Plan: | Woonwijken Kampen, 5e uitwerking Hanzewijk Centrum Noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0166.00991314-VB01 |
De gemeente Kampen, woningbouwvereniging deltaWonen, Stichting Openbaar Onderwijs Kampen en Stichting IRIS werken samen aan het plan voor de uitwerking van het laatste deel van de Hanzewijk in Kampen. In deze wijk is het overgrote deel van de bestaande bebouwing inmiddels vervangen door nieuwbouw. De nieuwe Hanzewijk is een gemêleerde wijk met huur- en koopwoningen, appartementen en eengezinswoningen geworden. Er is een compleet nieuw centrum in deze wijk gekomen met winkels, zorg- en welzijnsvoorzieningen.
De juridische kaders voor de genoemde ontwikkelingen zijn vastgelegd in het bestemmingsplan "Woonwijken Kampen". Dit bestemmingsplan is door de raad vastgesteld op 21 juli 2011. De locatie heeft in dit plan een bestemming Centrum - Uit te werken. Voor de gehele Hanzewijk is gebruik gemaakt van uit te werken bestemmingen voor de gebieden waar nog stedelijke vernieuwing moet plaatsvinden. Hierdoor kan in een later stadium dieper ingegaan worden op de exacte stedenbouwkundige inrichting van het gebied.
Inmiddels zijn een viertal uitwerkingsplannen voor het gebied Hanzewijk vastgesteld. Deze uitwerkingsplannen maakte de realisatie van de inmiddels gebouwde grondgebonden woningen, appartementen, het winkelcentrum in de Hanzewijk mogelijk. Daarnaast is de vestiging van een gezondheidscentrum in de voormalige school aan de Arent toe Boecopsingel planologisch geregeld.
Het doel van het voorliggend uitwerkingsplan "Woonwijken Kampen, 5e uitwerking Hanzewijk Noord" is om het laatste gedeelte aan de noordzijde van de Hanzewijk nader in te vullen met 63 appartementen, twee basisscholen met daarbij een gezamenlijke gymzaal.
Belangrijke basis voor dit plan zijn naast de in het bestemmingsplan "Woonwijken Kampen" (moederplan) opgenomen randvoorwaarden, de voorwaarden zoals deze zijn neergelegd in het Beeldregieplan voor de vernieuwde Hanzewijk. In dit beeldregieplan zijn de ruimtelijke uitgangspunten, richtlijnen en randvoorwaarden geformuleerd waaraan de uitvoeringsplannen voor de Hanzewijk moeten voldoen. Het beeldregieplan vormt hiermee het toetsingskader voor de toekomstige bouwplannen en inrichtingsplannen voor de buitenruimte.
Het uitwerkingsplan 'Woonwijken Kampen, 5e uitwerking Hanzewijk Centrum Noord' bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen.
Het plangebied ligt in de Hanzewijk in Kampen, nabij het nieuwe winkelcentrum. De locatie betreft de noordwestelijke begrenzing van de Hanzewijk. Het plangebied is ongeveer 9.662m2 groot. De grenzen van het plangebied worden gevormd door de Dr. Damstraat, Hanzeplein- Ommelandsingel en Colijnlaan. Samen met het winkelcentrum vormt dit het hart van de wijk en van Kampen-Noord.
Afbeelding 1: Ligging plangebied
Afbeelding 2: Ligging plangebied nader ingezoomd
Voor het plangebied zijn de onderstaande bestemmingsplannen van toepassing. Bij inwerkingtreding van het voorliggende bestemmingsplan vervallen voor dit plangebied de volgende bestemmingsplannen volledig.
Bestemmingsplan | Vastgesteld gemeenteraad | Plannummer |
Woonwijken Kampen | 21-07-2011 | 0166.00991024-VB01 |
Zorg en Wonenwoningsplitsing, woningomzetting en kamerbewoning (parapluplan) | 17-12-2020 | 0166.00991291-VB01 |
Parkeren (parapluplan) | 28-03-2019 | 0166.00991237-VB01 |
Deprogrammeren Woningbouw (parapluplan | 07-07-2016 | 0166.00991192-VB01 |
Het plangebied heeft in het bestemmingsplan 'Woonwijken Kampen' de bestemming 'Centrum - Uit te werken'. In deze bestemming zijn voorwaarden gegeven waaraan de uitwerking moet voldoen. Alleen wanneer het plan aan de uitwerkingsregels voldoet, kan van deze uitwerkingsbevoegdheid gebruik worden gemaakt.
Afbeelding 3: Uitsnede verbeelding plangebied (www.ruimtelijkeplannen.nl
Afbeelding 4: Uit te werken bestemming moederplan "Woonwijken Kampen"
Het plangebied heeft in het bestemmingsplan 'Woonwijken Kampen' de bestemming 'Centrum - uit te werken'. De regels bepalen dat binnen deze bestemming onder andere detailhandel, horeca, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en woningen zijn toegestaan, met de daarbij behorende infrastructurele voorzieningen.
Uitwerkingsregels
De uitwerkingsregels bepalen dat het aantal te bouwen woningen binnen de bestemming maximaal 250 mag bedragen. Hiernaast is een maximale winkelvloeroppervlakte voor detailhandel van 4000 m2 in het plangebied toegestaan. 10% van de gronden van het bestemmingsvlak moeten worden bestemd voor water en/of groenvoorzieningen. De bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 18 meter bedragen, tenzij op de plankaart anders is aangegeven. In dit geval is op de plankaart voor het gedeelte grenzend aan de Colijnlaan is een strook met een bouwhoogte van 12 meter aangegeven. Hiernaast is het mogelijk om voor maximaal 10% van het buiten deze aanduiding gelegen gebied een bouwhoogte van maximaal 40 meter aan te houden.
Andere eisen zijn dat de geluidbelasting vanwege wegverkeer op geluidsgevoelige objecten (waaronder woningen) maximaal de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde mag bedragen. Ook dienen voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.
Het stedenbouwkundig ontwerp gaat uit van de realisatie van 63 appartementen, 2 basisscholen en 1 gymzaal.
In het eerder uitgewerkte deel van de gronden met de enkelbestemming 'Centrum - uit te werken', het uitwerkingsplan "Woonwijken Kampen, Centrumgebied Hanzewijk", is de bouw van 112 woningen en 4000m2 verkoopvloeroppervlakte voor detailhandel planologisch geregeld.
Het voorliggend uitwerkingsplan voorziet in de bouw van nog eens 63 appartementen. Het maximum aantal woningen uit het moederplan wordt hiermee niet overschreden.
De in de regels en op de verbeelding in de zone aangegeven maximale bouwhoogte van respectievelijk 18 en 12 meter worden niet overschreden.
Afbeelding 5: Uitwerkingsplan in relatie tot de zone maximale bouwhoogte (rood omlijnd) uit het moederplan
Uit akoestisch onderzoek blijkt dat er op een deel van de gevels van de appartementen een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde plaatsvindt. De maximaal te ontheffen waarde wordt niet overschreden. Gelet hierop wordt tegelijkertijd met het uitwerkingsplan een hogere waarde procedure gevoerd.
Zoals in de onderstaande uitsnede van de verbeelding is te zien, wordt ook aan de eis voldaan dat minimaal 10% van het plangebied wordt ingericht met groenvoorzieningen of water. Binnen de bestemming Groen worden de gronden voor het grootste gedeelte als groenvoorziening ingericht. In de overige oppervlakte wordt binnen de bestemming Verkeer - verblijfsgebied, als openbare ruimte nog meer groenvoorziening aangebracht. Hierdoor wordt ruimschoots voldaan aan deze uitwerkingsregel.
Afbeelding 6: Uitwerkingsplan in relatie tot de groenvoorziening.
De parkeernorm voor de toe te voegen woningbouw is minimaal 1,5 parkeerplaats per woning. Er zijn ten behoeve van het winkelcentrum reeds voldoende parkeerplaatsen (296 stuks) gerealiseerd, waarbij rekening is gehouden met de toekomstige woningbouw van nog eens maximaal 63 appartementen waarin dit uitwerkingsplan in voorziet.
Conclusie
Gesteld kan worden dat met dit uitwerkingsplan voldaan wordt aan de uitwerkingsregels.
De regeling ten aanzien van zorg en woningsplitsing, woningomzetting en kamerbewoning zijn één op één overgenomen in dit uitwerkingsplan.
Deze regeling ten aanzien van parkeren en het laden en lossen zijn ool één op één overgenomen in dit uitwerkingsplan.
Het parapluplan 'Deprogrammeren Woningbouw' heeft het doel om de harde plancapaciteit in directe bouwtitels, uitwerkingsverplichtingen en wijzigingsbevoegdheden af te waarderen. Hierdoor is er plancapaciteit beschikbaar gekomen om nieuwe gewenste woningbouwontwikkelingen mogelijk te maken. Dit parapluplan heeft in 2016 het aantal beschikbare woningen voor het moederplan 'Woonwijken Kampen' gedeprogrammeerd van 250 woningen naar 194 woningen.
Relatie tot plan
Het onderhavige uitwerkingsplan dient rekening te houden dat het aantal woningen niet meer zal bedragen dan 194. Het uitwerkingsplan voorziet in ten hoogste 63 woningen. Vermeerderd met de 112 woningen die reeds zijn gebouwd op grond van het uitwerkingsplan 'Woonwijken Kampen, Centrumgebied Hanzewijk', komt het totaal aantal uit op 175 woningen. Het maximum aantal woningen, uit het parapluplan 'Deprogrammeren Woningbouw', wordt daarmee niet overschreden.
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:
In dit hoofdstuk wordt het integrale beleid samengevat dat relevant is voor het plangebied. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een ‘doorzetting’ van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) door het kabinet vastgesteld en samen met de zogeheten Uitvoeringsagenda naar de Tweede Kamer gestuurd. Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Nederland. In de uitvoeringsagenda wordt inzichtelijk welke inzet het Rijk en regio nu al verrichten en welke gezamenlijke acties de NOVI daaraan toevoegt.
Binnen de NOVI zijn acht voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Op basis van een zorgvuldig selectieproces zijn acht voorlopige NOVI-gebieden aangewezen:
De regio Zwolle (waaronder ook dit plangebied valt) is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Regio Zwolle
In de Regio Zwolle is er behoefte aan ca. 40.000 woningen. Klimaatadaptatie vormt naast wonen, werken en de mobiliteitstransitie een belangrijke bouwsteen in de verstedelijkingsstrategie. Diverse perspectieven zijn onderzocht en de kansrijke bouwstenen en bevindingen zijn verwerkt in het verstedelijkingsconcept ‘de warme harten strategie’. Hierbij wordt op drie schaalniveaus een hart gerealiseerd. Ieder schaalniveau kent zijn eigen opgave: concentreer het grootste deel van toekomstige verstedelijking in bestaand stedelijk Zwolle, draag bij aan een warm hart rond OV-knooppunten voor ‘dagelijkse dingen’ in middelgrote kernen en houd de overige kernen vitaal.
In 2022 - tijdens het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving - wordt besloten over de verstedelijkingsstrategie en over de afspraken die daaraan uitvoering gaan geven.
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
Voor Oost-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Regio Zwolle onderdeel vanuit maakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio
Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.
Relatie tot het plan
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat het voorliggend uitwerkingsplan, wat voorziet in de ontwikkeling van woningen op een inbreidingslocatie, in overeenstemming is met de NOVI.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.
Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
Relatie tot het plan
Het uitwerkingsplan, wat voorziet in de ontwikkeling van woningen op een inbreidingslocatie, raakt geen nationale ruimtelijke belangen zoals gesteld in het Barro.
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. In het Bro, artikel 3.1.6, tweede lid, zijn eisen opgenomen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen als dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zoals een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen kunnen ingrijpende gevolgen hebben voor de omgeving. Daarom is het noodzakelijk dat in een bestemmingsplan nadrukkelijk wordt stilgestaan bij de vraag of er behoefte is aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Inmiddels heeft jurisprudentie reeds bepaald bij welke minimale omvang sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Conform jurisprudentie is bij 11 woningen geen sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921) en bij 12 woningen wel sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' (ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953).
Behoefte
Uitgangspunt is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand. De gemeente Kampen heeft in samenspraak met de provincie Overijssel en de omliggende gemeente een langjarig woningbouwprogramma afgesproken. Dit programma is gebaseerd op de toekomstige bevolkingsgroei en woningbouwbehoeften en is afgestemd met de regio.
Toetsing ladder voor duurzame verstedelijking
Bij voorgenomen ontwikkeling is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling welke binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Gezien de locatie, welke omringd is door woningbouw, is de locatie uitermate geschikt voor woningbouw. Daarnaast is deze locatie in het moederplan reeds opgenomen als een geschikte locatie voor nadere uitwerking ten behoeve van woningbouw.
Er zijn begin 2016 woonafspraken gemaakt met de gemeenten in West-Overijssel, het Regionaal Woonprogrammering West-Overijssel (RWP). Deze woonafspraken zijn in 2017 geactualiseerd. Er is meer aandacht voor de kwalitatieve opgaven op middellange termijn. Het RWP biedt ruimte voor woningen op inbreiding- en transformatielocaties die in de kwalitatieve behoefte voorzien. Voor Kampen is de netto woningvraag 2017-2026 vastgesteld op 1525 tot 1865.
De gemeente Kampen heeft in de Woonvisie 2016-2021 de kwantitatieve en kwalitatieve opgaven uitgewerkt. De komende tien jaar heeft de gemeente ruimte voor 1880 nieuwe woningen. Om tot maximaal 100 procent plancapaciteit te komen, heeft de gemeente de beleidsnotitie Woningmarkt in Balans geschreven. Met het in beeld brengen van de situatie van de gemeente Kamp op 1 juli 2019 is er gebleken dat er in totaal 1162 (2393 – 1231) woningen toegevoegd kunnen worden tot 2027.
De kwalitatieve opgave betreft:
Relatie tot het plan
Met voorgenomen ontwikkeling worden er 63 appartementen gerealiseerd in de sociale huursector in een bestaand stedelijk gebied. Door de het realiseren van deze sociale huurwoningen wordt er voldaan aan de kwalitatieve behoefte. Het uitwerkingsplan voldoet hiermee aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.
Onderliggend uitwerkingsplan is in overeenstemming met het Rijksbeleid. Geconcludeerd kan worden dat dit beleid de voorgenomen ontwikkelingen niet in de weg staat.
De Omgevingsvisie Overijssel 2017 geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden. De Omgevingsvisie is op 3 maart 2021 geactualiseerd (Actualisatie 2019/2020) en geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. De ambities in het kader van duurzaamheid zijn:
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld.
Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Afbeelding 7: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2017 (Bron: Provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
1. Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling nodig of mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. Dit betekent dat alle andere onderdelen in de verordening altijd in combinatie met de bepalingen ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid toegepast moeten worden. Voor dit plangebied zijn hoofdzakelijk de volgende artikelen uit de Omgevingsverordening van belang:
Hieronder wordt voor deze ontwikkeling per artikel nader ingegaan.
Artikel 2.1.2 Principe van concentratie
De gemeente Kampen heeft weinig woningbouw uit de jaren '50 en '60. Dit komt onder meer door de herstructurering van de Hanzewijk. De woonmilieus die Kampen biedt, hangen sterk samen met de bouwjaren. Het beeld is dus relatief weinig bouw uit de jaren '50 en '60, juist veel vooroorlogse bouw én relatief veel nieuwbouw. Aangezien de wijken uit de jaren '50 en '60 doorgaans tot de minder populaire wijken behoren, is dit een kracht van Kampen. De grootschalige herstructurering van Hanzewijk speelt hierin een rol.
De gemeente Kampen voert al vele jaren een beleid dat gericht is op een gemengd nieuwbouw aanbod waarin er voor alle inkomens ruimte is. Het gaat hier om de verhouding 'goedkoop', 'betaalbaar' en 'duur'. Van de categorie 'goedkoop' is twintig procent sociale huur en tien procent goedkope koop. In voorgaande jaren heeft de gemeente Kampen zich grosso modo gehouden aan deze verhoudingen. De verhouding 30/40/30 is een richtlijn voor de gehele gemeente. Het is echter wel belangrijk dat per wijk wordt gekeken welke verhouding passend is. Voor dit uitwerkingsplan geldt dat de beoogde 63 woonappartementen bestemd zijn voor sociale huur hetgeen ook behoefte aan is binnen de Hanzewijk. Het plan past daardoor binnen de lokale woningbouw behoefte voor de komende jaren.
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Het uitwerkingsplan is een stedenbouwkundige afronding van het laatste deel van de bestaande woonwijk 'Hanzewijk'. Het plangebied is ingeklemd tussen bestaand woongebied en winkelcentra en behoort daarmee tot het bestaande bebouwde gebied. Binnen het plangebied is sprake van herstructurering. Hiermee zijn de mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal benut.
Artikel 2.1.4 Toekomstbestendigheid
Bij het ontwerp van deze uitwerking is uitgegaan van sociale woningbouw. Deze woonvorm past binnen de visie van het stedelijk gebied. Om aan de vraag naar het aanbod van sociale huur tegemoet te komen is de verkaveling zo opgezet dat de realisatie van 63 appartementen mogelijk is. Zo ontstaat er een aanbod van de lokale toekomstbestendige woningbehoefte, waarbij de mix van bewoners bijdraagt aan een duurzame samenleving en geeft toekomstige generaties genoeg evenwichtige mogelijkheden om in hun behoeften te voorzien. Hiermee ontstaat een duurzame en evenwichtige bijdrage aan het welzijn van onze inwoners.
Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
Het woningbouwplan dient in harmonie te zijn tussen de inrichting van de openbare ruimte en de architectuur van de omliggende bebouwing (woningen en winkelcentra). Deze voorwaarden zijn te vinden in de Welstandsnota waarin het voormalige beeldregieplan voor de Hanzewijk in is opgenomen. Het is de verplichting voor de gemeente om het plan zo goed mogelijk in overeenstemming met het welstandsbeleid uit te voeren. Van woningbouwvereniging, de basisscholen en hun architecten wordt gevraagd zich aan de beschreven welstandskwaliteit te houden.
Artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen
Voorliggende ontwikkeling betreft de realisatie/toevoeging van 63 appartementen en een extra basisschool. De woningen voldoen aan de kwalitatieve behoefte in de markt en worden gebouwd voor de lokale behoefte. Zoals reeds vermeld worden binnen voorliggend voornemen nieuwe appartementen gerealiseerd waaraan behoefte is op basis van zowel de regionale als de gemeentelijke woonvisie (zie paragraaf 2.3.2 Woonvisie 2016-2021 van deze toelichting). Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het wonen past binnen de generieke beleidskeuzes.
2. Ontwikkelingsperspectief
Op de ontwikkelingsperspectievenkaart is het plangebied aangeduid als 'Woonwijk'. De ambitie van de provincie is dat er voldoende aanbod is van woningen in een aantrekkelijke woonomgeving om te kunnen wonen. Er wordt gestreefd naar gevarieerde, aantrekkelijke, veilige, schone en goed bereikbare woonmilieus, die voorzien in de woonvraag. De beoogde ontwikkeling in het plan betreft een inbreiding en past binnen de ontwikkelingsperspectieven.
3. Gebiedskenmerken
De natuurlijke laag van het plangebied is een 'Rivierengebied' - 'Oeverwallen'. Oeverwallen werden als eerste bewoond en bewerkt. In dit geval worden woonbebouwing en een extra basisschool toegevoegd. De stedelijke laag van het plangebied is 'Woonwijken 1955 - nu'. De woonwijken van na 1955 zijn grotendeels planmatig ontworpen en gerealiseerd. Dat heeft geleid tot een per wijk kenmerkende hoofdstructuur met eigen aard, maat en karakter (patroon van o.a. hoofdroutes en wegen, wooneenheden en parken en groenstructuur). Nieuwe bebouwing voegt zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel. Er wordt voortgeborduurd op de bestaande kwaliteiten van de bebouwing en het stedenbouwkundig ontwerp. In dit geval wordt qua architectuur en massa aangesloten bij de omliggende bebouwing. Het voorliggend uitwerkingsplan houdt dan ook rekening met bovengenoemde ambities.
Onderliggend uitwerkingsplan sluit aan op het provinciaal ruimtelijk beleid. Geconcludeerd kan worden dat dit beleid de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg staat.
Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de gemeenteraad. Dit strategische document bevat de uitgangspunten voor het ruimtelijk beleid. In de visie wordt aangegeven hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De structuurvisie is een richtinggevend document.
De Structuurvisie Kampen spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente Kampen. Naast de huidige waarden en beschrijving van knelpunten voor de stad en de omringende landschappen, komen ook gewenste ontwikkelingen en toekomstige kwaliteiten aan bod.
Op de kaart bij de structuurvisie is het onderhavige plangebied dan ook aangewezen als 'Stedelijke vernieuwing Hanzewijk' in een gebied met 'gemengd stedelijke functies'.
Afbeelding 8: Uitsnede kaart Structuurvisie Kampen 2030
Afbeelding 9: Uitsnede legenda kaart Structuurvisie Kampen 2030
Relatie tot het plan
In dit beleidsdocument wordt ingezet op inbreiding en het afbouwen van in gang gezette ontwikkelingen, waaronder de herstructurering van de Hanzewijk waar dit uitwerkingsplan onderdeel van uitmaakt. De ontwikkeling is dan ook in overeenstemming met de huidige structuurvisie.
De Woonvisie vormt de basis voor het woonbeleid. Uitdaging is om het beleid zo te formuleren dat het voldoende richting biedt en tegelijkertijd de flexibiliteit geeft om op veranderende omstandigheden in te spelen en ideeën uit de samenleving te faciliteren. Daarnaast dient de woonvisie als kader voor afspraken met woningcorporaties, huurdersorganisaties en andere partijen.
Kwantitatieve opgave
De komende tien jaar heeft de gemeente ruimte voor 1880 nieuwe woningen. Dit is conform de regionale woonafspraken die we met de provincie hebben gemaakt. Jaarlijks betreft het een nettoproductie van 188 woningen. Om tot maximaal 100 procent plancapaciteit te komen, heeft de gemeente de beleidsnotitie Woningmarkt in Balans geschreven.
Kwalitatieve opgave
Op 31 maart 2016 heeft de gemeenteraad 'Woningmarkt Kampen in Balans' (WKIB 2016) vastgesteld. Met de update wordt het vraag en aanbod van woningbouw weer gegeven om inzicht te krijgen in de ruimte die beschikbaar is voor nieuwe plannen. Per 1 juli 2018 was er ruimte voor 748 (2283-1535) woningen die toegevoegd kunnen worden tot 2028. Met het in beeld brengen van de situatie van de gemeente Kamp op 1 juli 2019 is er gebleken dat er in totaal 1162 (2393 – 1231) woningen toegevoegd kunnen worden tot 2027.
Het groen in de bebouwde omgeving bepaalt mede de kwaliteit van het woon- en leefmilieu voor alles en iedereen die er gebruik van maakt. De gemeente Kampen voert een groenbeleid om hier gericht op te kunnen sturen. In de Groenstructuurvisie zijn de ambities en doelen op het gebied van groen vastgelegd. De Groenstructuurvisie is op 4 oktober 2012 vastgesteld.
De Groenstructuurvisie heeft betrekking op het totale areaal openbaar groen van de bebouwde kommen van Kampen, IJsselmuiden en de kleine kernen. Daarnaast geeft de visie aan welke particuliere groengebieden van betekenis zijn voor de groenstructuur. Voor het onderhavig plangebied zijn geen specifieke ambities benoemd.
De bestaande basisschool moet nog worden gesloopt en er moeten ook nog een aantal bomen worden gekapt en kleinschalig struweel worden verwijderd. Het overige deel van het plangebied rondom de bestaande school is nu een braakliggend terrein. Bij voorgenomen ontwikkeling wordt er groen terug gebracht binnen het plangebied door het aanplanten van bomen en het aanbrengen van beplanting en gras. De groenstructuur langs de Colijnlaan en de Reijersdijk blijft met voorgenomen ontwikkeling behouden.
In de gemeente Kampen willen we zorgvuldig omgaan met de bebouwde omgeving. Hiervoor heeft de gemeente een Welstandsnota vervaardigd. Deze Welstandsnota gaat over de kwaliteit van de bebouwing in de gemeente Kampen. De Welstandsnota is bedoeld om te inspireren en waar mogelijk een nieuwe kijk te bieden op de dagelijkse leefomgeving.
Door de Welstandsnota wordt de burger en de aanvrager van een aanvraag omgevingsvergunning inzicht geboden en verheldering gegeven over de beoordeling van (zijn of haar) bouwplannen. Middels de Welstandsnota is de gemeente opgedeeld in verschillende welstandsniveau's en criteriagebieden.
Voor het onderhavig plangebied wordt het volgende aangegeven:
Hanzewijk
Het stratenpatroon en het verkavelingsprincipe van de voormalige wederopbouwwijk is ‘hergebruikt’, maar gekozen is voor een andere typologie en vooral meer grondgebonden woningen. De wijk heeft hogere, formele buitenranden en informele woonbuurten, en ‘mee ontworpen’ erfafscheidingen.
De appartementengebouwen verwijzen in de vormgeving naar de wederopbouw portiekflats, met aandacht voor de hoeken en trappetjes naar de opgetilde plinten. Materiaal is gemêleerde rode en witgekeimde steen en grijze vlakke pannen. De wijk heeft een zeer duidelijke en eenduidige kleurstelling.
Voor een uitgebreide beschrijving van de welstandscriteria wordt verwezen naar de Welstandsnota.
Onderliggend uitwerkingsplan is ook in overeenstemming met het gemeentelijk beleid. Geconcludeerd kan worden dat dit beleid de voorgenomen ontwikkelingen niet in de weg staat.
Jurisprudentie stelt dat naast de toetsing aan de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan ook bezien moet worden of de uitwerking binnen de bij het bestemmingsplan gegeven regels niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de uitwerking en de totstandkoming van de uitwerking niet in strijd is met het recht. Jurisprudentie stelt hierbij dat hierbij in aanmerking kan worden genomen dat naarmate een bestemmingsplan jonger is, het er eerder voor kan worden gehouden dat een goede ruimtelijke ordening is ingesloten in de uitwerkingsregels (RvS, 6-8-2003, 200206714/1).
In dit hoofdstuk zal dan ook op de voor het onderhavige plangebied relevante aspecten summier worden ingegaan. Het betreft hier niet alleen de ruimtelijke problematiek maar ook de aspecten die samenhangen met het milieu, de archeologie, ecologie, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
Uitgangspunt voor de invulling van het plangebied is het in samenwerking met deltaWonen en de basisscholen ontwikkelde plan. Het plan voldoet aan de uitgangspunten en randvoorwaarden, zoals die waren neergelegd in het Beeldregieplan Hanzewijk en nu zijn opgenomen in de Welstandsnota 2017.
Het plangebied ligt in de Hanzewijk in Kampen, nabij het nieuwe winkelcentrum en vormt met de bestaande appartementencomplexen Bark en Punter de gevelwand van de Dr. Damstraat.
Het plangebied ligt in de Hanzewijk in Kampen, nabij het nieuwe winkelcentrum. De locatie betreft de noordwestelijke begrenzing van de Hanzewijk en is ongeveer 9.662m2 groot. De grenzen van het plangebied worden gevormd door de Dr. Damstraat, Hanzeplein- Ommelandsingel en Colijnlaan.
Afbeelding 10: Huidige situatie plangebied
Afbeelding 11: Huidige situatie plangebied vogelvluchtperspectief
Afbeelding 12: Plangebied met links de basisschool en op de achtergrond wijkcentrum Reijersdam, sporthal Reflex en de Westerkerk
De nieuwe Hanzewijk is een markante wijk geïnspireerd door de architectuur van de jaren '50. De centrale as en verbindende factor in deze wijk is de Hanzelaan. Aan deze laan zijn diverse bouwvelden (clusters) gelegen. Het plangebied ligt nabij het nieuwe winkelcentrum.
De aanpak van de renovatie van de Hanzewijk heeft stapsgewijs plaatsgevonden. In clusters zijn de portiekflats gesloopt en vervangen door grondgebonden woningen. De wijk is nu bijna geheel vernieuwd. Nu is men toe aan het laatste deel, cluster 5, dat begrensd wordt door de Dr. Damstraat, Hanzeplein- Ommelandsingel en Colijnlaan. Samen met het winkelcentrum vormt dit het hart van de wijk en van Kampen-Noord.
De bebouwing van het oude winkelcentrum is inmiddels gesloopt. Het is in de planning om de Bouwmanschool op termijn te vervangen door nieuwbouw op deze locatie in combinatie met de OBS Scala die ook nieuw wil bouwen. Het wijkcentrum Reijersdam blijft vooralsnog op locatie staan. De opgave van woningbouwvereniging deltaWonen is om hier 63 appartementen te bouwen.
In de stedenbouwkundige planvorming zijn, naast de opgaven van bebouwing van appartementen, scholen en sportvoorziening, een aantal randvoorwaarden bepaald. Allereerst de wens vanuit het groenstructuurplan om aan de noordzijde een verbinding te maken tussen de groensingel bij de Koning Abelsingel met de groenzone aan de Dorpstraat.
Ten tweede willen we voorkomen dat de Dr. Damstraat een pijpenla wordt met links en rechts hoge gevelwanden van appartementen. In de planvorming van het plein en winkelcentrum in 2012 is dit opgenomen. De gevellijnen moeten de verbinding zijn tussen het oostelijk deel van de Hanzewijk met het westelijk deel van de wijk, waarbij het plein centraal ligt. Ten slotte moet een voetgangersverbinding komen tussen het zuidelijk deel van het winkelcentrum en het noordelijk deel van het centrum. Appartementen en scholen moeten voldoende en een veilige parkeervoorzieningen krijgen.
De hiervoor genoemde bebouwingsopgave is in studie genomen, waarbij het resultaat in afbeelding 9 in basis is weergeven.
Afbeelding 13: Stedenbouwkundige opzet plangebied
De invulling van dit gebied is een logisch vervolg van het stedenbouwkundig concept van het winkelcentrum. Het centraal gelegen plein Hanzehof is een prominent onderdeel. De vormgeving van het Hanzehof is afgestemd op de richting van de bouwblokken van het winkelcentrum. Bij de invulling van het laatste deel van de Hanzewijk met appartementen en de mogelijkheid tot de bouw van basisscholen en sporthal, is zorgvuldig ingespeeld op het concept van de reeds bestaande bebouwing van het winkelcentrum. Het ontwerp bestaat, net als het wijkwinkelcentrum, uit één bouwblok met verschillende delen.
Het ontwerp van het laatste deel van de Hanzewijk is zorgvuldig met betrokken deelnemers, de directie van deltaWonen, met de besturen van de schoolverenigingen en met het bestuur van de wijkvereniging, besproken.
Het uitgangspunt is dat met de realisering van het plan een goede omgevingssituatie ontstaat. Daarom zijn in het kader van deze ruimtelijke onderbouwing de (wettelijk) noodzakelijke toetsen verricht.
Als uitgangspunt geldt dat het project niet leidt tot milieuoverlast bij milieugevoelige functies in de omgeving. Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst. Daarin worden op basis van de SBI-code indicatieve afstanden bepaald voor allerlei vormen van bedrijfsactiviteiten. De afstandcriteria hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar.
Het uitwerkingsplan maakt de realisatie van appartementen en basisscholen mogelijk. Aan de overzijde van het plangebied is een supermarkt gelegen welk valt onder de SBI-code 471 (2008) met een richtafstand van 10 meter voor geluid. De supermarkt is gesitueerd op een afstand van circa 55 meter van de appartementen en circa 102 meter van de twee basisscholen. Het toestaan van appartementen en een basisschool in dit plangebied voldoet daarmee aan de afstanden genoemd in de VNG-richtlijn.
Het uitwerkingsplan is op basis van het aspect milieuzonering uitvoerbaar.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht te worden besteed aan het aspect geluid. In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Van zonering van een nabijgelegen industrieterrein is geen sprake. Evenmin is de Luchtvaartwet van toepassing.
Rondom de planlocatie ligt een aantal wegen met een maximumsnelheid van 30km/h. Formeel gezien hebben deze wegen geen geluidszone en is in het kader van de Wet geluidhinder geen onderzoek nodig. In het kader van een goed woon- en leefklimaat en een goede ruimtelijke ordening is wel een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 1 toegevoegd. Op deze wijze kan ten aanzien van de isolatiewaarde van de appartementen en de scholen ook rekening worden gehouden met de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai.
De exacte invulling van het gehele plangebied is nog niet bekend. Wel is er een stedenbouwkundig ontwerp opgesteld voor de mogelijke invulling. Voor deze mogelijke invulling zijn de geluidsbelastingen voor de verschillende bouwblokken berekend. Daarbij is in beginsel voor de school uitgegaan van een hoogte van twee bouwlagen (6 meter). Voor het appartementencomplex aan de Colijnlaan is uitgegaan van vier bouwlagen (12 meter) en voor het appartementencomplex aan de Dr. Damstraat is uitgegaan van vijf bouwlagen (15 meter).
Geluidssituatie voor de beoogde nieuwe woningen
Er zijn geluidsbelastingen berekend die hoger zijn dan 48 dB. De maximaal berekende geluidsbelasting bedraagt 54 dB. Daarmee is de geluidsbelasting niet hoger dan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB die geldt langs gezoneerde wegen.
Geluidssituatie voor de beoogde nieuwe schoolgebouwen
Aan de noordzijde van het plangebied zijn nieuwe schoolgebouwen beoogd. Op de randen van de bouwvlakken van deze scholen zijn geluidsbelastingen berekend die hoger zijn dan 48 dB. De maximaal berekende geluidsbelasting op deze locatie bedraagt 50 dB aan de oostzijde van het bouwvlak.
Mogelijke maatregelen
Maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren zijn lastig inpasbaar. Asfaltverharding is niet wenselijk in 30 km/h gebieden vanwege het verblijfskarakter en de rijsnelheid. Geluidsafschermende maatregelen in de vorm van geluidsschermen of geluidswallen worden in voorliggende situatie niet reëel geacht. Voorgesteld wordt om bij de nadere uitwerking de isolatiewaarde van de nieuwe woningen en de scholen dusdanig uit te voeren zodat kan worden voldaan aan de maximale binnenwaarde conform het Bouwbesluit.
Geluidseffecten voor bestaande woningen rondom plangebied
Voor de bestaande woningen langs de Dr. Damstraat en de Schaepmanlaan zijn geen waarneembare geluidstoenames berekend ten gevolge van extra verkeer gelet op de wegen met een maximumsnelheid van 30km/h. Daarmee kan gesteld worden dat er sprake is van een acceptabele geluidssituatie en dat aanvullend onderzoek naar geluidsreducerende maatregelen voor de bestaande woningen niet noodzakelijk is.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzocht wat intensiever gebruik van het schoolplein betekent voor het woon- en leefklimaat bij de nieuw te bouwen als ook de bestaande woningen die rondom de school liggen.
Op grond van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening moet voldoende scheiding tussen functies worden aangebracht zodat onevenredige hinder wordt voorkomen. Een veelgebruikte richtlijn daarbij is de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering. In die brochure wordt voor scholen een minimale afstand van 30 meter aangehouden tot woningen. Het geluid afkomstig van het schoolplein is daarbij maatgevend. Een school valt onder de werking van het Activiteitenbesluit. De geluidnormen uit het Activiteitenbesluit zijn echter niet van toepassing op het stemgeluid in de open lucht.
Het nieuw te bouwen schoolgebouw met bijbehorend schoolpleinen liggen op minder dan 30 meter van omliggende woningen. Om deze reden is een Aanvullend onderzoek stemgeluid uitgevoerd voor de inschatting van de akoestische effecten op de omliggende woningen. De geluidnormen uit het Activiteitenbesluit zijn daarbij gebruikt als referentie.
Op dit moment is er op de locatie al sprake van een school met schoolplein. Voor de nieuwe appartementen ten zuiden van de brede school is sprake van een nieuwe situatie en komen deze binnen de richtafstand van de school te liggen. Ten oosten van de school zijn bestaande appartementen gelegen aan de Dr. Damstraat. In de nieuwe situatie komt het schoolplein op kortere afstand van deze appartementen te liggen en zal het schoolplein ook binnen de richtafstand liggen. Het nader onderzoek heeft zich daarom op de nieuwe appartementen en de appartementen aan de Dr. Damstraat gericht.
In het onderzoek zijn de geluidsniveaus bij de nieuwe appartementen ten zuiden van de brede school en bij de appartementen aan de Dr. Damstraat, ten oosten van de school, inzichtelijk gemaakt. Uit de quickscan blijkt dat met het voorgenomen ontwerp sprake is van overschrijdingen van de richtwaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau én de maximale geluidsniveaus als gevolg van stemgeluid in de dagperiode. Uit nader onderzoek naar de optredende geluidsniveaus in de appartementen is gebleken dat in alle woningen in en rondom het plangebied wel voldaan wordt aan de toelaatbare geluidsniveaus. De optredende geluidsniveaus op de gevels zijn hierdoor toelaatbaar, omdat er in de woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het opstellen van maatwerkvoorschriften is niet nodig, omdat stemgeluid volgens het Activiteitenbesluit buiten beschouwing wordt gelaten.
Het uitwerkingsplan is op basis van het aspect geluid uitvoerbaar.
Bodemkwaliteit
Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en in het Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer.
Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Milieukundig bodemonderzoek
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s).
Door WSP Nederland B.V.is een verkennend asbest- en bodemonderzoek (projectnummer SOL015372, 3 maart 2021) uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. De aanleiding voor het onderzoek is om het onderzoeksgebied te betrekken bij de uitwerking van de woonwijk 'Hanzewijk'. Dit onderzoek is als Bijlage 4 toegevoegd.
Het doel van het verkennend bodemonderzoek is vast te stellen of er ter hoogte van de onderzoekslocatie sprake is van een verontreiniging van grond en/of grondwater. Het doel van het verkennend asbestonderzoek is om na te gaan of de verdenking op asbest in de grond terecht is. Dit alles om te kunnen bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het toekomstige gebruik van deze locatie.
Afbeelding 14: Situatietekening onderzoekslocatie (grondboringen)
Uit het onderzoek is het volgende naar voren gekomen:
Omdat ter plaatse van het asfalt de onderlaag teerhoudend is, is een verder onderzoek naar teerhoudendheid op de bovenlaag niet uitgevoerd. Omdat het een geringe hoeveelheid asfalt betreft, wordt aanbevolen de gehele constructie als teerhoudend af te voeren. De onderliggende slakkenlaag dient naar een erkende verwerker te worden afgevoerd, het materiaal is middels het indicatief onderzoek beoordeeld als niet herbruikbaar voor bouwstof.
Op grond van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een bodemverontreiniging van betekenis en de onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek en/of sanerende maatregelen. Op basis van de beschikbare bodeminformatie wordt geconcludeerd dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor het onderhavige uitwerkingsplan.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan c.q. het nemen van een projectbesluit in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen (zie onderstaande opsommende lijst). Bedrijventerreinen zijn niet opgenomen in een categorieaanwijzing.
Voorliggend uitwerkingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die onder de gestelde normen blijft. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren ten gevolge van de vaststelling van het uitwerkingsplan. Op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer is in dat geval geen onderzoek naar de luchtkwaliteit vereist. Er wordt voldaan aan het gestelde in artikel 5.16 lid b: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het uitwerkingsplan.
Het uitwerkingsplan is op basis van het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet binnen redelijke grenzen gewaarborgd worden dat door de (toekomstige) vestiging van bedrijven geen onverantwoorde veiligheidsrisico's ontstaan voor de omgeving. Ook andere risicobronnen moeten worden geïnventariseerd en beoordeeld om een uitspraak te kunnen doen over de aanvaardbaarheid van de risico's en de mogelijkheden tot het beperken ervan. In en rond het plangebied kunnen verschillende ramptypen zich voordoen.
Hoe risico's met betrekking tot externe veiligheid moeten worden verantwoord staat in verschillende regelingen beschreven. Daarnaast heeft de gemeenteraad in 2013 de beleidsnota “Kampen IJsselsterk Veilig” vastgesteld waarin specifiek staat vermeld hoe omgegaan moet worden met risico's van bedrijven (inrichtingen) in 4 verschillende soorten gebieden (woongebieden, overige gebied, bedrijventerreinen en industrieterreinen). Het plan valt onder de gebiedstypering “woongebieden”.
Niet alle veiligheidsaspecten worden in het kader van de ruimtelijke ordening (bij de vaststelling van dit bestemmingsplan) beschreven of verantwoord omdat hiervoor specifieke regels gelden die toegepast moeten worden bij bijvoorbeeld het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit 'milieu' of een ontheffing voor een gevaarlijk transport. Alleen als voorzienbaar is dat door de mogelijkheden die het ruimtelijke plan biedt later niet-vergunbare of onverantwoorde situaties (kunnen) ontstaan, dient het plan voldoende waarborgen te bieden dat dit niet voorkomt (bijvoorbeeld door vestiging van bepaalde functies uit te sluiten).
Ook ruimtelijk niet relevante aspecten blijven in een bestemmingsplan buiten beschouwing, omdat deze aspecten niet zijn te borgen in het plan. In algemene zin geldt dat het bestemmingplan dient te voorkomen dat ongewenste veiligheidssituaties ontstaan voor zover te voorzien en voor zover dit niet (later) op grond van andere (specifiekere) regelingen geborgd is. Om te bepalen of iets wel of niet verantwoord wordt geacht wordt onderscheid gemaakt tussen het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Met betrekking tot het eerste aspect geeft bijvoorbeeld het Besluit externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) aan dat afhankelijk van de soort bestemmingen (kwetsbaar, beperkt kwetsbaar) en het plaatselijke risico welke bestemming op welke afstand van de risicobron nog is toegestaan.
Voor het groepsrisico bestaat geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Zeker als er sprake is van een toename van het groepsrisico dient dit verantwoord te worden, waarbij onder andere rekening gehouden moet worden met aspecten als bereikbaarheid van de locatie, de bestrijdbaarheid van een ramp en de zelfredzaamheid van de personen binnen het invloedsgebied (van belang bij een eventuele ontruiming van het gebied bij een calamiteit). Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan wordt niet alleen gekeken naar het mogelijk effect van een ongeluk maar ook naar de kans dat een dergelijk ongeluk zich voordoet.
Het risico is het product van deze kans en het effect. De hulpdiensten gaan bij hun advisering uit van het meest waarschijnlijke scenario behorend bij de aanwezige of geplande risicobron. De advisering richt zich onder andere op de bereikbaarheid (ook vluchtwegen en zelfredzaamheid van te evacueren personen) en de bestrijdbaarheid. De calamiteit moet voldoende bereikbaar en bestrijdbaar zijn en de in het effect- en invloedsgebied aanwezige personen moeten zich zoveel mogelijk zelf in veiligheid kunnen brengen.
Voorafgaand aan de vaststelling van een ruimtelijk plan wordt echter ook nadrukkelijk de afweging gemaakt tussen het effect van een calamiteit, de mogelijkheden voor bestrijding daarvan, de hulpverlening en de kans dat de calamiteit zich voordoet. Omdat dit een ruimtelijk plan betreft wordt niet ingegaan op welke plaats bluswatervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Die zijn ruimtelijk in principe overal mogelijk. Standaard wordt bij de aanleg van de waterleiding in overleg met Vitens voorzien in een basiscapaciteit welke wordt afgestemd op de aard van het gebied.
Indien op grond van (latere) meer concrete gegevens (omgevingsvergunning) een grotere capaciteit vereist is wordt hierin voorzien door bronnen of oppervlaktewater. Ook andere eisen aan de (brand)veiligheid worden in deze kaders meegenomen.
Beschrijving van het plangebied en de veiligheidsrisico's
Hierna worden de volgende risico's beschreven inclusief in het kader van welke regeling deze worden beoordeeld. Voor zover nodig wordt tevens een verantwoording geven van het groepsrisico. In het plan zijn geen bedrijven gevestigd met veiligheidsrisico's welke onder een wettelijke regeling vallen.
Luchtverkeer
Risico's met betrekking tot luchtverkeer worden in dit plan buiten beschouwing gelaten als niet relevant. De kans op een calamiteit ten gevolge van een ongeluk met luchtverkeer is dermate klein dat dit risico verwaarloosbaar is.
Spoorwegverkeer
Risico's met betrekking tot vervoer over het spoor zijn voor het plangebied niet aan de orde. Door de afstand van het plangebied tot aan het spoort (Hanzelijn) is ca. 2,7km waardoor de risico's verwaarloosbaar klein zijn.
Wegverkeer
Risico's met betrekking tot vervoer over de weg zijn voor het plangebied zijn eveneens niet aan de orde. Zuidwestelijk van het plangebied loopt de N50 waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Deze N50 ligt op circa 1,5km van het plangebied. Door deze grote afstand zijn risico's met betrekking tot vervoer over de weg voor het plangebied verwaarloosbaar klein.
Vanaf de N50 geldt onder andere over de Ambachtsstraat, welke het dichtstbij het plangebied is gelegen, een ontheffing voor het transport van vuurwerk ter bevoorrading van de vuurwerkdetailhandel. De Ambachtsstraat ligt op ca. 700 meter van het plangebied. De risico's verbonden aan het transport van consumentenvuurwerk zijn van dien aard dat vanuit brandbestrijdingsoptiek aan de brandweer een aanvalsstrategie wordt geadviseerd die vergelijkbaar is met een "normale brand". Gelet hierop achten wij nadere beschouwing van het externe veiligheidsrisico niet nodig. Buiten deze wegen mogen geen routeplichtige gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Transport over water
Voor de IJssel als vaarweg voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen mogelijk externe veiligheidsrisico's gelden. De IJssel wordt gebruikt voor het transport van diverse soorten gevaarlijke stoffen. De afstand van het middelpunt van de IJssel, vaarweg voor gevaarlijke stoffen, tot aan het plangebied is circa 750 meter. Door deze ruime afstand zijn de risico's met betrekking tot vervoer over het water verwaarloosbaar klein.
Inrichtingen
In het plangebied zijn, qua externe veiligheid, geen relevante Bevi-inrichtingen aanwezig.
Buisleidingen
In het plangebied zijn, qua externe veiligheid, eveneens geen relevante buisleidingen aanwezig.
Het uitwerkingsplan is op basis van het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
Afbeelding 15: Overzichtskaart wateroverlast plangebied
De stresstest wateroverlast is op dit moment niet actueel voor het plangebied, omdat niet alle hemelwaterriolering meegenomen is in de stresstest. Er is in de stresstest een groot knelpunt te zien op de kruising Dorpstraat en Reijersdijk. Het lijkt erop dat de hemelwaterafvoer van de Dorpstraat naar de Dr. Damstraat (die wel in de stresstest is meegenomen) onvoldoende functioneert.
Verder is er kans op water op straat in de Sint Jorisstraat en Dr. Damstraat, maar geen sprake van wateroverlast daar. Op het parkeerterrein van de Reflexhal staat behoorlijk veel water in huidige situatie. In de nieuwe situatie komt dit parkeerterrein te vervallen. In de vorige fase van de Hanzewijk (Dr. Damstraat e.o.) is het gemengde stelsel vervangen door een gescheiden stelsel. Dit was ten tijde van het uitvoeren van de stresstest nog niet doorgevoerd in het rekenmodel. In de praktijk zal deze wateroverlast er waarschijnlijk niet zijn omdat er dus hemelwaterriool ligt. Het thema wateroverlast wordt daarom verder uitgewerkt in de waterparagraaf onder 3.5.1.2.
Afbeelding 16: Overzichtskaart hitte plangebied
Het plangebied is in de huidige situatie geen knelpunt op gebied van hittestress. Wel ligt het plangebied op de grens met Brunnepe, dat is aangewezen als aandachtsgebied voor hittestress; dit is terug te zien in de hittestresskaart als warme gebieden ten noorden van het plangebied. Wat dat betreft is het wenselijk om, met name aan de noordkant van het plangebied, zo veel mogelijk groen op te nemen om de kans op hittestress zo laag mogelijk te houden.
Ter hoogte van de bushalte aan de Ommelandensingel zit een peilbuis. De grondwaterstand schommelt hier tussen de 1.10 en 1.20 +NAP, dus circa 1.60-1.70m onder maaiveld. Er is in principe voldoende drooglegging aanwezig om hemelwater te infiltreren in de bodem. Gezien de relatief korte afstand tot de IJssel en de ervaringen met droge zomers in de buurt is het raadzaam hemelwater zoveel mogelijk in de bodem te infiltreren.
Er is voor het plangebied geen bodemprofiel beschikbaar; het dichtstbijzijnde bodemprofiel aan de Pannekoekendijk geeft aan dat er een leemlaag van circa 2 meter op een kleilaag van circa 4 meter ligt. Onder de kleilaag zit dan weer een veenlaag van 2 meter en daaronder begint het zand.
In de Troelstrasingel ligt op dit moment al een IT- riool, met het rioleringsplan voor de Hanzewijk is rekening gehouden dat daarop aangesloten kan worden. Het is daarom zeer onwaarschijnlijk dat er ook op deze locatie een kleilaag van 4 meter dik aanwezig is. Het is van belang een goed bodemprofiel op te stellen van het plangebied en op basis daarvan te oordelen of de bodem zich leent voor het infiltreren van hemelwater.
Afbeelding 17: Geologisch booronderzoek
Het thema overstroming wordt uitgewerkt in de Overstromingsrisicoparagraaf in de hiernavolgende waterparagraaf.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
Op 16 november 2021 heeft een digitale watertoets plaatsgevonden op www.dewatertoets.nl. Op basis van de aangeleverde informatie is door het waterschap Drents Overijsselse Delta een uitgangspuntennotitie opgesteld. Het doel van de uitgangspuntennotitie is om in de initiatieffase van een plan bruikbare informatie aan te leveren voor de waterhuishouding in en rond het plangebied. De uitgangspuntennotitie is als Bijlage 5 opgenomen. In de uitgangspuntennotitie wordt een aantal uitgangspunten ten aanzien van het aspect water benoemd. In de onderstaande waterparagraaf wordt aangegeven hoe deze uitgangspunten worden vertaald in het plan.
Het plan ligt aan de Hanzewijk Noord in de gemeente Kampen. Het beleid van waterschap Drents Overijsselse Delta, is beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021 en de Beleidsnotitie stedelijk waterbeheer Water Raakt! (2015). Een goede vertaling van het beleid naar deze uitgangspuntennotitie is tevens afhankelijk van de informatie die de initiatiefnemer van het plan heeft aangeleverd. De initiatiefnemer heeft het plan als volgt omschreven: ''Hanzewijk Noord maakt onderdeel uit van de herstructurering van de Hanzewijk. Dit gedeelte van het plangebied omvat een school en er heeft een winkelcentrum gestaan. Het winkelcentrum is inmiddels gesloopt. Voor de herstructurering van de Hanzewijk is een rioleringsplan opgesteld. Het bestaande gemengde stelsel is vervangen door een gescheiden stelsel. Het rwa is uitgevoerd als een infiltratiestelsel met een overloop naar oppervlaktewater. Dit gedeelte van de Hanzewijk was oorspronkelijk volledig verhard. In de nieuwe situatie zal er ook groen worden aangelegd.''
Het plan ligt in het stroomgebied Reeve. Rond het plangebied ligt primaire watergang RB 70.4 die in het beheer van het waterschap zijn. Het peilgebied heeft een winterpeil van NAP -0,85 m en een zomerpeil van NAP -0,70m. Dit peil is de instelhoogte van het kunstwerk. Lokaal kunnen er verschillen optreden in het peil afhankelijk van de afstand tot de instelhoogte.
Afbeelding 18: Kaartbeeld bestaande waterhuishouding rond het plangebied.
Afbeelding 19: Kaartbeeld bestaande wateroverlast rond het plangebied (Klimaatatlas WDODelta).
Wateroverlast
Bij kortstondige buien van geringe of enige intensiteit mag hemelwater dat niet lokaal kan worden verwerkt worden afgevoerd, zonder dat dit leidt tot water-op-straat of wateroverlast benedenstrooms van het plangebied. Bij extreme kortstondige buien, verblijft water voor korte tijd op het maaiveld, zonder dat dit tot overlast leidt. De ontwikkelaar houdt rekening met de randvoorwaarden die zowel het waterschap als de gemeente stelt aan het voorkomen van wateroverlast. Er wordt rekening gehouden met de randvoorwaarden die gemeenten stellen aan:
Compensatie bij herstructurering
Bij een herstructurering neemt vaak per saldo het verharde oppervlak niet toe of af. Toch zal het toekomstige gebied moeten voldoen aan het watersysteem zoals dat tegenwoordig wordt voorgesteld waarin rekening is gehouden met klimaatverandering. Het waterschap adviseert onderstaande stappenplan te doorlopen bij herstructurering of reconstructies in bestaande stedelijk gebied:
Relatie met het plan
In 2019 is er door de gemeente Kampen een stresstest wateroverlast uitgevoerd. Het beeld wat op de kaart van de klimaatatlas wordt weergegeven komt niet overeen met de door de gemeente uitgevoerde Stresstest. Onderstaande afbeelding geeft de wateroverlast aan bij een bui T=100.
Afbeelding 20: Stresstest Wateroverlast T=100 Bron: gemeente Kampen
De kaart van de Stresstest wateroverlast geeft ook nog een vertekend beeld. Bij de uitgevoerde stresstest is in het rekenmodel nog niet alle riolering meegenomen. Ook voor dit plangebied wordt het gemengde stelsel nog vervangen door een gescheiden stelsel.
Het voorliggende plan maakt onderdeel uit van de herstructurering Hanzewijk. Voor de herstructurering van de Hanzewijk is een Riolerings- en waterhuishoudingsplan opgesteld. Regenwater wordt afgekoppeld en geïnfiltreerd in de bodem. Het IT-stelsel is voorzien van overstorten op oppervlaktewater. Bij hevige neerslag kan het overtollige water geloosd worden op watergangen aan de noordzijde van de Arend Toe Boecopsingel. Deze watergangen hebben voldoende capaciteit om het overtollige regenwater op te vangen.
Waterkwaliteit
Het watersysteem wordt zo ontworpen dat het geen risico's voor de volksgezondheid creëert en voldoende schoon is voor mensen, planten en dieren.
Afvoer hemelwater
Verontreiniging
De voorkeurvolgorde voor afvalwaterstromen is als volgt:
Relatie met het plan
Vuilwater wordt ingezameld en afgevoerd naar het vuilwaterriool en getransporteerd naar de RWZI.
In het plangebied wordt het hemelwater afgekoppeld. Het hemelwater wordt in de bodem geïnfiltreerd en kan bij hevige neerslag via een aantal overstorten lozen op de watergangen langs de Arend toe Boecopsingel. Door de aanleg van de RWA-overstorten zal de doorspoeling van deze watergangen met “schoon” regenwater gunstig beïnvloed worden.
Riolering
Optimaliseren aanvoeren afvalwater naar de rioolwaterzuivering. Verminderen van hydraulische belasting van de rioolwaterzuivering en beperken van riooloverstorten op het oppervlaktewater.
Beleid en regelgeving
Rioolcapaciteit
Relatie met het plan
In het plangebied is op dit moment een gemengd stelsel aanwezig. Doordat het hemelwater wordt afgekoppeld wordt er minder water naar de zuivering afgevoerd. Het afkoppelen heeft naast een positief effect op de hoeveelheid afvalwater wat naar de zuivering wordt afgevoerd ook een positief effect van het aantal overstortingen van afvalwater op oppervlaktewater. Door het afkoppelen van het verharde oppervlak wordt de vuiluitworp naar oppervlaktewater vermindert.
Waterveiligheid
Beschermen van inwoners tegen overstromingen van binnendijkse gebieden. Waarborgen van het veiligheidsniveau van dijken en beperken van gevolgen overstromingen door een waterrobuuste inrichting.
Overstromingsrisico
Link provincie Overijssel: Aandacht voor waterveiligheid
Relatie met het plan
Hieronder is de Overstromingsrisicoparagraaf opgenomen.
In de omgevingsverordening (paragraaf 2.14.4) heeft de provincie Overijssel aangegeven dat voor gebieden met het risico op overstroming een onderbouwing in het bestemmingsplan moet worden opgenomen in de vorm van een overstromingsrisicoparagraaf. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen minder snel en ondiep onderlopende gebieden en snel diep onderlopende gebieden.
Quickscan
Het plangebied is gelegen in voormalige dijkring 11. Sinds de actualisatie van de Waterwet in 2017 spreekt men niet meer over dijkringen, maar over dijktrajecten.
Voormalig dijkring 11 bestaat nu uit de dijktrajecten 11-1, 11-2 en 11-3. Aan de noord- en oostzijde van deze dijktrajecten ligt de IJssel en aan de westzijde het Vossemeer. Het plangebied valt binnen het dijktraject 11-2.
Afbeelding 21: Dijktrajecten Bron: Waterveiligheidsportaal.nl
Artikel 2.14.4 Overstroombaar gebied van de verordening bij de provinciale Omgevingsvisie Overijssel schrijft voor dat voor ruimtelijke ontwikkelingen in overstroombaar gebied een Overstromingsrisicoparagraaf moet worden opgenomen in de toelichting bij bestemmingsplannen.
Onder overstroombaar gebied verstaan we gebieden die normaal gesproken niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan) als gevolg van een extreme gebeurtenis. Het gaat zowel om buitendijkse gebieden die bij hoogwater overstromen (bijvoorbeeld uiterwaarden) als om de beschermde gebieden achter de dijk (binnendijkse gebieden) die alleen bij een calamiteit onder water komen te staan.
Het plangebied bevindt zich in overstroombaar gebied. Zie afbeelding hieronder (uitsnede kaart watergebiedsreserveringen, omgevingsverordening Overijssel).
Afbeelding 22: Watergebiedsreserveringen, omgevingsverordening Overijssel Bron: Provincie Overijssel
Risico-inventarisatie
Dijktrajecten die een gebied tegen overstromingen beschermen, kennen een overstromingskans. Voor het primaire dijktraject 11-2 geldt een overstromingskans van 1 op 3000. De overstromingskans wordt in de Waterwet toegelicht als :”kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject, waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt, dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade”. Op de overstromingskansenkaart staat het plangebied aangemerkt als kleine kans: 1/300 tot 1/3000 per jaar.
Afbeelding 23: Overstromingskans actueel 2021 Bron: Rijkswaterstaat
In de toekomstige situatie (norm 2050) is de waterveiligheid in het gebied verhoogd door diverse maatregelen. Het plangebied heeft dan een zeer kleine overstromingskans; 1/3000 tot 1/30.000 jaar.
Afbeelding 24: Overstromingskans norm 2050 Bron: Rijkswaterstaat
Op basis van de het risico kleine kans blijkt bij een doorbraak van de primaire waterkering er geen water in het plangebied komt te staan (zie afbeelding 22). Grenzend aan het plangebied zijn wel gebieden aanwezig waar 0-0,5m water kan komen te staan.
Afbeelding 25: Maximale waterdiepte bij een doorbraak van de primaire kering. Bron: Rijkswaterstaat
Doorbraakscenario's
Voor voormalig dijkring 11 zijn 3 verschillende doorbraakscenario's doorgerekend. De maximale waterstand in het plangebied wordt bereikt bij een dijkdoorbraak bij Kampen. De tijd tot het plangebied onder water komt indien een dijk doorbreekt (aankomsttijd) wordt voor het plangebied (dijkdoorbraak bij Kampen) geschat tussen de 0 en 6 uur. (zie afbeelding 26)
Afbeelding 26: Tijd tot overstroming voormalig dijkring 11 na dijkdoorbraak bij Kampen Bron: Provincie Overijssel
Geschiktheidsbeoordeling/maatregelen
Voormalig dijkring 11 wordt volgens de omgevingsverordening gecategoriseerd als snel en diep. Dit betekend dat ontwikkelingen binnen deze dijkring alleen mogelijk zijn, indien er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang. Vooralsnog zijn er bij een dreigende overstroming geen maatregelen noodzakelijk. Bij een doorbraak van de primaire kering komt in het plangebied geen water te staan. Wel is er een risico dat het plangebied ingesloten wordt door het water. De gebieden grenzend aan het plangebied komen namelijk wel allemaal onder water te staan.
In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is de bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden geregeld in de Wet natuurbescherming. Op het gebied van gebiedsbescherming regelt de wet de bescherming van zes verschillende soorten natuurgebieden: het natuurnetwerk Nederland, bijzondere provinciale natuurgebieden, bijzondere provinciale landschappen, nationale parken, bijzondere nationale natuurgebieden en Natura 2000-gebieden. Bij activiteiten of ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op instandhoudingsdoelen voor een van deze gebieden moet een vergunning worden aangevraagd. In het kader van onderliggend plan heeft ecologisch onderzoek plaatsgevonden. De rapportage is als Bijlage 6 opgenomen. Het rapport beschrijft de resultaten van een zogenaamde quickscan van beschermde natuurwaarden in en rond het plangebied. Op basis daarvan zijn uitspraken gedaan over de (mogelijke) effecten van de voorgenomen ontwikkelingen en de eventueel noodzakelijke vervolgstappen.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is 'Rijntakken' dat op een afstand van circa 700 meter ten noordoosten van het plangebied ligt. Doordat het plangebied buiten de begrenzing van Natura 2000-gebieden is gelegen, zijn negatieve effecten door oppervlakteverlies op voorhand uitgesloten. Verstorende effecten door bijvoorbeeld licht of geluid tijdens de werkzaamheden worden gezien de ruime afstand tot habitattypen en leefgebieden van soorten, de tussenliggende infrastructuur en bebouwing eveneens uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet is dan ook niet noodzakelijk.
De werkingssfeer van de Flora- en Faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het uitwerkingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief.
Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, wordt hierop vooruitlopend, een verwachting uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied.
Tijdens de quickscan zijn in het schoolgebouw potentiële verblijfplaatsen van gewone en ruige dwergvleermuis aangetroffen. Tijdens het aanvullend onderzoek zijn er echter geen verblijfplaatsen van vleermuizen vastgesteld. Onmisbare vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen ontbreken ook binnen het plangebied.
In ruigtes en struweel rondom de bebouwing kunnen wel verblijfplaatsen van egel aanwezig zijn. Tijdens het aanvullend onderzoek is een waarneming van egel gedaan binnen het plangebied. Ruigtes en struweel kunnen daarnaast in gebruik zijn als verblijfplaatsen van zoogdieren en amfibieën met een provinciale vrijstelling.
Afbeelding 27: Plangebied (rood omlijnd) met de waarneming van egel (blauwe stip)
In en in de directe nabijheid van het plangebied ontbreken jaarrond beschermde nesten van vogels en onmisbare foerageergebieden van deze soorten. Wel zijn diverse algemeen voorkomende vogels broedend te verwachten in en in de directe omgeving van het plangebied.
In het plangebied ontbreken groeiplaatsen van beschermde flora en verblijfplaatsen en onmisbare foerageergebieden van beschermde amfibieën, vissen, reptielen en ongewervelden.
Tijdens de aanlegfase leiden de bouwactiviteiten tot een tijdelijke stikstofdepositie van maximaal 0,01 mol N/ha/jaar op stikstofgevoelige leefgebieden en habitattypen met een (naderende) kritische depositiewaarde in de Natura 2000-gebieden Rijntakken en De Wieden. Sinds 1 juli 2021 geldt een vrijstelling in het kader van de Wet natuurbescherming voor vervolgstappen als gevolg van stikstofdepositie door bouw- en aanlegwerkzaamheden.
Uit de AERIUS-berekening blijkt verder dat de gebruiksfase van het plan niet leidt tot een toename van stikstofdepositie van > 0 mol/ha/jaar op omliggende Natura 2000-gebieden. Deze berekening is als Bijlage 6 opgenomen.
Een ontheffing Wet natuurbescherming is voor egel aan de orde bij het verwijderen van groen in het plangebied. Aan het verkrijgen van een ontheffing Wet natuurbescherming voor egel worden o.a. voorwaarden gesteld aan de periode waarin struweel wordt verwijderd (buiten de kwetsbare voortplantings- en overwinteringsperiode in oktober). Daarnaast is het van belang dat voor egel opnieuw leefgebied wordt ontwikkeld op de nieuwbouwlocatie of dat bestaand groen wordt verplaatst. In deze situatie is uitzicht op ontheffing en vormt aanwezigheid van egel geen belemmering voor het uitwerken van het bestemmingsplan.
Bij de geplande ingrepen kunnen enkele exemplaren en verblijfplaatsen van algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën verloren gaan. Voor deze soorten geldt in voorliggende situatie een provinciale vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Wet natuurbescherming, waardoor het nemen van vervolgstappen voor deze soorten niet aan de orde is. Zodoende vormt aanwezigheid van dergelijke zoogdieren en amfibieën geen belemmering voor het uitwerken van het bestemmingsplan.
Werkzaamheden die broedbiotopen van alle aanwezige vogels beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half februari of na half december en het onderzoeksgebied voorafgaand aan de werkzaamheden te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van het plan. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of nesten of eieren van broedvogels worden beschadigd of vernield, ongeacht de datum. De Wet natuurbescherming vormt ook - ten aanzien van vogels - geen belemmering voor het uitwerken van het bestemmingsplan.
De uitvoering van het bestemmingsplan is niet strijdig met de bepalingen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van Natura 2000. Een nadere toetsing in de vorm van een passende beoordeling is dan ook niet aan de orde.
In het Europese Verdrag van Malta, ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, is de veiligstelling van het (Europese) archeologische erfgoed als doelstelling opgenomen. In 1998 is dit verdrag goedgekeurd door het Nederlandse parlement. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Dit is een aanpassingswet waarmee de Monumentenwet 1988 gewijzigd is op het onderdeel archeologie. Door middel van de gewijzigde Monumentenwet moet het archeologisch erfgoed in de bodem bescherming krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid.
Als gevolg van Europese en nationale weteving stellen rijk en provincies zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. De meeste ingrepen in de ruimtelijke ordening vinden plaats op gemeentelijk niveau. De Monumentenwet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.
Op plankaarten geeft de gemeente voor het eigen grondgebied aan waar zich bekende archeologische vindplaatsen bevinden. Voor het overige gebied gelden verwachtingswaarden. De kern van de huidige archeologiewetgeving behelst bescherming van waardevolle oudheidkundige resten in de bodem. Bij ruimtelijke ingrepen op locaties met vindplaatsen moeten de aanwezige resten intact blijven. Wanneer verstoring onvermijdelijk is, dient oudheidkundig bodemonderzoek plaats te vinden. De informatie van de bij bodemonderzoek onderzochte resten wordt behouden door middel van documentatie.
Voor gebieden waar reële verwachtingen bestaan ten aanzien van archeologische waarden, die bedreigd worden door ruimtelijke ingrepen, moet inventariserend onderzoek plaatsvinden om uit te maken of daadwerkelijk waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Op basis van dit onderzoek kan besloten worden tot behoud van de vindplaats, verder onderzoek of vrijgave van de locatie. De beslissingsbevoegdheid over archeologische monumentenzorg met betrekking tot het grondgebied van de gemeente Kampen berust bij de overheid als bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dit de gemeente.
Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek
RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft in maart 2021 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Hanzewijk-Noord te Kampen. De conclusie en het selectieadvies van dit onderzoek is overgenomen. Voor het volledig rapport word verwezen naar Bijlage 7 Archeologisch onderzoek.
Het plangebied ligt in een gebied dat zeker 2,3 tot 3 m is opgehoogd. In drie boringen zijn aanwijzingen voor een mogelijk gedempte watergang, zoals aangegeven op historisch-topografisch kaartmateriaal. De aanwezigheid van archeologische resten op een diepte dieper dan 3 m –mv (onder het ophogingspakket) kan niet geheel worden uitgesloten, aangezien niet dieper kon worden geboord vanwege het grondwater.
De archeologische verwachting voor vrijwel het gehele plangebied kan worden bijgesteld naar een lage verwachting. Alleen voor de uiterste noordhoek van het plangebied geldt nog een middelhoge verwachting, vanwege de mogelijke aanwezigheid van resten van voormalige historische bebouwing zoals aangegeven op de kadastrale minuut van omstreeks 1832.
Afbeelding 28: Boorpuntenkaart
Selectieadvies
Op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek blijkt dat in het plangebied (met uitzondering van de uiterste noordhoek) waarschijnlijk geen archeologische resten bedreigd worden, zeker niet binnen 3 mmv. Mogelijk dat in de uiterste noordhoek van het plangebied nog resten aanwezig zijn van historische bebouwing zoals aangegeven op de kadastrale minuut van omstreeks 1832. Geadviseerd wordt deze hoek te ontzien bij de toekomstige bodemingrepen dieper dan 50 cm -mv (volgens de plankaart staan in deze hoek vrijwel geen bodemingrepen gepland of zal het worden inricht als schoolplein).
Voor het overige deel van het plangebied wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
Voor wat betreft archeologische monumentenzorg geldt vrijgave voor dit plangebied.
Binnen het plangebied zijn geen objecten aanwezig met cultuurhistorische en/of monumentale betekenis.
Het uitwerkingsplan is op basis van het aspect cultuurhistorie uitvoerbaar.
De nieuwbouwlocatie ligt binnen het bestaand winkel- en woongebied van de wijk Hanzewijk. Op alle wegen rondom de nieuwbouwlocatie geldt een maximumsnelheid van 30 km/h. Als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling neemt het aantal verkeersbewegingen in de wijk toe. Het als gevolg van de ontwikkeling gegenereerd gemotoriseerd verkeer ontsluit hoofdzakelijk via de routes Schaepmanlaan – Thorbeckelaan en Schaepmanlaan – Dr. Damstraat richting de Beneluxweg. Een beperkt deel van dit verkeer ontsluit via de Hanzelaan of de route via de Dr. Damstraat en Louise de Colignysingel richting de Oostzeestraat. De hiervoor genoemde straten beschikken over voldoende capaciteit om dit gemotoriseerd verkeer op een veilige wijze af te wikkelen. Voor de (schoolgaande) fietsers geldt dat de nieuwbouwlocatie vanuit alle richtingen goed bereikbaar is. Fietsers ontsluiten het schoolterrein op een veilige afstand van de geparkeerde auto's via de Dr. Damstraat en Reijersdijk.
Afbeelding 29: Overzicht toename verkeersgeneratie per ontsluiting plangebied
Voor het bepalen van de toekomstige parkeervraag is gebruik gemaakt van de Nota Parkeernormen van de gemeente Kampen (vastgesteld augustus 2020). De hierin opgenomen normen en aanwezigheidspercentages zijn gebaseerd op de landelijke richtlijnen uit CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren, kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (uitgave december 2018). Voor Kampen geldt hierbij de stedelijkheidsgraad 'matig stedelijk'. De ontwikkeling valt binnen het gebied 'rest bebouwde kom'. Bij de uitwerking van de parkeerbalans is gerekend met 'dubbelgebruik'.
De nieuwbouwlocatie is nauw verweven met het eerder uitgevoerd en zuidelijk van het plangebied gelegen winkelcentrum Hanzewijk, zie hiervoor bestemmingsplan 'Woonwijken Kampen, uitwerking centrumgebied 2012'. Een deel van de destijds gerealiseerde parkeerplaatsen zijn bedoeld voor de voorliggende nieuwbouwlocatie. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is daarom voor het gehele plangebied, inclusief het winkelcentrum, een parkeerbalans opgesteld. Hierbij is voor de reeds bestaande woningen en winkels van het bestaande centrum gerekend met de parkeernormen, zoals opgenomen in het bestemmingsplan uit 2012. Er is in de berekening tevens rekening gehouden met compensatie van de, als gevolg van de ontwikkeling, vervallen parkeervoorziening langs de Dr. Damstraat, welke vooral gebruikt wordt door bezoekers van de Reflexhal en wijkcentrum Reyersdam.
In het bestaande winkelcentrum en om de nieuwbouwlocatie zijn in de toekomstige situatie totaal 351 parkeerplaatsen beschikbaar. Op grond van de parkeerbalans (zie afbeelding 30) zijn op het maatgevend moment 'Koopavond' totaal 347 parkeerplaatsen nodig.
Afbeelding 30: Parkeerbalans Hanzewijk Centrum en Noord
Hiermee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte, zoals gesteld in de Nota Parkeernormen gemeente Kampen. In afbeelding 31 is weergegeven hoe de parkeervraag verdeeld is binnen het plangebied Hanzewijk Centrum en Noord.
Afbeelding 31: Parkeren Hanzewijk centrum en Noord
Het uitwerkingsplan is op basis van het aspect verkeer uitvoerbaar.
Beleidskader en normstelling
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. De wijziging van het Besluit m.e.r. volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van Richtlijn 2014/52/EU van de Europese Unie. De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer (Wm) zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing, waarbij het niet uitmaakt of het een activiteit betreft boven of onder de D-drempel.
In het gewijzigde Besluit m.e.r. is de procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling beschreven. Voor elke aanvraag, waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is, dienen de volgende stappen genomen te worden.
Vormvrije m.e.r-beoordeling
Het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning heeft betrekking op activiteiten die voorkomen op de D-lijst (D11.2: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen) uit het Besluit m.e.r. Voor deze activiteit zijn drempelwaarden opgenomen voor de omvang het stedelijke ontwikkelingsproject. Deze drempelwaarden betreffen stedelijke ontwikkelingsprojecten met een omvang van:
Met dit uitwerkingsplan worden maximaal 63 appartementen mogelijk gemaakt. De oppervlakte van de voorgenomen activiteit blijft onder de drempelwaarden van 100 hectare en er is geen sprake van een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer. De drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. worden hiermee niet overschreden. In het kader van het Besluit m.e.r. is voor de beoogde ontwikkeling dan ook geen sprake van een directe mer(beoordelings)-plicht.
Voor dit plan is de initiatiefnemer ook het bevoegd gezag en is een aanmeldnotitie niet per definitie noodzakelijk. De gemeente heeft er voor gekozen toch een vormvrije m.e.r.-notitie op te stellen Bijlage 8, zodat voor een ieder helder is wat de kaders en de basis voor de besluitvorming zijn.
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Uit de effecten die in de notitie vormvrije m.e.r-beoordeling zijn beschreven, kan geconcludeerd worden dat als gevolg van de realisatie van het uitwerkingsplan 'Woonwijken Kampen, 5e uitwerking Hanzewijk Noord', bestaande uit 63 appartementen en twee basisscholen met kinderdagverblijf, geen sprak is van belangrijke nadelige milieugevolgen en geen aanleiding geeft voor het doorlopen van een milieueffectrapportage.
Conform artikel 3.1.6 in combinatie met artikel 1.1.1. lid 3 van het Bro dient bij het opstellen van een uitwerkingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen.
Het bestemmingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties.
Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.
Bij een uitwerkingsplan moet ook inzicht gegeven worden in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Deze gegevens moeten voldoende actueel zijn. Als tussen de vaststelling van het moederplan en het uitwerkingsplan enige jaren zijn verstreken, moet in het bijzonder de uitvoerbaarheid nader tegen het licht worden gehouden.
Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.
In het kader van de vaststelling van de start van de herstructurering van de Hanzewijk is een gemeentelijke grondexploitatie opgesteld. Hiernaast is in een samenwerkingsovereenkomst (27 juni 2005) met deltaWonen het planschadeverhaal geregeld. In deze Samenwerkingsovereenkomst is in het bebouwingsprogramma vastgelegd dat deltaWonen de woningen in de Hanzewijk realiseert. De gemeente maakt het gebied bouw- en woonrijp. Het gebied is inmiddels bouwrijp. Tijdens en direct volgend op de oplevering zal de gemeente het gebied inrichten. Hiervoor zijn middelen gereserveerd in de GREX Hanzewijk. Gelet hierop is de economische uitvoerbaarheid gegarandeerd.
In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het uitwerkingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de regels van het moederplan, de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.
Het uitwerkingsplan 'Woonwijken Kampen, 5e uitwerking Hanzewijk Centrum Noord’ dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2012 in werking is getreden. Daarnaast dient het uitwerkingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het plan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het plan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
In een uitwerkingsplan wordt slechts een beperkt aantal regels nader uitgewerkt. Afhankelijk van de uitwerkingsregels wordt hierbij vaak aangesloten bij de specifieke bestemmingen uit het moederplan. Waar nodig en waar mogelijk worden deze bestemmingen aangevuld. Voor het overige blijven de algemene regels uit het moederplan van kracht, zoals de wijze van meten, de algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en het overgangsrecht. In verband met de leesbaarheid en de digitale vindbaarheid op www.ruimtelijkeplannen.nl kiest de gemeente Kampen er voor om de algemene regels uit het moederplan één op één op te nemen in het uitwerkingsplan.
In hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en worden per bestemming de bouwregels vermeld. Bij sommige bestemmingen worden ook de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering, uitwerkingsregels, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels omschreven. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het gehele bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.
Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2012 worden ook conform de SVBP2012 overgenomen.
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing worden deze één op één overgenomen.
Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:
Bestemmingsomschrijving:
De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming. Niet hier genoemd gebruik is strijdig met de bestemming.
Bouwregels:
In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij het afwijken van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van hetgeen is geregeld. Bijvoorbeeld in het toestaan van een grotere hoogte of het uitbreiden van het bouwvlak.
Specifieke gebruiksregels:
In de specifieke gebruiksregels staat in aanvulling op de bestemmingsomschrijving expliciet beschreven wat wel of niet wordt toegestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan. Ook hier kan onder voorwaarden van af worden geweken.
Omgevingsvergunning:
Onder de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden. In het verleden werd wel gesproken van de aanlegvergunning.
Wijzigingsbevoegdheden:
In de enkelbestemming 'Groen' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee is het mogelijk middels een afzonderlijk plan de bestemming waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft te wijzigen. De voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden staan in de regels vermeld.
In het uitwerkingsplan 'Woonwijken Kampen, 5e uitwerking Hanzewijk Centrum Noord' komen de volgende enkelbestemmingen voor:
Daarnaast komt in het uitwerkingsplan ook nog de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' voor.
In de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ zijn de lokale wegen en de verblijfsgebieden zoals straten en pleinen opgenomen. Hier zijn naast verkeersdoeleinden ook groen en speelvoorzieningen mogelijk.
De bestemming ‘Verkeer en verblijfsgebied’ wordt gelegd op gebieden met een verblijfskarakter. Binnen de bestemming vallen fietspaden, voetgangersgebieden, pleinen, parkeerterreinen, wegen, alsmede groenvoorzieningen, bermen en water.
Binnen de bestemming ‘Wonen’ zijn ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' gestapelde woonbebouwing mogelijk. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Daarbij is op de verbeelding de maximum bouwhoogte aangegeven. Binnen de bestemming Wonen is het met afwijking en onder bepaalde voorwaarden mogelijk om een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen. Het gebied buiten het bouwvlak behoort tot het erf. Op het erf is het mogelijk om bijgebouwen te realiseren.
Afwijken en wijzigen
Middels het afwijken van de regels is het mogelijk zowel beroepen als kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis uit te oefenen. Hierdoor zijn zaken als kapsalons en schoonheidssalons aan huis nu ook met een makkelijke procedure mogelijk. Bed & breakfast is niet toegestaan. Hiernaast is ondergeschikte productiegebonden detailhandel toegestaan. Denk hierbij aan batterijenverkoop bij een horlogemaker, het zalfje en poedertje bij de schoonheidsspecialist, de haargel bij de kapper. Al deze activiteiten zijn enkel in ondergeschikte vorm aan de woonbestemming mogelijk en mogen het woonkarakter niet aantasten. In de regels staan alle voorwaarden benoemd waaraan moet worden voldaan om af te wijken van het plan.
De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. Dit volgt uit de begripsbepaling ten aanzien van het begrip ‘maatschappelijke voorzieningen’ (zie artikel 1).
Er is van afgezien om specifiek op de betreffende functie toegesneden aanduidingen dan wel bestemmingen toe te kennen. De reden daarvoor is dat de verschijningsvorm van ‘het gebouwde’ bepalender is dan het feitelijke gebruik dat daarvan wordt gemaakt. Door nu de te onderscheiden functies onder één noemer te brengen, is een onderlinge uitwisselbaarheid mogelijk, waarmee adequaat op toekomstige ontwikkelingen kan worden ingespeeld.
Openbare groengebieden die behoren tot het structurele groen, hebben de bestemming ‘Groen’ gekregen. Binnen deze bestemming komen bijvoorbeeld parken met verblijfsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenstroken. Via de bestemming Groen is het structuurgroen beschermd. Insteek is dat gronden met de bestemming Groen dusdanig belangrijk groenvoorzieningen zijn, dat verkoop van gronden met deze bestemming aan particulieren niet mogelijk is.
In de bestemming ‘Groen’ zijn paden voor langzaam verkeer (fiets- en voetpaden) toegestaan. Uitgangspunt is dat enkel openbaar groen als ‘Groen’ wordt bestemd. Parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan in de bestemming ‘Groen’.
In deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen teneinde gronden met de bestemming ‘Groen’ te kunnen wijzigen in de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’, voor de aanleg van parkeerplaatsen of voor aanpassingen van bestaande wegvoorzieningen.
Binnen de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ zijn de aanwezige en te verwachten archeologische waarden beschermd. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden. Bepaalde bodemingrepen die (te verwachten) archeologische waarden verstoren zijn enkel mogelijk wanneer archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden of een omgevingsvergunning wordt verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
Het wijzigen van het gebruik van gronden of gebouwen of de nieuwbouw van een gebouw kan tot gevolg hebben dat er meer autoverkeer in het gebied wordt gegenereerd. En deze auto's moeten ook ergens geparkeerd worden. Hierbij is het belangrijk dat de omgeving geen overlast ervaart van deze toename van parkeren. Denk bijvoorbeeld aan de nieuwbouw van een kantoorgebouw, maar ook aan het wijzigen van de functie van een woning naar een winkel of het toestaan van het houden van evenementen op agrarisch gebied. Deze activiteiten hebben allemaal tot gevolg dat er meer parkeerplaatsen nodig zijn.
Parkeren
De parkeerbepaling is zo opgesteld, dat voor al deze situaties gegarandeerd is dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein. Het kan gaan om de volgende situaties:
Laden & lossen
De eis van voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen op eigen terrein blijft gehandhaafd. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
binnenplanse afwijking
Op andere wijze voorzien in voldoende parkeerplaatsen
Wanneer er onvoldoende parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kunnen worden, is er de mogelijkheid om binnenplans af te wijken om het plan alsnog doorgang te laten vinden. Daarbij moet dan in het kader van de belangenafweging aan het vastgestelde parkeerbeleid worden getoetst.
Afwijken bij bijzondere omstandigheden
Hiernaast is een hardheidsclausule opgenomen. Volgens jurisprudentie moet deze afwijkingsmogelijkheid alleen in bijzondere gevallen en dus terughoudend worden toegepast. Dit betreft voornamelijk de situatie waarbij het voor een bepaald bouwinitiatief of bepaalde ruimtelijke ontwikkeling ruimtelijk en financieel-economisch niet mogelijk is om op of buiten het eigen terrein (volledig) te voorzien in de parkeerbehoefte, terwijl dit initiatief of deze ontwikkeling van wel van maatschappelijk of van algemeen belang is.
Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een project dat in de gemeente de werkgelegenheid aanzienlijk vergroot of voorziet in een nieuwe maatschappelijke voorziening die zeer wenselijk wordt geacht. In de omgevingsvergunning voor een dergelijk project kan dan worden uitgegaan een lagere parkeernorm.
Hierbij gelden wel de volgende voorwaarden:
Algemene bouwregels
Het splitsen en omzetten van woningen leidt meestal ook tot bouwkundige ingrepen. In artikel 4.1 wordt een algeheel verbod opgelegd om bouwactiviteiten uit te voeren die leiden tot woningsplitsing of woningomzetting. Uitzondering hierop zijn de bestaande situaties die reeds legaal zijn gerealiseerd of waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend. In artikel 4.2 worden de randvoorwaarden weergegeven onder welke omstandigheden een (binnenplanse) omgevingsvergunning kan worden verleend.
Algemene gebruiksregels
Het is verboden activiteiten uit te voeren die leiden tot woningsplitsing, woningomzetting en/of kamerverhuur-/bewoning. Uitzondering hierop zijn de bestaande situaties waarbij het gebruik reeds legaal plaats vindt bij inwerkingtreding van dit bestemmingsplan of waarvoor reeds een omgevingsvergunning is afgegeven.
Voorwaarden omgevingsvergunning gebruik woningsplitsing, omzetting en kamerverhuur-/bewoning
Om in aanmerking te komen voor een omgevingsvergunning voor woningsplitsing, woningomzetting of kamerverhuur-/bewoning moet er voldaan worden aan de voorwaarden zoals benoemd bij de verschillende onderdelen.
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geëist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het uitwerkingsplan verzonden naar de volgende instanties:
De afspraken voor regionale afstemming bij plannen van meer dan 25 woningen, zijn afspraken uit de woonafspraken 2015-2020 die inmiddels vervangen zijn door de regionale woonagenda West-Overijssel die maart 2021 is vastgesteld. Daarmee vervallen ook de afspraken over de regionale afstemming met de buurgemeenten Zwolle en Zwartewaterland. In de regionale woonagenda zijn geen specifieke afspraken gemaakt over de afstemming met buurgemeenten. Een uitbreiding van bijvoorbeeld 100 woningen ligt dan wel voor de hand om regionaal af te stemmen, een inbreidingsplan hoeft niet met buurgemeenten te worden afgestemd. Het uitwerkingsplan 'Woonwijken Kampen, 5e uitwerking Hanzewijk Noord' is daarom niet voorgelegd aan buurgemeenten.
De opmerkingen van de overlegpartners worden hierna samengevat en voorzien van commentaar:
Waterschap:
Het waterschap Drents Overijsselse Delta heeft op 25 februari 2022 aangegeven dat de waterparagraaf en de uitgangspuntennotitie voldoende zijn uitgewerkt. Het waterschap is akkoord met het voorliggend uitwerkingsplan.
Provincie Overijssel:
De provincie Overijssel heeft per e-mail aangegeven dat het bestemmingsplan past binnen het provinciaal ruimtelijk beleid. Zij heeft dan ook geen bezwaar tegen dit uitwerkingsplan.
Gelet op het voorgaande is het vooroverleg met alle genoemde instanties positief afgerond.
Het ontwerpuitwerkingsplan is gepubliceerd in het huis-aan-huisblad 'De Brug' en via mijn overheid.nl en heeft met ingang van 29 juni 2022 tot en met 10 augustus 2022 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is opgenomen in de 'Reactienota zienswijzen' en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. De reactienota zienswijzen is als Bijlage 9 bij dit uitwerkingsplan gevoegd.
De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het uitwerkingsplan.
Wel zijn er een aantal ambtelijke wijzigingen doorgevoerd in de verbeelding ten opzichte van het ontwerpplan. Voor de beschrijving van alle aanpassingen wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de 'Reactienota zienswijzen' Bijlage 9.
Het uitwerkingsplan 'Woonwijken Kampen, 5e uitwerking Hanzewijk Centrum Noord' wordt op 1 november 2022 gewijzigd vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen.