direct naar inhoud van Regels
Plan: Stationsomgeving Hanzelijn, 3e uitwerking
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991234-VB01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het uitwerkingsplan 'Stationsomgeving Hanzelijn, 3e uitwerking' met identificatienummer NL.IMRO.0166.00991234-VB01 van de gemeente Kampen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 bestemmingsplan "Stationsomgeving Hanzelijn"

Het bestemmingsplan 'Stationsomgeving Hanzelijn' met identificatienummer NL.IMRO.0166.00991005-OH01 van de gemeente Kampen.

1.4 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden.

1.9 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 bruto vloeroppervlakte (bvo)

het totale oppervlak ten behoeve van een bedrijf of winkel waarbij de meters zijn meegenomen voor magazijn, kantoorruimte, sanitair en dergelijke (niet voor publiek toegankelijk).

1.17 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.20 evenement

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 geluidgevoelige functies

geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals woningen, woonwagenstandplaatsen, onderwijsgebouwen (met uitzondering van gymnastieklokalen en andere gebouwdelen welke niet primair voor les of studiedoeleinden worden gebruikt), ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra en poliklinieken (uitsluitend de gebouwdelen die daadwerkelijk voor de behandeling van patienten worden gebruikt), medische kleuterdagverblijven en terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;

1.23 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.24 geluidsbelasting vanwege een spoorweg

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder;

1.25 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.26 gestapelde woning

een woning in een gebouw met twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen;

1.27 grenswaarde

de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;

1.28 groepsrisico externe veiligheid

het groepsrisico als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit besluit luidde op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.29 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.30 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.31 horeca, categorie 1

vormen van horeca gericht op het bereiden of verstrekken van etenswaren voor consumptie ter plaatse en welke qua openingstijden nagenoeg aansluiten bij winkelvoorzieningen. Hieronder worden in ieder geval verstaan een broodjeszaak, croissanterie, bistro, crêperie, lunchroom, koffie-/theehuis, koffiebar, tearoom of ijssalon;

1.32 horeca, categorie 2

vormen van horeca gericht op het bereiden of verstrekken van etenswaren voor consumptie ter plaatse en voor elders dan ter plaatse, welke qua openingstijden afwijken van de openingstijden van winkelvoorzieningen, in die zin dat ze ook in de avonduren geopend. Hieronder worden in ieder geval verstaan een hotel, restaurant, traiteur, cafetaria, snackbar, grillroom, shoarmazaak, fast-foodrestaurant, automatiek, snelbuffet of proeflokaal;

1.33 horeca, categorie 3

vormen van horeca gericht op het verstrekken van dranken of het ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dansen met een dansvloeroppervlak kleiner dan 10 m2, zoals een bar-dancing, café, bar of bierhuis. Een biljartcentrum en zaalverhuur voor feesten en partijen worden ook tot deze categorie gerekend;

1.34 horeca, categorie 4

vormen van horeca gericht op het verstrekken van dranken of het ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dansen met een dansvloeroppervlak groter dan 10 m2, zoals een discotheek;

1.35 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccomodatie;

1.36 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.37 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.38 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.39 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie (met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren) en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.40 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.41 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het bedrijf dan wel de betreffende instelling;

1.42 ondergeschikte horeca

horeca die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het betreffende bedrijf dan wel de betreffende instelling;

1.43 particulier opdrachtgeverschap

situatie als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening;

1.44 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:

het Nieuw Amsterdams Peil;

1.45 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.46 sociale huurwoning

huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub d van het Besluit ruimtelijke ordening;

1.47 sociale koopwoning

koopwoning als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub e van het Besluit ruimtelijke ordening;

1.48 uitwerking

een uitwerking van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

1.49 verbeelding
  • a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Stationsomgeving Hanzelijn, 3e uitwerking, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer NL.IMRO.0166.00991234-VB01;
  • b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Stationsomgeving Hanzelijn, 3e uitwerking.
1.50 vergunningvrij

categorieen gevallen waarin voor bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten geen omgevingsvergunning is vereist, zoals opgenomen in hoofdstuk II van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

1.51 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.52 wijziging

een wijziging van het bestemmingsplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening;

1.53 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.54 winkelvloeroppervlakte (wvo)

de voor het publiek toegankelijke vloeroppervlakte in de winkel;

1.55 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.56 zolder

de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de (ondergrondse) diepte van een ondergronds gebouw

Van de onderzijde van de laagst gelegen vloer tot het peil.

2.2 de afstand tussen bouwwerken en de afstand van bouwwerken tot bestemmings-, bouw- en perceelsgrenzen

Daar waar deze het kleinst is.

2.3 de bouwdiepte (of lengte) van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.6 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk
  • a. Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat bij toepassing van het meten van de goothoogte dakkapellen, topgevels en wolfseinden buiten beschouwing worden gelaten, tenzij de breedte van de dakkapellen meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak.
2.8 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.


Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. het gebruik van woningen tot ten hoogste 25% van de aanwezige bruto-vloeroppervlakte, tot een maximum van 40 m2 voor:
  • c. bedrijven uitsluitend voor zover genoemd in de categorieën 1 en 2 van Lijst van bedrijven;
  • d. maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde educatieve voorzieningen;
  • e. sportieve en recreatieve voorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. tuinen, erven en verhardingen;
  • i. terrassen;
  • j. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • k. ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen;
  • l. geluidwerende voorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met de bijbehorende bouwwerken,

met dien verstande dat:

  • o. het totaal aantal woningen binnen het plangebied van dit uitwerkingsplan mag niet meer dan 210 mag bedragen, met dien verstande dat het totaal aantal woningen binnen voorliggend uitwerkingsplan, bestemmingsplan 'Stationsomgeving Hanzelijn', 'Stationsomgeving Hanzelijn', 1e uitwerking en Stationsomgeving, 2e uitwerking', niet meer mag bedragen dan 651 woningen;
  • p. de woningcategorisering vindt als volgt plaats:
    • 1. het aandeel sociale huurwoningen bedraagt ten minste 20%;
  • q. de gezamenlijke bruto-vloeroppervlakte voor maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde educatieve voorzieningen, in de bestemmingen Centrum niet meer dan 5.666 m2 bvo mag bedragen,
3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' geldt dat de voorgevel van de gebouwen gericht moet zijn op deze lijn, met dien verstande dat niet meer dan 15% van de breedte van de gevels welke in deze lijn worden gebouwd zijgevels mag betreffen;
  • d. binnen een afstand van 100 meter van de buitenste spoorstaaf dient bij gebouwen met een verblijfsfunctie middels een onderzoek naar trillinghinder aangetoond te worden dat met het gebouwontwerp op de betreffende locatie een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden met betrekking tot het aspect trillinghinder vanwege spoorverkeer.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen enkel vergunningsvrije bijbehorende bouwwerken worden opgericht.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
  • a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van:
    • 1. de gronden als coffeeshop;
    • 2. de gronden voor detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen;
    • 3. de gronden als seksinrichting.
  • b. Ter bepaling van het aantal benodigde parkeerplaatsen geldt dat voldaan moet worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 4 Parkeerkencijfers ASVV. Voor functies die niet in voorgenoemde bijlage zijn opgenomen wordt aangesloten bij de parkeernormen zoals opgenomen in de notitie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317' van het CROW (oktober 2012) of wijzigingen daarop;
3.3.2 Voorwaardelijke verplichting - geluid

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van geluidgevoelige objecten zonder dat:

  • a. aangetoond is dat ten behoeve van de bouw van de woningen of andere geluidgevoelige gebouwen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, dan wel het vastgestelde hogere waardenbesluit, zoals opgenomen in Bijlage 3;
  • b. de afschermende geluidwal langs de N50 is gerealiseerd conform de modellering in het akoestisch rapport (Bijlage 2 Akoestisch onderzoek).

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. fiets- en/of voetpaden;
  • c. bruggen en tunnels ten dienste van langzaam verkeer;
  • d. in- en uitritten;
  • e. speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
  • f. abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke;

met daarbij behorende verhardingen, waterpartijen en watergangen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lantaarnpalen mag niet meer dan 8,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4,5 m bedragen.
4.3 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen van Groen naar 'Verkeer - Verblijfsgebied' of 'Verkeer' voor de aanleg van parkeerplaatsen of voor aanpassingen van bestaande wegvoorzieningen, mits deze aanpassingen van beperkte omvang zijn.
  • b. Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in sub a genoemde wijzigingen vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de fysieke en externe veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Woongebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in grondgebonden woningen;
  • b. wonen in gestapelde woningen;
  • c. het gebruik van gebouwen tot ten hoogste 25% van de aanwezige bruto-vloeroppervlakte, tot een maximum van 40 m2 voor:
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. geluidwerende voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • l. het totaal aantal woningen binnen het plangebied van dit uitwerkingsplan mag niet meer dan 210 mag bedragen, met dien verstande dat het totaal aantal woningen binnen voorliggend uitwerkingsplan, bestemmingsplan 'Stationsomgeving Hanzelijn', 'Stationsomgeving Hanzelijn', 1e uitwerking en Stationsomgeving, 2e uitwerking', niet meer mag bedragen dan 651 woningen;
  • m. de woningcategorisering vindt als volgt plaats:
    • 1. het aandeel sociale huurwoningen bedraagt ten minste 20%;
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
5.2.2 Hoofdbebouwing
  • a. de hoofdgebouwen moeten binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • c. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • d. de afstand van de vrijstaande zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. rijenwoningen tot in de perceelsgrens gebouwd mogen worden.
  • e. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' geldt dat de voorgevel van de gebouwen gericht moet zijn op deze lijn, met dien verstande dat niet meer dan 15% van de breedte van de gevels welke in deze lijn worden gebouwd, zijgevels mag betreffen.
  • f. binnen een afstand van 100 meter van de buitenste spoorstaaf dient bij gebouwen met een verblijfsfunctie middels een onderzoek naar trillinghinder aangetoond te worden dat met het gebouwontwerp op de betreffende locatie een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden met betrekking tot het aspect trillinghinder vanwege spoorverkeer.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen enkel vergunningsvrije bijbehorende bouwwerken worden opgericht.

5.2.4 Erkerregeling

In afwijking van het bepaalde onder 5.2.3 mag een erker worden gebouwd aan de voor- en zijgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de diepte van de erker niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  • b. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden, niet minder dan 3 meter bedraagt;
  • c. de breedte van de erker niet meer dan 3/5 deel van de breedte van de uit te bouwen gevel van het hoofdgebouw bedraagt;
  • d. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, waarbij de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. in het geval van voorzieningen voor verkeer en verblijf, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
    • 1. mag de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging, regeling van het verkeer, lantaarnpalen en kunstobjecten niet meer dan 8,5 meter bedragen;
    • 2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • b. in het geval van de overige bestemmingen:
    • 1. mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan 1 meter bedragen, indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht;
    • 2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik:

  • a. van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  • b. van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in artikel 5.1;
  • c. Ter bepaling van het aantal benodigde parkeerplaatsen geldt dat voldaan moet worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 4 Parkeerkencijfers ASVV. Voor functies die niet in voorgenoemde bijlage zijn opgenomen wordt aangesloten bij de parkeernormen zoals opgenomen in de notitie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317' van het CROW (oktober 2012) of wijzigingen daarop;
5.3.2 Voorwaardelijke verplichting - geluid

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van geluidgevoelige objecten zonder dat:

  • a. aangetoond is dat ten behoeve van de bouw van de woningen of andere geluidgevoelige gebouwen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, dan wel het vastgestelde hogere waardenbesluit, zoals opgenomen in Bijlage 3;
  • b. de afschermende geluidwal langs de N50 is gerealiseerd conform de modellering in het akoestisch rapport (Bijlage 2 Akoestisch onderzoek).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de in het plan aan deze gronden en bouwwerken gegeven bestemming.
  • b. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, als bedoeld onder a, wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
    • 2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
    • 3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
7.1.1 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het:

  • a. gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend;
  • b. het aanleggen of laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3- categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van drinkwater met een doorsnede van 250 mm of meer;
    • 5. buisleidingen voor het transport van afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Veiligheidszone
8.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherning van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met de aanwezigheid van de Hanzelijn en het daarmee samenhangende vervoer van gevaarlijke stoffen.

8.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone' geldt dat:

  • a. er geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten in deze zone zijn toegestaan tenzij ze behoren tot de inrichting waaraan deze zone is gerelateerd;
  • b. het gebruik van de gronden niet in die zin mag worden gewijzigd, dat de aangegeven veiligheidszone wordt vergroot.
8.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • f. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;

  • g. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van bestemmings- en bouwvlakken naar de buitenzijde worden overschreden door buitenmuren, mits de grenzen in totaal met niet meer dan 0,50 m worden overschreden;
  • h. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • i. het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte (m) van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
9.1.1 Afwegingskader

Een in lid 9.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de fysieke en externe veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de plankaart zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij niet meer dan 10 m worden verschoven;
  • b. aanduidingen wijzigen dan wel verwijderen indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat.
10.1.1 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in lid 10.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a kan het bevoegd gezag eenmalig een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het uitwerkingsplan 'Stationsomgeving Hanzelijn, 3e uitwerking'.