direct naar inhoud van 2.9 Ecologie
Plan: Wellerwaard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00479-VS01

2.9 Ecologie

In het kader van het MER en dit bestemmingsplan is een ecologisch onderzoek uitgevoerd (Natuurtoets Wellerwaard, projectnr. 172707, revisie 01, april 2010, Oranjewoud). De conclusies luiden als volgt.


Wettelijk kader

Flora en Faunawet

Kort samengevat is het resultaat van de natuurtoets dat zich in het plangebied zuidelijk van de Burchttocht geen strikt beschermde dier- of plantensoorten bevinden die de voorgenomen activiteit wezenlijk kunnen beïnvloeden. In het kader van de m.e.r.-procedure zijn er vanuit flora en fauna geen belemmeringen voor het ontwikkelen van de Wellerwaard.


Voor het inrichten van het gebied is een ontheffing ex. art. 75 Flora- en faunawet voor de rugstreeppad noodzakelijk zolang het Managementplan Rugstreeppad niet formeel voorziet in een vrijstelling voor deze soort. Aanbevolen wordt om een aanvulling op de reeds verkregen ontheffing (voor werkzaamheden aan de ecologische verbinding) aan te vragen bij het bevoegde gezag.


Sinds de inwerkingtreding van het Vrijstellingsbesluit geldt voor de groep van algemene soorten een vrijstelling van de ontheffingsplicht. De aangetroffen en verwachte soorten in het plangebied die effecten ondervinden van de voorgenomen ingreep vallen onder deze groep van algemene soorten. Er hoeft dan ook geen ontheffing in het kader van de Flora-en faunawet te worden aangevraagd voor uitvoering van de werkzaamheden.


Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Door de werkzaamheden nabij de Casteleynsplas (EHS) worden de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant aangetast. Ten opzichte van autonome ontwikkeling neemt het geluidbelast gebied nauwelijks toe. De verlichting van de wegen en horecavoorziening kan zo gekozen worden dat de uitstraling naar de omgeving minimaal is.


Natuurbeschermingswet

Op basis van het hydrologisch model is geen eco(hydro)logische relatie met het plangebied vastgesteld. Een externe werking van de ingreep op beschermde gebieden in de omgeving van het plangebied wordt uitgesloten. Er zijn zeker geen negatieve (significante) effecten van de voorgenomen ingreep op de kwalificerende natuurwaarden van het Natura 2000-gebieden Weerribben en Wieden (kortste afstand bedraagt circa 7 kilometer). Een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 is niet noodzakelijk.


Zorgplicht

Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen.


Werken buiten kwetsbare periode

De kwetsbare perioden voor de verschillende soortgroepen zijn niet allen gelijk. Als 'veilige' periode voor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half augustus tot half november, d e periode waarin de voortplantingstijd achter de rug is en dieren als vleermuizen, overige zoogdieren en amfibieën nog niet in winterslaap zijn. Indien voorbereidende werkzaamheden, als bouwrijp maken, in die periode worden uitgevoerd, kan daarna gedurende het winterseizoen en het daarop volgende voorjaar probleemloos worden gewerkt.


Werken in kwetsbare periode

Indien vooraf bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kan bijvoorbeeld vegetatie gedurende het groeiseizoen kort gemaaid worden, zodat er geen vogels gaan broeden en het tegen de winter ook ongeschikt is voor kleine zoogdieren die in winterslaap gaan. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen, dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te voorkomen.


Tot slot

De voorliggende natuurtoets is gebaseerd op beperkte inventarisatiegegevens van derden, literatuuronderzoek en een verkennend terreinbezoek.


Eenmalig onderzoek kan niet geheel uitsluiten dat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, beschermde soorten worden aangetroffen. Gezien het gebruik van het terrein en de marginale natuurwaarden zijn de risico's op verstoring van beschermde soorten minimaal. Eventueel aangetroffen soorten dienen verplaatst te worden naar geschikt leefgebied in de omgeving.

Momenteel is het 'Managementplan Rugstreeppad' nog niet officieel in werking en geen van de partijen heeft het nog ondertekend. Een ontheffing ex. art. 75 Flora- en faunawet is dus (nog) noodzakelijk, ook wanneer er gewerkt wordt conform het plan.