direct naar inhoud van 3.7 Water
Plan: Het Meer 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991086-VB01

3.7 Water

3.7.1 Watertoets

Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. De Watertoets moet vooral worden gezien als een procesinstrument waarbij het waterschap zo vroeg mogelijk tijdens de planvorming wordt betrokken, zodat water als één van de sturende principes binnen de planvorming kan worden meegenomen.

In bijlage 12 zijn enkele relevante onderzoeken opgenomen.

3.7.2 Relevant Beleid

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2011-2015 van belang.

3.7.3 Invloed op de waterhuishouding

Het plangebied betreft een groen gebied in de kern IJsselmuiden. Het Meer bestaat uit het gebied gelegen tussen de Oosterholtseweg, Burgemeester van Engelenweg, Trekvaart en Spoorlijn Kampen-Zwolle en de Oosterlandenweg. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal of een primair watergebied, zoals die binnen de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening van de provincie Overijssel worden benoemd. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Wel heeft het plangebied in de huidige situatie een geringe maaiveldligging, relatief hoge grondwaterstanden en een relatief slecht doorlatende bodem (veen). Het voorkomen van grondwateroverlast in de toekomstige situatie verdiend daarom bijzondere aandacht. Het gebied maakt waterhuishoudkundig deel uit van het bemalingsgebied Trekvaart waarin een zomer- en winterpeil wordt gehanteerd van respectievelijk -1,00 m NAP en -1,20 m NAP.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte voorgeschreven die is vastgelegd in het GRP van minimaal 100 cm voor wegen. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het toekomstig weghoogte. Het plangebied ligt binnen de invloedlijnen van de IJsselmeer peilstijging. Vanwege klimaatverandering en de voorgenomen IJsselmeer peilstijging adviseert het waterschap het gebied 20 cm extra hoger aan te leggen om in de toekomst geen problemen te krijgen met grondwater. Om deze reden wordt binnen het plangebied een ontwateringsdiepte aangehouden van 120 cm voor wegen ten opzichte van GHG met een maximum terreinhoogte van 0,15m1+/0,28m1+NAP. Voor bestaande bebouwing gelegen in het plangebied mag de ontwatering en afwatering van het terrein niet verslechteren. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt, in het geval er nieuwe ontwikkelingen plaats vinden, geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied of door het plaatsen van nieuwe peilbuizen.

Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 25 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang of watergang van het Waterschap Groot Salland, De Trekvaart. Het functioneren van deze watergang(en) en watergangen van bestaand stedelijk gebied moet te allen tijde worden gegarandeerd van een goede afwatering. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter. Over de inrichting en het beheer en onderhoud van eventueel nieuw stedelijk water vindt afstemming plaats met het waterschap. Uitgangspunt is dat stedelijke waterberging bij het waterschap in beheer en onderhoud komt.

Voor de aan te leggen woonwijk wordt een waterhuishoudings- en rioleringsplan opgesteld. Hierbij worden een aantal uitgangspunten meegenomen, die hieronder kort worden weergegeven:

  • Streven naar een zo efficiënt mogelijke ont- en afwatering. Wat niet nodig is, ook niet aanleggen.
  • De verantwoordelijkheid voor het onderhoud zo veel als mogelijk bij één particulier onderbrengen: de particulier die ook direct belang heeft bij de ont- en afwatering van zijn perceel.
  • De verantwoordelijkheid voor het onderhoud van een wadi op particulier terrein neerleggen bij de eigenaar.
  • Doorspoelen (indien noodzakelijk) van het IT-riool onder de wadi op particulier terrein neerleggen bij de gemeente.

Conclusie

In juni 2012 is er nader onderzoek uitgevoerd naar de omvang van de waterberging (zie bijlage 12).

Om te voorkomen dat de maximale waterstand en de afvoeren in de Trekvaart toenemen, zal onder andere op de beoogde locatie voor de ijsbaan (ten zuiden van de Trekvaart) een waterberging aangelegd worden. De ijsbaan met een oppervlak van 14.800 m2 en een bodemhoogte van NAP -0,8 m kan als waterberging dienen. Daarnaast wordt de groene berging bij de terp optimaal benut voor waterberging. Er kan dan circa 1.900 m3 water rond de terp geborgen worden. Door de combinatie van een ruimere berging bij de terp en de inzet van de ijsbaan als waterberging neemt bij een T=100-situatie de maximale waterstand op de Trekvaart niet toe (enkele mm’s lager). De maximale afvoer neemt ca. 1,5 % af tot maximaal 0,66 m3/s.

Bij de nadere uitwerking van de plannen zal de verbinding tussen het watersysteem en de ijsbaan in detail uitgewerkt moeten worden.

Het waterschap heeft de voorkeur om de afvoer van de peilgebieden niet groter te laten zijn dan de landelijke afvoernorm van 1,5 l/s/ha. Dit is mogelijk door de aansturing van de stuw aan te passen. Als de afvoer van de peilgebieden hiertoe beperkt wordt, verandert de maximale waterstand nauwelijks en treedt er dus geen wateroverlast op.

Op basis van de uitgevoerde analyse is het voorstel om naast de geplande berging in Het Meer een ruimere waterberging rond de terp aan te leggen en de ijsbaan als waterberging in te zetten. De aanpassing/automatisering van de stuw is geen onderdeel van het project Het Meer. In een later stadium kunnen waterschap en gemeente afspraken maken over de aanpassing van de stuw.

3.7.4 Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater

Voor hemelwater wordt in het totale plangebied Het Meer een IT-riool aangelegd zodat hemelwater kan infiltreren in de bodem in droge perioden. De afwatering van bestaande bebouwing en nieuwbouw percelen vindt ondergronds plaats naar het IT-riool. Bij extreme buien kan overtollig hemelwater via het IT-riool en aangelegde watergangen afstromen naar oppervlaktewater van het watersysteem Trekvaart. De afvoer van hemelwater vanuit het plangebied vindt plaats via een bodempassage naar de Trekvaart. In extreme natte perioden zal het infiltratie riool drainerend (ontwaterend) werken.

Voor de afwatering van bestaande en nieuwe bebouwing wordt gestreefd naar een robuust, duurzaam en efficiënt te beheren en te onderhouden watersysteem of een andere duurzame oplossing met voor elk perceel een eigen afwateringsmiddel dat aansluit op het IT-riool.

Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

In het plangebied moeten het afvalwater en hemelwater worden gescheiden. Het afvalwater dat vrijkomt binnen het plangebied wordt onder vrijverval geloosd op een te realiseren rioolgemaal in het plangebied. Het rioolgemaal transporteert het afvalwater op een gesloten afvalwaterketen naar het hoofdrioolgemaal Bergweg. Dit om de vuiluitworp op oppervlaktewater vanuit de rioolwateroverstorten van de bestaande gemengde rioolstelsels niet te vergroten en de rioolgemalen in deze gebieden niet extra te belasten. Mogelijk kan het afvalwater van het gebied het Meer aangesloten worden op de bestaande afvalwatertransportleiding vanaf het industrieterrein Zendijk naar het hoofdrioolgemaal Bergweg. Op deze transportleiding zijn reeds diverse rioleringsgebieden van de kern IJsselmuiden aangesloten. Het hoofdrioolgemaal Bergweg verpompt het afvalwater van de kern IJsselmuiden vervolgens naar de RWZI Kampen.

Bij de inrichting van dit gebied zal in ieder geval een goede oplossing worden gezocht voor de waterafvoer/waterhuishouding. Op een kaart behorende bij deze toelichting (bijlage 13) zijn de bestaande en nieuw aan te leggen afwateringssloten, greppels en duikers ingetekend. Ook zijn de profielen van een greppel met IT-riool en een nieuwe watergang weergegeven. Daarnaast zijn de gebieden aangegeven die als waterberging kunnen fungeren.

3.7.5 Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Groot Salland geïnformeerd over het nieuwe bestemmingsplan voor het bestaande stedelijk gebied. Het plan is relatief groot en voldoende aandacht voor wateraspecten is noodzakelijk. Het waterschap is daarom intensief bij het voortraject betrokken geweest. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Groot Salland geeft een positief wateradvies.

3.7.6 Overstomingsrisico

Quickscan

Het plangebied is gelegen in dijkring 10, Mastenbroek. Deze dijkring wordt omsloten door de IJssel aan de westzijde, tussen Zwolle en IJsselmuiden, door het Zwarte Meer aan de noordzijde tussen IJsselmuiden en Genemuiden en door het Zwarte Water aan de oostzijde tussen Genemuiden en Zwolle. Omdat het plangebied gelegen is in dijkring 10 is een overstroming risicoparagraaf verplicht.

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 10 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/2000e per jaar. In het project Veiligheid Nederland in Kaart wordt de actuele kans op een overstroming per jaar groter dan 1% geschat. Indien de geïdentificeerde zwakke plekken in de dijkring zijn aangepast bedraagt de geschatte overstromingskans 1/400e per jaar (Rijkswaterstaat DWW & Jacobs, 2005). Conform de aanname van het PBL, wordt voor de overstroming risicozonering bij een dergelijke overschrijdingskans (norm) uitgegaan van een kleine kans op overstromen (Pieterse e.a., 2009).

Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte tijdens een overstroming geschat op 2,0 tot 5,0 meter voor de laagste gedeeltes van het plangebied (zie figuur A). Dit is op basis van de huidige maaiveldhoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991086-VB01_0004.jpg"

Figuur A Maximale waterdiepte na dijkdoorbraak, dijkring 10 bij IJsselmuiden

Bron: Provincie Overijssel

Voor dijkring 10 zijn 3 verschillende doorbraakscenario's doorgerekend. Het maatgevende doorbraakscenario voor de kop van Spoorlanden is het scenario met een dijkdoorbraak ter hoogte van IJsselmuiden. De tijd tot het plangebied onder water komt indien een dijk doorbreekt (aankomsttijd) wordt voor een dijkdoorbraak in IJsselmuiden geschat tussen de 0 en 6 uur (zie figuur B).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991086-VB01_0005.jpg"

Figuur B: Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak

Bron: Provincie Overijssel

Vooralsnog wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming ingezet op vroegtijdige evacuatie.

Het Zwarte Meer wordt van de IJssel en het Ketelmeer gescheiden door de balgstuw bij Ramspol en de verbindende kering traject IJsselmuiden-Ramspol. De balgstuw heeft een normfrequentie van 1/4000 per jaar (gelijk aan de normfrequentie van dijkring 7, Noordoostpolder), de verbindende kering heeft een normfrequentie van 1/500 per jaar.

De normfrequentie van dijkring 10 is vastgesteld op 1/2000 per jaar. De beheerder van dijkring 10 is Waterschap Groot Salland.

3.7.7 Evacuatie

Om het aantal slachtoffers te beperken kan de dijkring preventief worden geëvacueerd. Dit betekent dat de overstromingsdreiging voortijdig moet worden onderkend en dat besloten moet worden tot evacuatie. Algemeen wordt aangehouden dat dit proces twee dagen in beslag neemt (Kolen, 2009). De duur van de uitvoering is afhankelijk van de gekozen strategie. Literatuuronderzoek (Kolen, 2009) geeft aan dat 10 tot 20% van de bevolking geen gehoor geeft aan de oproep tot evacueren, deze blijven om voor hen moverende redenen, achter in het gebied. Dit betekent dat met preventief evacueren het aantal slachtoffers met 80 tot 90% reduceert.

In geval van een hoogwater op de rivier kan worden aangenomen dat er voldoende tijd is om de dreiging te onderkennen en te besluiten (vergelijk de Betuwe in 1995). Voor dijkring 10 geldt dat niet in alle gevallen het mogelijk zal zijn om tijdig te besluiten tot evacueren. Bij storm of het plotseling falen van de waterkeringen zal er onvoldoende tijd zijn voor besluitvorming en uitvoering.

Het verplaatsen van mensen naar buiten de dijkring in reactie op het ontstaan van een bres is vrijwel onhaalbaar gezien de snelheid waarmee de overstroming zich door het gebied verplaatst. Na een doorbraak is het daarom verstandiger om te vluchten naar een hogere plek (de zolder). In geval van een doorbraak door storm op het IJsselmeer is het, door de storm zelf, onmogelijk om mensen te verplaatsen of zelfs hulp te bieden in het gebied. Tenslotte zijn mensen slecht voorbereid op een mogelijke overstroming omdat deze gebeurtenissen zich vrijwel nooit voordoen (veiligheidsnorm is gemiddeld eens in de 2000 jaar). Als een dijkdoorbraak plaatsvindt zijn evacuatiemogelijkheden naar elders nagenoeg onmogelijk. Wel is dan nog evacuatie naar bovenverdiepingen mogelijk.