Plan: | Verkabeling hoogspanningsverbinding 's-Heerenbroek (parapluplan) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0166.00991371-VB01 |
Historie
Al in 2009 was er sprake van het ondergronds brengen van de 110 kV hoogspanningsleiding in 's-Heerenbroek. De bovengrondse hoogspanningsverbinding zou eigenlijk verdwijnen als compensatie voor de 'vertramming' van het Kamper(spoor)lijntje. De provincie had hiertoe een toezegging gedaan aan het dorp 's-Heerenbroek en de gemeente Kampen. De vertramming is niet doorgegaan maar het Kamper lijntje werd wel geëlektrificeerd. Hierom en vanwege het gezondheidsaspect is de gemeente Kampen, samen met de dorpsgemeenschap 's-Heerenbroek, blijven aandringen op het ondergronds brengen van de hoogspanningsleiding. Dit heeft er toe geleid dat de provincie in 2019 heeft ingestemd met het ondergronds brengen van de hoogspanningsleiding en het beschikbaar stellen van een financiële bijdrage.
Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben de gemeente Kampen in 2 fases een bijdrage toegekend van 3,7 miljoen euro voor het ondergronds brengen van de hoogspanningsleiding in 's-Heerenbroek. Provinciale Staten hebben eerst in 2019 een bedrag beschikbaar gesteld en vervolgens vanwege de gestegen kosten het bedrag aangevuld tot het bedrag van 3,7 miljoen euro. Begin 2022 is er een bestuursovereenkomst gesloten tussen de provincie en de gemeente, waarin de bijdrage van de provincie is vastgelegd en aanvullende afspraken, over rolverdeling en andere zaken, tijdens het project zijn gemaakt.
Aanleiding
Zoals aangegeven heeft de gemeente Kampen het voornemen om de bovengrondse hoogspanningsverbinding (met 0,4 Micro-Tesla-zone) uit de woonkern 's-Heerenbroek te verwijderen. Hiervoor dient de bestaande 110kV hoogspanningslijn tussen mast 21 en 25 te worden verkabeld, zodanig dat de nieuwe 0,4 microtesla-zone buiten de woonkern blijft. De gemeente Kampen heeft TenneT gevraagd dit gefaseerd uit te werken. In de huidige situatie loopt er een bovengrondse 110 kV hoogspanningslijn (ZLF-KP110w) en een ondergrondse 110 kV kabelverbinding (ZLF-ISM110z) door de woonkern 's-Heerenbroek. Vanaf mast 017N naar hoogspanningsstation Zwolle Frankhuis ligt de verbinding al onder de grond. TenneT heeft daarom vanuit efficiënt beheer besloten om een ondergrondse verbinding te onderzoeken om vanaf mast 21 directe verbinding te realiseren met de huidige kabel. Samen met het voornemen van de gemeente Kampen wordt de hoogspanningsverbinding tussen de locatie van mast 017N en mast 025 ondergronds gebracht. Zie Figuur 1 voor de locatie van de onder de grond te brengen hoogspanningsverbinding op een topografische achtergrond.
Figuur 1: Schematische weergave van de locatie van de hoogspanningsverbinding op topografische achtergrond.
Het bestemmingsplan 'Verkabeling hoogspanningsverbinding 's-Heerenbroek (parapluplan)' regelt de bestemmingen van de gronden in het plangebied. Het bestemmingsplan heeft een ontwikkelingsgericht karakter, dat wil zeggen dat het in het bestemmingsplan de planologische en juridische kaders worden vastgelegd waarbinnen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk zijn. Zo wordt in onderhavig bestemmingsplan de bestaande 110kV hoogspanningslijn tussen mast 017N en 025 ondergronds gebracht, hiervoor is een nieuw tracé bepaald. Om de nieuwe hoogspanningsverbinding en het opstijgpunt planologisch te borgen en te beschermen, wordt er een nieuw bestemmingsplan opgesteld met daarin de gewijzigde bestemmingen.
Het plangebied loopt door de kern van 's-Heerenbroek. Het plangebied loopt langs de huidige hoogspanningsmasten en is gelegen langs de N764 (Zwolseweg). Het centrale gedeelte gaat langs de bewoning van het dorp, maar het grootste deel van het plangebied ligt in gras - en bouwland. Zie Figuur 2 voor het satellietbeeld van de locatie van de hoogspanningsverbinding.
Figuur
2: Satellietbeeld van de locatie van de hoogspanningsverbinding.
TenneT heeft in 2017 een haalbaarheidsstudie (hierna: HBS) uitgevoerd waarin is gekeken naar het deels ondergronds brengen van de hoogspanningsverbinding tussen mast 021 en 025 (Haalbaarheidsstudie verkabeling van de HS-lijn in de woonkern 's-Heerenbroek, DNV, kenmerk: 10032690, d.d. 23 maart 2017), Bijlage 1. Hieruit kwam een voorkeursvariant die in samenspraak met de gemeente Kampen is bepaald. Deze voorkeursvariant is in een basisontwerp nader uitgewerkt. Na beoordeling van dit tracé is door TenneT besloten de huidige projectscope richting de oostzijde uit te breiden vanaf mast 021 tot en met mast 017N en daarmee een directe verbinding te realiseren met de huidige kabel (richting Zwolle).
Het gedeelte tussen mast 021 en 017N is een nieuw gedeelte die aan het zoekgebied (uit 2017) is toegevoegd in een nieuwe HBS (2023), zie Bijlage 2 In deze HBS worden alternatieven (kabelverbindingen) onderzocht die de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding tussen mast 021 en 017N (Zwolle Frankhuis – Kampen) vervangen. In de HBS is ook de mogelijkheid gegeven om op kleine schaal optimalisaties in de tracering aan te brengen tussen mast 021 en 025. Optimalisatie konden aangedragen worden als eisen en wensen van eigenaren (perceelsniveau) en door de gemeente Kampen binnen de projectgrenzen van tijd en budget. Dit gezamenlijk is onderzocht in de HBS (2023).
In de HBS zijn in twee zoekgebieden (1 en 2) benoemd (zie figuur 3) en binnen elk zoekgebied zijn een drietal mogelijke kabeltracés vergeleken en getoetst op maakbaarheid en haalbaarheid.
Figuur 3: Overzicht van de twee zoekgebieden. Zoekgebied 1 in groen, zoekgebied 2 in geel.
Voor elk zoekgebied is een voorkeursvariant bepaald. De combinatie van elk van deze voorkeursvarianten is in een basisontwerp nader uitgewerkt. Het voorkeursalternatief waarop het definitieve ontwerp wordt gebaseerd is een combinatie van variant 1B1 en 2C (zie figuur 4). Voor variant 1B1 is gekozen omdat dit alternatief de perceelgrenzen wat beter volgt en omdat deze variant minder lang in open ontgraving in de buurt van de woonbestemmingen aan de Bisschopswetering loopt, wat tot minder overlast in de uitvoeringsfase en minder zorgen over de magneetvelden kan leiden. Het voordeel van alternatief 2C is: de korte lengte, de ligging langs de perceelsgrenzen, ligging voor een deel (tussen mast 21 - 23) in een bestaande belemmerende strook van een leiding, het lage aantal percelen die doorkruist worden, door de gestuurde boring is er minder impact op de aardkundige waarde en is er minder overlast van mogelijke zetting.
Figuur 4: Het voorkeursalternatief
Binnen het plangebied vigeren meerdere bestemmingsplannen. De huidige juridische regeling aan de betreffende gronden is neergelegd in de volgende ruimtelijke plannen:
Tevens zijn de volgende parapluplannen van toepassing:
De kern van 's-Heerenbroek is vastgelegd met het bestemmingsplan 's-Heerenbroek 2012', daar waar de omliggende percelen de planologische grondslag vinden in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2014'. Zie figuur 5 voor een uitsnede van het plangebied op www.ruimtelijkeplannen.nl.
Figuur 5: Uitsnede van het plangebied op www.ruimtelijkeplannen.nl.
Oostelijk deel tracé
De gronden tussen mast 025 en 024 hebben de enkelbestemming 'Agrarisch', artikel 3 bestemmingsplan 'Buitengebied 2014'. Binnen deze bestemming zijn gronden bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en bouwwerken. Hieraan ondergeschikt mogen ook de volgende activiteiten/functies plaatsvinden binnen deze bestemming:
Binnen de enkelbestemming worden ook enkele specifieke agrarische (paardrijbak en bomenteelt) en recreatieve activiteiten (ijsbaan en kampeerterrein) toegestaan mits hiervoor een aanduiding is opgenomen in het bestemmingsplan. Binnen de bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd als deze ten dienste staan aan de bestemming. Specifiek is er binnen deze enkelbestemming een functieaanduiding ‘rijbak’ opgenomen in het zoekgebied. Deze rijbak aanduiding ligt op dit moment onder de dubbelbestemming (Leiding – Hoogspanningsverbinding) van de bestaande hoogspanningsverbinding. Zie Figuur 6 voor de geldende bestemmingen in het oostelijke deel van het tracé.
Figuur 6: Geldende bestemmingen in oostelijk gedeelte tracé (zoekgebied 1).
Binnen het bestemmingsplan is de huidige bovengrondse hoogspanningsverbinding als dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ opgenomen, artikel 28 bestemmingsplan 'Buitengebied 2014'. Binnen de dubbelbestemming zijn gronden naast de agrarische bestemming ook bestemd voor bovengrondse leiding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit en de daarbij behorende bouwwerken en voorziening. Op deze dubbelbestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd die ter dienst staan van de bovengrondse leiding.
Ook geldt voor het hele oostelijke tracé een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’, artikel 30 bestemmingsplan 'Buitengebied 2014'. Binnen de dubbelbestemming zijn gronden naast de agrarische bestemming ook bestemd voor behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden (terreinen met een middelhoge verwachtingswaarde) in de bodem.
Ten slotte ligt in het hele zoekgebied ook de dubbelbestemming ‘Waarde – Landschap’, artikel 34 bestemmingsplan 'Buitengebied 2014'. Binnen de dubbelbestemming zijn gronden naast de agrarische bestemming ook bestemd voor het behoud, bescherming en/of herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden.
Omdat de voorgenomen ontwikkeling een hoogspanningsverbinding verkabelen en ondergronds brengen betreft, past deze functie niet binnen de bestemming 'Agrarisch'. Daarnaast vormt ook de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' een belemmering. Onder andere vanwege deze bepalingen is de voorgenomen ontwikkeling op deze locatie planologisch niet toegestaan.
Westelijk deel tracé
In het westelijke gedeelte van het tracé (zoekgebied 2), in ’s Heerenbroek, geldt onder andere het bestemmingsplan ’s-Heerenbroek 2012’. In het begin van het zoekgebied wordt de kruising van de Bisschopswetering-N764 gekruist. Hierdoor ligt het zoekgebied voornamelijk in de enkelbestemming ‘Verkeer’ (artikel 12, bestemmingsplan 's-Heerenbroek 2012) van de N764 en het bij behorende fietspad en groenstrook. Zie Figuur 7 voor de geldende bestemmingen in het westelijke deel van het tracé.
Figuur 7: Geldende bestemmingen in westelijk gedeelte tracé (zoekgebied 2).
Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn gronden bestemd voor:
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd en mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Ook ligt er binnen het westelijk tracé de enkelbestemming ‘Wonen’ en de enkelbestemming ‘Tuin’. Binnen de woonbestemming zijn gronden bestemd voor (grondgebonden) woningen. Voor de woningen aan de Bisschopswetering 1 geldt ook een bouwaanduiding ‘karakteristiek’. Met deze aanduiding worden cultuurhistorische waarden behouden, beschermt en/of hersteld. In de tracering zal zoveel als mogelijk getracht worden om buiten de woonbestemming te gaan liggen met de hoogspanningskabel, omdat een woning een gevoelig object is.
Ten oosten van de kruising Bisschopswetering-N764 en de Bisschopswetering 1 ligt een enkelbestemming 'Maatschappelijk'. Deze bestemming hoort bij de parkeerplaats van de voetbalvereniging. Binnen deze bestemmingen mogen maatschappelijke voorzieningen worden ontwikkeld, met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen. Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak gebouwd worden, deze zijn niet aanwezig op het parkeerplaatsterrein. Bouwwerken geen gebouw zijnde mogen alleen gebouw worden ten dienste van de bestemming.
Aan de oostzijde van de kern ’s Heerenbroek (binnen het zoekgebied) ligt de enkelbestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ (artikel 4, bestemmingsplan 's-Heerenbroek 2012) en ‘Agrarisch’ (artikel 3, bestemmingsplan 's-Heerenbroek 2012). Binnen de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ is het woonhuis en de stallen van de Zwolseweg 70 gelegen. Binnen deze bestemming zijn agrarische bedrijven toegestaan. Ook wordt daarnaast recreatief medegebruik toegestaan. Op deze enkelbestemming is ook een bouwvlak aanwezig waarbinnen bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gebouwd mogen worden. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden verschillende bouwhoogte beperkingen. Aan de voorzijde van de woning aan de Zwolseweg 70 ligt de bestemming Tuin, hiervoor gelden dezelfde regels zoals eerder benoemd. Binnen de bestemming ‘Agrarisch’ liggen de paardenbakken en paardenweiland van de Zwolseweg 70. Binnen deze bestemming zijn gronden bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf. Hieraan ondergeschikt mogen ook de volgende activiteiten/functies plaatsvinden binnen deze bestemming:
Er mogen binnen de bestemming geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd die niet in dienst staan van de agrarische bestemming.
Na de Zwolseweg 70 komt het zoekgebied weer te liggen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2014’. Hierbij wordt als eerst de enkelbestemming 'Water' gekruist. Binnen deze bestemming mogen onder andere waterlopen, waterbergingen, dammen, bruggen en waterhuishouding liggen. In het geval van deze locatie ligt een watergang in de vorm van een sloot.
Na de watergang loopt het zoekgebied tot en met mast 017N in het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2014’. In dit gedeelte van het zoekgebied gelden dezelfde bestemmingen en regels als benoemd in zoekgebied 1, namelijk:
Naast de bestaande (bovengrondse) hoogspanningsverbinding loopt in het zoekgebied 2 een ondergrondse 110 kV kabel. Deze heeft in het bestemmingsplan de bestemming ‘Leiding’. De voor 'Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: een aardgastransportleiding, ondergrondse leiding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit en een waterleidingen. In dit geval gaat het om een ondergrondse leiding ten behoeve van het transport van elektriciteit. Op deze dubbelbestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd die ter dienst staan van de leiding.
Omdat de voorgenomen ontwikkeling een hoogspanningsverbinding verkabelen en ondergronds brengen betreft, past deze functie niet binnen de bestemming 'Verkeer'. Daarnaast vormen ook de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch'/ 'Agrarisch bedrijf' een belemmering. Onder andere vanwege deze bepalingen is de voorgenomen ontwikkeling op deze locatie planologisch niet toegestaan.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie en de voorgenomen ontwikkeling geschetst. Er wordt ingegaan op de geldende planologische regelingen. Het geldende beleidskader op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau komt aan bod in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 komen alle milieu-planologische aspecten aan bod. Ten slotte worden in hoofdstuk 5 de juridische planbeschrijving en in hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid besproken.
Figuur 8: Bestaande netsituatie.
De verbindingen bestaan uit 110kV bovengrondse lijn, stukken 110kV XLPE-kabel (1200AL) en een gasdrukpijpkabel. De belastbaarheid van de 110kV verbinding (Zwolle Frankhuis-Kampen) mag niet lager worden dan de huidige belastbaarheid van 800 Ampère (continu).
De huidige hoogspanningsverbinding heeft de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Naast de bestaande (bovengrondse) hoogspanningsverbinding loopt een ondergrondse 110 kV kabel. Deze heeft de bestemming ‘Leiding’. Onder andere op basis van deze bestemmingen is de voorgenomen ontwikkeling niet mogelijk.
De locatie van het ondergronds brengen van de bestaande 110kV hoogspanningslijn tussen mast 021 en 025 en de hoogspanningsverbinding tussen de locatie van mast 017N en mast 021 die ondergronds wordt gebracht, is gelegen binnen de bestemmingsplannen 's-Heerenbroek 2012' en 'Buitengebied 2014'.
Het voorkeursalternatief zoals benoemd in paragraaf 1.4, wordt middels voorliggend bestemmingsplan planologisch geborgd en beschermd. Het plangebied omvat de nieuwe locatie van de bestaande 110kV hoogspanningsverbinding tussen mast 017N en 025 en heeft een lengte van circa 1,4 kilometer. Aan weerszijden van de 110/150kV-kabelverbinding zal een belemmeringen strook in de vorm van een dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning worden opgenomen (zie figuur 9). Bij mast 025 wordt een opstijgpunt gemaakt, om de ondergrondse hoogspanningsverbinding weer aan te laten sluiten op de bovengrondse hoogspanningsverbinding. Het opstijgpunt krijgt een enkelbestemming Bedrijf - Opstijgpunt.
Figuur 9: Verbeelding van het plangebied
Naast de nieuwe hoogspanningsverbinding omvat het plangebied ook de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' van de bestaande verbinding tussen mast 017N en 025. Middels voorliggend bestemmingsplan komt deze dubbelbestemming op den duur te vervallen.
Samengevat komen de werkzaamheden voor het realiseren van een ondergrondse hoogspanningsverbinding op onderstaande activiteiten uit:
In de volgende alinea's wordt een nadere toelichting gegeven op het tracé en het opstijgpunt.
Toelichting tracé
Vanaf het opstijgpunt bij mast 025 loopt de te realiseren hoogspanningskabel in oostelijke richting tot de perceelsgrens met de woningen aan de Bisschopswetering 20. Dit gedeelte van het tracé wordt in open ontgraving uitgevoerd en loopt midden over agrarische gronden. Bij het naderen van de perceelsgrens en de tuin van de woning aan de Bisschopswetering 20 buigt het tracé af en wordt een gestuurde boring toegepast. Deze boring loopt parallel aan de perceelsgrenzen en tuinen van de woningen aan de Bisschopswetering, hierbij wordt circa 6 meter afstand gehouden tot de perceelsgrenzen. De boring loopt tot ongeveer mast 24 (zie figuur 10). Vanaf hier wordt er een klein gedeelte van het tracé in open ontgraving uitgevoerd om zo de kabel goed te positioneren voor een volgende gestuurde boring. De gestuurde boring wordt gestart ten zuiden van mast 24 en loopt tot voorbij mast 21 (zie figuur 10). De gestuurde boring loopt ten zuiden van de woning aan Bisschopswetering 2 en loopt (deels) onder het fietspad en de bijbehorende onder groenstrook. De boring kruist ook de Bisschopswetering ten hoogte van de kruising van het fietspad met deze weg. De gestuurde boring blijft vervolgens het fietspad en de groenstrook (tussen het fietspad en de sloot) volgen. De gestuurde boring loopt hierbij ten zuiden van woning en het agrarisch bedrijf aan de Zwolseweg 70. Ter hoogte van mast 21 kruist de boring de sloot die parallel aan het fietspad loopt. Na de kruising en na mast 21 komt de gestuurde boring boven. Ook zal vanaf hier het uitlegtracé voor de mantelbuizen van de HDD zijn, hiervoor is voldoende ruimte beschikbaar en dit komt overeen met de werkstrook van de open ontgraving. Vanaf hier loopt het tracé in open ontgraving naar mast 017N. Hierbij loopt het tracé parallel aan de bestaande ondergrondse 110 kV kabel (zie figuur 10). Daarna kruist de open ontgraving nog drie watergangen. De verbinding sluit ten slotte aan op de bestaande aanknoping nabij mast 017N.
Figuur 10: Het voorkeursalternatief
Toelichting opstijgpunt
Om het opstijgpunt bij mast 025 te realiseren wordt de mast behouden, wel zijn er noodzakelijke aanpassingen nodig aan de mast en wordt er een opstijgpunt op het maaiveld gebouwd. Om dit realiseren is er een oppervlak van 21 meter bij 22 meter nodig. Er wordt een hekwerk geplaatst om deze ruimte waarbinnen het opstijgpunt staat. TenneT zal met de desbetreffende grondeigenaar afstemming hebben over de vereiste grondaankoop.
Figuur 11: Globale weergave van een opstijgpunt
Voor de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is omgevingskwaliteit het kernbegrip. Dit begrip omvat ruimtelijke kwaliteit en milieukwaliteit waarbij ook maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen in acht worden genomen. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen wordt in de NOVI gewerkt aan vier prioriteiten:
Vanuit de eerste twee prioriteiten wordt bij de aanleg en aanpassing van de energie-infrastructuur aandacht gevraagd voor de kwaliteit van de leefomgeving. Ook wordt gekeken hoe het duurzaam en circulair maken van onze economie en energievoorziening en het versterken van de kwaliteit van onze leefomgeving gecombineerd kan worden. Dit betekent dat bij de realisatie van het elektriciteitsnetwerk ook gekeken moet worden naar de aantrekkelijkheid en kwaliteit van stad en land.
Startnotitie Programma Energiehoofdstructuur
Vanuit de NOVI zal ook een Programma Energiehoofdstructuur worden gerealiseerd, de startnotitie hiervoor is reeds opgesteld. Hierin is te lezen dat de ambitie van het Programma Energiehoofdstructuur is dat er tijdig moet worden gezorgd voor voldoende ruimte voor de nationale energiehoofdstructuur. Dit op basis van een integrale afweging met andere opgaven en belangen, binnen een (inter)nationale context, en waarbij een goede leefomgevingskwaliteit randvoorwaarde is. Het programma heeft betrekking op ruimtelijk beleid op land en de grote wateren en hanteert als tijdshorizon 2030-2050. Het programma richt zich inhoudelijk op drie samenhangende deelsystemen van de energietransitie: elektriciteit, (brand)stoffen en warmte. Voor het onderdeel elektriciteit is vooral de wisselwerking met de ruimte van belang.
Relatie met het voorliggend plan
De NOVI en het toekomstige Programma Energiehoofdstructuur sturen aan op een schonere en betere energie-infrastructuur die past binnen de leefomgeving. Door de hoogspanningsverbinding met voorliggend plan ondergronds te brengen bij de kern 's-Heerenbroek draagt bij aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en gezonde leefomgeving.
Een aantal kaderstellende ruimtelijke ordeningsaspecten op nationaal niveau wordt geborgd in het Barro. Die aspecten onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende randvoorwaarden. Voor de energievoorziening is er onder andere ruimte gereserveerd voor bestaande en nieuwe vestigingsplaatsen met een vermogen van 500 MW, globale trajecten van bestaande en nieuwe hoogspanningsverbindingen met een spanning vanaf 220 kV en locaties voor kernenergie. Het Barro bevat op het moment echter geen relevante gebieden of regelingen voor de voorgenomen ontwikkeling, waardoor deze dan ook niet in strijd is met de doelstellingen van het Barro.
Relatie met het voorliggend plan
In hoofdstuk 2, titel 2.8 van het Barro zijn de nationale belangen voor de elektriciteitsvoorziening opgenomen. Deze titel belemmert de verkabeling van de hoogspanningsverbindingen niet. Het planvoornemen is dus in overeenstemming met het Barro.
Op 21 april 2023 is het herijkte voorzorgbeleid voor magneetvelden in de elektriciteitsinfrastructuur in werking getreden. De ministeries van EZK (Economische Zaken en Klimaat) en BZK (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ) hebben hierover een beleidsadvies aan het bevoegd gezag voor de ruimtelijke ordening (gemeenten, provincies en Rijk) en netbeheerders gestuurd. Het beleid is een nieuwe versie van het beleid uit 2005 van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu.
Het voorzorgbeleid magneetvelden is er op gericht om, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te voorkomen dat burgers (volwassen en kinderen) langdurig worden blootgesteld aan magneetvelden, die afkomstig zijn van de elektriciteits-infrastructuur.
In het nieuwe beleid staat dat de netbeheerder maatregelen treft bij alle onderdelen van het elektriciteitsnet. Denk aan bovengrondse hoogspanningslijnen, ondergrondse hoogspanningskabels, hoogspanningsstations en transformatorhuisjes. Deze maatregelen zorgen voor een verlaging van de magneetveldsterkte. In het nieuwe beleid staat nog steeds het advies om (alleen) bij bovengrondse hoogspanningslijnen afstand te houden. De magneetveldzone, met een grenswaarde van 0,4 microtesla, bepaalt die afstand. In het nieuwe beleid staat nog steeds het advies om (alleen) bij bovengrondse hoogspanningslijnen afstand te houden. De magneetveldzone, met een grenswaarde van 0,4 microtesla, bepaalt die afstand.
Relatie met het voorliggend plan
In paragraaf 4.8 wordt nader ingegaan op de relatie van voorgenomen ontwikkeling en magneetvelden. Uit paragraaf 4.8 blijkt dat voor ondergrondse kabelverbindingen (en opstijgpunten) geldt dat bij de aanleg proportionele bronmaatregelen worden getroffen. Die bronmaatregelen zijn opgenomen in het herijkte voorzorgbeleid. De bronmaatregelen zorgen ervoor dat de magneetvelden in sterkte verminderen en de magneetveldcontour smaller wordt. Daarmee volgt TenneT het herijkte voorzorgsbeleid.
De Minister adviseert het bevoegd gezag voor de ruimtelijke ordening om geen specifieke afstanden tot bestemmingen waarin mensen langdurig verblijven te berekenen bij ondergrondse kabelverbindingen en hoogspanningsstation. De Minister acht het voldoende om in deze gevallen enkel de bronmaatregelen te treffen. Desalniettemin, wordt met de voorgenomen ontwikkeling voldoende afstand gehouden tot woningen door in een open ontgraving ver genoeg van woningen af te liggen of met een gestuurde boring diep genoeg met de kabel te liggen waardoor de specifieke magneetveldzone (0,4µT) bovengronds niet aanwezig zijn. Hierbij worden ook proportionele bronmaatregelen getroffen om de magneetveldzone in de grond te verkleinen. Dit wordt verder onderbouwd met een EMC berekening (zie paragraaf 4.8). Deze wordt uitgevoerd bij het opstellen van het DO (definitief ontwerp). Hierbij moet er voldaan worden aan de RIVM-richtlijn.
Daarbij wordt de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding verwijderd, waardoor ook een grote 0,4 microtesla-contour in 's-Heerenbroek wordt weggehaald.
De Omgevingsvisie Overijssel wordt jaarlijks geactualiseerd. De meest recente versie is de Omgevingsvisie Overijssel 2022, vastgesteld door Provinciale Staten (PS) op 4 oktober 2022. In de Omgevingsvisie Overijssel staan maatschappelijke opgaven in Overijssel, die zijn ontstaan in gesprekken tussen overheden, organisaties en particulieren. De leidende principes of ‘rode draden’ bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel zijn:
De provinciale hoofddoelen zijn in verschillende hoofdstukken opgenomen en vertaald in provinciale ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden maar een schets van hoe de provincie de ambities wil realiseren.
De regels behorend bij de Omgevingsvisie zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening (zie paragraaf 3.2.2).
In de Omgevingsvisie zijn bijvoorbeeld gebieden waar windenergie is uitgesloten vanwege wettelijke beperkingen of gebieden waarbij er aandacht moet worden geschonken aan bestaande buisleidingen opgenomen. Verder zijn er bijvoorbeeld gebieden opgenomen waar glastuinbouwontwikkeling kan plaatsvinden, of waar juist extensivering van glastuinbouw zou moeten plaatsvinden. Ook natuurgebieden als Ganzenfourageergebieden, Weidevogelgebieden en het Overijssels Natuurnetwerk zijn opgenomen in de Omgevingsvisie.
De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De Omgevingsverordening is er een van. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening Overijssel is sinds 1 mei 2017 van kracht en wordt net als de omgevingsvisie ieder jaar geactualiseerd. De meest recente actualisatie betreft die van 4 oktober 2022. De Omgevingsverordening Overijssel richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Overijssel. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem.
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is rekening te houden met de waarden zoals opgenomen in de Omgevingsverordening. Ook bij voorliggend planvoornemen is rekening gehouden met de diverse beleidsonderwerpen waarvoor regels zijn opgesteld in de omgevingsverordening en die van toepassing zijn op onderhavige locatie, zoals overstroombare gebieden en Nationaal landschap IJsseldelta. Op plaatsen waar de ligging van de ondergrondse hoogspanningsverbinding conflicteert met een provinciale waarden uit de omgevingsverordening worden door TenneT passende maatregelen genomen zodat aantasting van de waarden wordt vermeden. Hieronder wordt ingegaan op de specifieke waarden die gelden binnen het plangebied en die mogelijk betrekking hebben op het voornemen.
Landschap: Veengebied
De voorgenomen ontwikkeling ligt grotendeels in een Laagveengebied. Daarbij ligt het gebied ook in het agrarische cultuurlandschap 'laagveen ontgingen'. De laagveenmoerassen zijn deels ontwaterd, verveend en in cultuur gebracht als landbouwgrond. De provincie geeft aan dat het van belang is om in de veenweidelandschappen een hoog waterpeil te realiseren om inklinking tegen te gaan. Het open karakter is zowel ruimtelijk waardevol, als voor weidevogels en ganzen. Het beleid van de provincie is gericht op het behoud van het veenpakket, hierbij is het waterpeil niet lager dan voor graslandgebruik noodzakelijk is.
Bij het aanleggen van de hoogspanningskabel zal rekening moeten worden gehouden met het grondwaterpeil. Bij een open ontgraving, die op sommige delen van het tracé is voorzien, moet mogelijk tijdelijk de grondwaterstand verlaagd worden (door middel van bemaling). Paragraaf 4.5 gaat verder in op de tijdelijke bemaling en de mogelijke effecten. Dit advies zal voorgelegd worden aan het bevoegd gezag.
Landschap: Komgronden
De voorgenomen ontwikkeling ligt voor een klein gedeelte (aan de oostzijde) binnen het landschap komgronden. De komgronden komen voor in rivierlandschappen. De kommen zijn de gebieden waar zich verder van de rivier af, door overstromingen fijner materiaal afzette. Dit resulteerde in zware kleipakketten. In de delen met stagnant water ontwikkelde zich via verlanding moerasbos. De kommen zijn vanwege de moeizame ontwatering lang in extensief agrarisch gebruik gebleven. Door de bedijking van de rivieren en de ontwatering zijn de natuurlijke condities van dit gebiedstype nu verdwenen. Voor de kommen is de ambitie van de provincie om het karakter van laag, nat gebied met zware klei te behouden en verder te ontwikkelen en de kansen voor natuur ontwikkeling (kleimoeras) te benutten.
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op de komgronden. Het landgebruik van de gronden waar de hoogspanningsverbinding komt te liggen, wordt hersteld na de aanleg van de kabel.
Artikel 2.6.3 kernkwaliteit - Nationaal landschap IJsseldelta
De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap IJsseldelta zijn:
In het artikel worden bovenstaande kernkwaliteiten beschermd bij nieuwe ontwikkelingen. Plannen binnen het Nationaal landschap IJsseldelta moeten bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten.
Voorgenomen ontwikkeling zal bijdragen aan de kleinschaligheid en openheid van het landschap. Door de bestaande hoogspanningsverbinding ondergronds te brengen, wordt de hoogspanningsverbinding uit het zicht en het landschap verwijderd, dit heeft een positief effect op de landschapswaarden.
Artikel 2.14.4 Overstroombaar gebied
Onderhavige locatie is binnen de omgevingsverordening aangewezen als 'overstroombaar gebied' (zie figuur 12). Artikel 2.14.4 stelt dat bestemmingsplannen die betrekking hebben op het overstroombaar gebied dat als zodanig op de kaart Watergebiedsreserveringen is aangegeven, alleen in nieuwe stedelijke functies binnen deze gebieden voorzien als in de desbetreffende bestemmingsplannen zodanige voorwaarden worden gesteld dat de veiligheid ook op lange termijn voldoende is gewaarborgd. De toelichting op bestemmingsplannen die betrekking hebben op deze gebieden, is voorzien van een overstromingsrisicoparagraaf die inzicht biedt in:
De overstromingsrisicoparagraaf is opgenomen als onderdeel van de waterparagraaf (zie paragraaf 4.5).
Figuur 12: Uitsnede kaart Omgevingsverordening Overijssel met de planlocatie (rode omlijning) en aanduidingen Overstroombaar gebied (blauwe arcering).
Artikel 5.1 Wegen
De hoogspanningsverbinding loopt deels in het beheergebied van de N764. In artikel 5.1 wordt aangegeven welke toepassingen verboden zijn in het beheergebied van de weg. Activiteiten die onder andere verboden zijn in het beheergebied zijn:
Voorgenomen ontwikkeling is in strijd met in ieder geval het laatste onderdeel 'enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg', doordat de kabelverbinding door de beheerszone van de weg loopt voor honderden meters. Door het ruimtegebrek ziet TenneT geen andere oplossing. TenneT zal over het voornemen afstemming hebben met de provincie. In het verleden is al een kabelverbinding in de beheerszone gelegd op deze locatie, daarom wordt verwacht dat dit geen belemmeringen zal opleveren.
In deze omgevingsvisie wordt met een blik vooruit richting gegeven aan ruimtelijke ontwikkelingen in Kampen. De visie is opgesteld vooruitlopend op, en vanuit het gedachtegoed van, de nieuwe Omgevingswet die op 1 januari 2024 in werking treedt. Het doel van deze omgevingsvisie is om een leefomgeving te hebben en te houden waar het voor iedereen prettig wonen, werken en recreëren is. De omgevingsvisie is gebaseerd op het bestaande strategische beleid dat de afgelopen jaren in overleg met de Kamper samenleving is vastgesteld.
In de omgevingsvisie staan de zes kernwaarden centraal, dit zijn:
Deze omgevingsvisie nodigt inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties uit om een bijdrage te leveren aan de kernwaarden en de maatschappelijke opgaven in Kampen. Met het benoemen van de Kampense perspectieven wordt duidelijk gemaakt hoe de gemeente omgaat met het inpassen en realiseren van initiatieven met de zes kernwaarden als uitgangspunt.
Relatie met het voorliggend plan
De voorgenomen ontwikkeling sluit aan op de vernieuw/innovatie. Hierbinnen innovatieve oplossingen/ ruimtelijke initiatieven die worden aangedragen, waarmee grote stappen vooruit gezet kunnen worden in de opgaven vanuit de energietransitie, klimaat, wonen en economie. Door de hoogspanningsverbinding ondergronds te brengen draagt het bij aan het woonklimaat van 's-Heerenbroek en wordt de belemmering van de hoogspanningsverbinding (bovengronds) opgeheven waardoor ruimtelijke ontwikkelingen op deze locatie weer mogelijk zijn.
Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer moet bij initiatieven voor (de aanleg of het wijzigen van) bepaalde activiteiten worden beoordeeld of er sprake is van milieueffecten. In gevallen dat een besluit of plan betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de C- of D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) moet bepaald worden welke procedure doorlopen moet worden om mogelijke milieueffecten te beoordelen, de m.e.r -procedure of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsprocedure.
De voorgenomen ontwikkeling, het ondergronds brengen van de 110kV hoogspanningsverbindingen en de realisatie, valt onder categorie D 24.2 van onderdeel D van de bijlage in het Besluit m.e.r.: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een ondergrondse hoogspanningsleiding. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een leiding met: een spanning van 150 kV of meer en een lengte van 5 kilometer of meer in een gevoelig gebied. In dit geval gaat het om een ondergrondse leidingen met een spanning van 110 kV en een lengte korter dan 5 kilometer. De activiteit valt onder de drempelwaarden. Er is daarom sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
De ondergrondse hoogspanningsverbindingen wordt op een gegeven moment bovengronds gebracht in mast 25, hierbij wordt de verbinding ingelust op de bestaande hoogspanningsverbinding. Doordat er ook een deel bovengronds wordt aangelegd en er een wijziging aan de bestaande hoogspanningsverbinding plaatsvindt, is ook de categorie D 24.1 van onderdeel D van de bijlage in het Besluit m.e.r. aan de orde. Dit onderdeel omvat activiteiten als: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een bovengrondse hoogspanningsleiding. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een leiding met:
De voorgenomen ontwikkeling bestaat onder andere uit de aanleg van een 110 kilovolt hoogspanningsverbinding met een lengte kleiner dan 5 kilometer. Doordat de activiteit onder de drempelwaarde ligt, is er voor het voornemen een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht.
Voor de aanleg van de ondergrondse kabelverbinding wordt tijdelijk grondwater onttrokken. Het onttrekken van grondwater valt onder categorie D 15.2 van onderdeel D van de bijlage in het Besluit m.e.r.: De aanleg, wijziging of uitbreiding van werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een hoeveelheid water van 1,5 miljoen m3 of meer per jaar. Voor de aanleg van de ondergrondse kabelverbinding wordt tijdelijk tussen de 600 000 tot 800 000 m³ onttrokken, met een maximaal debiet van 960 m³/uur. De werkzaamheden duren circa 7 weken. De voorgenomen activiteit valt daarmee ver onder de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. Vanuit de Waterschap Drents Overijsselse Delta geldt een vergunningsplicht voor grondwateronttrekking vanaf een uurvolume van 100 m3/uur. Een vergunning is vereist als de hoeveelheid te onttrekken water meer bedraagt dan 100 m³ per uur. De grondwateronttrekking is hiermee vergunningsplicht. De activiteit wordt meegenomen in de milieubeoordeling in deze aanmeldingsnotitie.
Een andere reden waarom een MER mogelijk moet worden opgesteld, is de passende beoordeling die mogelijk moet worden opgesteld vanwege stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden door het voornemen. Het is op voorhand niet uit te sluiten dat de stikstofdepositie van het voornemen in de aanlegfase geen potentiële significante effecten op het Natura 2000-gebieden Rijntakken en Uiterwaarden Zwartewater en Vecht gaat hebben. Daarom is er een Ecologische beoordeling' uitgevoerd, waaruit blijkt dat de zeer geringe en tijdelijke stikstofdepositie niet leidt tot significante gevolgen in de Natura 2000-gebieden. Het project is kan daarmee uitgevoerd worden in overeenstemming met de bepalingen van de Wet natuurbescherming, onderdeel gebiedsbescherming. Hiervoor is geen vergunning op basis van de Wet natuurbescherming noodzakelijk. Hieruit volgt dat er geen MER-plicht geldt voor voorgenomen ontwikkeling.
Vanuit de verschillende activiteiten benoemd in het Besluit milieueffectrapportage is er een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht waarvoor deze aanmeldnotitie is opgesteld.
Inhoudelijk geeft de m.e.r.- beoordeling informatie op basis waarvan het bevoegd gezag kan bepalen of er al dan niet sprake kan zijn van 'belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu' als gevolg van de voorgenomen activiteit. Deze belangrijke nadelige gevolgen worden beoordeeld aan de hand van de selectiecriteria opgesomd in Bijlage III van de Europese Richtlijn m.e.r. voor projecten (2011/92/EU, in 2015 gewijzigd: 2014/52/EU). Deze criteria zijn:
Om te beoordelen of er sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen is er door Arcadis Nederland BV een aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling opgesteld, zie Bijlage 3.
De samengevatte effectbeoordeling is weergegeven in onderstaande tabel.
Conclusie
Op basis van de effectbeoordeling zoals beschreven in deze aanmeldnotitie en samengevat in bovenstaande tabel treden er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op mits de beschreven mitigerende maatregelen worden getroffen voor:
Aanbevolen wordt ook om een vooropname te maken om de bouwkundige staat van gevoelige gebouwen in kaart te brengen.
Het vigerend archeologisch beleid volgens het bestemmingsplan geeft een middelhoge archeologische zone in het gehele plangebied. Dit betekent dat bij ingrepen groter dan 5.000 m2 en dieper dan 0,5 meter onder maaiveld archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Op de archeologische verwachtingskaart van Kampen wordt er een lage verwachting aan het gebied gegeven. De geplande werkzaamheden in het plangebied zullen deze waarden overschrijden. In opdracht van TenneT heeft Arcadis Nederland B.V. (6 februari 2023) een bureauonderzoek archeologie (zie Bijlage 4) uitgevoerd voor het plangebied van de voorgenomen hoogspanningsverbinding. Dit bureauonderzoek archeologie is ter goedkeuring voorgelegd aan de stadsarcheoloog van de gemeente Kampen. De gemeente Kampen heeft aangegeven dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
Geo(morfo)logische opbouw
De geo(morfo)logische waarden binnen het plangebied behoren tot de Holocene IJsselafzettingen (Fm. Van Echteld). Deze zijn afgezet op de Pleistocene zandlagen in de vorm van klei- en veen inschakelingen. Deze natte en lage omstandigheden zorgden ervoor dat het gebied onbewoonbaar was tot het begin van de Late Middeleeuwen, waarna het gebied ingedijkt werd. Bewoning was toen aangenamer maar droge voeten waren geen zekerheid, daarom werd er tot zeer recent op terpen gewoond binnen dit gebied.
Ergens in de Middeleeuwen of Nieuwe Tijd is de dijk doorgebroken ter hoogte van het plangebied. Hierdoor zijn doorbraakwaaierafzettingen afgezet; een zandig kleipakket van grofweg 1 tot 1,5 meter dik. Er komt geen wiel in de omgeving voor. Deze doorbraakwaaier (of overslaggronden) zijn tevens waar te nemen op het AHN op 0,5 tot 1 meter hoger dan de omliggende komgronden. In het plangebied komen nesvaaggronden en drechtvaaggronden voor met een grondwatertrap van II en III.
Archeologische waarde
In de omgeving komen enkele van de voorgenoemde terpen voor als AMK-terrein van hoge archeologische waarde, maar niet binnen het onderzoeksgebied. Verder zijn er geen archeologische vondsten gedaan in de omgeving en is er vrij weinig archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit gebied is geen ideale plek geweest voor bewoning tot de meest recente eeuwen, op de terpen na. Het missen van archeologische vondsten beaamt dit gegeven
De archeologische verwachting in het plangebied is uiteindelijk gebaseerd op de geo(morfo)logische waarden en de vorige onderzoeken met vondsten op locatie. Beiden geven geen aanleiding om een hoge verwachting, voor welke periode dan ook, toe te schrijven aan het gebied. In theorie zouden archeologische resten kunnen voorkomen vanaf de indijking van het gebied (Volle en/of Late Middeleeuwen; circa 1000 n. Chr.), maar dit was in de vorm van terpen, die niet voorkomen in het plangebied. Daarom geldt er voor alle perioden een lage verwachting.
De geplande bodemingrepen van TenneT zullen uitgevoerd worden tot ongeveer 2,10 meter (open ontgraving), daarmee reiken deze niet dieper dan de doorbraakafzettingen. Voor het in- en uitgangspunt van de HDD-boring geldt hetzelfde. Het boortraject op 8 meter –mv zal een zeer lage verstoringsgraad hebben en vormt geen grote bedreiging voor eventuele archeologische waarden. Vanwege de lage archeologische verwachting is de kans zeer klein dat er eventuele vindplaatsen bedreigd worden door de geplande ontwikkeling.
In de Tweede Wereldoorlog en de eerste decennia van de Koude Oorlog is de nabije omgeving van het plangebied onderdeel geweest van de IJssellinie, maar ook hiervan worden geen specifieke resten verwacht.
Figuur 13: Het plangebied op de Archeologische waarde- en verwachtingskaart van de gemeente Kampen (Van den Berghe en Willemse 2009)
Cultuurhistorie
De naam ’s-Heerenbroek is voor het eerst terug te vinden in 1363. Het dorp dankt haar naam aan de Utrechtse bisschop en landsheer Jan van Arkel, die in de 14e eeuw grond verwierf in de Mastenbroeker Polder. Een broek was een laag en drassig stuk land. Het dorp is een zogenaamd lintdorp. Op de historische kaarten is te zien dat de inrichting van het plangebied vrij weinig veranderd is sinds het begin van de 19e eeuw. Pas vanaf de 20e eeuw is er meer gebouwd langs de bewoningslinten van zowel de Bisschopwetering als de Zwolseweg. Daarnaast zijn op de Minuutkaart de individuele terpen (met boerderijen) goed waar te nemen; dit zijn de voorgenoemde terreinen met een hoge archeologische waarde, maar geen van deze terpen ligt binnen het plangebied. Het overige grondgebruik is als vanouds gras- en akkerland in de komgronden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bevond zich een loopgraaf van de IJssellinie net buiten het plangebied.
Conclusie
Aangezien er voor alle archeologische periodes in het gehele plangebied een lage verwachting geldt, wordt er geen vervolgonderzoek geadviseerd. Wel wordt aangeraden om de uiteindelijke uitvoerende partij te wijzen op de mogelijkheid van de toevalsvondsten bij het uitvoeren van de grondwerkzaamheden in het plangebied. Indien deze daadwerkelijk worden aangetroffen dient het bevoegd gezag ingelicht te worden. Toevalsvondsten moeten overigens altijd gemeld worden bij het bevoegd gezag, zoals beschreven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016.
In opdracht van TenneT heeft Arcadis Nederland B.V. (3 februari 2023) een Vooronderzoek (water)bodem (zie Bijlage 5) conform NEN 5717 en NEN 5725 uitgevoerd tussen de hoogspanningsmasten 17 – 25 nabij ’s-Heerenbroek van het hoogspanningstracé Zwolle-Kampen. Het doel van dit vooronderzoek is om relevante gegevens te verzamelen over de milieuhygiënische gesteldheid van de (water)bodem op de onderzoekslocatie. Aanvullend op het vooronderzoek is er voor een aantal locaties (zie figuur 14) een aanvullend Milieukundig bodemonderzoek' door Arcadis uitgevoerd (zie Bijlage 6). Hieronder worden eerst de resultaten en de conclusie van het vooronderzoek gegeven. Vervolgens wordt in gegaan op de resultaten en de conclusies van het aanvullende Milieukundig bodemonderzoek.
Figuur 14: Locaties waarvoor een aanvullend milieukundig bodemonderzoek heeft plaatsgevonden.
Vooronderzoek (water)bodem
Resultaat
Uit de gegevens van eerder verrichte onderzoeken nabij het leidingtracé blijkt dat de bodem ten hoogste licht verhoogde gehalten bevat. De verhoogde gehalten zijn vermoedelijk van natuurlijke oorsprong, behalve de licht verhoogde gehalten PAK. Voor zover er in het tracé van de voorkeursvariant (VKA, 2023) bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn geen verontreinigingen aangetoond. Daarnaast geeft de bodemkwaliteitskaart aan dat de boven- en de ondergrond voldoet aan de achtergrondwaarde. Er is geen sprake van gevallen van ernstige bodemverontreiniging of verdachte locaties als gevolg van activiteiten uit het verleden.
De waterbodem bevat ten hoogste licht verhoogde gehalten, vermoedelijk van natuurlijke oorsprong. De waterbodem is verspreidbaar. Aanvullend waterbodemonderzoek is daarom weliswaar niet noodzakelijk mar met het oog op informatieverstrekking naar de aannemer is onderzoek echter wel aan te bevelen. Wanneer slib/bagger uit de watergang niet kan worden verspreid over het aangrenzende perceel, dan is waterbodemonderzoek noodzakelijk, omdat er voor de regio geen waterbodemkwaliteitskaarten zijn vastgesteld.
In het leidingtracé zijn mogelijk watergangen gedempt. Een gedeelte hiervan wordt in het VKA (2023) via een gestuurde boring (HDD) onderlangs gepasseerd. Er zijn twee gedempte watergangen aanwezig in het tracé deel tussen mast 21 tot en met mast 25 waar de kabel in open ontgraving wordt aangelegd. Hiervoor wordt onderzoek op maat geadviseerd.
Nabij het leidingtracé is een schuur aanwezig met een dakbedekking die mogelijk asbest bevat. Gelet op de afstand tot de onderzoekslocatie vormt dit geen aanleiding om dit gedeelte van het tracé als asbestverdacht aan te merken.
Conclusie en aanbevelingen
Op basis van de bevindingen uit het vooronderzoek kan de leidingtracé als onverdacht worden beschouwd. Op basis van de bevindingen van het vooronderzoek wordt er aanbevolen om verkennend bodemonderzoek uit te voeren volgens de NEN 5740+A1 met als onderzoeksstrategie ONV-L (onverdachte lijnvormige locatie). Voor het onderzoek naar de gedempte watergangen wordt een maatwerkstrategie aanbevolen. De te kruisen watergangen dienen te worden onderzocht volgens de strategie Lintvormig water, normale onderzoeksinspanning (LN) uit de NEN5720.
Aanvullend Milieukundig bodemonderzoek
Resultaat
In het aanvullende onderzoek zijn een aantal locaties (ook het ruimtebeslag van de tijdelijke werkzaamheden) aanvullend onderzocht. Hieronder wordt een beschrijving gegeven per locatie van de aangetroffen stoffen en de kwaliteit van de bodem. Op geen van de locaties is asbestverdacht materiaal waargenomen.
In de boven- en ondergrond zijn geen verhoogde gehalten van de gemeten parameters gevonden. Uit het onderzoek naar het voorkomen van PFAS blijkt dat de locatie niet volledig vrij is van PFAS. Toepassing van grond op landbodem kan in gebieden met de functie landbouw/natuur, maar niet in grondwaterbeschermingsgebieden. Bij toepassing op waterbodem zijn er geen restricties.
In het grondwater zijn voor deze locatie licht verhoogde gehalten barium aangetroffen, dit geldt ook voor de locaties 2, 3 en 5. Uit het vooronderzoek blijkt dat deze waarden in de regio vaker worden gevonden. Ze worden toegeschreven aan een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde.
In de bovengrond en de zandige ondergrond zijn geen verhoogde gehalten van de gemeten parameters gevonden. In de venige ondergrond zijn kobalt en minerale olie in verhoogde waarden gevonden. In venige ondergrond worden gemiddeld hogere concentraties zware metalen gemeten door de anaerobe vastlegging daarvan in de bodem, de verhoogde gehalten behoeven geen nader onderzoek.
Uit het onderzoek naar het voorkomen van PFAS blijkt dat de locatie niet volledig vrij is van PFAS. Toepassing van de zand en kleigrond op landbodem kan in gebieden met de functie landbouw/natuur, maar niet in grondwaterbeschermingsgebieden. Bij toepassing op waterbodem zijn er geen restricties. De venige ondergrond bevat verhoogde waarden kobalt en minerale olie, deze wordt daardoor indicatief getoetst als klasse industrie. Hergebruik van deze grond kan onder strikte voorwaarden.
Bij locatie 2 is een sloot aanwezig langs de Zwolseweg. In de waterbodem van deze sloot zijn geen verhoogde gehalten gevonden. De waterbodem is beoordeeld als altijd toepasbaar op landbodem en in oppervlaktewater. Ook is de waterbodem verspreidbaar over aangrenzend perceel.
In de bovengrond worden verhoogde gehalten kobalt, koper, nikkel en PAK (som 10) gevonden. Deze verhoogde waarden houden verband met de gevonden bijmengingen (puingranulaat) in het monster en vormen geen aanleiding tot het uitvoeren van nader onderzoek. Puingranulaat betreft een asbestverdachte bijmenging, echter zijn tijdens het veldwerk geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In de ondergrond zijn geen verhoogde waarden aangetroffen.
Uit het onderzoek naar het voorkomen van PFAS blijkt dat de locatie niet vrij is van PFAS. Voor hergebruik van de bovengrond vormen zware metalen en PAK een beperking, de bovengrond kan conform indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit alleen worden toegepast in een gebied waar klasse industriegrond is toegestaan. De ondergrond is vrij van de geanalyseerde parameters, inclusief PFAS en is overal toepasbaar.
In de bovengrond worden cadmium, zink en som PCB aangetroffen. De gevonden gehalten vormen geen belemmering voor de uitvoering van de werkzaamheden. Uit het onderzoek naar het voorkomen van PFAS blijkt dat de locatie niet vrij is van PFAS. Voor hergebruik van de bovengrond vormen zware metalen en PCB een beperking, de bovengrond kan conform indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit alleen worden toegepast in een gebied waar klasse industriegrond is toegestaan. De ondergrond is niet geheel vrij van PFAS en kan toegepast worden in een gebied met de functie landbouw/natuur.
In de boven- en ondergrond zijn geen verhoogde gehalten van de gemeten parameters gevonden. Uit het onderzoek naar het voorkomen van PFAS blijkt dat de locatie niet vrij is van PFAS en toepassing van grond op landbodem kan in gebieden met de functie landbouw/natuur. Bij toepassing in waterbodem zijn er geen restricties.
In de bovengrond zijn geen verhoogde gehalten van de gemeten parameters gevonden. In de kleiige ondergrond zijn licht verhoogde gehalten nikkel gevonden. In de venige ondergrond zijn licht verhoogde gehalten kobalt, nikkel en molybdeen gevonden. De gehalten vormen geen belemmering voor de uitvoering van het werk.
Uit het onderzoek naar het voorkomen van PFAS blijkt dat de locatie niet vrij is van PFAS. Toepassing van de bovengrond op landbodem kan in gebieden met de functie landbouw/natuur. Bij toepassing op waterbodem zijn er geen restricties.
In de waterbodem van de sloten die met open ontgraving worden doorkruist bij locatie 6, zijn geen verhoogde gehalten gevonden. De waterbodem is beoordeeld als altijd toepasbaar op landbodem en in oppervlaktewater. Ook is de waterbodem verspreidbaar over aangrenzend perceel.
In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten barium en plaatselijk koper en molybdeen aangetroffen. Uit het vooronderzoek blijkt dat deze waarden in de regio vaker worden gevonden. Ze worden toegeschreven aan een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde.
Conclusie en aanbevelingen
De werkzaamheden in de bodem kunnen worden uitgevoerd onder het veiligheidsregime Basishygiëne. Hierbij geldt dat, mocht er bij de grondwerkzaamheden grond van de locatie vrijkomen, dat er rekening dient te worden gehouden met dat deze grond conform de geldende wet- en regelgeving (Besluit Bodemkwaliteit) en op milieuhygiënisch verantwoorde wijze moet worden afgevoerd.
In opdracht van TenneT heeft Arcadis Nederland B.V. (6 februari 2023) een ecologische quickscan uitgevoerd naar het tracé gedeelte tussen mast 017N en mast 021 en het geoptimaliseerde tracé tussen mast 021 en 025 (zie Bijlage 7).
Natura 2000-gebieden
Het plangebied ligt op ongeveer 300 meter van het Natura 2000-gebied Rijntakken en op ongeveer 4 kilometer van Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht.
Figuur 15: Ligging plangebied (oranje) ten opzichte van Natura-2000 (groen) gebieden Rijntakken, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht en Rijntakken.
Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot effecten op de aangewezen instandhoudingsdoelstellingen. Er is geen sprake van ruimtebeslag in de Natura 2000-gebieden. Natura 2000-gebied uiterwaarden Zwarte Water en Vecht ligt op een dusdanige afstand (circa 4 km) van het plangebied dat een toename van visuele verstoring, geluid en andere directe effecten niet reiken tot het Natura 2000-gebied. Het andere Natura 2000-gebied (Rijntakken) ligt dichterbij op respectievelijk 300 meter afstand. Door de aanwezigheid van de dijk en bebouwing tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied Rijntakken is er ook geen sprake van visuele verstoring, geluid en andere directe effecten niet reiken tot het Natura 2000-gebied.
Het plangebied ligt op circa 300 meter van stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden binnen het Natura 2000-gebied Rijntakken, namelijk Kamgrasweide & Bloemrijk weidevogelgrasland van het rivieren- en zeekleigebied (Lg11) en Stroomdalgraslanden (H6120). De werkzaamheden leiden mogelijk tot een stikstofdepositie in deze gevoelige gebieden. Er dient middels een AERIUS-berekening gekeken te worden naar de mogelijke effecten van stikstofdepositie door de werkzaamheden op Natura 2000-gebieden.
Stikstofdepositieberekening
Op 19 juli 2023 is er voor de voorgenomen ontwikkeling een stikstofdepositieberekening uitgevoerd (zie Bijlage 8). De belasting van de Natura 2000-gebieden rondom de emissiebronnen is berekend met behulp van een verspreidingsmodel. De verspreidingsberekeningen zijn uitgevoerd met behulp van de online-applicatie Aerius-Calculator (versie 2022.1). Aerius-Calculator is een rekenprogramma om de verspreiding van stoffen in de lucht te simuleren. Daarnaast berekent het model hoeveel van die stoffen per hectare terechtkomt (depositie). In de memo Stikstofdepositie verkabeling ‘s Heerenbroek (Arcadis 2023) in Bijlage 9 wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde uitgangspunten.
Uit de resultaten van de depositieberekening wordt geconcludeerd dat er in de realisatiefase een toename van maximaal 0,06 mol/ha optreedt. Deze toename is berekend op onderstaande Natura 2000-gebieden:
Een nadere ecologische beoordeling is noodzakelijk. Deze ecologische beoordeling is door Arcadis uitgevoerd op 31 augustus 2023. In de ecologische beoordeling is onderzocht per habitattype en leefgebied of de realisatie van de Verkabeling 's-Heerenbroek significante gevolgen heeft voor omliggende Natura 2000-gebieden (Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht en Rijntakken). Op basis van deze gegevens is vastgesteld dat ondanks de overbelaste situatie niet overal sprake is van een slechte kwaliteit. Naast stikstofdepositie spelen bovendien verschillende andere knelpunten een - meer bepalende - rol bij het halen van de instandhoudingsdoelstelling (zie ecologische beoordeling). Verder is de tijdelijke toename beperkt. De zeer geringe en tijdelijke verandering van de stikstofdepositie leidt niet tot significante gevolgen in de Natura 2000-gebieden.
Cumulatie van effecten van andere projecten is niet aan de orde omdat er alleen sprake is van tijdelijke stikstofdepositie in de realisatiefase.
In de gebruiksfase vindt er geen stikstofuitstoot plaats. Doordat er geen sprake is van stikstofuitstoot vindt er geen depositie op Natura 2000-gebieden plaats. Negatieve effecten op Natura 2000-gebieden ten gevolge van in gebruikname van de ondergrondse hoogspanningskabel is uitgesloten.
Conclusie
De Verkabeling 's-Heerenbroek kan gerealiseerd en gebruikt worden zonder significante effecten op Natura 2000-gebieden. Het project is kan daarmee uitgevoerd worden in overeenstemming met de bepalingen van de Wet natuurbescherming, onderdeel gebiedsbescherming. Hiervoor is geen vergunning op basis van de Wet natuurbescherming noodzakelijk.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Het plangebied ligt op circa 200 meter van het NNN. Het plangebied bevindt zich buiten NNN-gebieden. Het wettelijk kader omtrent NNN-gebieden stelt dat wanneer er buiten het NNN ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, deze niet hoeven te worden getoetst. Er is geen verdere toetsing nodig naar het NNN.
Figuur
16: Ligging plangebied (oranje) ten opzichte van NNN-gebieden (blauw).
Weidevogelgebieden
De werkzaamheden voor de aanleg van de ondergrondse hoogspanningsverbinding vinden plaats in een 5 kilometer bufferzone zie is gelegen om Weidevogelgebieden. Ten noorden van 's-Heerenbroek is een Weidevogelgebied Mastenbroek gelegen op meer dan een kilometer afstand. Ten zuiden van 's-Heerenbroek bevind zicht het Weidevogelgebied Wilsum op ook meer dan een kilometer afstand. De afgelopen decennia kent het echter een sterke afname in weidevogels, waarbij predatie (vos) ook een belangrijke rol speelt. Het gebied is van belang voor met name Grutto, Wulp, Watersnip, Slobeend en Zomertaling. Het perspectief voor dit gebied wordt als positief gezien door een groot areaalweidevogelreservaat van Natuurmonumenten. Hier kan een belangrijke impuls aan het weidevogelbeheer worden gegeven, door het samenvoegen van de reservaatspercelen en hier het waterpeil te verhogen, met plaatselijk plas-dras-plekken. Dit heeft een sterk aantrekkende werking op weidevogels.
In het weidevogelmeetnet in Wilsum zijn in 2019 (laatste metinggegevens) nog 1 territorium van scholekster, 1 territorium van Tureluur, 2 territoria van Grutto, 2 territoria van Kievit en 4 territoria van Graspieper waargenomen.
In de aanlegfase kunnen de werkzaamheden een verstorend effect hebben op de weidevogels. Zoals ook in paragraaf 4.4.2 onder mitigerende maatregelen aangegeven, is het belangrijk, ook voor de weidevogels, om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Deze loopt globaal van half maart t/m juli. De tijd van het broedseizoen is soortafhankelijk en kan door weersomstandigheden en andere factoren verschuiven. Rust is voor onder andere de Grutto van grootbelang. Indien niet buiten het broedseizoen gewerkt kan worden dan is het belangrijk om al voor het broedseizoen te beginnen met de werkzaamheden, zodat de weidevogels kunnen uitwijken naar een andere locatie binnen de buffer of weidevogelgebied.
Er worden geen negatieve effecten verwacht op de nabij gelegen weidevogelgebied, indien mitigerende maatregelen worden opgevolgd.
De quickscan soortenbescherming is uitgevoerd door middel van een bureauonderzoek en een veldbezoek. Voor het bureauonderzoek is gebruik gemaakt van vrij beschikbare informatie van verspreidingsgegevens en gegevens uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) van de afgelopen tien jaar.
Het veldbezoek is uitgevoerd op 5 december 2022 door twee ecologen van Arcadis. De omstandigheden tijdens het veldbezoek waren 3 graden en bewolkt. Het onderzoek bestond uit het uitvoeren van een habitatgeschiktheidsbeoordeling. Dit is een veldonderzoek waarbij op basis van de fysieke kenmerken van het plangebied een indicatie wordt gegeven van het mogelijk voorkomen van beschermde plant- en diersoorten.
Resultaten
Op basis van de gegevens uit de NDFF en het veldbezoek is het voorkomen op de volgende beschermde soortengroepen uitgesloten: flora, reptielen en ongewervelden. Onderstaande tabel geeft inzicht in het mogelijk voorkomen van verschillende beschermde soortengroepen in het plangebied.
De werkzaamheden voor het aanleggen van de ondergrondse kabel kunnen mogelijk effecten hebben op mogelijk voorkomende beschermde soorten. De aanlegwerkzaamheden omvatten open ontgravingen en gestuurde boringen om de hoogspanningskabel te realiseren. Ook worden er meerdere bomen gekapt. Hieronder worden de effecten per soort beschreven:
Negatieve effecten op vogels zonder en met jaarrond beschermd nest, grondgebonden zoogdieren (specifiek steenmarter, hermelijn, wezel en egel) , vissen (specifiek de grote modderkruiper), vleermuizen en amfibieën (specifiek de rugstreeppad en poelkikker) zijn op voorhand niet uitgesloten. Voor een aantal soorten kunnen mitigerende maatregelen getroffen worden om negatieve effecten te voorkomen.
Mitigerende maatregelen
Op voorhand (zonder soortgericht onderzoek) kunnen preventieve mitigerende maatregel genomen worden:
Ten behoeve van algemene broedvogels:
Ten behoeve van vogels met jaarrond beschermde nesten
Ten behoeve van vleermuizen
Ten behoeve van grote modderkruiper
Ten behoeve van amfibieën
Conclusie
In de bureaustudie is geconcludeerd dat meerdere beschermde soorten uit diverse soortgroepen mogelijk voorkomen binnen het plangebied. Het overtreden van verbodsbepalingen als gevolg van de werkzaamheden is voor veel van deze soorten niet uit te sluiten. Dit geld voor de soortengroepen vogels zonder en met jaarrond beschermd nest, grondgebonden zoogdieren (specifiek steenmarter, hermelijn, wezel en egel) , vissen (specifiek de grote modderkruiper), vleermuizen en amfibieën (specifiek de rugstreeppad en poelkikker).
Voor een groot aantal soortengroepen kunnen mitigerende maatregelen getroffen worden om negatieve effecten te voorkomen, dit geldt voor huismus, gierzwaluw, kerkuil, steenuil, modderkruiper, rugstreeppad en poelkikker en vleermuizen.
Mochten deze mitigerende maatregelen niet worden getroffen dan dient er voor deze soorten een soortgericht onderzoek plaats te vinden.
Wet- en regelgeving
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water (NWB).
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheerplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Van 2010 tot 2015 is de eerste tranche uitgevoerd. De tweede tranche maatregelen loopt van 2016 tot 2021. De derde tranche maatregelen loopt tot 2027.
Waterwet
De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering centraal. Er wordt uitgegaan van het geheel van relaties tussen waterkwaliteit, waterkwantiteit, oppervlaktewater, grondwater, watergebruikers en grondgebruikers. Hierbij wordt het kader geschept voor het Nederlandse waterbeheer in de komende decennia. Per 1 januari 2017 is de Waterwet gewijzigd. De beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen wordt nu gebaseerd op de overstromingskans. In 2050 moeten de waterkeringen voldoen aan de normen die per 1 januari 2017 van kracht zijn.
Waterbeheer 21e eeuw
WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en HWBP, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. Jaarlijks wordt een update van de het Deltaprogramma in de Tweede Kamer besproken.
Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 12 april 2017 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2022-2027, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2013 is de beleidsnota "Water raakt!" door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van deze wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.
Analyse en resultaten
Door Arcadis is een bemalingsadvies opgesteld (zie Bijlage 11). Het doel van het bemalingsadvies is het onttrekkingsdebiet en waterbezwaar bepalen en de effecten op de omgeving (risico's) inzichtelijk maken. Het bemalingsadvies vormt de basis om de noodzakelijke meldingen en of vergunningen te kunnen aanvragen in het kader van de Waterwet, voor zowel de onttrekking als de lozing van het bronneringswater.
In het kader van de watertoets is er afstemming geweest met het waterschap. Zij hebben aangegeven dat een digitale watertoets niet noodzakelijk is voor voorliggend bestemmingsplan indien er voldoende rekening wordt gehouden met de belangen van het waterschap, specifiek in dit geval de beschermingszone van het persriool. In onderstaande alinea's wordt onderbouwd op welke wijze het voornemen voldoet aan de voorwaarden van het waterschap.
Grondwater
De grondwaterstanden zijn gemeten middels een aantal peilbuizen met loggers (periode mei-juli 2023). Hieruit komt naar voren dat de grondwaterstand in mei 2023 rond NAP-0,4 m lag, maar gemiddeld kan fluctueren tussen NAP+0,5 m en NAP-0,8 over het gehele tracé. De grondwaterstanden in het gebied worden met name bepaald door het peil in de omliggende polderwatergangen.
In het aanvullend Milieukundig bodemonderzoek' die is uitgevoerd door Arcadis, is ook de grondwaterkwaliteit onderzocht voor een aantal locaties (zie ). Uit het onderzoek blijkt het grondwater licht verhoogde gehalten barium te bevatten, dit geldt voor de locaties 1, 2, 3 en 5. Uit het vooronderzoek blijkt dat deze waarden in de regio vaker worden gevonden. Ze worden toegeschreven aan een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde. Bij locatie 6 zijn ook plaatselijk licht verhoogde gehalten koper en molybdeen aangetroffen. Ook dit is toe te schrijven aan waarden die vaker in de regio worden gevonden. De grondwaterkwaliteit geeft geen aanleiding tot aanvullend onderzoek.
Om de kabelverbinding aan te leggen is er grondwateronttrekking nodig om droog te kunnen werken. Na onttrekking van dit water dient dit water ook weer geloosd te worden, dit kan effecten hebben op het grond water. In alle gevallen van lozing gelden er algemene eisen voor lozing:
Tabel: Toetsingskader lozing bronneringswater (Blbi)
Op basis van de beschikbare gegevens van de grondwaterkwaliteit kan niet bepaald worden of de normen wel of niet overschreden worden. Er is enkel op IJzer gemeten' en niet op onopgeloste stoffen. Daarom kan op dit moment niet bepaald worden of een aanvullende zuivering van het bemalingswater noodzakelijk is.
Geadviseerd wordt om het grondwater te bemonsteren en de grondwaterkwaliteit (onopgeloste bestanddelen) te bepalen, enkele weken voor het opstarten van de bemaling. Op deze manier kan rekening gehouden worden met de mogelijk nodige toepassing van zuivering. Vanwege de hoeveelheid aan te lozen water dient er een lozingsvergunning aangevraagd te worden. Via de vergunning kan geborgd worden dat de lozing geen negatief effect heeft op de grondwaterkwaliteit. In het kader van de vergunningsaanvraag zal overleg plaatsvinden met het waterschap Drents Overijsselse Delta en met de gemeente Kampen op de manier van loodsen en mogelijke zuiveringsmaatregelen.
Oppervlaktewater
Tussen mast 21 en 17N liggen verschillende watergangen die gekruist moeten worden door de kabelverbinding. Op deze locatie vindt hoofdzakelijk een open ontgraving plaats. Vanuit het hydrologisch onderzoek wordt geadviseerd de watergangen af te dammen om het onttrekkingsdebiet te beperken. Voor het tijdelijk afdammen van de watergangen dient een watervergunning te worden aangevraagd om te mogen werken in oppervlaktelichamen. Hierover zal afstemming nodig zijn met het Waterschap. Met de vergunningsaanvraag wordt de kwaliteit van het oppervlaktewater geborgd.
Geconcludeerd kan worden dat er geen belangrijke nadelige gevolgen op de kwaliteit van het oppervlaktewater plaatsvinden als gevolg van de aanleg van de ondergrondse kabelverbinding.
Overstroombaar gebied
Onderhavige locatie is binnen de omgevingsverordening aangewezen als 'overstroombaar gebied' (zie ook paragraaf 3.2.2). Onderhavig bestemmingsplan moet daarom in gegaan worden op:
Het risico op overstromingen in het gebied is klein, namelijk 1 op 300 tot 1 op 3.000 (norm 2050), voor een overstromingshoogte tot 200 cm, zie figuur 17 (bron: klimaateffectatlas). Er is een extreem kleine kans op overstromingen hoger dan 200 cm (maar dan 1/30.000 per jaar).
Figuur 17: Plaatsgebonden overstromingskans < 200 cm (norm 2050) (bron: klimaateffectatlas)
Volgens de overstromingsdiepte kaart (extreem kleine kans), ligt de overstromingsdiepte op maximaal 2 tot 5 meter in het gebied (zie figuur 18).
Figuur 18: Overstromingsdiepte projectlocatie - extreem kleine kans (bron: klimaateffectatlas)
In voorgenomen ontwikkeling worden ondergrondse kabelverbindingen mogelijk gemaakt. Mogelijk tijdelijke overstromingen hebben geen invloed op de kabelverbindingen omdat deze onder de grond liggen.
In mast 25 wordt de kabel boven de grond gebracht, deze mast is ontworpen dat er geen hinder wordt ondervonden van een tijdelijke overstroming tot op zekere hoogte. De kabels worden boven het maaiveld beschermd. Hiermee vormt het overstroombaar gebied vormt beperking voor voorgenomen ontwikkeling.
Verhard oppervlak
Binnen voorgenomen ontwikkeling wordt geen verhard oppervlak toegevoegd. Er wordt een kabelverbinding in de bodem aangebracht. Deze verbinding wordt ingelust in een bestaande mast (025) om aansluiting te vinden op de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding. Na realisatie van de kabelverbinding wordt de bestaande hoogspanningsverbinding tussen mast 025 en 017N verwijderd. Hierbij worden ook de hoogspanningsmasten worden verwijderd met een deel van de fundering, waardoor het verhard oppervlak met voorgenomen ontwikkeling zal afnemen. Er zijn hierdoor geen aanvullende compenserende maatregelen met betrekking tot waterberging.
Riolering
De ondergrondse kabelverbinding kruist ten westen van 's-Heerenbroek op verschillende punten (pers)rioolbuizen. De kruisingen kunnen niet voorkomen worden, maar in het ontwerp is er wel rekening mee gehouden. In het ontwerp is er voor gekozen de vrijverval- en persrioolleiding niet te kruisen met een gestuurde boring, maar de kruising in open ontgraving plaats te laten vinden. De rioolbuizen worden in open ontgraving zo goed als haaks gekruist en er wordt voldoende ruimte gehouden tussen de kabel en de buizen. Hierbij komt de kabel onder de rioolbuizen te liggen. Tijdens de realisatie van de kabelverbinding is het uitgangspunt dat de rioolbuizen in bedrijf blijven en er geen schade aan de buizen optreedt. In de open ontgraving zal een draagconstructie worden aangebracht om de rioolbuizen te ondersteunen. Indien noodzakelijk kan er ook voor worden gekozen om het riool tijdelijk om te leggen, hierbij is wel het uitgangspunt dat het riool altijd in bedrijf blijft. Tijdens de uitvoering dient hierover afstemming plaats te vinden met de rioolbeheerder van de gemeente en het waterschap. Op deze manier wordt voldoende rekening gehouden met de de voorwaarden die gelden in de beschermingszone persriool.
Bij Externe Veiligheid gaat het om de risico's voor de directe omgeving in het geval dat er iets mis gaat tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De verbonden risico's moeten binnen de perken blijven. Hiervoor worden twee soorten risico's gehanteerd:
Voor het plaatsgebonden risico PR zijn risicocontouren (10-6) vastgesteld waarbinnen kwetsbare of beperkt kwetsbare bebouwing niet is toegestaan. Deze contouren liggen:
Gevaarlijke stoffen die worden vervoerd over de weg, het spoor, het water of per buisleiding leiden tot knelpunten voor het plaatsgebonden risico indien er langs de transportassen een 10-6 contour ligt.
Risico's inrichtingen en transport
Op basis van de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied meerdere kwetsbare objecten (woonverblijven) liggen. Echter is voorgenomen ontwikkeling geen categoriale inrichting vanuit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), waardoor er geen invloeden te verwachten zijn.
In de nabije omgeving van het plangebied vinden geen risicovolle bedrijfsactiviteiten plaats. Wel bevindt zich een risicocontour langs de IJssel, dit heeft te maken met het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water. Het plangebied ligt echter buiten deze contour (zie figuur 19).
Figuur 19: Risicocontour langs de IJssel
Conclusie
De voorgenomen ontwikkelingen brengen geen externe veiligheidsrisico's voor kwetsbare functies met zich mee. Ook maakt het planvoornemen geen kwetsbare functies mogelijk. Vanuit externe veiligheid treden er daarmee geen belemmeringen op.
In opdracht van TenneT heeft Arcadis Nederland B.V. (6 februari 2023) een Quickscan Ontplofbare Oorlogsresten (OO) uitgevoerd tussen de hoogspanningsmasten 17 – 25 nabij ’s-Heerenbroek. Het doel van de quickscan is om inzichtelijk te maken of ter plaatse van de locaties waar men voornemens is bodemingrepen uit te voeren, sprake is van een feitelijk verhoogd risico op het aantreffen van OO. Is er sprake van een feitelijk verhoogd risico op het aantreffen van OO, dan is het uitvoeren van nader explosievenonderzoek voorafgaande aan de geplande bodemingrepen mogelijk noodzakelijk om te kunnen zorgen voor een veilige werkplek en omgeving.
Resultaten
Uit het Vooronderzoek OO blijkt dat er sprake is van verdacht gebied binnen het onderzoeksgebied. Met name langs de zuidelijke grens van het huidige onderzoeksgebied is sprake van een verdacht gebied dat is afgebakend naar aanleiding van de aanwezigheid van een loopgravenstelsel dat zich ten tijde van de Tweede Wereldoorlog op deze locatie bevond. Na de oorlog zijn de loopgraven dichtgegooid, waarmee eventueel gedumpte OO zich op de bodem van de loopgraaf kunnen bevinden, tot maximaal 2,50 meter minus het maaiveld ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. De hoogte anno 2023 is nagenoeg gelijk aan de maaiveldhoogte ten tijde van de oorlog.
Voor zover bekend is het verdachte gebied in de naoorlogse periode niet volledig tot de maximale diepte van het verdachte gebied geroerd, waardoor het risico bestaat dat er nog OO in de bodem aanwezig zijn. De bodem ter plaatse van het verdachte gebied is dus niet aantoonbaar opgehoogd of afgegraven, waardoor het gebied verdacht is tot 2,50 meter minus huidig maaiveld. Dit gebied ligt echter buiten het plangebied van waardoor het tracé niet door dit verdachte gebied loopt.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling loopt niet door verdachte bodem. Het tracé ligt geheel in onverdacht gebied. Vanuit het oogpunt van explosievenopsporing zijn er geen bezwaren voor het uitvoeren van bodemingrepen in onverdacht gebied.
Hoewel het beoogde tracé geen overlap heeft met verdacht gebied, is het mogelijk dat er in verdacht gebied toch werkzaamheden zullen plaatsvinden waarbij de bodem wordt geroerd. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het aanleggen van een toegangsweg, leggen van rijplaten etc. naast het tracé. Dit soort werkzaamheden waarbij zeer oppervlakkige roering plaatsvindt kunnen uitgevoerd worden in verdacht gebied, mits niet dieper wordt geroerd dan 1,00 meter minus maaiveld. Dit is inclusief een veiligheidsmarge. Tot deze diepte kan geroerd worden zonder aanvullende OO-maatregelen omdat eventuele OO logischerwijs op de bodem van de toenmalige loopgraaf aanwezig zijn en niet in het bovenste deel van de loopgraaf. De bovenste bodemlaag is niet verdacht, want na de oorlog werden de loopgraven dichtgegooid met onverdachte grond. Deze grond is onverdacht omdat in dit gebied geen gevechtshandelingen plaatsvonden, het omliggende terrein is daardoor onverdacht.
Het Ministerie van I&M heeft het herijkte voorzorgbeleid magneetvelden vastgesteld. Dit advies over hoogspanningslijnen en hun magneetveld uitgebracht aan gemeenten en beheerders van het hoogspanningsnet, is niet van toepassing op hoogspanningsstations, ondergrondse kabelverbindingen en kabelovergangsgebieden (overgangen tussen gestuurde boring en open ontgraving) en opstijgpunten. Het zoveel als redelijkerwijs mogelijk vermijden van nieuwe gevoelige bestemmingen of bebouwing is dan ook geen traceringsuitgangspunt voor ondergrondse verbindingen, echter gelet op andere traceringsuitgangspunten verdient het aanbeveling zo veel als redelijkerwijs mogelijk afstand te bewaren tot de gebouwde omgeving. Hierdoor komen ook niet onnodig woningen en andere gevoelige bestemmingen binnen de 0,4 microTesla zone te liggen.
Conclusie
Voor de ondergrondse kabelverbindingen (en opstijgpunten) geldt dat bij de aanleg proportionele bronmaatregelen worden getroffen. Die bronmaatregelen zijn opgenomen in het herijkte voorzorgbeleid. Als bronmaatregel worden de kabels in driehoeksformatie gelegd met drie fase kabels. De bronmaatregelen zorgen ervoor dat de magneetvelden in sterkte verminderen en de magneetveldcontour smaller wordt. Daarmee volgt TenneT het herijkte voorzorgsbeleid. De Minister adviseert het bevoegd gezag voor de ruimtelijke ordening om geen specifieke afstanden tot bestemmingen waarin mensen langdurig verblijven te berekenen bij ondergrondse kabelverbindingen en hoogspanningsstation. De Minister acht het voldoende om in deze gevallen enkel de bronmaatregelen te treffen. Desalniettemin, wordt met de voorgenomen ontwikkeling voldoende afstand gehouden tot gevoelige objecten door in een open ontgraving voldoende afstand te houden of met een gestuurde boring diep genoeg met de kabel te liggen waardoor de specifieke magneetveldzone (0,4µT) bovengronds niet aanwezig zijn. Hierbij worden ook proportionele bronmaatregelen getroffen om de magneetveldzone in de grond te verkleinen.
De bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding wordt verwijderd, waardoor ook een grote 0,4 microtesla-contour in 's-Heerenbroek wordt weggehaald. Het ondergronds brengen van de hoogspanningsverbinding levert voor het overgrote deel een verbetering op van de gezondheidsrisico's.
Gelet hierop is er dus geen reden om aan te nemen dat er sprake zou zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat dan wel onverantwoorde gezondheidsrisico's als gevolg van dit bestemmingsplan.
In de voorgaande hoofdstukken van deze toelichting zijn de aan het bestemmingsplan 'Verkabeling hoogspanningsverbinding 's-Heerenbroek (parapluplan)' ten grondslag liggende uitgangspunten en randvoorwaarden geschetst. Onderhavig hoofdstuk bevat een nadere toelichting op de planvorm en planregels.
Met het bestemmingsplan 'Verkabeling hoogspanningsverbinding 's-Heerenbroek (parapluplan)' wordt het ondergronds brengen van een 110kV-hoogspanningslijn mogelijk gemaakt. In de vigerende bestemmingsplannen 's-Heerenbroek 2012' en 'Buitengebied 2014' waren aan deze locatie verschillende andere bestemmingen toegekend. Nu is ervoor gekozen om een specifieke bestemmingen 'Bedrijf - Opstijgpunt', 'Leiding - Hoogspanning' en 'Leiding - Hoogspanningsverbinding te vervallen' toe te kennen.
In de regels van dit plan zijn bestemmingen en aanduidingen opgenomen die het toegestane gebruik van de in het plangebied gelegen gronden regelen: middels een bestemmingsvlak wordt op de planverbeelding aangegeven welke bestemming op de betreffende gronden rust. Voor dit plangebied geldt de bestemming 'Bedrijf - Opstijgpunt'. Ook gelden de dubbelbestemmingen 'Leiding-Hoogspanning' en 'Leiding - Hoogspanningsverbinding te vervallen' voor dit plangebied. Middels een op de planverbeelding aangegeven gebiedsaanduidingen worden nadere eisen gesteld aan de ter plekke geldende gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden.
De planregels en planverbeelding zijn, met het oog op de digitale uitwisselbaarheid van bestemmingsplannen die vanaf 1 januari 2010 verplicht is, opgesteld conform de bepalingen van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Uitgangspunt hierbij is, door middel van het hanteren van heldere planregels en een duidelijke planverbeelding, te komen tot een zo goed mogelijk toepasbaar en handhaafbaar plan.
Het bestemmingsplan 'Verkabeling hoogspanningsverbinding 's-Heerenbroek (parapluplan)' van de gemeente Kampen is naast deze plantoelichting vervat in de volgende planstukken:
De planverbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond. De analoge planverbeeldingen zijn afgedrukt op een schaal van 1:1500. Voor de benaming van de verschillende bestemmingen en de kleuren van de bestemmingen zijn de huidige richtlijnen voor digitalisering en standaardisering van bestemmingsplannen overgenomen (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP2012).
Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de verschillende bestemmingen aan te geven. De regels behorende bij het bestemmingsplan 'Verkabeling hoogspanningsverbinding 's-Heerenbroek (parapluplan)' zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
Conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) wordt de volgende bestemming gehanteerd:
De algemene en bestemmingsregels worden in het hierna volgende deel van deze paragraaf nader toegelicht.
Daarnaast komen de volgende dubbelbestemmingen voor:
In hoofdstuk 1 ‘Inleidende regels’ zijn twee artikelen te onderscheiden:
Begrippen (artikel 1)
Artikel 1 van de planregels bevat beschrijvingen van begrippen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschil in interpretatie mogelijk is.
Wijze van meten (artikel 2)
In artikel 2 wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/percelen gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2: 'Bestemmingsregels' omvat regels die betrekking hebben op het gebruiksdoel van de gronden. Ten behoeve van een logische en eenduidige opbouw wordt conform de SVBP2012 het navolgende stramien voor de bestemmingsregelingen aangehouden:
Hierin wordt een omschrijving van de bestemming gegeven, alsmede welk gebruik binnen deze bestemming is toegestaan.
Hierin wordt bepaald aan welke voorwaarden de gebouwen en bouwwerken moeten voldoen.
Geeft aan dat het college van Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is indien zulks in verband met een of meer van de volgende aspecten:
Geeft aan van welke bouwregels, en binnen welke grenzen, door het college van Burgemeester en Wethouders middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken.
Geeft aan welk gebruik van de gronden of de daarop aanwezige gebouwen of bouwwerken in ieder geval als strijdig gebruik moet worden aangemerkt.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (niet bij de bestemming Bedrijf - Opstijgpunt opgenomen):
Ten einde specifieke belangen te beschermen kan in de bestemmingsregels worden bepaald dat voor de uitvoering van bepaald dat voor de uitvoering van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd is. Een omgevingsvergunning kan verplicht gesteld worden om te voorkomen dat een terrein minder geschikt wordt voor de realisering van de desbetreffende bestemming of ter handhaving en bescherming van bepaalde belangen. De bestemmingsregels geven aan onder welke voorwaarden de omgevingsvergunning kan worden verleend.
De in het plan opgenomen bestemmingen en dubbelbestemmingen worden hierna nader beknopt toegelicht:
Bestemming Bedrijf - Opstijgpunt (artikel 3)
Deze bestemming voorziet op de aansluiting op het bestaande 150 kV hoogspanningsstation waarvoor met het voorliggende bestemmingsplan uitbreidingsmogelijkheden worden geboden die noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de energietransitie. Het hoogspanningsstation is specifiek bestemd.
De toegestane gebouwen dienen binnen het op de verbeelding ingetekende bouwvlak te worden gesitueerd.
Dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning (artikel 4)
Ter plaatse van het directe ruimtebeslag van de ondergrondse transportleidingen zijn activiteiten die het bedrijfszeker en veilig functioneren van deze leidingen kunnen schaden niet toegestaan. Ook hier worden derhalve beperkingen opgelegd aan de mogelijkheden tot bebouwing en gebruik van de grond, die tot beschadigingen van de leidingen kunnen leiden.
Dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding te vervallen (artikel 5)
Deze dubbelbestemming is nodig om de dubbelbestemming van de bovengrondse 110 kV-lijnverbinding te kunnen verwijderen. De bovengrondse 110 kV-lijnverbinding komt te vervallen op het moment dat de ondergrondse 110 kV-kabelverbinding in gebruik is genomen. De onderliggende vigerende enkel- en dubbelbestemmingen blijven op deze locatie van toepassing.
Algemene regels
In Hoofdstuk 3: ‘Algemene regels’ is aangegeven dat de algemene regels zoals opgenomen in de bestemmingsplannen 's-Heerenbroek 2012 en Buitengebied 2014 van de gemeente Kampen niet zjin gewijzigd. In dit hoofdstuk is dan ook de volgende schakelbepaling opgenomen:
Schakelbepaling (artikel 6)
Door middel van deze schakelbepaling is aangegeven dat voor de algemene regels wordt terugverwezen naar de bestemmingsplannen 's-Heerenbroek 2012 en Buitengebied 2014.
Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de voorgeschreven Anti-dubbeltelregeling opgenomen (artikel 7).
Anti-dubbeltelregeling (artikel 7)
Dit artikel geeft aan dat grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan niet nog eens mag worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.
Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 ‘Overgangs- en slotregels’ bevat onder andere de bepalingen die betrekking hebben op:
Overgangsrecht bouwen & gebruik (artikel 8 en 9)
Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd), mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de planregels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven.
Slotregel (artikel 10)
Dit artikel geeft de citeertitel van de planregels aan.
Exploitatie
Op grond van artikel 3.1.6 onder 1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in het kader van de bestemmingsplanprocedure de economische uitvoerbaarheid van het plan te worden onderzocht. Voor de aanleg, de instandhouding en het beheer en onderhoud van de ondergrondse 110 kV-kabelverbinding moet TenneT gebruik kunnen (blijven) maken van een strook grond ter plaatse van de hoogspanningsverbinding. Deze strook (de zakelijk recht strook) is vastgesteld op basis van het benodigde ruimtebeslag voor aanleg, instandhouding, beheer, onderhoud en goed functioneren. Daarbij is tevens rekening gehouden met veiligheidseisen. Om gebruik te kunnen (blijven) maken van de grond in deze strook is TenneT voornemens een zakelijk recht overeenkomst (ZRO) (inclusief gebruiksovereenkomst) af te sluiten met de eigenaar, de eventuele overige zakelijk gerechtigden (erfpachters, opstalhouders, et cetera) en de eventuele persoonlijk gerechtigden (huurder, pachters, et cetera). TenneT zal met de individuele grondeigenaren afspraken maken om de Zakelijk Rechtsstrook te vestigen. Dit valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan. Het zakelijk recht betreft een opstalrecht en is een zelfstandig recht dat een inbreuk vormt op het exclusieve gebruiksrecht van de eigenaar en de overige zakelijk gerechtigden.
TenneT hanteert bij de vestiging van een zakelijk recht het principe van schadeloosstelling (volledige schadevergoeding) zoals de Belemmeringenwet Privaatrecht die kent. Schadeloosstelling betekent dat de rechthebbenden vóór en ná de vestiging van het zakelijk recht in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie dienen te verkeren. Schadeloosstelling geschiedt in beginsel ongeacht het moment waarop schade zich voordoet. De schade dient wel een rechtstreeks en noodzakelijk gevolg te zijn van de vestiging van het zakelijk recht. De schade wordt onderscheiden in 4 hoofdcomponenten: vermogensschade op het moment van afsluiten van de ZRO; inkomensschade; bijkomende schade op het moment van afsluiten van de ZRO en schade die op het moment van afsluiten van de ZRO onvoorzienbaar en/of onbepaalbaar is (toekomstschade).
De grondeigenaren zijn geïnformeerd door TenneT over het voornemen het kabeltracé planologisch te verankeren in het voorliggende plan. Met de grondeigenaren wordt een ZRO gesloten. Voor de te amoveren 110 kV-lijnverbinding wordt de bestaande ZRO beëindigd.
Planschade
Er is bij dit plan geen sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Er hoeft daarom geen anterieure overeenkomst te worden afgesloten.
Door wijzigingen van de planologische bestemming en de bijbehorende regels, kan er voor belanghebbenden (eigenaren, overige zakelijke gerechtigden en persoonlijk gerechtigden) in de nabijheid van de hoogspanningsverbinding of het koppelpunt schade ontstaan. De grondslag voor een tegemoetkoming van deze planschade is afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Tegemoetkoming is aan de orde indien schade ontstaat in de vorm van inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak door een wijziging van het planologisch regime, die leidt tot een planologisch nadeel voor een belanghebbende.
Overigens leidt niet ieder planologisch nadeel tot (voor vergoeding in aanmerking komende) schade. Een tegemoetkoming wordt toegekend voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins verzekerd is. Dit laatste is bijvoorbeeld aan de orde bij de vestiging van zakelijke rechten en de verwerving van objecten. In deze gevallen is sprake van een volledige schadeloosstelling, dus inclusief een tegemoetkoming in planschade. De planschade is op die manier anderszins verzekerd.
Ten slotte nemen de initiatiefnemers de kosten op zich voor het opstellen van het bestemmingsplan en de bijbehorende onderzoeken. Voor de planregiekosten wordt op basis van de legesverordening een verrekening gemaakt. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van voorliggend plan voldoende aangetoond.
Handhaving
Een van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan handhaafbaar dient te zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid is een voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening spitst zich toe op het gebruik van de gronden en opstallen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden waarvoor een vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is.
De handhaving van de regelgeving van het bestemmingsplan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat hiervoor de wettelijke grondslag. Het gaat daarbij met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. De Wabo bevat een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op de gebruiksactiviteiten.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
Participatie
Omwonenden en grondeigenaren in en rondom het plangebied zijn belanghebbend. Deze belanghebbenden zijn meerdere keren tijdens het proces betrokken. Tijdens de inloopavond op 24 november 2022 is informatie op gehaald van de bewoners en gebruikers, mede op basis van de input vanuit deze participatiesessie is het tracé aangepast om zoveel mogelijk particuliere percelen te ontwijken. Landeigenaren zijn in het proces meegenomen door keukentafelgesprekken en de omwonenden zijn bij belangrijke stappen in het project zoals het uitvoeren van grond- en bodemonderzoek middels een informatiebrief geïnformeerd. De tweede inloopavond vond plaats op 20 november 2023 in de Kandelaar in 's-Heerenbroek. Alle bewoners van 's-Heerenbroek waren hiervan in kennis gesteld. Tijdens de informatieavond konden vragen worden gesteld over het ontwerpbestemmingsplan. Tennet en de uitvoerende bureaus waren ook aanwezig om vragen te beantwoorden.
De (tussentijdse) resultaten van beide inloopavonden zijn onder andere gepresenteerd en besproken bij:
Vooroverleg
Artikel 3.1.1 Bro geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan verplicht zijn overleg te plegen met het waterschap en daar waar nodig met de besturen van andere gemeenten, met de provincie en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Conform artikel 3.1.1. Bro is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan de hieronder opgenomen overlegpartners:
De provincie Overijssel hebben aangegeven geen inhoudelijke opmerkingen te hebben. Onderstaand is de ontvangen reactie van het waterschap weergegeven en daar waar nodig voorzien van een reactie.
Waterschap Drents Overijsselse Delta
In het voorontwerpbestemmingsplan werd de watertoets gemist. Daarnaast wilde het waterschap aandacht vragen voor de beschermingszone persriool.
Naar aanleiding van de reactie is er afstemming geweest met het waterschap. Zij hebben aangegeven dat een digitale watertoets niet noodzakelijk is voor voorliggend bestemmingsplan indien er voldoende rekening wordt gehouden met de belangen van het waterschap, specifiek in dit geval de beschermingszone van het persriool. In paragraaf 4.5 wordt onderbouwd op welke wijze het voornemen voldoet aan de voorwaarden van het waterschap. De waterparagraaf is naar aanleiding van de reactie aangevuld met het onderdeel 'Riolering'.
Vastellingsprocedure
Nadat alle vooroverlegreacties bekend zijn, wordt het ontwerp bestemmingsplan opgesteld. Dit ontwerp bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd.
Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.