direct naar inhoud van 3.4 Water
Plan: Parallelweg 2 IJsselmuiden
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991111-OW01

3.4 Water

3.4.1 Watertoets

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheersplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Het proces

Waterschap Groot Salland is over het project geïnformeerd via een uitgevoerde watertoets. De beantwoording van de vragen uit de watertoets heeft ertoe geleid dat de korte procedure is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het Waterschap heeft dan ook een positief wateradvies afgegeven (zie bijlage 6 Waterparagraaf).


Invloed project op de waterhuishouding

Met het project worden meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd. Dit vergt speciale aandacht voor de extra belasting van het vuilwaterstelsel, met name de afvoer van afvalwater. De toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1.500 m2. Het projectgebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het projectgebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 100 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het projectgebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.

Om wateroverlast en schade in woningen te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.

In het projectgebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang of watergang van het waterschap. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter.

Het rioleringssysteem grenzend aan het projectgebied bestaat uit een drukrioleringssysteem met een beperkte capaciteit waarop alleen huishoudelijk afvalwater mag worden aangesloten. Op het drukrioleringssysteem mag geen drainage of regenwater worden aangesloten, omdat het rioleringssysteem daar niet op is berekend.

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.

3.4.2 Overstromingsrisico

In de omgevingsverordening (paragraaf 2.14.4) heeft de provincie Overijssel aangegeven dat voor gebieden met het risico op overstroming een onderbouwing in het bestemmingsplan moet worden opgenomen in de vorm van een overstromingsrisicoparagraaf. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen minder snel en ondiep onderlopende gebieden en snel diep onderlopende gebieden.

Het projectgebied ligt in het gebied van dijkring 10 Mastenbroek. Dit gebied is gelegen tussen Zwolle, IJsselmuiden en Genemuiden. De dijk wordt door drie verschillende wateren bedreigd. Het gebied van dijkring 10 Mastenbroek is een snel en diep onderlopend gebied.

Bedreigingen voor de Mastenbroekerpolder zijn de IJssel, de Vecht/Zwarte Water en het Zwarte Meer. De overstromingskans voor deze polder is één keer in de 325 jaar. Het overstromingsrisico (de kans op een overstroming en de daaruit voortvloeiende schade) is berekend op € 4.000.000,00 per jaar of één slachtoffer per jaar. Het diepste punt van deze polder ligt ten noordoosten van IJsselmuiden (-3 meter NAP). Bij een dijkdoorbraak ligt de overstromingsdiepte in het projectgebied op 6 meter.

Bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden die gelegen zijn binnen de dijkringen Mastenbroek en Ijsseldelta kunnen alleen voorzien in het realiseren van nieuwe bebouwing binnen deze gebieden als er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang. Het bestemmingsplan stelt in dit geval zodanige voorwaarden dat de veiligheid ook op de lange termijn voldoende is gewaarborgd. De voorwaarde van zwaarwegend maatschappelijk belang wordt niet gesteld bij incidentele woonbebouwing, waar in onderhavige situatie sprake van is.

De te realiseren woningen in het projectgebied worden op verhoogd maaiveld gebouwd om het overstromingsrisico te beperken. Bovendien wordt de bebouwingsvolume minder. De bepalingen uit de Omgevingsverordening staan de uitvoering van het project derhalve niet in de weg.

Om bij overstromingsdreiging het aantal slachtoffers te beperken kan de dijkring preventief worden geëvacueerd. Dit betekent dat deze dreiging voortijdig moet worden onderkend en dat tot evacuatie moet worden besloten.

In geval van overstroming wordt aangeraden het gebied te verlaten via de route Plasweg/Oosterlandenweg of via de route Oudendijk/Veilingweg richting de N760 (Zwolseweg). Van daaruit kan verder worden gereden in oostelijke richting (Dalfsen) of zuidelijke richting (Hattem).