Plan: | De Munt A |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0171.BP00468-VS01 |
Bij elk plan of project is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) onder de Vogel- en/of Habitatrichtlijn ligt. In het onderhavige geval is in de directe nabijheid van het plangebied geen speciale beschermingszone gelegen.
Tevens moet worden nagegaan of in het gebied dier- en/of plantensoorten voorkomen die beschermd zijn middels de Flora- en faunawet en/of de Natuurbeschermingswet. Dit kan gebeuren door middel van een grove toets, waarbij er sprake is van "blokken" van 1 km bij 1 km.
Op 23 februari 2005 is artikel 75 van de Flora- en faunawet zodanig aangepast, dat nu voor bepaalde beschermde dier- en plantensoorten vrijstellingen gelden. Dit kan het geval zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen, afhankelijk van het beschermingsregime waartoe de soort behoort.
Met betrekking tot het gebied van het bestemmingsplan De Munt II, fase 2 2005 heeft buro Elodea in mei 2006 een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit valt uiteen in een veldonderzoek voor het gehele plangebied en een onderzoek in en nabij de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en de erfsingel, zoals die binnen het plangebied aanwezig zijn. Het volledige onderzoek, inclusief de bijlagen is als bijlage bij het plan gevoegd. Onderstaand de conclusies, aanbevelingen en doorwerking van het onderzoek.
In het plangebied is slechts sprake van het voorkomen van soorten die onder het lichte beschermingsregime vallen. Weliswaar is daslook aangetroffen, een soort die onder de werking van de Flora- en faunawet valt, maar het voorkomen van deze soort is hoogstwaarschijnlijk toe te schrijven aan menselijke activiteit, zodat het hier niet gaat om een wilde plant. De standplaats is daarvoor niet geschikt. Blauw walstro staat op de Rode Lijst en is niet algemeen, maar deze soort valt niet onder de werking van de Flora- en faunawet. De gebouwen zijn niet geschikt bevonden als overwinteringsplaats voor vleermuizen en de activiteit van vleermuizen rond de gebouwen lijkt beperkt te zijn. Voor de overige soorten wordt volgens de nieuwe AMvB zonder problemen vrijstelling verleend.
Het gebied is voor zeldzame vogels niet van belang.
Ter voorkoming van schade aan broedvogels dienen de werkzaamheden bij voorkeur buiten het broedseizoen plaats te vinden (bij de meeste vogels loopt dit van 15 maart tot en met 15 juli), en dienen zij bij voorkeur voor de start van het nieuwe broedseizoen klaar zijn. Door het creëren van nieuw water zullen de mogelijkheden voor watervogels, libellen en amfibieën toenemen, zeker wanneer er gestreefd wordt naar een oeverbegroeiing.
Gedurende de werkzaamheden dient verruiging van het terrein te worden voorkomen, omdat bepaalde diersoorten worden aangetrokken door een verruigd landschap en met hun voorkomen tot problemen kunnen leiden. Van de rugstreeppad met name is bekend dat deze soort zich over een aanzienlijke afstand kan verspreiden. Bij aanwezigheid van een zanddepot kan de soort zich hier voordoen.
Bij de aanleg van de nieuwe singel kan wellicht de daslook opnieuw worden gepoot. Omdat het hier om een bolgewas gaat, is dit erg eenvoudig te realiseren. Bij opheffing van de kavelsloot zou enige grond met zaden van blauw walstro elders aan de rand van de akker kunnen worden gedeponeerd, zodat deze Rode Lijst soort een nieuwe groeiplaats kan vinden.
Met betrekking tot de gebieden van De Munt II, fase 1 en Ecopark waar door GS goedkeuring is onthouden is in het kader van de voorbereiding van een herzieningsplan voor deze gebieden bij de grove toets geconstateerd, dat de in en/of rond het plangebied voorkomende 16 soorten watervogels behoren tot het tweede beschermingsregime. Dat wil zeggen dat vrijstelling verkregen kan worden op voorwaarde dat a): sprake is van een bij wet genoemd belang zoals onder andere de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling, b): de gunstige staat van instandhouding van de soort gegarandeerd blijft, en c): de activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze geeft richtlijnen aan om schade aan de soort te voorkomen of te minimaliseren, zoals bijvoorbeeld het aanpassen van de planning van werkzaamheden (buiten het broedseizoen van vogels), markeren en afschermen van holen. Aan deze voorwaarden is inmiddels voldaan.
Verder blijkt uit onderzoek van de RAVON dat er geen rugstreeppadden voorkomen in het plangebied.
De overige delen van De Munt zijn of al bebouwd of reeds bouwrijp gemaakt, waardoor verder onderzoek achterwege kan blijven.
Geconcludeerd mag worden dat er geen problemen gelden voor wat betreft natuurwaarden, zoals die onder de Flora- en faunawet beschermd zijn.