direct naar inhoud van 4.7 Externe veiligheid
Plan: De Munt A
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00468-VS01

4.7 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
4.7.1 Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) en in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Voor het plangebied is het nieuw te vestigen tankstation op de hoek van de Rondweg en de Kuinderweg relevant.

Plaatsgebonden risico

In verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzet lpg moeten de volgende afstanden tot de (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen:

  • 15 meter vanaf de afleverzuil;
  • 25 meter vanaf het ondergrondse reservoir;
  • 35 meter vanaf het vulpunt.

In het onderhavige geval zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR-zones gelegen (zie Bijlage 6 Lpg-zones ) en zodoende is er ten aanzien van het plaatsgebonden risico geen probleem.

Groepsrisico

Conform artikel 13 lid 1 Bevi wordt hierna ingegaan op de volgende aspecten:

  • a. de aanwezige en op grond van het bestemmingsplan te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de risicovolle inrichting;
  • b. het groepsrisico per inrichting op moment vaststelling bestemmingsplan en de bijdrage van de toegelaten (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico;
  • c. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft;
  • d. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in het bestemmingsplan zijn opgenomen;
  • e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die aan de milieuvergunning worden verbonden;
  • f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  • g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
  • h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de risicovolle inrichting;
  • i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen.

Ad a en b.

Voor het groepsrisico bedraagt het invloedsgebied 150 meter vanaf zowel het vulpunt als rond de opslagtank.

Om het groepsrisico te berekenen in een standaardsituatie (het lpg-vulpunt ligt op minder dan 50 meter van de ondergrondse dan wel ingeterpte lpg-voorraadtank) kan gebruik gemaakt worden van de lpg-groepsrisicoberekeningsmodule van www.groepsrisico.nl. Deze rekentool controleert of de feitelijke locale situatie overeenkomt met de standaardsituatie.

In deze berekening is niet alleen het complex van Koopman ingevoerd, dat voor een klein deel binnen een bepaalde afstand ten opzichte van zowel het vulpunt als de opslagtank is gelegen, maar ook het kantoor dat op de hoek van de Kuinderweg met de Dukaat is gelegen. Andere objecten zijn niet binnen een straal van 150 meter vanaf het vulpunt dan wel de opslagtank gelegen. Het resultaat van de berekening rond het vulpunt en de opslagtank is dat in de dagsituatie (wanneer gemiddeld het hoogste aantal personen binnen een kantoor aanwezig is) het aantal slachtoffers in het invloedsgebied bij een BLEVE (zie ad i) van een tankwagen, die voor 100% gevuld is 30,7 personen bedraagt. Daarmee wordt ruimschoots binnen de oriënteringswaarde gebleven.

Zie voor de uitkomsten van de berekening Bijlage 7 Groepsrisicoberekening.

Ad c.

In het Besluit LPG-tankstations milieubeheer zijn voorschriften opgenomen voor de exploitatie van het tankstation. De exploitant heeft hieraan te voldoen. Verder is van belang dat de lpg-branche tegenwoordig een verbeterde vulslag gebruikt. Hierdoor daalt de kans op een lek of breuk. Verder heeft de lpg-branche afgesproken om hittewerende coating aan te brengen op lpg-tankauto's. Deze coating geeft de brandweer bij een ongeluk meer tijd en meer mogelijkheden om een explosie (een zogenoemde warme 'Bleve': Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) te voorkomen.

Ad d.

In het invloedsgebied zijn bestemmingsplannen vigerend. Dit zijn gedetailleerde bestemmingsplannen, die bij recht nauwelijks tot geen ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De personendichtheden zijn daarmee indirect verankerd in het bestemmingsplan.

Ad e.

In de milieuvergunning is de lpg-doorzet begrensd tot 1.000 m3 per jaar.

Ad f.

Ruimte is schaars en de invulling van de ruimte wordt door tal van factoren bepaald. Het groepsrisico als gevolg van een lpg-tankstation is er daar één van. Het gemeentelijke beleid richt zich in beginsel op de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Onder omstandigheden kan een toename onder de oriëntatiewaarde onaanvaardbaar worden gevonden. Dat is in de onderhavige situatie niet het geval, mede gelet op alle andere factoren die de invulling op de onderhavige locatie bepalen, waaronder de stedenbouwkundige inpassing.

Ad g en h.

Een belangrijk aspect betreft bestrijdbaarheid. Bestrijding van de direct optredende effecten is in het geval van een BLEVE niet realistisch, omdat een BLEVE zich te snel ontwikkelt. De inzet van de brandweer zal derhalve voornamelijk gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Bronbestrijding ligt -indien mogelijk- in de regel in het blussen van het object dat de lpg-tankauto aanstraalt.

In geval van een dreigende BLEVE kan de brandweer bij tijdige aankomst trachten de lpg-tankwagen te koelen. Zijn ze niet tijdig aanwezig dan gaat de brandweer op afstand staan en wordt de inzet met name op de bescherming van de omgeving gericht. Om te koelen is bluswater nodig en de bluswatervoorziening in de directe omgeving zal daar op afgestemd moeten zijn. Tevens kan een sprinklerinstallatie voor koeling zorgen. Hierdoor wordt drukopbouw in de tank, die tot een BLEVE leidt voorkomen.

Ad i.

Een belangrijk aspect betreft de zelfredzaamheid van de bevolking. De tijd tussen het begin van een brand en een explosie (Bleve) varieert tussen de 10 en 30 minuten. Zelfredzaamheid bij een lpg-tankstation betekent binnen 150 meter vluchten en buiten 150 meter vluchten en schuilen. De beschikbare tijd is dus kort en afhankelijk van het tijdstip waarop personen in de directe omgeving van het tankstation gewaarschuwd worden.

4.7.2 Buisleidingen

Op 28 augustus 2009 is het ontwerp-Besluit externe veiligheid buisleidingen gepubliceerd met bijbehorende aanbiedingsbrief. Het ontwerpbesluit, dat inmiddels is aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer is gebaseerd op de artikelen 5.1, eerste lid, 5.2, eerste lid, en 5.3, eerste en tweede lid, en 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 3.37 en 4.3, eerste en tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.

Tot het inwerkingtreden van het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen geldt formeel de oude circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen (1984). Het is bekend dat de inhoud van deze circulaire sterk verouderd is. De circulaire bevat wel een mogelijkheid om af te wijken van de vermelde afstanden: voor aardgasleidingen is dat geregeld in hoofdstuk 5.4. Waar de afstanden uit de circulaire tot knelpunten leiden adviseert VROM om bij de Gasunie een risicoberekening op te vragen waarin de nieuwste inzichten zijn verwerkt.

Door het plangebied loopt een (hogedruk)gasleiding met kenmerk N-501-25-KR-024 t/m 027. Deze heeft een diameter van 8,63 inch en een werkdruk van 40 bar. Deze brengt volgens de Risicokaart Prof op dit moment geen plaatsgebonden risicoknelpunt met zich mee. In ieder geval moet nu nog op basis van de circulaire "Zonering langs hogedruk-aardgastransportleidingen" rekening worden gehouden met een Belemmerende Strook (BS) (=bebouwingsvrije afstand) van 5 meter.

Daarnaast heeft de gemeente de Gasunie verzocht om een groepsrisicoberekening te maken van deze aardgastransportleiding. Voor de GR-berekeningen is uitgegaan van het zogenaamde worst-casescenario: van de leiding is het groepsrisico berekend voor de situatie waarin volgens het bestemmingsplan de maximale mogelijkheden worden benut en zodoende het hoogste groepsrisico oplevert. Uit de berekeningen van de Gasunie blijkt dat de zogenaamde FN-curve ruim verwijderd blijft van de oriënterende waarde. Zie ook Bijlage 8 Berekeningen Gasunie.

4.7.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in 2009 wordt voorzien van een wettelijke basis. In dat kader zijn op 4 december 2008 de ontwerpen voor de Basisnetten Water en Weg, alsmede het conceptontwerp Basisnet Spoor aan de Tweede Kamer aangeboden.

Daarna is op 17 februari 2009 door de Basisnet-werkgroep Weg de eindrapportage "Voorstel Basisnet Weg" gepresenteerd.

In deze stukken wordt ook aandacht besteed aan het begrip "Plasbrandaandachtsgebied" (PAG). Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de weg waarin, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd.

Op dit moment wordt het beleidskader in feite nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een grenswaarde van 10-6 per jaar.

Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:

  • 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-8 voor een ongeval met ten minste 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • enz.

Weg

Uit het ontwerp-Basisnet Weg blijkt dat de A6 geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR) heeft en dat een dergelijke contour voor deze wegen ook niet wordt verwacht op basis van het hoogste groeiscenario (Global Economy).

Deze weg heeft verder een groepsrisico (GR), dat zowel in de huidige als in de toekomstige situatie beneden de 0,1*oriëntatiewaarde ligt.

Daarnaast hoeft bij de A6 geen rekening gehouden te worden met een PAG.

Water

De dichtstbijzijnde vaarweg is de Zwolse Vaart, die langs het plangebied loopt. Uit het Basisnet Water blijkt dat de Zwolse Vaart, geen plaatsgebonden risicocontour heeft van 10-6 en dat Emmeloord geen (mogelijk) aandachtspunt vormt voor het groepsrisico.

Spoor

De dichtstbijgelegen spoorlijn is op grote afstand van Emmeloord gelegen, zodat hier verder geen aandacht aan hoeft te worden besteed.

Weliswaar is langs de A6 een zone gereserveerd voor een toekomstige spoorlijn, maar het is nog onduidelijk of deze binnen 10 jaar gerealiseerd zal zijn en ook of er dan wel of niet transporten van gevaarlijke stoffen over zullen plaatsvinden. Vooralsnog staat hij niet op de Ambitiekaart Basisnet Spoor 2020.