeleid dat er in het plan per fase voldoende waterberging aanwezig is.
Om de derde fase goed te laten aansluiten op de vorige fasen wordt dezelfde oeverconstructie voorgesteld. Dit betekent in zoverre de ruimte hiervoor voldoende aanwezig zijn de watergangen voorzien van flauwe taluds, bij voorkeur met een natuurvriendelijk karakter met in principe geen beschoeiing. De oevers worden voorzien van plasbermen met een diepte van 10 à 15 cm onder het gewenste waterpeil. De begroeiing op de plasberm levert een bijdrage aan het realiseren van een goede waterkwaliteit, maar de ondiepe plasberm geeft in de zomerperiode een snelle opwarming. Ter voorkoming van een te grote opwarming van het stedelijk water krijgen de watergangen naast de plasbermen een minimale diepte van 1,20 m. Het stedelijk water staat in directe verbinding met de bestaande waterpartij van fase 2. De nieuw aan te leggen waterpartij krijgt daardoor een voldoende doorstroming.
Langs de rand van het plangebied grenzend aan de bestaande landbouwpercelen worden kwelsloten gegraven. Deze kwelsloten voorkomen bij het opzetten van het waterpeil in het stedelijk water, dat deze van negatieve invloed kan zijn op het aangrenzende landbouwgebruik. Aan de westzijde van het plangebied is deze kwelsloot al aanwezig. Aan de zuidzijde van het plangebied moet deze sloot nog worden ontgraven. De afmetingen van de sloot wordt bepaald door een minimale diepte van 1,10 m, een bodembreedte van 1,00 m en een talud van 1 : 1¼. Het waterpeil van de kwelsloten komt overeen met het peil van de Lage Afdeling.
Voor de minimale drooglegging in het plangebied wordt, conform het advies van het waterschap Zuiderzeeland, 1,20 m aangehouden. Dit betekent rekeninghoudend met de maximale peilopzet voor het stedelijk water van -3,50 m NAP dat het maaiveld aangelegd moet worden op –2,30 m NAP. Indien besloten wordt tot bovengrondse afvoer voor het regenwater, dan moet op maaiveldniveau rekening worden gehouden met voldoende afschot. Dit betekent dat het maaiveldniveau in de nieuwe woonwijk gaat variëren. Op woonkavelniveau moet in dat geval eveneens met deze gevarieerde hoogten in het openbaar terrein voldoende rekening worden gehouden. Als alternatief kan worden afgewogen om de regenwaterafvoer door middel van een regenwaterriool ondergronds te laten uitvoeren. Voordeel daarbij is dat het maaiveldniveau in de woonwijk niet gaat variëren.
Voor het beheer en onderhoud van de Zwolse Vaart voert het waterschap Zuiderzeeland het onderhoud vanaf het water uit. Dit maakt het niet noodzakelijk rekening te houden met een te reserveren onderhoudsstrook. De overige watergangen worden overeenkomstig Marknesse Zuid fase 2 ingericht en het onderhoud gaat op dezelfde wijze plaatsvinden. De oeverbescherming wordt niet uitgevoerd door middel van de aanleg van schanskorf matrassen. Het beheer en onderhoud wordt tot en met de overdracht verzorgd door de ontwikkelaar. De ontwikkelaar verzorgt tot en met de formele overdracht naar de gemeente het beheer en onderhoud van de openbare ruimte. Na overdracht neemt de gemeente deze taak over. Voor het stedelijk water zal het waterschap het beheer en onderhoud uitvoeren.
Volgens de digitale 'watertoets' van waterschap Zuiderzeeland bevindt het plan zich niet binnen de kern- vrijwarings- of buitenbeschermingszone van een waterkering. Het plan heeft geen invloed op de waterveiligheid.
Aan de zuidkant van Marknesse wordt de derde fase van de woonwijk Marknesse-Zuid gerealiseerd. Deze uitvoering wordt in vier fasen uitgevoerd. Qua inrichting wordt zoveel mogelijk aangesloten op Marknesse Zuid fase 2 van het plan. Regenwater wordt gescheiden van het afvalwater. Het regenwater wordt afgevoerd naar het oppervlakte water, het afvalwater wordt via het rioleringsstelsel van fase 2 en een zinker onder de Zwolsevaart afgevoerd naar het bestaande stelsel in de kern van Marknesse. In de derde fase van het plan wordt bij het gefaseerde ontwikkelen van het plangebied voldoende rekening gehouden met het creëren van de hiervoor benodigde waterberging. Bij het extra opzetten van het waterpeil in het stedelijk water naar -3,50 m NAP moet rekening worden gehouden dat de hiervoor gevraagde minimale drooglegging 1,20 m voldoende wordt gegarandeerd.