direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Beltweg en omgeving
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991147-VB02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Dit bestemmingsplan "Beltweg en omgeving" is grotendeels conserverend van aard en voor een klein deel ontwikkelingsgericht. Voor een deel van het plangebied geldt nu nog het bestemmingsplan "Brunnepe - Oranjewijk". Voor het overige deel van het plangebied geldt dat per 1 juli 2013 het tot dan toe geldende bestemmingsplan (Plan in Onderdelen uit 1948) is vervallen.

Het ontwikkelingsgerichte deel heeft met name betrekking op de voormalige gemeentewerf aan de Beltweg. Op het terrein zijn historische panden aanwezig waarvan er één een monumentale status heeft. De gemeente wil het terrein geschikt maken voor een gecombineerde woon-werk bestemming (ambachtelijke en creatieve bedrijvigheid). Het uitgangspunt bij deze ontwikkeling is dat het historische karakter van het terrein behouden blijft. Dit betekent dat de bestaande bebouwing en het karakter van het terrein - met tussen de gebouwen een open erf - wordt gehandhaafd. De gemeente draagt zorg voor de inrichting van het buitenterrein, terwijl de panden door derden worden ontwikkeld. Er wordt één nieuwe woning en een nieuwe woonwagenstandplaats mogelijk gemaakt.

Het conserverende deel heeft betrekking op de jachthaven, het woonwagenterrein, groen, water en verkeer. Het terrein tussen de Loswalweg en de Beltweg, waar voorheen de gemeentelijke plantenkas stond, is bestemd als openbaar groen.

1.2 Bij dit plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Beltweg en omgeving" bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991147-VB02.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen.

1.3 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt aan de IJssel. Aan de westzijde grenst het plangebied aan het bedrijventerrein Haatland en aan de oostzijde aan de woonwijk Brunnepe. De zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door de Beltweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991147-VB02_0001.png"

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied is grotendeels het bestemmingsplan Brunnepe Oranjewijk van toepassing. De jachthaven, de woonwagens, de volkstuinen, watergang De Riete en aansluitende openbare ruimte vallen binnen dit plan. Het plan is vastgesteld door de Raad op 2 februari 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 23 mei 2006. Bij de inwerkingtreding van het voorliggende bestemmingsplan "Beltweg en omgeving" vervalt dit plan voorzover het betrekking heeft op het plangebied.

Voor het overige (zuidwestelijke) deel van plangebied geldt geen bestemmingsplan. Voorheen gold in dit gebied het 'Plan in Onderdelen' (vastgesteld op 21 september 1948) waarin het gebied de bestemming 'Terrein voor gemeentebedrijven' had. Het Plan in Onderdelen is per 1 juli 2013 van rechtswege vervallen. Sindsdien gelden in het gebied uitsluitend nog de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie en de ontwikkelingen in het plangebied;
  • de relevante beleidskaders van alle betrokken beleidsniveaus worden beschreven in hoofdstuk 3;
  • de onderzoeksaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk 4;
  • vervolgens komt in hoofdstuk 5 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod;
  • hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de juridische planopzet;
  • tot slot beschrijft hoofdstuk 7 de resultaten van het overleg over het bestemmingsplan en de uitkomsten van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en ontwikkelingen

2.1 Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied vormt een relatief groene zone tussen de wijk Brunnepe en bedrijventerrein Haatland. In het noorden van het plangebied ligt jachthaven de Riette. Ten zuiden daarvan ligt een fietspad en een hondentoilet. Door het plangebied loopt de watergang De Riette. Aan de oostzijde daarvan ligt een groen gebied dat deels gebruikt wordt voor volkstuinen en een speeltuintje. Aan de westzijde ligt de voormalige gemeentewerf. Onder het volgende kopje wordt hier nader op ingegaan. Zuidelijk hiervan ligt een woonwagencomplex bestaande uit 8 standplaatsen rond een groen veldje. Het terrein van de voormalige gemeentelijke plantenkas tussen de Beltweg en de Loswalweg is momenteel onbebouwd en fungeert als openbaar groen.

Locatie voormalige gemeentewerf

Het terrein van de voormalige gemeentewerf bestaat uit twee erven waaromheen karakteristieke bebouwing is gegroepeerd. De bebouwing bestaat uit woon- en werkpanden in gevarieerde volumes in één tot twee bouwlagen. Met uitzondering van de stallingen voor voertuigen zijn de bouwvolumes voorzien van een kap. Het oudste erf aan de noordzijde wordt begrensd door Loswalweg 9. Dit is een L-vormige historische woning met atelier. Daarnaast staat Beltweg 25, een langwerpig kantoortje. Centraal tussen beide erven staat de voormalige paardenstal Beltweg 27. Op het nieuwste erf aan de zuidzijde staan twee ook voormalige stallingen voor voertuigen, Beltweg 29 en een voormalige garagewerkplaats Beltweg 31.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991147-VB02_0002.png"

Luchtfoto met de beide erven; met rode stippellijn aangegeven is het terrein van de voormalige gemeentewerf

2.2 Ontwikkelingen

Locatie voormalige gemeentewerf

Er zijn in totaal vijf uitgeefbare percelen gerealiseerd waarvan vier met bestaande bebouwing (huisnummers 25, 27, 29 en 31). Bij huisnummers 27 en 29 wordt het realiseren van een aanbouw mogelijk gemaakt (aangegeven met een kruis). Op het perceel met huisnummer 33 is geen bestaande bebouwing aanwezig, dit perceel wordt verkocht als bouwkavel. Loswalweg 9 wordt vooralsnog niet verkocht, dit perceel behoudt de huidige functie (woning met atelier). Tussen de bebouwing blijft het open erf behouden. Ten behoeve van de herontwikkeling is/wordt het erf wel geëgaliseerd en opnieuw bestraat. In het openbare gedeelte van de verharding zijn de nutsvoorzieningen aangebracht. Op ieder uit te geven perceel wordt de mogelijkheid gecreëerd voor het aanleggen van een tuin. Aan de noordzijde van het terrein wordt openbaar groen gerealiseerd en aan de zuidwestkant wordt een klein deel van het terrein geschikt gemaakt voor een woonwagenstandplaats. Dit terreindeel grenst aan het bestaande woonwagenterrein. In de huidige situatie is er sprake van een hoogteverschil in het terrein. In het kader van de herontwikkeling is het mogelijk om de oostkant van het terrein op te hogen.

Door de herontwikkeling van het terrein blijft de karakteristieke bebouwing - met in het centrum de monumentale stallen - behouden en krijgt het de uitstraling van een aantrekkelijk werk- en woongebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991147-VB02_0003.png"

Afbeelding (concept) ontwikkeling voormalige gemeentewerf Beltweg

 

Woonwagenstandplaats

Als onderdeel van de herontwikkeling van de gemeentewerf wordt - op het perceel direct naast de bestaande woonwagenlocatie - een nieuwe woonwagenstandplaats mogelijk gemaakt. De bestemming voor woonwagens wordt hiervoor ten opzichte van het geldende bestemmingsplan slechts minimaal verruimd.

Groene verbinding

De gronden waar de volkstuinen liggen, zijn eigendom van de gemeente. In de jaren 90 is de huur opgezegd in verband met de voorgenomen privatisering van de volkstuinen. Echter na de opzegging hebben bewoners er weer volkstuinen gemaakt. Daar is niet op gehandhaafd.

De Riete loopt door richting Brunneperhaven en vervolgens richting Pleviersingel en langs Grutto richting Kievitstraat (licht groen op onderstaande kaart). In de gemeentelijke Groenstructuurvisie is de beoogde ontwikkeling als volgt verwoord:

De Riete: historische waterloop met omgeving ontwikkelen tot een samenhangende natuurlijk-landschappelijke eenheid, herstel hoogstamboomgaard en herstel oude haven (conform plan Brunneperhaven) met aandacht voor zichtlijnen het gebied in en toegankelijkheid via een informeel verbindend wandelpad.

Er is een plan om een wandelroute rondom de stad te realiseren door en tussen de verschillende groengebieden. Een deel van die groene wandelroute betreft de verbinding Riete/Berkpark naar Louise de Colignysingel. Bij elke planontwikkeling in het gebied is die wandelverbinding randvoorwaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991147-VB02_0004.png"

Palingrokerij

Mateboer Projectontwikkeling B.V. realiseert op het terrein van de voormalige Berk-fabriek een nieuwe woonwijk: het Berkpark. Binnen de grenzen van deze woningbouwlocatie bevindt zich een voormalige palingrokerij. Deze bestaat uit rookhokken, twee aanpalende woningen en een naastgelegen haringinleggerij.

Voor de ontwikkeling van het Berkpark was een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk. Dit is meegenomen in het bestemmingsplan “Brunnepe-Oranjewijk”. De gemeenteraad heeft dit plan in 2006 vastgesteld. De provincie Overijssel heeft het bestemmingsplan daarna goedgekeurd. Tegen dit goedkeuringsbesluit is door een belanghebbende beroep aangetekend, omdat het bestemmingsplan het mogelijk maakte een woontoren te realiseren op de locatie van de palingrokerij. De Raad van State heeft vervolgens het goedkeuringsbesluit deels vernietigd, omdat de cultuurhistorische waarde van de palingrokerij onvoldoende was gemotiveerd.

De gemeente heeft vervolgens het Gelders Genootschap opdracht gegeven om de cultuurhistorische waarde van de palingrokerij te onderzoeken. Deze concludeert in haar advies van 13 februari 2008 dat de rookhokken voor Kampen een hoge cultuurhistorische waarde hebben en het behouden waard zijn, omdat het van belang is de herinnering aan de historische scheepvaart en visvangst te waarborgen. Voor de cultuurhistorische waarde van de palingrokerij is het in stand houden van de aangrenzende woningen en haringinleggerij niet nodig.

Wegens het ontbreken van een historische stedenbouwkundige samenhang adviseert het Gelders Genootschap de palingrokerij te verplaatsen naar een goede plek bij een haventje. Doordat daar een directe relatie met het water van de IJssel is, komt de vroegere functie van de palingrokerij op deze manier zo goed mogelijk tot zijn recht.

De gemeente onderschrijft het advies van het Gelders Genootschap en heeft vervolgens een onderzoek ingesteld naar mogelijke verplaatsingslocaties voor de rookhokken. Uit dit onderzoek komen twee locaties die kansrijk zijn. Dit zijn de Koggewerf en de Brunneperhaven/Beltweg.

Het college heeft op 23 februari 2010 besloten de palingrokerij mee te nemen in de verdere ontwikkeling van het gebied Brunneperhaven/ Beltweg e.o. of het gebied de Koggewerf zodanig dat er sprake is van herplaatsing binnen een termijn van 5 jaar.

Ook in tweede instantie heeft de Raad van State (op 22 februari 2012) goedkeuring onthouden aan het plandeel ter plaatse van de palingrokerij in het bestemmingsplan voor het Berkpark. Deze uitspraak geeft aan dat de gemeente - voordat de huidige locatie van de palingrokerij de bestemming Wonen krijgt - aannemelijk moet maken dat verplaatsing en herbouw van de palingrokerij naar een andere locatie kan en zal plaatsvinden.

De economische omstandigheden en daarmee de situatie op de woningmarkt maken dat woningbouw op de locatie van de palingrokerij nog steeds niet actueel is. Bij het aantrekken van de woningmarkt komt dit opnieuw aan de orde. Vooruitlopend daarop wordt in dit bestemmingsplan planologisch geregeld dat de rookhokken eventueel een plek kunnen krijgen in het gebied Brunneperhaven/Beltweg.

Ondanks het verstrijken van de herplaatsingstermijn van vijf jaren blijft verplaatsing van de palingrokerij naar beide herplaatsingslocaties in beeld. Voor het gebied Brunnepehaven/Bltweg e.o. is dit uitgangspunt in 2014 ook vastgelegd in de beleidsnotitie "Groene Long Brunnepe". In voorliggend bestemmingsplan wordt gevolg gegeven aan dit besluit.

Mocht herplaatsing van de palingrokerij in de toekomst aan de orde zijn dan betekent dat dat het gebouwtje wordt verplaatst naar een locatie binnen de op de verbeelding aangegeven zone aan de oostrand van het plangebied. De palingrokerij zal dan een museumfunctie krijgen. Incidenteel (bijv. bij evenementen) kan ontheffing worden aangevraagd voor palingroken.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991147-VB02_0005.png"

 

Terrein Loswalweg - Beltweg

Het terrein gelegen tussen de Loswalweg en de Beltweg is al lange tijd een braakliggend beheersbaar groen terrein. In het gebied stond vroeger de gemeentelijke plantenkas. In het voorheen geldende 'Plan in Onderdelen' heeft het terrein de bestemming “Terrein voor gemeentebedrijven”. In dit bestemmingsplan krijgt het terrein de bestemming 'Groen'. Op deze wijze wordt een bijdrage geleverd aan de vergroting van het oppervlak aan groen in de wijk Brunnepe. De hoeveelheid groen in de wijk is op dit moment beperkt.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt het integrale beleid samengevat dat relevant is voor het plangebied. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een ‘doorzetting’ van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

3.1 Europees en rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Deze Structuurvisie bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028 met een doorkijk naar 2040. De visie zet in op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk hanteert hierbij een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De Rijksoverheid brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat, laat meer over aan gemeenten en provincies. Hiernaast komt de gebruiker centraal te staan. Hierom kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijk groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid.

Er is in dit conserverende bestemmingsplan grotendeels sprake van hergebruik van bestaande panden en/of het planologisch opnieuw vastleggen van bestaande bebouwingsmogelijkheden. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder van duurzame verstedelijking. Daarmee past het bestemmingsplan binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.1.2 Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst is belangrijk in Europa. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is op 22 december 2000 in werking getreden en vraagt aan alle lidstaten om resultaten te boeken met het schoonhouden en schoonmaken van het water in stad en land (chemisch kwaliteitsdoel) en het beschermen en ontwikkelen van natuur (ecologisch kwaliteitsdoel). De afspraken moeten er voor zorgen dat iedere lidstaat ervoor zorgt dat de kwaliteit van het oppervlaktewater en het grondwater in 2015 op orde is. Uitgangspunt is een indeling in stroomgebieden. De gemeente Kampen valt onder het deelstroomgebied Rijn-Oost. In 2009 is het stroomgebiedbeheerplan vastgesteld, waarin de doelen, maatregelen en kosten zijn beschreven om aan het gewenste kwaliteitsniveau voor water te voldoen.

Het bestemmingsplan 'Beltweg en omgeving' bevat geen ontwikkelingen die afbreuk doen aan deze doelen. Een nadere omschrijving van het aspect water is terug te vinden in paragraaf 4.5 Water.

3.1.3 Het Nationaal Waterplan (2009) en het ontwerp Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid de rijksoverheid in de planperiode voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het plan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.

Recent is het Ontwerp nationaal waterplan 2016-2021 verschenen. Dit plan bevat een verscherping van het beleid voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Dit bestemmingsplan 'Beltweg en omgeving' past binnen het geldende en toekomstige (ontwerp) Nationaal Waterplan. Voor een beschrijving van het aspect water zie paragraaf 4.5 Water.

3.1.4 Ruimte voor de Rivier

De Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier (2007) dient twee doelen: primair waarborging van voldoende veiligheid en als tweede doel verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij hoort een concreet maatregelenpakket voor de korte termijn en een doorkijk voor de lange termijn.Onderdeel van het maatregelenpakket zijn de circa 30 Ruimte voor de Rivier projecten in Nederland. Een van deze projecten is de 'Bypass Kampen'. In het kader van dit project is momenteel een gecombineerd pakket van maatregelen in voorbereiding/uitvoering waarbij sprake is van een zogenaamde verkorte zomerbedverlaging (beginnend bij Kampen) en de aanleg van de bypass. Zo kan worden voldaan aan de vereiste waterstandsdaling.

3.1.5 Natura 2000-gebieden (2003)

Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000 netwerk bestaat uit natuurgebieden die wettelijk worden beschermd om de Europese biodiversiteit te waarborgen. De gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.

Als een activiteit mogelijk van invloed is of kan zijn op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument, dan is een melding of vergunning noodzakelijk. Dit kan ook nodig zijn voor projecten die buiten het beschermd gebied liggen, maar wel mogelijk van invloed zijn op de instandhoudingsdoelstellingen binnen het gebied, de externe werking.

Het plangebied zelf is niet aangewezen als Natura 2000-gebied. Wel liggen rond het gebied enkele Natura 2000-gebieden: het gebied Uiterwaarden IJssel (aan de overzijde van de IJssel), het Veluwerandmeer (op circa 4 km afstand) en het Zwarte Meer en het Ketelmeer & Vossemeer (op circa 6 km afstand). In paragraaf 4.6 Ecologie wordt hier nader op ingegaan.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel (2009)

In de Omgevingsvisie schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Het vizier is daarbij gericht op 2030. De provincie geeft aan welke ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe zij deze wil realiseren.

Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

Ruimtelijke kwaliteit wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Bij het sturen op ruimtelijke kwaliteit in de Omgevingsvisie is een sleutelrol weggelegd voor de gebiedskenmerken. Dit zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype, die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. In de gekozen benadering zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisure laag bepalend voor de kenmerken van een gebied. Deze lagen staan niet los van elkaar. Vaak liggen de lagen over elkaar heen en hebben plekken te maken met kenmerken van verschillende gebieden.

Als in een bepaald gebied een verandering aan de orde is, dan geven de gebiedskenmerken richting aan de manier hoe dit moet plaatsvinden. Bij de gebiedskenmerken is in de kolom 'sturing' onder de kop ‘norm’ aangegeven welke kenmerken altijd, met elke ontwikkeling, gerespecteerd en versterkt dient te worden, omdat ze gerekend worden tot het provinciale belang. Onder de kop ‘richting’ is een manier van omgang met kenmerken weergegeven, die de provincie zeer wenselijk vindt. Hier mag van worden afgeweken. Onder de kop ‘inspiratie’ staan ontwikkelingen vermeld die denkbaar zijn in het betreffende gebiedstype met respect voor de gebiedskenmerken.

Met de ontwikkeling in het plan wordt ruimtelijke kwaliteit beoogd door de cultuurhistorisch waardevolle panden een nieuwe functie te geven en de openbare ruimte in te richten. De gebiedskenmerken worden in de volgende paragraaf in het kader van de toets aan de Omgevingsverordening nader uitgewerkt.

3.2.2 Omgevingsverordening (2009)

Het uitvoeringsinstrument dat aan de omgevingsvisie is gekoppeld is de Omgevingsverordening Overijssel 2009 van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

In paragraaf 4.3 Stedenbouwkundige en ruimtelijke inpassing wordt ingegaan op de verschillende lagen en de waarden in het gebied.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Kampen 2030 (2009)

Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de gemeenteraad. In deze visie wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De structuurvisie is een richtinggevend document. Op de bijbehorende kaart is bijna het hele plangebied aangeduid als groen. Dit komt niet helemaal overeen met de feitelijke situatie en de Groenstructuurvisie uit 2012 (zie hieronder). In voorliggend bestemmingsplan krijgt het gebied ten oosten van de Riete een bestemming Groen. Dit geldt ook voor het terrein aan de Beltweg waarop voorheen de gemeentelijke plantenkas stond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991147-VB02_0006.png"

3.3.2 Woonvisie 2010-2020 (2010)

In de Woonvisie worden de verschillende woonbelangen in balans gebracht. De visie is daarom niet alleen gericht op de kwantiteit en kwaliteit van nieuw te bouwen woningen maar ook op de bestaande voorraad. Niet alleen gericht op een passende sociale huurvoorraad, maar ook bijvoorbeeld op het stimuleren van particuliere bouw met vrije bouwkavels. Daarnaast wordt erin gestreefd naar maatwerk voor diverse doelgroepen. Het bevorderen van de samenhang tussen wonen, welzijn en zorg is daarvan een voorbeeld.

De ontwikkelingen zoals die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan passen binnen het beleid zoals dat is beschreven in de woonvisie.

3.3.3 Groenstructuurvisie (2012)

Het groen in de bebouwde omgeving bepaalt mede de kwaliteit van het woon- en leefmilieu voor alles en iedereen die er gebruik van maakt. De gemeente Kampen voert een groenbeleid om hier gericht op te kunnen sturen. In de Groenstructuurvisie zijn de ambities en doelen op het gebied van groen vastgelegd.

De Groenstructuurvisie heeft betrekking op het totale areaal openbaar groen van de bebouwde kommen van Kampen, IJsselmuiden en de kleine kernen. Daarnaast geeft de visie aan welke particuliere groengebieden van betekenis zijn voor de groenstructuur.

Op onderstaande afbeelding is te zien dat in het plangebied het groen ten oosten van de Riete onderdeel uitmaakt van de hoofdgroenstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991147-VB02_0007.png"

In 2014 is de beleidsnotitie 'Groene Long Brunnepe Initiatieven en Kansen, Integrale gebiedsontwikkeling Brunnepe - Beltweg" opgesteld. Deze notitie geeft een overzicht van alle initiatieven in het gebied en de bijdrage die deze initiatieven kunnen leveren aan de Groen Long Brunnepe.

3.3.4 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (2010)

Het Gemeentelijk Verkeer en VervoerPlan bestaat uit drie deelplannen: het categoriseringplan voor gemotoriseerd verkeer, het fietsbeleidsplan en het openbaar vervoerplan. Naast de deelplannen is er een uitvoeringsplan.

Het GVVP geeft een doorkijk tot 2030 en wil met het plan nieuwe ontwikkelingen op het gebied van infrastructuur samen met bestaande beleidskaders integreren tot één integraal kader.

3.3.5 Extern veiligheidsbeleid (2013)

De gemeente Kampen wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen, heeft de gemeente Kampen extern veiligheidsbeleid geformuleerd. Doel van dit beleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Kampen aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan.

Risicobronnen bestaan uit risicovolle inrichtingen en transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit een inventarisatie blijkt dat zich in Kampen relatief weinig risicobronnen bevinden. Er zijn 8 Bevi-inrichtingen en 8 inrichtingen die vallen onder de drempelwaardenlijst in het kader van het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (propaantanks, opslag van gevaarlijke stoffen en houtopslag).

Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente vindt plaats over weg, spoor, water en buisleiding. De gemeente heeft in 2001 een routering voor het wegvervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. Ook ontheffingroutes zijn bepaald.

Op basis van de uitgevoerde inventarisaties is geconstateerd dat binnen de gemeente Kampen geen grote knelpunten aanwezig zijn voor wat betreft de bescherming van individuele burgers (plaatsgebonden risico). Wel is een aantal situaties aanwezig met een verhoogd risico voor groepen (groepsrisico). Daarnaast vormt de ligging van de bestaande transportassen en buisleidingen wel een aandachtspunt voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Bij bestaande situaties is het niet altijd mogelijk om de uitgangspunten en ambities toe te passen. Voor bestaande situaties geldt dat deze worden geaccepteerd indien ze voldoen aan de wettelijke grens- en richtwaarden. Indien niet aan wettelijke grenswaarden wordt voldaan, dient naar een (snelle) oplossing van de situatie gezocht te worden. Bron- en effectmaatregelen lopen daarbij vooruit op saneringsinstrumenten. Bij een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico in bestaande situaties, dienen de hulpdiensten bijzondere aandacht te besteden aan de voorbereiding op een eventuele calamiteit (eventueel wordt de regionale brandweer om advies gevraagd).

In het geval van nieuwe situaties worden in woongebieden geen risicobronnen geïntroduceerd. Kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten mogen niet binnen de 10-6 contour van een risicobron liggen. Daarnaast is een toename van het groepsrisico door risicobronnen niet toegestaan. Een toename van het groepsrisico door een structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied is wel toegestaan, mits:

  • er invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico, zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • de risicobron actief wordt benaderd teneinde de risico's zo mogelijk te minimaliseren;
  • de oriënterende waarde voor het groepsrisico in nieuwe situaties als richtwaarde wordt beschouwd.

Op dit aspect wordt nader ingegaan in paragraaf 3.3.5.

3.3.6 Welstandsnota (2004)

De gemeente Kampen heeft een Welstandsnota. Deze nota gaat over de kwaliteit van de bebouwing in de gemeente Kampen. Alle vergunningplichtige bouwwerken worden getoetst aan de welstandseisen uit de nota. Oude en nieuwe gebouwen in al hun verscheidenheid vormen met elkaar het aanzien en daarmee de welstand van de gemeente. De gemeente wil dan ook zorgvuldig omgaan met de bebouwing in de gemeente. Daarnaast wil zij haar burgers inspireren en stimuleren zorgvuldig om te gaan met verbouwingen aan hun gebouwde eigendommen.

De Welstandsnota is bedoeld om te inspireren en waar mogelijk een nieuwe kijk te bieden op de dagelijkse leefomgeving. Door de Welstandsnota wordt de burger en de aanvrager van een bouwaanvraag inzicht geboden en verheldering gegeven over de beoordeling van (zijn of haar) bouwplannen.

De gemeente heeft per deelgebied vastgelegd welke criteria toegepast dienen te worden. In de Welstandsnota is de gemeente opgedeeld in een aantal deelgebieden. Het plangebied valt binnen de beschrijving van Brunnepe/ Oranjewijk. De wijk wordt gekenmerkt door een aantal kleine deelgebieden elk met een eigen identiteit en gemeenschappelijke bebouwingskenmerken, doorsneden door historische routes met een sterk heterogene, kleinschalige bebouwing. Een bijzondere kwaliteit is de aanwezigheid van groene, open ruimtes. Ook bestaat een bijzondere visuele en historische relatie met het naastgelegen Berkterrein. Het woonwagenkamp aan de Beltweg wordt als afwijkende woonvorm genoemd. Voor een uitgebreide beschrijving van de welstandscriteria wordt verwezen naar de Welstandsnota.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in combinatie met artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht het college van burgemeester en wethouders onderzoek te doen naar de relevante feiten en de af te wegen belangen die bij bestemmingsplan komen kijken. In dit hoofdstuk wordt op de voor het onderhavige plangebied relevante aspecten ingegaan. Het betreft hier niet alleen de ruimtelijke inpassing maar ook de aspecten die samenhangen met bijvoorbeeld het milieu, de archeologie, ecologie, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

4.2 Ontwikkelingsgeschiedenis

Het plangebied maakt deel uit van de delta van het mondingsgebied van de IJssel. Hier stroomde het IJsselwater voorheen via een aantal geulen in de Zuiderzee. De eerste vermeldingen van deze delta dateren uit de veertiende eeuw. In 1364 schonk bisschop Jan van Arkel de eilanden in de delta met het eraan gekoppelde recht op aanwas aan Kampen. Tot ver in de19e eeuw bleef dit gedeeltelijk buitendijkse gebied vrijwel onbebouwd. Volgens de kadastrale minuut van 1932 werd waterloop de Riette als Brunneper Haven gebruikt. Aan het eind van de 19e eeuw werd een terrein voor een gemeentewerf aangelegd. Ten zuiden hiervan was een gemeentelijke vuilnisbelt. Pas tegen het eind van de 20e eeuw zijn inhet gebied een woonwagenlocatie en enkele woonunits gerealiseerd.

4.3 Stedenbouwkundige en ruimtelijke inpassing

Natuurlijke laag

Het gebied ingesloten tussen de IJssel, de grens met Overijssel en voormalige Zuiderzee (nu Drontermeer) is relatief laaggelegen en kent weinig reliëf. Opvallend is de overwegend noord-zuid gerichte structuur van de landschappelijke ondergrond. Langs de IJssel liggen oeverwalafzettingen in een strook min of meer parallel aan de rivier. Ook de oude IJsselarmen volgen hier de noord-zuid gerichtheid van de rivier. In dit deel van het plangebied, op de grens van IJssel en voormalige Zuiderzee, is een onregelmatiger patroon te zien. De IJssel vertakte zich hier in een aantal 'diepen' waartussen kleine eilanden, de zogenaamde 'waarden', ontstonden die in de loop der tijd door verzanding van de geulen aaneengegroeid zijn. Vermoedelijk maakte de Riette deel uit van een geul die uitmondde in het Zuiderdiep. Door de voortdurende overstromingen werd dit gebied overslibt met een laag kalkrijke zavel of klei van verschillende dikte.

Waardenstelling

Het noordelijk deel van het plangebied is, als onderdeel van het grotere geheel van de Kampereilanden, aardkundig waardevol. Het afwisselende patroon van 'diepen' en 'waarden' is karakteristiek voor de rivierdelta en vormt een uniek stukje Nederland. In dit kader is de Riette als restant van een diep, oftewel een geul, waardevol.

Te beschermen waarden

De Riette als restant van een geul.

Laag van de agrarische cultuurlandschappen

De onregelmatige structuur van het agrarisch landschap komt voort uit de onregelmatige structuur van de natuurlijke ondergrond. Langs de Riette werden dijken aangelegd om het achterland te beschermen tegen het water. Bij de afsluiting van de Riette werd de Steenovensdijk verbonden met de noordelijk gelegen zomerdijk van de IJssel. De dijken sloten aan bij het hoger gelegen erf van de Gemeentereiniging. Deze waterkering is aan het eind van de twintigste eeuw langs jachthaven de Riette met een muur verhoogd. Langs de Steenovensdijk en de westelijke zijde van de Riette zijn de aanzetten van de dijken nog herkenbaar aanwezig. De Beltweg is met zijn duidelijk hogere ligging ten opzichte van het aangrenzende groene veldje nog beleefbaar als dijk. Het gebied heeft zijn agrarische functie verloren maar heeft nog steeds een groene uitstraling.

Waardenstelling

De aanzetten van de voormalige dijken leveren een aanzienlijk hoogteverschil met het aanliggende terrein en hebben cultuurhistorische waarde.

Te beschermen waarden

De hoogteverschillen van de voormalige dijken met het aanliggende terrein.

Stedelijke laag

De natuurlijke hoogte aan de rand van de IJssel, noordelijk van de Riette vormde de basis voor de eerste bebouwing in het plangebied. In de twintigste eeuw kwamen daar in het westen de woonwagens, in het oosten de volkstuinen bij. De locatie bevindt zich op de overgang tussen het woongebied van Kampen/Brunnepe en de noodwestelijk gelegen bedrijventerreinen.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991147-VB02_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991147-VB02_0009.png"

Militaire kaart 1845, dijken langs de Riette Kaart van de IJsselmonden met de bezittingen der gemeente Kampen, 1911. De Steenovensdijk sluit aan op de zomerdijk. In de Riette is een driehoekige verbreding uitgegraven. Ter plaatse van de Greenterweg en de Loswalweg ligt een pad naar het terrein van de reiniging.

Ontwikkelgebied 'werf'

De bebouwing in het noorden van het plangebied is onderdeel van de voormalige gemeentereiniging. De paardenstal is 1882 gebouwd op de gemeentelijke 'mestplaats' in de buurtschap Brunnepe. Het stalgebouw werd vanwege de stank van de naastgelegen mestvaalt op enige afstand van de stad gebouwd. Na de aanleg van de riolering (en dus de afschaffing van het tonnensysteem) was de mestplaats niet meer nodig en heeft men het terrein omgevormd voor het gemotoriseerde wagenpark van de gemeentereiniging. De eerst westelijk gerichte oriëntatie van het stalgebouw keerde toen met nieuwe toegangen naar de open ruimte aan de zuidoostzijde, waar aan de randen garages en een werkplaats verrezen. Het gebouw heeft bijzondere waarde in zijn relatie met de andere gebouwen, zowel in de fase van de paardentractie als in de fase van de motortractie van de gemeentereiniging. De overige gebouwen op het terrein (dienstgebouw, garages, montagewerkplaats) horen bij de midden twintigste-eeuwse herinrichting van het terrein.

Waardering

Stedenbouwkundig is de centrale ligging van het stalgebouw op het terrein van de gemeentewerf waardevol. Het pand Loswalweg 9 is een redelijk gaaf bewaarde 19de eeuwse woning die een belangrijk element is op het oude erf.

Het ensemble van de herinrichting op het nieuwe erf is redelijk goed behouden en heeft daarom waarde voor het aflezen van de tweede (gemotoriseerde) fase van de gemeentereiniging en de ontwikkeling van het complex van de gemeentewerf zelf.

Te beschermen waarden

Gezien het bovenstaande zijn de panden aan de Loswalweg 9 en de Beltweg 25, 29 en 31 aangemerkt als karakteristiek pand. Het stalgebouw Beltweg 27 vertegenwoordigt het grootste monumentale belang en is daarom aangewezen als gemeentelijk monument. Ook het oude en nieuwe erf op dit terrein maken deel uit van de karakteristieke waarden.

Ontwikkelgebied 'gemeentewerf': bebouwing en inrichting

Bij herinrichting van de beide erven is de sfeer van haven en de nabij gelegen loswal uitgangspunt. Karakteristiek voor de locatie is de informele, kleinschalige, verspreid liggende bebouwing in een lage dichtheid op twee verharde erven, waarbij het markante gebouw van de voormalige paardenstal de schakel tussen beide erven vormt. De erven staan in verbinding met de wandel- en fietsroute over de oude IJsseldijk en hebben een visuele relatie met de jachthaven. De aan het erf grenzende tuinen en enkele markante bomen in de omgeving zorgen voor een groene uitstraling. De bestaande bebouwing is traditioneel en karakteristiek, passend bij de sfeer van het vissersdorp Brunnepe. Door de lage nokhoogte en de vrije ruimte tussen de gebouwen, dragen de in de omgeving aanwezige bomen en de open ruimte van de jachthaven, sterk bij aan het beeld. De bestaande kwaliteiten maken de locatie bij uitstek geschikt als een in de luwte gelegen woon-werk gebied. Aan het zuidoostelijke erf is ruimte voor een nieuw pand, dat het erf afrondt en tevens ruimte laat voor zicht op de groene zone langs de Riette en op de jachthaven. De schaal en situering van het nieuwe gebouw zijn afgestemd op de bestaande bebouwing. De beide erven blijven openbaar toegankelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991147-VB02_0010.png"

Afbeelding (concept) ontwikkeling voormalige gemeentewerf Beltweg

4.4 Milieu

Het uitgangspunt is dat met de realisering van het plan een goede omgevingssituatie ontstaat. Daarom zijn in het kader van dit bestemmingsplan de (wettelijk) noodzakelijke toetsen verricht.

4.4.1 Milieuzonering

Als uitgangspunt geldt dat het bestemmingsplan niet leidt tot milieuoverlast bij milieugevoelige functies in de omgeving. Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst. Daarin worden op basis van de SBI-code indicatieve afstanden bepaald voor allerlei vormen van bedrijfsactiviteiten. De afstandcriteria hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar.

Omdat het plan (op de voormalige gemeentewerf) zelf ook bedrijvigheid mogelijk maakt naast bestaande en nieuwe woonfuncties is de bepaling opgenomen dat dit maximaal mag tot milieucategorie 2 volgens de VNG richtlijn “Bedrijven en Milieuzonering”. Het industrieterrein Haatland kent een inwaartse milieuzonering waarbij gemeten vanaf de eerste rij woningen (op of buiten het industrieterrein) ook een dergelijke milieuzonering is toegepast. Uitgangspunt is een milieuzonering op basis van de kwalificatie “gemengd gebied” op grond van de genoemde VNG richtlijn. Gemengde gebieden zijn gebieden waar sprake is van een matige tot sterke functiemenging.

Ten opzichte van de jachthaven maakt het bestemmingsplan geen nieuwe woonfuncties mogelijk op een afstand korter dan de huidige afstand tussen het vereniginggebouw van de jachthaven en de dichtstbijzijnde woning. Om die reden is hier verder geen onderzoek gedaan.

De bestemming Gemengd staat creatieve en ambachtelijke bedrijvigheid tot maximaal categorie 2 toe. Alleen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - aanvullende activiteit" is een aannemersbedrijf van dermate kleine omvang aanwezig dat deze gelijk te stellen valt met een categorie 2 bedrijf. Dit laat onverlet dat voldaan moet worden aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit.

De betreffende woning en werkplaats beschikken reeds over een bouwvergunning op grond van het oude planologische regime en worden daarom ingepast. De afstand tussen de werkplaats en de dichtstbijzijnde bestaande woning is 25 meter.

4.4.2 Bodem

Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en in het Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer.

Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s).

Plangebied 

In het plangebied krijgt de voormalige gemeentewerf een gecombineerde woon-werk bestemming. De gemeentewerf is in 1910 in gebruik genomen en heeft deze functie behouden tot 1983. Er zijn in deze periode een aantal gebouwen op de locatie gerealiseerd, waarvan een deel nu nog aanwezig is. De gemeentewerf ligt deels op een voormalige stortplaats.

Eén pand op het terrein deed dienst als garage: er werd onderhoud aan voertuigen gepleegd en er werden voertuigen gestald. Naast dit pand lagen twee ondergrondse tanks voor de opslag van benzine en diesel. Later is op het terrein ook een opslag voor strooizout aanwezig geweest.

In de 19e eeuw liep er een trekvaart van het dorp Brunnepe naar Kampen. Ongeveer ter plaatse van de gemeentewerf aan de Beltweg was een kolk waar de schepen konden draaien. Deze kolk is eind 19e eeuw volgestort met huisvuil uit het dorp Brunnepe en uit Kampen. Hierna is het gebied in gebruik genomen als grasland. In de huidige situatie zijn op een groot deel van de stort woonwagens gesitueerd. Het zuidelijke deel van de gemeentewerf bevindt zich ook binnen de stortcontour.

Daarnaast is in 2005 ter plaatse van de voormalige stadskwekerij een bodemonderzoek uitgevoerd. Er zijn geen noemenswaardige verontreinigingen aangetoond.

Een deel van de voormalige stortplaats aan de Beltweg is in 1993 geschikt gemaakt voor de huidige woonwagenlocatie.

Op de locatie van de jachthaven De Riette is in 1998 een nulsituatie bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat in de grond een matig verhoogde gehalte aan zink en licht verhoogde gehalten aan cadmium, koper, kwik en PAK is aangetroffen. Hiermee is de nulsituatie voldoende vastgelegd.

Verontreinigingssituatie voormalige gemeentewerf

In de periode 2004 en 2005 is een verkennend en een naderbodemonderzoek uitgevoerd op de voormalige gemeentewerf. De voormalige stortplaats is in 1993 en in 2001-2003 onderzocht. In 2013 is een verkennend (incl. asbest) en actualiserend nader bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten uit deze onderzoeken gaven aanleiding om een aanvullend bodemonderzoek uit te voeren. Met het laatste uitgevoerde onderzoek (aanvullend bodemonderzoek gemeentewerf Kampen, TAUW, R001-1219689LRG-baw-V01-NL, 2014) zijn de aangetroffen verontreinigingen verder ingekaderd.

Puinhoudende bovengrond

Op het gehele terrein is in de bovengrond (tot 1 m –mv) puin met bodemvreemde materialen aangetroffen. De sterkste bijmengingen met puin zijn op het zuidwestelijke deel van de locatie aangetroffen. De bijmengingen nemen af in noordoostelijke richting. Gerelateerd aan het voorkomen van puin is in de bovengrond licht tot matig verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK gemeten met enkele uitschieters tot boven de I-waarde op het zuidwestelijk terreindeel. De verontreinigingen in de bovengrond leiden niet tot onaanvaardbare risico's.

Minerale olie en PCB-verontreiniging in bovengrond

In de bovengrond is een verontreiniging met minerale olie en PCB aangetroffen. Deze verontreiniging is niet in het grondwater aangetroffen. De verontreiniging met PCB en minerale olie is waarschijnlijk ontstaan door het morsen van afgewerkte olie. De verontreiniging leidt niet tot onaanvaardbare risico's.

Benzeenverontreiniging in bovengrond

In de bovengrond is nabij de ondergrondse tanks een benzeenverontreiniging aangetroffen. De benzeenverontreiniging is voornamelijk aanwezig in een puinlaag en heeft zich nauwelijks naar de onderliggende bodem verspreid.

Uit de indicatieve risicobeoordeling blijkt dat er bij het huidige gebruik geen sprake is van onaanvaardbare risico's. Bij toekomstige bebouwing ter plaatse van de benzeenverontreiniging kunnen wel onaanvaardbare risico's ontstaan.

Stortplaats

De contour van de stortplaats is vanwege de grote ouderdom niet exact bekend, maar het is waarschijnlijk dat de stort het plangebied op het zuidelijk deel overlapt. Gerelateerd aan het stortmateriaal komen verhoogde gehalten aan PAK, zware metalen en minerale olie voor. Er is geen sprake van een grondwaterverontreiniging als gevolg van de stortplaats. De verontreinigingen die gerelateerd zijn aan de stort leiden niet tot onaanvaardbare risico's bij het huidige of toekomstige gebruik.

Toekomstig gebruik voormalige gemeentewerf

Het terrein wordt geschikt gemaakt voor een gecombineerde woon-werk bestemming. Het uitgangspunt bij deze ontwikkeling is dat het historische karakter van het terrein behouden blijft. Dit betekent dat de bestaande bebouwing en het open erf (bestrating) tussen de gebouwen worden gehandhaafd. De gemeente draagt zorg voor de inrichting van het buitenterrein, terwijl de panden door derden worden ontwikkeld. Om het terrein geschikt te maken en risico's uit te sluiten voor het beoogde gebruik is een grondsanering uitgevoerd. De aangetroffen verontreinigingen zijn hiertoe functiegericht en kosteneffectief gesaneerd.

Bodemsanering

Ten behoeve van de herontwikkeling heeft TAUW een saneringsplan (R002-1219689MNU-mwl-V02-NL, 10 maart 2014) opgesteld. Op het saneringsplan is een beschikking genomen door de Provincie Overijssel (bevoegd gezag) met nummer 2014/0157615 op 11 juni 2014. De locatie heeft de locatiecode: OV016608890. Het bevoegde gezag heeft ingestemd met het saneringsplan.

De grondsanering is in de periode 6 oktober t/m 13 november 2014 uitgevoerd door de NTP-groep uit Enschede. Er is een leeflaag van 1 meter grond of een verharding aangebracht. Onder de leeflaag is een restverontreiniging aan zware metalen, PAK en/of PCB's achtergebleven, ter plaatse van de voormalige garage is een restverontreiniging aan minerale olie achtergebleven en ter plaatse van de voormalige zoutopslag is een restverontreiniging aan cyanide achtergebleven.

De restverontreinigingen geven geen onaanvaardbare risico's voor de mens, het ecosysteem en voor eventuele verspreiding. Om definitief vast te stellen dat er vanuit de restverontreiniging geen verontreiniging naar het grondwater optreedt zijn er peilbuizen geplaatst die in oktober 2015 is en medio 2016 worden bemonsterd en geanalyseerd. De resultaten van oktober 2015 geven aan dat de gemeten gehalten aan cyanide lager is dan de gemeten gehalten in november 2014. Het evaluatierapport is ter instemming naar de provincie gestuurd. De gemeente heeft op 15 december 2015 de beschikking van de provincie ontvangen waarmee de provincie heeft ingestemd met het evaluatierapport (zie bijlage 1).

Conclusie

Op het terrein van de voormalige gemeentewerf is sprake van een geval van bodemverontreiniging veroorzaakt door de activiteiten van de voormalige gemeentewerf. Als het terrein een woonfunctie krijgt dan kunnen ter plaatse van de benzeenvlek onaanvaardbare risico's ontstaan. Daarnaast blijkt dat de kwaliteit van de bovengrond op een groot deel van de locatie niet voldoet aan de kwaliteit die vanuit het toekomstig gebruik gewenst is. Om de herontwikkeling mogelijk te maken is een grondsanering uitgevoerd. Er is een leeflaag van een dikte van 1 meter aangebracht of er is gekozen voor een verhardingslaag. Onder de leeflaag is plaatselijk een restverontreiniging achtergebleven die geven geen onaanvaardbare risico's geven.

Het aspect bodem is hiermee voldoende onderbouwd en levert geen nadere beperking op ten aanzien onderhavig plan.

4.4.3 Geluid

Bij het doorlopen van een procedure op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening geldt een onderzoeksplicht voor geluid. Dit onderzoek richt zich op (nieuwe) woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen die binnen een geluidszone van een weg, een spoorweg of een industrieterrein zijn gelegen.

Wegverkeerslawaai

De wegen direct in en om het plangebied zijn 30 km wegen. Ook de Loswalweg wordt afgewaardeerd tot 30 km weg. Dit betekent dat de wegen van rechtswege geen zone hebben. In verband met het voornemen (in het ontwerp bestemmingsplan) om op het terrein tussen de Loswalweg en Beltweg een bedrijfsbestemming te leggen is onderzocht welk effect het extra verkeer van en naar het plangebied zou hebben (zie bijlage 2). Hieruit bleek dat het effect van het extra verkeer weer grotendeels teniet zou worden gedaan door de snelheidsvermindering van 50 naar 30 km/uur op de Loswalweg. Omdat de gemeente niet over telgegevens of verkeersprognoses of telgegevens is in de berekening uitgegaan van 150 motorvoertuigen per etmaal in de huidige situatie en ca 373 (in de toekomstige situatie). De conclusie was dat - gelet op de aard van het gebied (wonen/werken gemengd) - de geluidssituatie met de bedrijfsbestemming acceptabel is. Een ontheffing in het kader van de Wet geluidhinder was niet nodig.

Nu de gemeenteraad besloten heeft af te zien van een bedrijfsbestemming is geen sprake meer van een toename van verkeer. Daarom mag geconcludeerd worden dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Industrielawaai

Het plangebied grenst aan het in het kader van de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein “Haatland” en ligt voor een deel in deze geluidzone.

In opdracht van de gemeente is akoestisch onderzoek gedaan naar de geluidbelastingen op de woningen. Hiertoe zijn de verleende milieurechten (geluidrechten) van de bedrijven als uitgangspunt gebruikt voor het berekenen van het gecumuleerde (van alle bedrijven gezamenlijk) geluidniveau.

Hieruit blijkt dat de geluidgevoelige bestemmingen nergens een belasting ondervinden die hoger is dan de maximale ontheffingsgrenswaarde (55 dB(A)) uitgezonderd op de gevel van de dichtstbijzijnde (reeds bestaande) woning. Voor de nieuwe woning waarvoor het bestemmingsplan de ruimte biedt en de aanpassing van het woonwagenterrein is een ontheffing nodig in het kader van de Wet geluidhinder. Conform het ontheffingsbeleid van de gemeente wordt voor beide nieuwe locaties een ontheffing verleend van de voorkeursgrenswaarde (50 dB(A) met 5 dB(A) tot 55 dB(A). Hiervoor wordt door het college van burgemeester en wethouders een apart besluit genomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991147-VB02_0011.png"

Afbeelding geluidbelastingen.

4.4.4 Luchtkwaliteit

Op grond van de Wet luchtkwaliteit (2007) moet een ruimtelijk plan worden getoetst aan de mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de luchtkwaliteit aan te pakken. Anderzijds heeft de wet tot doel juist ontwikkelingen mogelijk te maken, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van de wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die voor een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld. Samengevat kan een bestemmingsplan worden vastgesteld indien het plan:

  • niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg het plan verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het plan niet in betekende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma zoals het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Bij ministeriële regeling zijn categoriën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekende mate bijdaagt aan luchtverontreiniging. In die gevallen is het niet nodig om luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Onder de aangewezen gevallen vallen ontwikkelingen zoals woningbouwlocaties met meer dan 1.500 woningen en kantoorlocaties met een bruto oppervlak van minimaal 100.000 m2 (bij één ontsluitende weg).

Gelet op de kleinschalige aard en omvang van de nieuwe ontwikkelingen die het voorliggende bestemmingsplan mogelijk maakt zal per saldo geen sprake zijn van een verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is dan ook niet nodig

4.4.5 Externe veiligheid

Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) dient bij het plannen van risicogevoelige objecten in de omgeving van een risicovolle inrichting en/of transportroute op bindende wijze rekening gehouden worden met de mogelijke invloed van die inrichting en/of transportroute. Er dient bij het plaatsvinden van een incident te worden voorkomen dat binnen een zekere afstand mensen aanwezig zijn in woongebieden of verblijfsgebieden.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet binnen redelijke grenzen gewaarborgd worden dat door de (toekomstige) vestiging van bedrijven geen onverantwoorde veiligheidsrisico's ontstaan voor de omgeving. Ook andere risicobronnen moeten worden geïnventariseerd en beoordeeld om een uitspraak te kunnen doen over de aanvaardbaarheid van de risico's en de mogelijkheden tot het beperken ervan. In en rond het plangebied kunnen verschillende ramptypen zich voordoen.

Hoe risico's met betrekking tot externe veiligheid moeten worden verantwoord staat in verschillende regelingen beschreven. Daarnaast heeft de gemeenteraad in 2013 de beleidsnota “Kampen IJsselsterk Veilig” vastgesteld waarin specifiek staat vermeld hoe omgegaan moet worden met risico's van bedrijven (inrichtingen) in 4 verschillende soorten gebieden (woongebieden, overige gebied, bedrijventerreinen en industrieterreinen). Het plan Brunneperhaven 2013 valt onder de gebiedstypering “woongebieden”.

Hierna worden de volgende risico's beschreven inclusief in het kader van welke regeling deze worden beoordeeld. Voor zover nodig wordt tevens een verantwoording geven van het groepsrisico.

Luchtverkeer

Risico's m.b.t. luchtverkeer worden in dit plan buiten beschouwing gelaten als niet relevant. De kans op een calamiteit ten gevolge van een ongeluk met luchtverkeer is dermate klein dat dit risico verwaarloosbaar is.

Spoorwegverkeer

Door de grote afstand ten op zichtte van de Hanzelijn zijn risico's m.b.t. vervoer over het spoor voor het plangebied verwaarloosbaar klein.

Wegverkeer

Door de grote afstand ten op zichtte van de N50 zijn risico's m.b.t. vervoer over het spoor voor het plangebied verwaarloosbaar klein.

Transport over water

De dichtstbijzijnde vaarweg is de IJssel, die is gelegen op ca 100 meter van het plangebied. Op grond van het Basisnet Water kan voor de bebouwing (zoals die er stond ten tijde van het onderzoek) de conclusie getrokken worden dat het groepsrisico in ieder geval lager ligt dan 10% van de oriënterende waarde. De PR 10-6 contour ligt op het water, buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Om deze redenen kan gesteld worden dat het risico ten gevolge van een ongeval op de IJssel verwaarloosbaar is.

Inrichtingen 

In en nabij het plangebied zijn geen, qua externe veiligheid, relevante inrichtingen aanwezig.

Buisleidingen

In het plangebied zijn geen, met betrekking tot externe veiligheid, relevante buisleidingen aanwezig.

4.5 Water

4.5.1 Watertoets

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moet bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Waterparagraaf bestemmingsplan Beltweg en omgeving

Relevant Beleid

Het relevante beleid van het Waterschap Drenst Overijsselse Delta (voorheen waterschap Groot Salland) staat beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021. Belangrijk doelen van dit plan zijn het voorkomen van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en het beschermen van de kwaliteit van het water. Het plan is afgestemd op het waterbeleid van het rijk. Daarnaast vormen de Keur en de Legger van het waterschap belangrijke instrumenten waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Binnen dit bestemmingsplan ligt een beschermingszone van een waterkering die op de Legger van het waterschap (d.d. 2015) is opgenomen. De functie / stabiliteit van deze waterkering moet worden gegarandeerd. Binnen de Keur van het waterschap worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een watervergunning worden aangevraagd. De waterkering is op de verbeelding opgenomen als dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering".De beschermingszone van de waterkering heeft de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'.

Invloed op de waterhuishouding

Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 100 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.

Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.

Beschermingszone (hoofd)watergang

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een watergang van het waterschap. De functie van deze watergang moet ten allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het waterschap beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het waterschap. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter.

Het plan bevat een rioleringscomponent, want door het plan neemt het afvalwaterdebiet in het bestaande gemengde- of vuilwaterstelsel toe. Door de uitvoering van het bestemmingsplan neemt de belasting van het bestaande rioleringsstelsel toe. Dit levert geen problemen op ten aanzien van het rioleringsstelsel en de capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Watertoetsproces

De gemeente heeft het waterschap geïnformeerd over het plan. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap heeft een positief wateradvies gegeven.

4.5.2 Overstromingsrisico

In de omgevingsverordening (paragraaf 2.14.4) heeft de provincie Overijssel aangegeven dat voor gebieden met het risico op overstroming een onderbouwing in het bestemmingsplan moet worden opgenomen in de vorm van een overstromingsrisicoparagraaf. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen minder snel en ondiep onderlopende gebieden en snel diep onderlopende gebieden.

Quickscan

Het plangebied is gelegen in dijkring 11, IJsseldelta. Aan de noord- en oostzijde van dijkring 11 ligt de IJssel en aan de westzijde het Vossemeer. Voor de keringen van dijkring 11 geldt een vastgestelde veiligheidsnorm van 1/2.000 per jaar. Omdat het plangebied gelegen is in dijkring 11 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 11 geldt een vastgestelde veiligheidsnorm van 1/ 2.000 per jaar. Dat betekent dat de keringen bestand moeten zijn op zowel maatgevend hoogwater door opstuwing door storm op het IJsselmeer dat 1/ 2.000 per jaar kan optreden, als maatgevend hoogwater op de IJssel dat 1/ 2.000 per jaar kan optreden. In het overgangsgebied tussen “meergedomineerd”en “riviergedomineerd” zijn de combinaties van hoogwater door opstuwing van het IJsselmeer en hoogwater door hoge rivierafvoer van belang. De keringen van dijkring 11 hebben weinig overhoogte en oversterkte ten opzichte van dit veiligheidsniveau.

Op de provinciale risicokaart is te zien dat een klein gedeelte van het plangebied bij een overstroming onder water komt te staan. Op basis van deze provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte tijdens een overstroming voor deze laagste gedeeltes van het plangebied geschat op 0,2 tot 0,5m (zie figuur A).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991147-VB02_0012.png"

Figuur A Maximale waterdiepte na dijkdoorbraak, dijkring 11 Bron: Provincie Overijssel

Voor dijkring 11 zijn 3 verschillende doorbraakscenario's doorgerekend. De maximale waterstand in het plangebied wordt bereikt bij een dijkdoorbraak bij De Zandjes. De tijd tot het plangebied onder water komt indien een dijk doorbreekt (aankomsttijd) wordt voor het plangebied geschat tussen de 0 en 6 uur. (zie figuur B)

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991147-VB02_0013.png"

Figuur B Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak bij Zalk Bron: Provincie Overijssel

Geschiktheidsbeoordeling / maatregelen

Dijkring 11 wordt volgens de omgevingsverordening gecategoriseerd als snel en diep. Dit betekent dat ontwikkelingen binnen deze dijkring alleen mogelijk zijn, indien er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang. Voor agrarische functies geldt deze regel echter niet. Binnen dit plangebied worden in dit bestemmingsplan wel nieuwe ontwikkelingen bestemd, echter deze liggen op de hoger liggende gronden binnen het plangebied. Vooralsnog wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming ingezet op vroegtijdige evacuatie naar de hoger gelegen gronden binnen het plangebied.

4.6 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Bij de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van natuurgebieden die onder de werking van de Natuurbeschermingswet vallen (de Natura 200-gebieden) en daarnaast om de bescherming van gebieden die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is geen sprake van Natura 2000-gebieden. Wel liggen er in de omgeving van het plangebied een aantal Natura 2000-gebieden: het gebied Uiterwaarden IJssel (onder meer de uiterwaarden aan de overzijde van de IJssel), het Veluwerandmeer op een afstand van circa 4 kilometer en het Zwarte Meer en het Ketelmeer & Vossemeer op een afstand van circa 6 kilometer.

Als een activiteit mogelijk van invloed is of kan zijn op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied dan is een vergunning noodzakelijk. Dit kan ook nodig zijn voor projecten die buiten het beschermd gebied liggen, maar wel mogelijk van invloed zijn op de instandhoudingsdoelstellingen binnen het gebied, de externe werking.

Gelet op de beperkte omvang van de ontwikkelingen en de aanwezigheid c.q. buffer van de jachthaven zal het bestemmingsplan geen negatieve invloed hebben op de te beschermen waarden van Natura 2000-gebieden in de (nabije) omgeving. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.

Soortenbescherming

Sinds 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Onder deze wet zijn circa 500 soorten in Nederland aangewezen als beschermde dier- of plantensoort. De werkingssfeer van de Flora- en Faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag om een ontheffing c.q. de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief. Om te beoordelen of het bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet in het kader van het bestemmingsplan wel worden gekeken wat de gevolgen zijn voor beschermde planten- en diersoorten in het plangebied. In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming:

  • alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3);
  • soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2);
  • soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt.

Het plangebied van dit bestemmingsplan is grotendeels een bestaande bebouwd en/of ingericht gebied waar alleen algemene dier- en plantesoorten voorkomen. Er is geen sprake van beschermde flora- en of fauna welke de realisatie van dit bestemmingsplan onmogelijk maakt.

Uit het voorgaande blijkt dat voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan het aspect ecologie geen belemmering vormt.

4.7 Cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

In het Europese Verdrag van Malta, ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, is de veiligstelling van het (Europese) archeologische erfgoed als doelstelling opgenomen. In 1998 is dit verdrag goedgekeurd door het Nederlandse parlement. Ter implementatie van het verdrag in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Dit is een aanpassingswet waarmee de Monumentenwet 1988 gewijzigd is op het onderdeel archeologie. Door middel van de gewijzigde Monumentenwet moet het archeologisch erfgoed in de bodem bescherming krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid.

Als gevolg van Europese en nationale wetgeving stellen rijk en provincies zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. De meeste ingrepen in de ruimtelijke ordening vinden plaats op gemeentelijk niveau. De Monumentenwet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Op plankaarten geeft de gemeente voor het eigen grondgebied aan waar zich bekende archeologische vindplaatsen bevinden. Voor het overige gebied gelden verwachtingswaarden. De kern van de huidige archeologiewetgeving behelst bescherming van waardevolle oudheidkundige resten in de bodem. Bij ruimtelijke ingrepen op locaties met vindplaatsen moeten de aanwezige resten intact blijven. Wanneer verstoring onvermijdelijk is, dient oudheidkundig bodemonderzoek plaats te vinden. De informatie van de bij bodemonderzoek onderzochte resten wordt behouden door middel van documentatie.

Voor gebieden waar reële verwachtingen bestaan ten aanzien van archeologische waarden, die bedreigd worden door ruimtelijke ingrepen, moet inventariserend onderzoek plaatsvinden om uit te maken of daadwerkelijk waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Op basis van dit onderzoek kan besloten worden tot behoud van de vindplaats, verder onderzoek of vrijgave van de locatie. De beslissingsbevoegdheid over archeologische monumentenzorg met betrekking tot het grondgebied van de gemeente Kampen berust bij de overheid als bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dit de gemeente. Kampen heeft vastgesteld archeologiebeleid dat verankerd is in de Erfgoedverordening en de Erfgoednota.

Onderhavig bestemmingsplangebied 'Beltweg en omgeving' wordt aan de westzijde begrensd door de Loswal, aan de zuidzijde door de Industrieweg, en aan de oostzijde door een grasveldje ten oosten van het stroompje genaamd de Riete. Het noordelijke deel van het plangebied wordt gevormd door het haventje: de Riette.

Bodemkundig bestaat het gebied uit zandige oeverwalafzettingen. Vrij centraal in het plangebied, aan de oostzijde aansluitend op de Riete, is in de bodem een fossiele geul van de IJssel aanwezig. Deze geul was omstreeks 1560 nog watervoerend; als zodanig is de stroom namelijk weergegeven op de kaart door Jacob van Deventer uit genoemde tijd.

Voor het gebied geldt overwegend een middelmatige archeologische verwachting. Dit betekent dat bij bodemingrepen een ondergrens geldt van 50 cm diep en een oppervlakte van 5000 m2. Voor ingrepen die beneden deze grenzen blijven (dus minder diep dan 50 cm en met een oppervlak van minder dan 5000 m2) geldt vrijstelling van archeologisch onderzoek.

Bij eventueel onderzoek is de gemeente minimaal als toezichthouder betrokken. Voor alle bodemroerende ingrepen blijft de archeologische meldingsplicht, op grond van de Monumentenwet, onverminderd en voor het hele plangebied van kracht. Ook wanneer voor een gebied, na een eventueel Inventariserend VeldOnderzoek (IVO), een vrijstelling is verleend, blijft de plicht tot melding van archeologische sporen of objecten, volgens artikelen 53 en 54 van de Monumentenwet, van kracht.

4.7.2 Monumentenzorg

De gemeentelijke mestplaats van Kampen werd in 1864 ingericht op een terrein naast de monding van de Brunneper haven in de IJssel. Daar kwam een nieuwe insteekhaven en bouwde men een knechtenwoning. In 1880 nam de gemeente Kampen de Gemeentereiniging over van particuliere mestvoerders. De oude knechtenwoning werd verbouwd tot stal en ernaast verrees een nieuwe knechtenwoning met directiekamer. Ten behoeve van het groeiende aantal paarden, nodig om de karren met tonnen (drekbakken) te vervoeren, ontwierp stadsarchitect W. Koch in 1882 een zelfstandig stalgebouw voor veertien paarden met tuigkamer en een aangrenzende wagenloods. In 1898 verrees aan de zuidzijde een stalaanbouw ten behoeve van vijf paarden. Dit eenlaagse gebouw werd in 1910 onder leiding van stads architect A.J. Reijers verhoogd voor extra hooiberging. Rond 1915 offerde men de tuigkamer in het stalgebouw op ten behoeve van een verdere uitbreiding van het aantal paardenboxen en kwam er in de wagenloods een nieuwe tuigkamer. Vanaf 1920 volgde de omschakeling naar gemotoriseerd vervoer. Daarvoor verrees op het terrein in de jaren twintig een vierdubbele garage en ook de stalaanbouw kreeg aan de zuidwestzijde een wagendeur. Het centrum van activiteit verschoof daarmee naar het zuidelijke deel van het terrein. Na de Tweede Wereldoorlog verdween de paardentractie geheel en niet veel later ook het tonnensysteem. Het terrein kwam in gebruik bij de plantsoenen- en reinigingsdienst, waartoe in 1950 een langgerekt dienstgebouw (in twee elkaar kort opvolgende bouwfasen) en in 1951 een montagewerkplaats met daarnaast een net iets oudere dubbele garage ontstonden. De tussenliggende cv-ruimte met schoorsteen en kolenhok kwam rond 1955 tot stand. Kort voor 1966 werd de wagenloods gesloopt op de nieuwe tuigkamer na. Latere nieuwbouw en andere opstallen zijn sindsdien verdwenen. Wat resteert zijn een knechtenwoning met directiekamer (1864 en 1880), een stalgebouw (1882) met stalaanbouw (1898, verhoogd 1910), een vierdubbele garage (circa 1925), een dubbele garage (circa 1950), een montagewerkplaats met annexen (1951 en circa 1955) en een dienstgebouw (1950). Het stalgebouw vertegenwoordigt het grootste monumentale belang, omdat deze niet alleen als zodanig is ontworpen, maar ook in het interieur nog een goed beeld geeft van een negentiende-eeuwse paardenstal. Afgezien van paardenstallen bij landhuizen en twee voorbeelden van paardenstallen ten behoeve van de paardentram, is een dergelijk stedelijk stalgebouw zeer bijzonder. Aan het gebouw is de groeiende behoefte aan stallingruimte voor paarden nog goed afleesbaar door de stalaanbouw en de annexatie van de oorspronkelijke tuigkamer. Na het verlaten van de paardentractie werd de stalaanbouw tot garage omgebouwd, maar het stalgebouw zelf bleef dit lot opmerkelijk genoeg bespaard, waardoor het als een zeldzaam voorbeeld van een paardenstal ten behoeve van de stedelijke functie van de gemeentereiniging bewaard is gebleven.

Gemeentelijk monument

Gemeentelijke monumenten zijn panden die zijn aangewezen op basis van de Monumentenverordening Kampen 2002. Het stalgebouw Beltweg 27 is een gemeentelijk monument GM00151. Bouwkundige monumenten (rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten) worden al beschermd in de Monumentenwet (gemeentelijke monumenten in de Monumentenverordening). Het bestemmingsplan duidt monumenten daarom alleen aan ter illustratie.

Karakteristieke panden

De panden aan de Loswalweg 9 en de Beltweg 25, 29 en 31 zijn aangewezen als karakteristiek pand. Ook de erven van dit terrein maken deel uit van de karakteristieke waarden. Het bestemmingsplan regelt de bescherming van deze cultuurhistorische waarde door de aanduiding "karakteristiek".

4.8 Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten door de Loswalweg. Deze weg heeft in het verkeersnetwerk een ondergeschikte functie. De achterzijde van het plangebied sluit aan op de Steenovensdijk maar wordt niet door deze straat ontsloten. De toename van het verkeer als gevolg van het bestemmingsplan is zeer gering gezien de kleinschalige aard en omvang van de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt (voormalige gemeentewerf). De geringe toename is prima af te wikkelen binnen het bestaande wegennetwerk.

Het parkeren dient in principe op eigen erf plaats te vinden. In het plangebied is er ten behoeve van de diverse bestemmingen veel ruimte gelaten voor openbare verharding. Op deze openbare verharding kan de parkeercapaciteit worden geboden. Van een toename van parkeerdruk in de omgeving is geen sprake.

4.9 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die bestemmingsplantechnisch geregeld moeten worden. De aanwezige leidingen zijn vanwege het meer ondergeschikte karakter c.q. het belang hiervan voor het bestemmingsplan, niet in de planopzet meegenomen. Dit betekent niet dat deze leidingen niet worden beschermd; middels privaatrechtelijke contracten zijn deze belangen voldoende afgedekt.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan is overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage gelegd en toegestuurd aan de overleginstanties. Tijdens deze periode is de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Zie ook hoofdstuk 7.2.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

5.2.1 Grondexploitatiewet

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

Voor de voormalige gemeentewerf is een grondexploitatie vastgesteld. Deze grondexploitatie is sluitend. Voor het overige heeft het bestemmingsplan een conserverend karakter en zijn er geen gemeentelijke kosten.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.

6.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Beltweg en omgeving’ dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende voorschriften van een nadere toelichting voorzien.

De bij dit plan behorende voorschriften zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en worden per bestemming de bouwregels vermeld. Bij sommige bestemmingen worden ook de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels omschreven. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het gehele bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

6.2 Plansystematiek

6.2.1 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.

6.2.2 Regels
6.2.2.1 Inleidende regels

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2012 worden ook conform de SVBP2012 overgenomen.

6.2.2.2 Wijze van meten

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing worden deze één op één overgenomen.

6.2.2.3 Bestemmingsregels

Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de specifieke gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Bestemmingsomschrijving:

De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming. Niet hier genoemd gebruik is strijdig met de bestemming.

Bouwregels:

In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij het afwijken van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van hetgeen is geregeld. Bijvoorbeeld in het toestaan van een grotere hoogte of het uitbreiden van het bouwvlak.

Specifieke gebruiksregels:

In de specifieke gebruiksregels staat in aanvulling op de bestemmingsomschrijving expliciet beschreven wat wel of niet wordt toegestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan. Ook hier kan onder voorwaarden van af worden geweken.

Omgevingsvergunning:

Onder de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden. In het verleden werd wel gesproken van de aanlegvergunning.

Wijzigingsbevoegdheden:

In een enkele bestemming is een wijziginsgbevoegdheid opgenomen. Hiermee is het mogelijk middels een afzonderlijk plan de bestemming waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft te wijzigen. De voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden staan in de regels vermeld.

6.3 Bestemmingen

In het bestemmingsplan 'Beltweg en omgeving' komen de volgende bestemmingen voor:

6.3.1 Dubbelbestemmingen

De volgende dubbelbestemmingen komen voor in het bestemmingsplangebied:

Met dubbelbestemmingen worden ruimtelijk relevante belangen veilig gesteld die niet of onvoldoende met de ‘onderliggende’ bestemmingen kunnen worden gewaarborgd. Daarbij hebben met de dubbelbestemming samenhangende belangen voorrang op de belangen van de onderliggende bestemming, wanneer de enkelbestemming en de dubbelbestemming met elkaar strijden. Het waarborgen van belangen met behulp van een dubbelbestemming leidt tot de opname van bijzondere regels binnen deze bestemming en noopt tot een nadere afweging van belangen.

6.3.2 Algemene aanduidingsregels

De diverse aanduidingsregels zijn extra regels die gelden bovenop de regels die gesteld zijn in de bestaande bestemmingen. In het bestemmingsplan "Beltweg en omgeving" komen de volgende gebiedsaanduidingen voor:

  • geluidzone - industrie

Het plangebied grenst aan het in het kader van de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein “Haatland” en ligt voor een klein deel in deze geluidzone. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag het aantal geluidsgevoelige functies op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet toenemen. Binnen deze zone zijn geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen geprojecteerd.

  • vrijwaringszone - dijk

Conform het Barro moet de beschermingszone van de dijk worden aangeduidt met de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - dijk". Deze zone bestaat uit een binnenbeschermingszone van 20 m uit de teen van de dijk en een buitenbeschermingszone van 80 m uit de binnenbeschermingszone. Omdat aan de buitenbeschermingszone geen regels zijn gekoppeld, staat alleen de binnenbeschermingszone op de verbeelding.

  • wetgevingszone - wijzigingsgebied

Deze gebiedsaanduiding is opgenomen voor de mogelijke vestiging het pand van de voormalige palingrokerij (huidig adres Slagersplein 22) met de functie museum. Zie paragraaf 2.2 Ontwikkelingen.

6.3.3 Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming is bedoeld om bestaande, meer grootschalige nutsvoorzieningen in het openbare gebied te bestemmen. Het gaat dan om nutsvoorzieningen die niet vergunningsvrij kunnen worden gebouwd.

6.3.4 Gemengd

De karakteristieke bebouwing op de voormalige gemeentewerf heeft de bestemming Gemengd gekregen. Binnen deze bestemming kunnen ambachtelijke en creatieve bedrijven zich vestigen, kantoren of woningen. Gelet op de cultuurhistorische waarden van de panden op de voormalige gemeentewerf hebben deze allemaal de aanduiding ‘karakteristiek’. Het gaat om de bescherming van het bestaande gevel- en straatbeeld. Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd nader eisen te stellen voor deze karakteristieke gebouwen. Met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - aanvullende bedrijfsactiviteit’ is aan de Beltweg 27 een aannemersbedrijf toegestaan.

6.3.5 Groen

Openbare groengebieden die behoren tot het structurele groen, hebben de bestemming ‘Groen’ gekregen. Concreet is deze bestemming opgenomen voor het gebied dat nog in gebruik is als volkstuinen, voor de speelvoorziening aan de Steenovensdijk, het terrein van de voormalige gemeentijke plantenkas aan de Beltweg en de overige groenstroken zoals langs de Riete, langs de Beltweg en om de haven. Uitgangspunt is dat enkel openbaar groen (d.w.z. geen particulier eigendom) als ‘Groen’ wordt bestemd. Bermen of tussenstroken bij fietspaden en wegen worden in de bestemming ‘Verkeer-verblijfsgebied’ geregeld. Parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan in de bestemming ‘Groen’. Insteek is dat gronden met de bestemming Groen dusdanig belangrijke groenvoorzieningen zijn, dat verkoop van gronden met deze bestemming aan particulieren niet mogelijk is.

Afwijken en wijzigen

Er geldt een wijzigingsbevoegdheid van ‘Groen’ naar ‘Verkeer - Verblijfsgebied’. Op deze wijze kan op een makkelijke manier medewerking worden verleend aan een verbreding van het straatprofiel of de aanleg van extra parkeerplaatsen, terwijl tegelijk geborgd is dat omwonenden hierop (procedureel) kunnen reageren. De stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorishe waarden van het betreffende gebied moeten een wijziging wel mogelijk maken.

6.3.6 Tuin

De bestemming ‘Tuin’ wordt gebruikt om die gebieden bij woningen te bestemmen die vanuit stedenbouwkundig oogpunt onbebouwd moeten blijven. Het gaat veelal om hoek- en voorkantsituaties. Uitgangspunt is dat alleen particulier eigendom de bestemming ‘Tuin’ krijgt. Gronden met de bestemming ‘Tuin’ mogen niet bebouwd worden. Binnen deze bestemming is wel een erkerregeling opgenomen, zodat onder bepaalde voorwaarden een erker aan de voorkant mogelijk is. Voor het overige is bouwen hier niet toegestaan, met uitzondering van andere bouwwerken zoals erfafscheidingen.

6.3.7 Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming ‘Verkeer en verblijfsgebied’ is gelegd op gebieden met een verblijfskarakter. Binnen de bestemming vallen wegen, fietspaden, voetgangersgebieden, alsmede groenvoorzieningen, bermen en water.

6.3.8 Water

De waterbestemming is gegeven aan de jachthaven en aan De Riette. Deze bestemming omvat al het water dat van primair belang is voor de waterhuishouding van het gebied.

De jachthaven is aangeduid met 'jachthaven'. Hier is een gebruik als jachthaven toegestaan met bijbehorende steigers, ligplaatsen, meerpalen, e.d. Binnen deze aanduiding is kortdurend nachtverblijf op pleziervaartuigen toegestaan.

6.3.9 Wonen

Onder deze bestemming valt (alleen) de nieuw te bouwen woning op de voormalige gemeentewerf. De nieuwe woning dient gebouwd te worden binnen het bouwvlak. Het gebied buiten het bouwvlak behoort tot het erf.

Bij de inwerkingtreding van de verruiming van het vergunningvrij bouwen per 1 november 2014 (Besluit omgevingsrecht), is het bouwen van bijbehorende bouwwerken op erven voor een groot deel vergunningsvrij geworden. In veel situaties kan met deze nieuwe standaardregeling worden volstaan en hoeft in een bestemmingsplan geen aanvullende bebouwingregeling meer te worden gegeven voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken op ervan bij een hoofdgebouw. Dit heeft aanleiding gegeven de erfbebouwingsregeling te laten vervallen (ook bij de bestemming Gemengd).

Ter plaatse van de voormalige gemeentewerf is in 2014 een bodemsanering uitgevoerd. Bij deze sanering is door middel van ontgraving de met zware metalen, PAK, minerale olie, PCB's en benzeen verontreinigde grond gesaneerd. Doel van de sanering is de locatie met een functionele sanering geschikt te maken voor de functie wonen met tuin. Ter plaatse van de nieuw te bouwen woning en aan de achterkant van de woning is dieper ontgraven dan in saneringsplan is aangegeven (3 in plaats van 1 m –mv). Op een deel van de kavel is een leeflaag van 1 meter schone grond gerealiseerd. het bouwblok ligt met een strook van 1,5 meter over deze leeflaag van 1 meter. Onder deze laag is nog een verontreiniging met zware metalen aanwezig. De provincie heeft, als bevoegd gezag over de werkzaamheden in en onder de leeflaag, aangegeven dat ze geen extra risico's verwachten. Het gaat ter plaatse niet om mobiele stoffen of om vluchtige verbindingen. Wel moet bij graafwerkzaamheden onder de aangebrachte leeflaag, zoals het slaan van heipalen, vooraf melding worden gedaan bij de Gedeputeerde Staten van Overijssel. Deze melding moet onderbouwd worden met een tekening.

Afwijken en wijzigen

Middels het afwijken van de regels is het mogelijk zowel beroepen als kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis uit te oefenen. Hierdoor zijn zaken als kapsalons en schoonheidssalons aan huis nu ook met een makkelijke procedure mogelijk. Daarnaast is ondergeschikte productiegebonden detailhandel toegestaan. Ook is het middels het afwijken van de regels mogelijk om een Bed & Breakfast aan huis te voeren. In de definitie van B&B wordt geregeld dat B&B-kamers niet kunnen worden omgezet naar permanente bewoning. Zo mag er geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig zijn. Al deze activiteiten zijn enkel in ondergeschikte vorm aan de woonbestemming mogelijk en mogen het woonkarakter niet aantasten. In de regels staan alle voorwaarden benoemd waaraan moet worden voldaan om af te wijken van het plan.

6.3.10 Wonen - Woonwagenstandplaats

Deze bestemming is opgenomen voor de acht bestaande woonwagens en voor één nieuwe woonwagenstandplaats. In de regels zijn de maximale goot- en bouwhoogte geregeld, alsmede de onderlinge afstand en de afstand tot de zijdelingse perceelgrens.

6.3.11 Waarde - Archeologie

Binnen de bestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ zijn de aanwezige en te verwachten archeologische waarden beschermd. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden. Bepaalde bodemingrepen die (te verwachten) archeologische waarden verstoren zijn enkel mogelijk wanneer archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.

6.3.12 Waterstaat - Waterkering

De gronden met de bestemming ‘Waterstaat–Waterkering’ zijn naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen) tevens bestemd voor de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en voor de berging en afvoer van water, ijs en sediment. Om de waterkering zoveel mogelijk te beschermen is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Deze bestemming beschermt de primaire waterkeringen in het plangebied. Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, die met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen alleen worden gebouwd met toepassing van een afwijking, op voorwaarde dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder. Naast deze dubbelbestemming geldt de keur van het waterschap. Op basis van de keur heeft is voor een aantal werken en werkzaamheden een Watervergunning van het waterschap nodig. Om dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten met het waterschap te voorkomen staan de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming moeten niet alleen de belangen van deze bestemmingen worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningsvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.

6.3.13 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Deze bestemming ligt op de buitendijkse gronden, deze gronden fungeren als waterberging bij overstroming. Via deze bestemming hebben we gegarandeerd dat bouwactiviteiten met goedkeuring van het waterstaatsgezag plaatsvinden.

Hoofdstuk 7 Overleg en zienswijzen

7.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geeist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Er is geen sprake van een Nationaal belang.

Ook het wettelijk vooroverleg met de provincie Overijssel kan achterwege blijven omdat het plan valt binnen de categorieën (woningen, bedrijven en kantoren in bestaand stedelijk gebied) waarbij geen provinciale belangen spelen.

De waterparagraaf zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan is al ter toetsing voorgelegd aan het waterschap. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap heeft een positief wateradvies gegeven.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is gepubliceerd in het huis-aan-huisblad De Brug en de Staatscourant en heeft vanaf 20 augustus 2014 tot en met 30 september 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn zes zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan. In de 'Antwoordnota zienswijzen Bestemmingsplan Beltweg en omgeving' zijn deze zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien. Naar aanleiding van de zienswijzen is een aantal wijzigingen in het bestemmingsplan aangebracht. Deze wijzigingen staan aangegeven in de Antwoordnota. Zie bijlage 4 bij deze plantoelichting.