direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 9e wijziging Middenweg 2
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991285-VB01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Plattelandswoningen

Sinds 1 januari 2013 is de Wet plattelandswoningen in werking. De wet regelt dat (voormalige) agrarische bedrijfswoningen - die tevens door derden mogen worden bewoond - niet worden beschermd tegen de milieugevolgen van het agrarisch bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde. Het aanwijzen van plattelandswoningen is een bevoegdheid van de gemeenteraad.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014 is gebleken dat in het gebied veel bedrijfswoningen aanwezig zijn die feitelijk voor burgerbewoning gebruikt worden, waarbij geen sprake meer is van een tuinbouwbedrijf dat in werking is. De gemeenteraad van Kampen heeft naar aanleiding van ingediende zienswijzen besloten om onder voorwaarden ook deze gevallen in aanmerking te laten komen voor een plattelandswoning (ofwel de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalige agrarische bedrijfswoning'). Daartoe is in artikel 3.6.1 onder b in de planregels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

De woning op Middenweg 2 is één van de percelen die is aangemerkt als plattelandswoning. Op het perceel staat een bedrijfswoning en enkele schuren. Het plan is om de woning te slopen en daar ten noorden van een nieuwe plattelandswoning te bouwen. Met het oog op die verplaatsing van de woning is een wijziging van de verbeelding nodig door deze nadere functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalige agrarische bedrijfswoning' te verplaatsen. Daarom is dit wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het perceel Middenweg 2 te IJsselmuiden. Het is gesitueerd in het moderne tuinbouwgebied Koekoekspolder, even ten noordoosten van de kern IJsselmuiden. Op navolgende afbeeldingen is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991285-VB01_0001.png"

Afbeelding: Luchtfoto plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991285-VB01_0002.png"

Afbeelding: Kadastraal perceel

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991285-VB01_0003.png"

Afbeelding: Visualisatie plangebied

1.3 Geldend moederplan

Het plangebied heeft in het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014' de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'. Het is aangeduid als 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' en daarvoor geldt een wijzigingsbevoegdheid om een bedrijfswoning te gebruiken als voormalige agrarische bedrijfswoning. In artikel 3.6.1 onder b zijn regels gegeven voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Daarnaast kent het plangebied de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning.

Tennoordenvan van het plangebied ligt een elektriciteitsleiding. Deze leiding heeft binnen het moederplan de dubbelbestemming 'Leiding'. De leiding ligt ver buiten het bouwvlak.

De gronden hebben ook een dubbelbestemming, namelijk 'Waarde - Landschap'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991285-VB01_0004.png"

Afbeelding: Uitsneden geldende bestemmingsplan

1.4 Bij dit plan behorende stukken

Het wijzigingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 9e wijziging Middenweg 2' bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991285-VB01.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie bevindt zich op het perceel Middenweg 2 te IJsselmuiden een voormalige bedrijfswoning. Het voornemen is om deze woning te slopen en op hetzefde perceel een nieuwe woning te bouwen. Deze nieuwe woning zal dezelfde functie hebben als de bestaande woning. Met het oog op die verplaatsing van de woning is een wijziging van de verbeelding nodig door deze nadere functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalige agrarische bedrijfswoning' te verplaatsen.

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie is de bestaande woning met bijhorende bijgebouwen gesloopt en staat er op hetzelfde perceel een nieuwe woning. De nieuwe woning ligt iets noordelijker op het perceel ten opzichte van de bestaande woning en behoud de nadere functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalige agrarische bedrijfswoning'. Op de navolgende afbeeldingen zijn de plannen weergegeven envenals de bestaande inrit die behouden blijft. Verder is de complete inrichtingstekening opgenomen in Bijlage 2 Inrichtingstekening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991285-VB01_0005.png"

Afbeelding: Locatie bestaande/te slopen woning en locatie nieuw te bouwen woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991285-VB01_0006.png"

Afbeelding: Impressie nieuw te bouwen woning

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in combinatie met artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening verplichten burgemeester en wethouders om onderzoek te doen naar relevante feiten en de af te wegen belangen die bij dit wijzigingsplan komen kijken. In dit hoofdstuk wordt daar op ingegaan.

Jurisprudentie stelt dat met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan de aanvaardbaarheid van een ontwikkeling waarop de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven mag worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht.

Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd (RvS, 15-08-2012, 201200752/1/R2). In dit hoofdstuk zal dan ook op de voor het onderhavige plangebied relevante aspecten summier worden ingegaan. Het betreft hier niet alleen de ruimtelijke problematiek maar ook de aspecten die samenhangen met het milieu.

3.2 Ruimtelijke en milieuaspecten

Het toestaan dat de bedrijfswoning Middenweg 2 wordt gebruikt als voormalige agrarische bedrijfswoning verandert niets aan de functionele situatie. In die zin kan gesteld worden dan niet alle milieuaspecten moeten worden meegenomen en afgewogen. De ruimtelijke situatie verandert echter wel omdat er sloop en nieuwbouw op een iets andere locatie plaatsvindt. Daarom worden de belangrijkste milieuaspecten toch één voor één in dit hoofdstuk behandeld.

3.2.1 Archeologie en cultuurhistorie

In 2016 is de Erfgoedwet van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. Naast bouwkundige monumenten zijn er ook aardkundige monumenten, natuurmonumenten en landschapsmonumenten.

Het perceel heeft op de gemeentelijke archeologische waardenkaart een lage archeologische verwachting. Hier kunnen archeologische resten liggen die afgedekt zijn door een minimaal 35 centimeter dikke conserverende laag (veendek, kleidek, stuifzand, afvallaag, plaggendek, et cetera) en zijn daardoor waarschijnlijk goed geconserveerd. Voor de IJsseldelta geldt daarnaast een verhoogde kans op het aantreffen van goed geconserveerde afgedekte scheepswrakken uit de 11e tot en met de 18e eeuw. Vanwege de lage verwachtingswaarde en de grootte van het plangebied kan aangenomen worden dat er geen nader archeologisch onderzoek nodig is.

Het plangebied is niet aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht. Hiernaast zijn binnen het plangebied geen beschermde monumenten aanwezig. Vanuit monumentenzorg zijn er geen belemmeringen voor de planvorming.

3.2.2 Bodem

In het kader van de beoogde ontwikkeling is het noodzakelijk dat er inzicht bestaat in de kwaliteit van van de bodem en het grondwater. Daartoe is er u een bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 3 Bodemonderzoek). De conclusies van het onderzoek zijn navolgend weergegeven.

Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend milieukundig bodemonderzoek worden de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Een samenvatting van de toetsingsresultaten staat weergegeven in navolgende tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991285-VB01_0007.png"

Afbeelding: Samenvatting toetsresultaten

Grond

bovengrond (0,0-0,5 m-mv)

Bovengrondmengmonster MM1 (boring 1 t/m 6) bevat een verhoogd gehalte cadmium en kwik (zware metalen) t.o.v. de achtergrondwaarde. De verhoogd gemeten gehalten cadmium en zink (zware metalen) in bovengrondmengmonster MM1 overschrijden de tussenwaarde (indicatie voor nader onderzoek) en de bodemindexwaarde (>0,5) niet en geven daardoor uit miliehygiënische overweging, naar onze mening, geen directe aanleiding tot het instellen van aanvullend onderzoek.

ondergrond (0,8-2,0 m-mv)

Ondergrondmengmonster MM2 bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of de detectiewaarde. grondwater

peilbuis 1 (1.75-2.75 m-mv)

Het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 bevat een verhoogd gehalte barium (zware metalen) t.o.v. de streefwaarde. Het verhoogd gemeten gehalte barium (zware metalen) in het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 overschrijdt de tussenwaarde (indicatie voor nader onderzoek) en de bodemindex waarde (>0,5) niet en geeft daardoor uit milieuhygiënische overweging, naar onze mening, geen directe aanleiding tot het instellen van aanvullend onderzoek.

Toetsing hypothese

Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als milieuhygiënisch onverdacht aangemerkt. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. De bovengrond en het grondwater bevatten gehaltes aan zware metalen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde resp. streefwaarde. De plaatselijk verhoogd gemeten gehalten overschrijden de tussenwaarde en de bodemindex waarde (>0,5) niet en geven daardoor geen directe aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek. De onderzoeksresultaten stemmen niet geheel overeen met de gestelde hypothese, de vooraf gestelde hypothese “onverdacht” dient formeel verworpen te worden. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er beïnvloeding van de bodemkwaliteit heeft plaatsgevonden.

Aanbevelingen

Indien de grond ontgraven gaat worden, bijvoorbeeld ten behoeve van bouwwerkzaamheden, is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Middels het Besluit is het mogelijk om door het lokaal bevoegd gezag lokale maximale bodemgebruikswaarden vast te stellen, of om deze bodemgebruikswaarden te conformeren aan de maximale waarden uit het (landelijke) generieke model. Bij toetsing van de onderzoeksresultaten aan het generieke model wordt de indicatie verkregen dat de bovengrond geanalyseerd in bovengrondmengmonster MM1 (boring 1 t/m 6), mogelijk geschikt is als toepassing grond met bodemkwaliteitsklasse “wonen” en als zodanig beperkt toepasbaar.

Bodemkwaliteit, rekeninghoudend met het Tijdelijk handelingskader PFAS (kenmerk: IENW/BSK-2019/131399, d.d. 8 juli 2019)
Opgemerkt wordt dat evt. afvoer van grond met de bodemkwaliteitsklasse “wonen” meer kosten met zich meebrengt dan de afvoer van schone grond.

Volledige duidelijkheid omtrent de bodemkwaliteitsklasse van vrijkomende grond wordt pas verkregen op basis van een partijkeuring conform het Besluit Bodemkwaliteit. Opgemerkt dient te worden dat de vertaalslag van verkennend bodemonderzoek naar hergebruik van grond volgens het Besluit Bodemkwaliteit, veelal, niet mogelijk is. In de meeste gevallen zijn aanvullende gegevens noodzakelijk, het bevoegd gezag (de gemeente waarin de grond wordt toegepast) kan hier uitsluitsel over geven. Indien het noodzakelijk is dat er grond afgevoerd moet worden van de locatie zal er een melding grondverzet gedaan moeten worden via het landelijk meldpunt: www.meldpuntbodemkwaliteit.nl.

Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt.

3.2.3 Ecologie

In verband met de geplande sloop van de bestaande woning en de bouw van een nieuwe woning is het noodzakelijk om een beeld te krijgen van de aanwezige habitats en de voorkomende beschermde dier- en plantensoorten ter plaatse van het onderzoekslocatie. In dat kader is er in de zomer van 2019 een onderzoek uitgevoerd, waarvan de resultaten navolgend samengevat zijn weergegeven. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 5 Ecologische quickscan.

Algemeen

In opdracht van de Witpaard B.V. is door Eco Reest BV een quickscan Wet natuurbescherminguitgevoerd ter plaatse van de Middenweg 2 te IJsselmuiden.

Aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen sloop van de bestaande woning en daaropvolgende nieuwbouw van een woning elders op het perceel.

Doel van de quickscan Wet natuurbescherming is een beeld te krijgen van de aanwezigehabitats en de voorkomende beschermde dier- en plantensoorten ter plaatse van het onderzoekslocatie.

De onderzoekslocatie is gelegen in een tuinbouwgebied bij IJsselmuiden. De onderzoekslocatie betreft een bestaande, te slopen woning en de nieuwbouwlocatie van de vervangende woning. De bestaande woning betreft een met dakpannen gedekte vrijstaande woning. Rond de woning is sprake van een tuin, oprit en een schuur. De nieuwbouwlocatie is gelegen ten noordwesten van de huidige woning en betreft een dierenweide.

Soortenbescherming

Binnen de onderzoekslocatie zijn potentieel geschikte locaties aangetroffen voor jaarrond beschermde nesten van de huismus. Daarnaast zijn in de bebouwing potentieel geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen aangetroffen. Nader onderzoek naar huismus en vleermuizen is noodzakelijk in het kader van de voorgenomen plannen doordat door de geplande ingreep mogelijke beschermde waarden voor deze soorten worden beschadigd of weggenomen.

De overige te verwachten diersoorten zijn aangemerkt als vrijgestelde soorten waarvoor in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, onderhoud aan infrastructuur of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling geldt. Daarnaast worden populaties van bovengenoemde soorten niet in gevaar gebracht. Het zal voornamelijk gaan om verstoring van individuen.

In de omgeving van de bebouwing kunnen verdere algemene vogelsoorten tot broeden komen. Alle in gebruik zijnde vogelnesten zijn beschermd. Voor het broedseizoen wordt geen standaard periode gehanteerd, van belang is of er een broedgeval aanwezig is. Globaal loopt het broedseizoen van vogels van 1 maart tot 1 september. Dit is afhankelijk van de soort en van de klimatologische omstandigheden. Indien er werkzaamheden in de bosschages rond het pand binnen het broedseizoen plaatsvinden, moet voorafgaand hieraan de locatie worden vrijgegeven door een ervaren ecoloog. Indien bij de controle in gebruik zijnde nesten van vogels, of in aanbouw zijnde nesten worden aangetroffen moeten de werkzaamheden worden uitgesteld tot het nest niet meer in gebruik is.

Wij merken op dat te allen tijde de zorgplicht blijft gelden. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Deze zorg geldt voor alle individuen van in Nederland voorkomende soorten planten en dieren, ongeacht of deze soort beschermd is en ongeacht of ontheffing of vrijstelling is verleend

Gebiedsbescherming

De onderzoekslocatie is gelegen ten noordoosten van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Rijntakken. De afstand tussen de onderzoekslocatie en dit Natura 2000-gebied bedraagt circa 3,5 kilometer. Gelet op de afstand tot het gebied, de kernopgave van het gebied en de aard van de geplande ingreep is er geen onderzoek in het kader van gebiedsbescherming binnen de Wet natuurbescherming uitgevoerd.

Daarnaast is de locatie gelegen buiten het Natuurnetwerk Nederland. Daar er geen sprake is van aantasting van wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN is verder onderzoek naar invloeden op het NNN niet van toepassing

Stikstof

Wat betreft stikstof zal in de gebruiksfase minder stikstof worden uitgestoten dan in de huidige situatie het geval is. De gebruiksfunctie van het gebied blijft namelijk hetzelfde. Er staat nu één woning en er zal in de toekomstige situatie één woning staan. Het verschil is dat de nieuwe woning gasloos wordt gebouwd en dus minder stikstof uitstoot. Wat betreft de aanlegfase zal de uitstoot van stikstof een piekmoment kennen. Het plangebied ligt echter op een afstand van circa 3,5 km ten opzichte van het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied waardoor het effect van de aanlegfase minimaal is. Daarnaast is het zo doordat er gasloos wordt gebouwd er in de gebruiksfase minder stikstof wordt uitgestoten waarmee de stikstofuitstoot tijdens de aanlegfase gecompenseerd wordt. Gelet op de afstand tot het gebied en de toekomstige gebruiksfunctie is er geen sprake van significante nadelige effecten op dit Natura 2000 gebied.

Vervolgonderzoek

Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek is komen vast te staan dat vervolgonderzoek nodig is naar de huismus en vleermuizen. Dat vervolgonderzoek zal in het voorjaar van 2020 worden gestart en de uitkomsten daarvan zullen met het bevoegd gezag worden gedeeld. Wanneer er tijdens het onderzoek nesten van jaarrond beschermde soorten worden vastgesteld als de huismus en/of vleermuizen dient er een ontheffing bij de provincie aangevraagd te worden voor de sloop van de bestaande woning en is het nemen van mitigerende maatregelen verplicht.

De initiatiefnemer is voornemens om, zowel in geval dat er nesten van jaarrond beschermde soorten worden vastgesteld als dat deze nesten niet worden vastgesteld, bij de nieuw te bouwen woning mitigerende maatregelen te treffen. Door Eco Reest BV worden de volgende maatregelen voorgesteld:

  • Realiseren van een spouwmuur in de nieuwbouw woning, toegang via openstootvoegen 1 tot 2 cm breed;
  • Toegang tot spouwmuur aan bovenzijde, via ruimtes tussen dakafwerking en muren;
  • Geen vogelschroten toepassen zodat huismussen via dakgoten onder dakpannen kunnen komen (voldoende ruimtes bij panlatten).

Voorgestelde maatregelen worden dan ook getroffen bij de nieuwbouw van de woning. Hiermee wordt voorgesorteerd op de mogelijkheid die bestaat dat er nesten van jaarrond beschermde soorten worden vastgesteld als de huismus en/of vleermuizen.

Conclusie

De bouw van de nieuwe woning lever geen problemen op ten aanzien van de Wet natuurbescherming. Voor de sloop van de bestaande woning is vervolgonderzoek nodig dat wordt uitgevoerd. Wanneer er tijdens het onderzoek nesten van jaarrond beschermde soorten worden vastgesteld als de huismus en/of vleermuizen dient er een ontheffing bij de provincie aangevraagd te worden voor de sloop van de bestaande woning en is het nemen van mitigerende maatregelen verplicht. De mitigerende maatregelen worden op voorhand al genomen bij de bouw van de nieuwe woning en daarmee levert de vaststelling van de plan geen problemen op in het kader van de Wet natuurbescherming.

3.2.4 Externe veiligheid

Zoals in 1.3 gemeld ligt er ten noorden van het plangebied een elektriciteitsleiding. Binnen de dubbelbestemming "Leiding' heeft deze leiding een veiligheidszone. De zone ligt buiten het bouwvlak en aangezien het hier gaat om een functieverandering staat dit de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Er wordt één woning gesloopt en een woning nieuw gebouwd op hetzelfde perceel. Dit heeft daarmee verder geen invloed op de leiding of andersom. De ontwikkeling vormt geen belemmering/beperking of aantasting voor de aanwezige ondergrondse leiding voor het transport van elektriciteit.

3.2.5 Geluid

Op de perceel Middenweg 2 in IJsselmuiden staat een vrijstaande woning. Deze woning wordt gesloopt en noorden van de bestaande woning wordt een nieuwe woning gebouwd. Door de nieuwe ontwikkeling worden woningen (geluidsgevoelige bestemmingen) gerealiseerd. Voor de realisatie van deze nieuwe woningen is akoestisch onderzoek verricht. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1 Akoestisch onderzoek. De geluidsbelasting van de nieuwe woningen wordt getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder (Wgh).

Toetsing aan de Wet geluidhinder

Tuindersweg

De hoogste geluidsbelasting, afkomstig van de Tuindersweg, bedraagt 46 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij de woning wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.

Middenweg

De hoogste geluidsbelasting, afkomstig van de Middenweg, bedraagt 45 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij de woning wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.

Eindconclusie Wgh

Bij de nieuwe woning wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de 48 dB uit de Wgh is de realisatie van de woning vanuit akoestisch oogpunt zonder meer mogelijk .

Toetsing aan het Bouwbesluit 2012

Op grond van het Bouwbesluit 2012 dient een akoestische binnenwaarde van 33 dB bij woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai gegarandeerd te worden. Volgens artikel 3.2 van het Bouwbesluit 2012 bezit een standaard gevelconstructie een minimale geluidsisolatie van 20 dB. De hoogste cumulatieve geluidsbelastingen en de minimaal benodigde gevelwering per nieuwe woning zijn weergegeven in de volgende tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991285-VB01_0008.png"

Afbeelding: Cumulatieve geluidsbelastingen en de minimaal benodigde gevelwering

Ter indicatie: volgens artikel 3.2 van het Bouwbesluit 2012 bezit een standaard gevelconstructie een minimale geluidsisolatie van 20 dB. Als de gevels van de nieuwe woningen voldoen aan het Bouwbesluit 2012, dan worden de binnenwaarden van 33 dB (wegverkeer) ook gehaald.

3.2.6 Gewasbescherming

Er is in het gebied sprake van geïntegreerde gewasbescherming. De gewasbescherming vindt zorgvuldig en gecontroleerd plaats en in overwegende mate binnen bebouwing. Voor gewasbescherming in open teelt geldt dat de eventuele open teelt is gesitueerd op een afstand van meer dan 50 meter en dat goede contacten tussen ondernemer en omwonenden bevorderen dat zo nodig persoonlijke maatregelen worden getroffen.

3.2.7 Luchtkwaliteit

Vastgesteld kan worden dat in de nabijheid van het plangebied geen sprake (meer) is van veehouderijbedrijven. Deze constatering is relevant, aangezien de bedrijfswoning wordt gewijzigd naar plattelandswoning. De wijzigingsbevoegdheid heeft enkel betrekking op de woning. Er wordt geen extra woning toegevoegd, maar het gaat om sloop en nieuwbouw. Het gaat in feite om een functiewijziging, voor het overige kan worden verwezen naar paragraaf 14.2 van het eindconcept MER versie 3, zoals opgenomen bij het moederplan, bijlage 1.

3.2.8 Milieuzonering

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt, dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.

Van plangebied naar omgeving

De verplaatsing van de woning heeft niet tot consequentie dat binnen het plangebied sprake is van een nieuwe milieugevoelig object. Echter de nieuw te bouwen woning wordt op een iets andere locatie gebouwd. Deze afstand is slechts enkele meters. De afstand tussen de nieuw te bouwen woning en de omliggende bedrijven veranderd dus vrijwel niet ten opzichte van de huidige situatie. De consequenties qua milieuzonering voor wat betreft het plangebied naar de omgeving vormen daardoor geen probleem.

Van omgeving naar plangebied

De nieuw te bouwen woning wordt op een iets andere locatie gebouwd. Deze afstand is slechts enkele meters. De afstand tussen de nieuw te bouwen woning en de omliggende bedrijven veranderd dus vrijwel niet ten opzichte van de huidige situatie. De omliggende bedrijven liggen op een dusdanige afstand dat gesteld kan worden dat aan de gestelde richtafstanden voldaan kan worden. Op grond van het voorgaande levert de omgeving geen problemen op voor de ontwikkeling binnen het plangebied.

3.2.9 Water

Op 10 juli is de digitale watertoets ingevuld. De watertoets is opgenomen in Bijlage 4 Watertoets. Resultaat is dat het waterschap concludeert dat er een waterschap belang is en de normale procedure gevolgd moet worden. Als onderdeel van de normale procedure beoordeelt het waterschap de informatie die is ingestuurd bij de digitale toetsing.

Na bestudering van de informatie bij uw voorgenomen plan en het maken van een afweging komt uw plan in aanmerking voor de korte procedure. De nieuw te bouwen woning valt namelijk niet binnen de invloedszone van de watergang aan de noordzijde van het plangebied.

Concreet betekent dit dat er direct doorgegaan kan worden in de planvorming onder de voorwaarde dat de standaard waterparagraaf wordt toepast. Deze tekst is hieronder weergegeven. In deze waterparagraaf is het wateradvies van het waterschap automatisch verwerkt. Het waterschap Drents Overijsselse Delta beschouwt hiermee het plan als afgehandeld.

Standaard waterparagraaf korte procedure

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Deze waterparagraaf heeft betrekking op Middenweg 2 te IJsselmuiden.

Relevant beleid

Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in 'Water Raakt!'. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. U kunt de genoemde documenten raadplegen op onze site www.wdodelta.nl.

Invloed op de waterhuishouding

Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.

Voorkeursbeleid hemelwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.

Het gebruik van uitlogende materialen 

Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen worden materialen die uitlogen en het oppervlaktewatersysteem kunnen verontreinigen niet gebruikt.

Watervergunning (of melding) op grond van de Keur

Het wateradvies dat is afgegeven in het kader van de watertoets is geen watervergunning of melding. Worden er werkzaamheden verricht in de beschermingszone van een waterstaatswerk? Wordt hemelwater afgevoerd op oppervlaktewater of wordt er grondwater onttrokken? Dan moet een watervergunning worden aangevraagd. Op basis van de ingevulde gegevens is te welke watervergunning nodig is. Indien hieronder geen specificatie staat, hoeft er geen watervergunning aangevraagd te worden.

Watergangen

De inrichting van het gebied dient zodanig te zijn, dat het beheer en onderhoud van het watersysteem op efficiënte en effectieve wijze mogelijk is. In het plan bevindt zich watergangen. Watergangen hebben een belangrijke functie voor de waterafvoer- en berging. Deze watergangen staan op de legger van het waterschap en de Keur is van toepassing. Volgens de Keur zijn alle activiteiten die plaatsvinden in, op of langs watergangen van het waterschap vergunningsplichtig. Voor minder ingrijpende activiteiten hebben zijn algemene regels vastgesteld. Hierdoor kan er sprake zijn van vrijstelling of hoeven deze activiteiten alleen te worden gemeld. Er is in het plan rekening gehouden met de Keur van het waterschap. Er wordt tijdig melding gemaakt of een vergunning aangevraagd.

Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven beschermingszones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk. Bij rijdend onderhoud vanaf de kant geldt een obstakelvrije zone van 5 m vanaf de boveninsteek van de watergang.

Overstroombaar gebied

Het plan ligt in een overstroombaar gebied. Onder overstroombaar gebied verstaan we gebieden die normaal niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan). Het gaat zowel om uiterwaarden die frequent onder water staan (buitendijks) als om beschermde gebieden achter de dijk (binnendijks). Beide vallen onder het toepassingsbereik van de Europese Richtlijn Overstromingsrisico's (ROR). De provincie Overijssel verplicht initiatiefnemers een overstromingsrisicoparagraaf op te stellen ten behoeve van het ruimtelijke plan.

In de overstromingsrisicoparagraaf moet worden aangegeven hoe rekening wordt gehouden met waterveiligheid en voorzieningen voor noodsituaties (vluchtlocaties, aangepast bouwen, evacuatieroutes, bescherming van vitale infrastructuur, geleiding van water naar gebieden waar het minder schade toebrengt). Als er zwaarwegende maatschappelijke belangen zijn om in deze laaggelegen gebieden nieuwe stedelijke functies toe te voegen, dient de waterveiligheid ook op langere termijn gegarandeerd te zijn, bijvoorbeeld door de technische inrichting van het gebied en/of de wijze van bouwen.

De voorgenomen ontwikkeling betreft de sloop en nieuwbouw van een woning op hetzelfde perceel. De de ontsluitingsweg en evacuatieroute naar meer beschermd gebied verandert daarmee niet. De evacuatieroute is dusdanig kort, dat hier geen problemen worden verwacht en bij overstromingen snel gehandeld kan worden.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding in ruimtelijke zin.

Deze conclusie is automatisch getrokken op basis van de ingevoerde gegevens op www.dewatertoets.nl. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan.

3.2.10 Dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'

Vanwege de ligging van de dubbelbestemming “Waarde – Landschap” op het onderhavige perceel is de grond behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, bescherming en/of herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komen in de landschappelijke waarden c.q. structuurdragers van de Koekoekspolder, het landschappelijke casco van bebouwingslinten en tochten.

Vanuit de dubbelbestemming geredeneerd, wordt de huidige tuin meer aangepast als behorend bij de woning, zodat deze meer aansluit bij de landschapswaarden en/of structuurdragers van de Koekoekspolder.

3.2.11 Conclusie

Conclusie moet zijn dat ook na gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid sprake zal blijven van een ruimtelijke aanvaardbaarheid en ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

3.3 Bestemmingsplan

Aan het plangebied is in het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014' is door de gemeenteraad de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' toegekend, alsmede een gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2'. Voor die gebiedsaanduiding geldt een wijzigingsbevoegdheid ( artikel 3.6.1 onder b):

Het gebruik van een bedrijfswoning als voormalige agrarische bedrijfswoning is toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • 1. de woning niet meer als bedrijfswoning in gebruik is;
  • 2. gegarandeerd is dat de (voorheen) in eigendom zijnde gronden buiten de 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' gebruikt kunnen worden ten behoeve van de (glas)tuinbouw en de op deze gronden aanwezige bebouwing wordt gesloopt, dan wel gebruikt wordt ten behoeve van de (glas)tuinbouw, waarbij het opnemen van een voorwaardelijke verplichting op deze gronden een mogelijkheid is;
  • 3. er geen sprake is van nadelige gevolgen voor omringende glastuinbouwbedrijven;
  • 4. wanneer van toepassing, het persoonsgebonden overgangsrecht zoals opgenomen in Bijlage 3 Persoonsgebonden overgangsrecht uit de bijlage wordt verwijderd.

Het plangebied kent naast de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' ook de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning'. In artikel 3.2.7 is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding gebouwd mag worden ten behoeve van een voormalige agrarische bedrijfswoning. Op de onderstaande kaart is de zone langs de bebouwingslinten aangegeven waarbinnen via toepassing van een wijziging nieuwe plattelandswoningen mogelijk zijn. De oranje percelen zijn de percelen met een voormalige bedrijfswoning die aan de wijzigingsvoorwaarden voldoen. Deze percelen zijn in het bestemmingsplan als plattelandswoning aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991285-VB01_0009.png"

Het perceel Middenweg 2 is in het oranje weergegeven. Dit betekent dus dat er wordt voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden, dit is in een voorgaand traject namelijk al onderzocht en bepaald door het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning'.

Conclusie

Aan de voorwaarden die verbonden zijn aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het besluit ruimtelijke ordening dient inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van een plan. Daarbij kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen.

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.1.1 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 27 juli 2016 een Uitzonderingslijst Vooroverleg Ruimtelijke Plannen (artikel 3.1.1 lid 2 Bro) vastgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarbij het wettelijk voorgeschreven vooroverleg met provincie achterwege kan blijven. Dit bestemmingsplan betreft een actualiseringsplan waarbij het bestaande gebruik/de bestaande situatie in bestaand bebouwd gebied wordt vastgelegd (Categorie A onder 9). Vooroverleg met de provincie Overijssel kan dus achterwege blijven. De voorgenomen planwijziging is overigens gebaseerd op de wijzigingsbevoegdheden uit het moederplan.

Waterschap

Het waterschap is geïnformeerd door middel van het invullen van de watertoets. De uitkosmten hiervan zijn opgenomen en verwerkt in de waterparagraaf. Daarnaast kan ook verwezen worden naar de waterparagraaf van het moederplan. Er vindt geen aanpassing van de planregels plaats. De enkel- en dubbelbestemming blijven gehandhaafd. Zoals gebleken is in Hoofdstuk 2, worden er met de voorgenomen ontwikkeling geen belangen geschaad van betrokken bestuursorganen. Hierom wordt afgezien van vooroverleg.

4.1.2 Zienswijzen

Het wijzigingsplan heeft overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) vanaf 11 december 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Het gaat in dit wijzigingsplan niet om een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro. In deze situatie is sprake van een particulier initiatief, waarbij de gemeente Kampen alleen medewerking verleent door middel van de vervaardiging van het plan. De kosten die verbonden zijn aan de planontwikkeling en de eventuele planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemers. Hiertoe zal een planschadeverhaalsovereenkomst worden afgesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Gesteld kan daarom worden, dat het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluiten begrepen gronden al anderszins verzekerd is. Een verdere beschrijving van de economische uitvoerbaarheid wordt daarom achterwege gelaten.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Inleiding

Het Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 9e wijziging Middenweg 2 dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). In dit hoofdstuk worden de van het plan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels

In een wijzigingsplan wordt slechts een beperkt aantal regels nader uitgewerkt. Afhankelijk van de wijzigingsbevoegdheid wordt hierbij vaak aangesloten bij de specifieke bestemmingen uit het moederplan. Waar nodig en waar mogelijk worden deze bestemmingen aangevuld. Voor het overige blijven de algemene regels uit het moederplan van kracht, zoals de wijze van meten, de algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en het overgangsrecht. In verband met de leesbaarheid en de digitale vindbaarheid op www.ruimtelijkeplannen.nl kiest de gemeente Kampen er voor om de algemene regels uit het moederplan één op één op te nemen in het wijzigingsplan.

In hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en worden per bestemming de bouwregels vermeld. Bij sommige bestemmingen worden ook de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering, uitwerkingsregels, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels omschreven. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het gehele bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

5.2 Plansystematiek

Regels

Inleidende regels

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.

Wijze van meten

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke.

Bestemmingsregels

Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de specifieke gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Bestemmingsomschrijving:

De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/ gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming. Niet hier genoemd gebruik is strijdig met de bestemming.

Bouwregels:

In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij het afwijken van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van hetgeen is geregeld. Bijvoorbeeld in het toestaan van een grotere hoogte of het uitbreiden van het bouwvlak.

Specifieke gebruiksregels:

In de specifieke gebruiksregels staat in aanvulling op de bestemmingsomschrijving expliciet beschreven wat wel of niet wordt toegestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan. Ook hier kan onder voorwaarden van af worden geweken.

Omgevingsvergunning:

Onder de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden. In het verleden werd wel gesproken van de aanlegvergunning.

Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen voor gebieden waarop een specifieke regeling van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.

5.3 Bestemmingen

In dit Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 9e wijziging Middenweg 2 komen de volgende bestemmingen en/of aanduidingen voor:

  • Agrarisch - Glastuinbouw
  • Waarde - Landschap

en de volgende functieaanduiding:

  • specifieke vorm van agrarisch - voormalige bedrijfswoning.

Met dubbelbestemming (Waarde - Landschap) worden ruimtelijk relevante belangen veilig gesteld die niet of onvoldoende met de ‘onderliggende’ bestemmingen kunnen worden gewaarborgd. Daarbij hebben met de dubbelbestemming samenhangende belangen voorrang op de belangen van de onderliggende bestemming, wanneer de enkelbestemming en de dubbelbestemming met elkaar strijden. Het waarborgen van belangen met behulp van een dubbelbestemming leidt tot de opname van bijzondere regels binnen deze bestemming en noopt tot een nadere afweging van belangen.

5.3.1 Agrarisch - Glstuinbouw

De Koekoekspolder is aangewezen als concentratiegebied voor glastuinbouw en ook als zodanig ingericht. In het verlengde hiervan is het bestemmingsplan er op gericht om zoveel mogelijk percelen te behouden voor (hergebruik als) glastuinbouw en zo min mogelijk glastuinbouwbeperkende functies toe te staan. Een groot deel van het plangebied heeft dan ook de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw. Binnen deze bestemming bestaat ruimte voor de uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven of de vestiging van nieuwe volwaardige glastuinbouwbedrijven. Ook de vestiging en/of uitbreiding van witlofteeltbedrijven, champignionkwekerijen en vollegrondtuinbouwbedrijven is mogelijk.

In de bouwregels zijn de bouwmogelijkheden opgenomen voor de gronden binnen deze bestemming. De bouw van nieuwe kassen en/of bedrijfsgebouwen is bij recht mogelijk. Hierbij geldt de voorwaarde dat nieuwe bedrijfsgebouwen en/of kassen uitsluitend gebouwd kunnen worden bij volwaardige of reele (glas)tuinbouwbedrijven. In de begripsbepalingen is aangegeven wat onder een volwaardig bedrijf wordt verstaan.

Voor de vestiging van nieuwe glastuinbouwbedrijven (met bedrijfswoning) geldt dat er minimaal 5000 m2 aan kassen moet worden gebouwd. Nieuwvestiging van andersoortige tuinbouwbedrijven (met bedrijfswoning) bijvoorbeeld intensieve kwekerijen (witlofteeltbedrijven) is mogelijk via een binnenplanse afwijkingsregel. Daarbij moet worden aangetoond dat teelt van een (gespecialiseerd) glastuinbouwbedrijf zodanig is dat deze op beperkte schaal bedrijfseconomisch verantwoord en levensvatbaar is. In een dergelijk geval moet een advies overlegd worden van een glastuinbouwdeskundige.

Door het hanteren van de volwaardigheidseis c.q. de ondergrens van 5000 m2 betreffende de omvang van nieuwe glastuinbouwbedrijven wordt voorkomen dat medewerking wordt verleend aan het oprichten van gebouwen en bouwwerken voor niet-bedrijfsmatige activiteiten. Zo blijft het areaal met de bestemming glastuinbouw optimaal beschikbaar voor volwaardige moderne glastuinbouwbedrijven en worden geen nieuwe bedrijfswoningen gebouwd ten behoeve van niet-volwaardige bedrijven.

Binnen de bestemming zijn flexibele bouwregels opgenomen voor de bouw van kassen, bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken die de ontwikkeling van moderne glastuinbouwbedrijven faciliteren. Hierbij gaat het onder meer om gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de watervoorziening en duurzame energie-installaties. Bij nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven is ook de bouw van een bedrijfswoning toegestaan. Een tweede bedrijfswoning is uitsluitend mogelijk als indien de bedrijfseconomische noodzaak hiervoor is aangetoond en er sprake is van een oppervlak van minimaal 6 ha glas. Bij volwaardige glastuinbouwbedrijven bestaat ook de mogelijkheid voor detailhandel in eigen of streekeigen producten. Daarbij geldt een maximaal verkoopoppervlak van 40 m2.

Naast flexibele bouwregels zijn in het bestemmingsplan ook enkele bevoegdheden opgenomen die een optimale inrichting van het glastuinbouwgebied kunnen bevorderen. Hierbij gaat het om wijzigingen die het verplaatsen van watergangen en/of waterbergingen mogelijk maken.

Agrarische bedrijfswoningen die in gebruik zijn als burgerwoning

Een aanzienlijk aantal woningen in de Koekoekspolder zijn oorspronkelijk vergund en gebouwd als agrarische bedrijfswoning, maar op dit moment - in strijd met het geldende bestemmingsplan - in gebruik als burgerwoning. Gelet op het grote aantal en de doorgaande schaalvergroting in de glastuinbouw is het reeel te verwachten dat deze woningen in de toekomst nog als bedrijfswoning kunnen worden gebruikt. Het merendeel van de bedrijfsgronden bij deze voormalige bedrijfswoningen is inmiddels verkocht aan nabijgelegen tuinders of aan het waterschap voor waterberging. Voor deze situaties biedt de Wet plattelandswoning de mogelijkheid de betrokken woningen aan te duiden als plattelandswoning (aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning'). De wet regelt dat deze woningen tevens door derden mogen worden bewoond en niet (meer) beschermd worden tegen de milieugevolgen van het bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde.

Voorkomen moet worden dat door de aanwijzing als plattelandswoning bijbehorende (voormalige bedrijfs)gronden minder of niet niet meer beschikbaar zijn voor de glastuinbouwfunctie. Daarom is in het bestemmingsplan een zone langs de bestaande bebouwingslinten opgenomen ('wetgevingszone - wijzigingsgebied 2'). Door alleen binnen deze zone plattelandswoningen toe te staan, blijven de grote aaneengesloten zones tussen de bebouwingslinten optimaal beschikbaar voor de glastuinbouw. Via toepassing van een wijziging kunnen binnen deze zone nieuwe plattelandswoningen worden toegekend, mits gegarandeerd is dat de bij deze woningen behorende gronden buiten de zone gebruikt worden ten behoeve van de glastuinbouw en de op deze gronden aanwezige bebouwing is gesloopt dan wel in gebruik is ten behoeve van de glastuinbouw. Het toekenen van een plattelandswoning mag ook geen nadelige (milieu)gevolgen hebben voor omliggende glastuinbouwbedrijven.

Aan de bewoners van de voormalige bedrijfswoningen die (nog) niet aan de voorwaarden voor de toekenning van een plattelandswoning voldoen is een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen (conform artikel 3.2.3 Bro). Het opnemen van het persoonsgebonden overgangsrecht is in deze situaties terecht omdat het - gelet op de aanwijzing als concentratiegebied voor de glastuinbouw - gewenst is dat de agrarische glastuinbouwfunctie van de betreffende gronden behouden blijft. Het persoonsgebonden overgangsrecht doet (in tegenstelling tot het handhaven van de illegale situaties) recht aan de situatie die is ontstaan door het lange tijd niet-handhaven van de gemeente en houdt het rekening met het feit dat er geen zicht is op beëindiging van het gebruik gedurende de planperiode. De belangen van de bewoners van de woningen wordt niet aangetast, in die zin dat het gebruik van de bedrijfswoningen als burgerwoningen onder het voorheen geldende plan niet was toegestaan.

Op de kaart zoals opgenomen in 3.3 Bestemmingsplan is de zone langs de bebouwingslinten aangegeven waarbinnen via toepassing van een wijziging nieuwe plattelandswoningen mogelijk zijn. De oranje percelen zijn de percelen met een voormalige bedrijfswoning die aan de wijzigingsvoorwaarden voldoen. Deze percelen zijn in het bestemmingsplan als plattelandswoning aangeduid.

5.3.2 Waarde - Landschap

Het gehele plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' gekregen. De bijbehorende regels zijn gericht op het behoud, bescherming en/of herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komen in de landschappelijke waarden c.q. structuurdragers van de Koekoekspolder.

5.4 Regels

De regels uit het bestemmingsplan Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014 zijn opgenomen.

5.5 Verbeelding

De verbeelding is opgenomen in het digitale bestand met het plannummer NL.IMRO.0166-00991285-OW01.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Procedure

De wijzigingsbevoegdheid is via het moederplan aan burgemeester en wethouders gegeven. Voor het opstellen van een wijzigingsplan geldt de uniforme voorbereidingsprocedure ex afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen 8 weken na afloop van de ter inzage legging een besluit moeten nemen. Daarna volgt beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Conform afdeling 3.4 Awb ligt het ontwerpwijzigingsplan gedurende 6 weken ter inzage. Belanghebbenden kunnen dan een zienswijze indienen op het plan. Na vaststelling door burgemeester en wethouders ligt het wijzigingsplan opnieuw 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het wijzigingsplan treedt in werking daags na afloop van de tervisielegging, als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het wijzigingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Overleg

Net als in een reguliere bestemmingsplanprocedure geldt bij de voorbereiding van een wijzigingsplan dat overleg moet worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Onder verwijzing naar het bepaalde in 4.1.1 Overleg moet de conclusie zijn dat onderhavig wijzigingsplan een ontwikkeling betreft die voldoet aan de gestelde voorwaarden om af te zien van vooroverleg.