direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Sportpark Brilmansdennen
Status: ontwerp
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0168.01BP0005PB01-0301

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en -verordening

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie vastgesteld. In dit integrale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving, waarin het streekplan, het verkeers- en vervoerplan, het waterhuishoudingsplan en het milieubeleidsplan zijn samengevoegd, geeft de provincie de richting aan voor de ontwikkeling van Overijssel tot 2020 en verder. De hoofdambitie in de Omgevingsvisie is 'een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden'. Leidend voor de beleidskeuzes die op dit gebied worden gemaakt, zijn de thema's duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Uitvoeringsmodel
In het provinciaal beleid staat het uitvoeringsmodel centraal. Bij dit model draait het om drie vragen. De eerste vraag is of een ontwikkeling wenselijk is. Hierbij zijn de generieke beleidskeuzes van belang. De tweede vraag is waar de ontwikkeling kan plaatsvinden. Hierbij is het ontwikkelingsperspectief van een locatie van belang. De derde en laatste vraag is hoe de ontwikkeling wordt ingepast in het landschap. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van belang. In het navolgende wordt ingegaan op deze drie vragen.

Generieke beleidskeuzes
Voor gebiedsontwikkelingen op onder andere het gebied van toeristische en recreatieve voorzieningen moet eerst de zogenaamde SER-ladder worden doorlopen. Bij de SER-ladder worden ruimtelijke keuzes in een hiërarchische volgorde gemaakt en onderbouwd. Omdat de SER-ladder is ontwikkeld voor gebiedsontwikkeling in de stedelijke omgeving spreekt de provincie voor de groene omgeving liever over zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. De denklijn bij zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is hetzelfde als bij de SER-ladder en de principes zijn als volgt samen te vatten:

  • gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering (incl. schuifruimte) beschikbaar gemaakt kan worden;
  • vergroot de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen;
  • aanleg van nieuwe terreinen waarbij relevante waarden en belangen in een gebiedsgerichte aanpak worden afgewogen, onder meer aan de hand van gebiedsspecifieke kwaliteitsvoorwaarden.

In onderhavig plan wordt de SER-ladder optimaal toegepast: de atletiekaccommodatie wordt gerealiseerd op een bestaand sportpark welke nauwelijks hoeft te worden uitgebreid. Bovendien gaat het om voorzieningen die elders in de gemeente nog niet voorkomen (toevoegingen nieuwe faciliteiten op bestaand terrein betekent multifunctioneler gebruik) en kan de atletiekbaan ook voor schaatsen en skeeleren worden gebruikt. Tot slot wordt door de sporters gebruik gemaakt van reeds aanwezige douche- en omkleedvoorzieningen.

Ontwikkelingsperspectief
In de Omgevingsvisie wordt een ontwikkelingsvisie voor de hele provincie Overijssel gegeven. Dit doet de provincie aan de hand van twee ontwikkelingsperspectieven, een voor de stedelijke omgeving en een voor de groene omgeving. De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar kan worden ontwikkeld.

Het plangebied valt onder het ontwikkelingsperspectief 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte'. Hierbinnen valt het plangebied in de categorie 'mixlandschap, met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren'. In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Het betreft gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatiezorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken. Een multifunctioneler sportpark sluit hierop goed aan.

Het ontwikkelingsperspectief 'realisatie groene en blauwe hoofdstructuur' met de categorie 'aangesloten structuur van natuurgebieden' ligt direct aan de oost- en noordzijde van het plangebied. Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden met als hoofdaccent de ontwikkeling van natuur en versterking van het watersysteem. Dit omvat de EHS (incl.de Natura 2000-gebieden) en het watersysteem. De groen-blauwe hoofdstructuur is dooraderd met beken, waterlopen, bronnen en vennen. Het behouden en ontwikkelen van de natuur- en landschapskwaliteiten staan hier voorop. Het onderhavige plan heeft niet of nauwelijks invloed op de waarden van dit perspectief of de doelen die ermee gesteld zijn.

Figuur 3.1: De ontwikkelingsperspectieven in en rond het plangebied
afbeelding "i_NL.IMRO.0168.01BP0005PB01-0301_0010.png"

Gebiedskenmerken
Bij de laag van het agrarisch cultuurlandschap valt het plangebied valt onder het 'oude hoevenlandschap'. De ambitie van de provincie bij dit landschap is om het kleinschalige afwisselende landschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor onder andere recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan de kenmerkende structuren van het landschap. Als er ontwikkelingen plaatsvinden, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap. Onderhavig plan heeft geen invloed op de waarden van het 'oude hoevenlandschap'. Dat geldt ook voor het gebiedstype 'jonge heide- en broekontginningslandschap', waar de rest van de atletiekbaan onder valt.

Bij de natuurlijke laag valt het plangebied valt onder 'stuwwallen en ruggen'. De ambitie van de provincie bij deze gebieden is om het eigen karakter van de afzonderlijke stuwwallen te behouden en te versterken. De inzet is het reliëf daarbij ruimtelijk beeldbepalend te laten zijn. Het plangebied is reeds jaren geleden geëgaliseerd en dient dit te blijven omdat een atletiekbaan 100% vlak dient te zijn. De kenmerken van de natuurlijke laag worden met dit plan niet verminderd.

Het plangebied valt niet onder de stedelijke laag of de lust- en leisurelaag. Wat betreft deze laatste laag wordt het zuidoostelijk deel van het Hannekerveld aangeduid als 'bijzondere plekken: stads- en dorpsfronten'. Dergelijke fronten maken stad of dorp vanuit de omgeving zichtbaar als eenheid en voorkant. Karakteristieke gebouwen en monumenten, veelal met cultuurhistorische en architectonische waarden, fungeren als eyecatcher. Vanuit stad of dorp gezien zijn het mooie weides, ruimtes of waterlopen. Het te realiseren plan doet niet af aan de verderop gelegen waardevolle dorpsfront.

Het gebied waarvan aangegeven wordt dat donkerte een te koesteren kwaliteit is ligt op circa 800 meter afstand. De ambitie is om de huidige donkere gebieden ten minste zo donker te houden. Op het terrein is de hoeveelheid duisternis momenteel 0,45-0,5 mcd/m2. De donkerste plekken zijn 0,25-0,4 mcd/m2 (ten noorden van De Lutte) en de lichtste plekken zijn 5-20 mcd/m2 (Enschede is 2,5 mcd/m2). Onderhavig plan zal nauwelijks invloed hebben op de hoeveelheid aanwezige duisternis. Zie paragraaf 4.8.

Het plangebied ligt nabij het beheersgebied van de Ecologische HoofdStructuur (EHS). Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS waarbij we tevens rekening houden met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. De kernkwaliteiten binnen de EHS zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Ten opzichte van de huidige situatie heeft het onderhavige plan geen/nauwelijks negatieve invloed op deze kernkwaliteiten. Er zijn voor het plangebied verder geen specifieke landschappelijke of ecologische zaken genoemd waarmee rekening dient te worden gehouden.

3.2.2 Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap Noordoost-Twente

In december 2006 is door Provinciale Staten van de provincie Overijssel het ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap Noordoost-Twente vastgesteld. Het Rijk heeft in de Nota Ruimte dit gebied aangewezen als Nationaal Landschap.
Een Nationaal Landschap is een gebied met '(inter-)nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en, in samenhang daarmee, bijzonder natuurlijke en recreatieve kwaliteiten'.

Het gebied Noordoost Twente, bestaande uit de gemeenten Losser, Dinkelland, Oldenzaal en Tubbergen, is gekozen als Nationaal Landschap vanwege de volgende kernkwaliteiten:

  • grote mate van kleinschaligheid;
  • het groene karakter;
  • een samenhangend complex van beken, essen, kampen en moderne ontginningen.

Om deze kwaliteiten te waarborgen is de opgave: behoud, duurzaam beheer en (waar mogelijk) versterking.

De ontwikkelingsrichtingen die het perspectief geeft, zijn:

  • landbouwers maken het landschap (ontwikkeling van landbouw waarbij rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van het landschap);
  • koester de gebiedskwaliteiten (de structuur en de bijzondere kwaliteit van het landschap koesteren, verder ontwikkelen en versterken);
  • versterk de beleving van een onthaastend landschap (aanleg nieuwe wandel- en fietspaden, routes, (informatie-) voorzieningen om de recreatie te bevorderen. Tegelijkertijd dient echter wel de kwaliteit en sfeer van het gebied behouden te blijven);
  • zorg voor een groene woon- en werkomgeving (vestiging van bewoners en bedrijven in het buitengebied is mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap behouden en/of versterkt worden).

Aan de hand van deze ontwikkelingsrichtingen is een aantal concrete actiepunten benoemd (uitvoeringsprojecten). In het Uitvoeringsprogramma voor het Nationaal Landschap zal uiteindelijk, met zicht op de beschikbare middelen, een keuze gemaakt worden betreffende de uitvoering van de actiepunten.

In de provinciale Omgevingsverordening is voor het Nationaal Landschap Noordoost-Twente bepaald dat ruimtelijke plannen alleen voorzien in nieuwe ontwikkelingen als die bijdragen aan het behoud en ontwikkeling van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap. De ter plaatse van sportpark Hannekerveld aanwezige kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente zijn opgenomen in bijlage 7b van de Omgevingsverordening. Het gaat hier om het landschapstype: oude hoevenlandschap. De hoofdkenmerken van dit landschapstype zijn contrastrijke landschappen met veel variatie op de korte afstand: open es, kleinschalige flank met erf, kleinschalige natte laagtes met veel houtwallen, open heidevelden en –ontginningen. Daartussen kleinere bovenlopen van beken, brongebieden en stuwwallen. Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een aantasting van de kernwaarden van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente.