direct naar inhoud van 3.2 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: Het Meer 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991086-VB01

3.2 Cultuurhistorie en archeologie

In het Europese Verdrag van Malta, in 1992 ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, is de veiligstelling van het (Europese) archeologisch erfgoed als doelstelling opgenomen. Dit moet met name gestalte krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid.

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee is de Monumentenwet 1988 gewijzigd op het onderdeel archeologie. De kern van de nieuwe wetgeving is dat wanneer de bodem met verstoring wordt bedreigd door planvorming, eventuele archeologische resten behouden moeten worden. Dit wordt gerealiseerd door waardevolle delen van de bodem, het bodemarchief, intact te laten of het te onderzoeken. In het laatste geval blijven de gegevens van het bodemarchief behouden in gedocumenteerde vorm. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Plangebied Het Meer te IJsselmuiden

IJsselmuiden is dicht bij de IJsseldelta gelegen. Het dorp is aangelegd op een dagzomend rivierduin dat zich vanaf Oosterholt noordwestwaarts uitstrekt, en zich in een uitgestrekt veengebied bevindt. De vorming van dit veen is circa 6.600 jaar geleden begonnen. Alleen de hoogste delen van de zandondergrond, de rivierduinen kruinden boven het veendek uit. De IJssel was in deze periode langdurig een weinig watervoerende rivier. Hierin kwam verandering omstreeks 650 na Chr. toen de IJssel geleidelijk een zijtak werd van de Rijn. De rivier vormde in het gebied van de huidige gemeente Kampen walachtige verhogingen langs de oevers en tevens kwamen hierachter sedimenten tot bezinking. Aldus ontstonden oeverwallen en komgronden, die vanaf circa de 10de eeuw agrarisch te exploiteren waren, waarbij de kolonisten zich vestigden op de rivierduinen.

Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 17 ha. De noordelijke grens wordt gevormd door de Oosterholtseweg, met een deel van het plangebied ten noorden daarvan. De Beek vormt de westelijke grens. Aan de zuidzijde eindigt het plangebied tegen de spoorlijn, en de oostelijke grens is de Oosterlandenweg. Het rivierduin van Oosterholt-Ijsselmuiden grenst pal ten noorden van de Oosterholtseweg aan de planlocatie. De zuidwaarts gerichte helling ervan loopt af tot in het plangebied.

Plangebied en archeologische waarden

Volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) zijn er in het plangebied geen archeologische monumenten aanwezig. Op de gemeentelijke archeologische waardenkaart heeft het plangebied overwegend een lage verwachtingswaarde voor archeologische resten. Voor het noordelijke deel van het plangebied gelden hoge en middelmatige verwachtingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991086-VB01_0003.png"

Gemeentelijke archeologische waardenkaart

Verkennend onderzoek

In het kader van de planrealisatie is het zuidelijke deel van het gebied getoetst op archeologische waarden door middel van een verkennend booronderzoek. Dit betekent dat het plandeel met de lage verwachtingswaarden onderzocht zijn. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in de rapportage: Willemse, N.W. Onderzoeksgebied Het Meer te IJsselmuiden. Gemeente Kampen. Archeologisch vooronderzoek: een verkennend geoarcheologisch onderzoek. RAAP-rapport 2018. RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2009 (bijlage 2) .

Het verkennend booronderzoek heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd, maar de resultaten ervan bieden wel een bijdrage aan de inzichten over de ontstaansgeschiedenis van het lokale landschap. Ondanks de hoge geofysische waarden geldt vanuit archeologische monumentenzorg voor dit deel van het plangebied vrijstelling voor planvorming.

In 2011 vindt ten aanzien van plangebied Het Meer opnieuw planvorming plaats, maar omvat het plangebied een grotere oppervlakte. Een belangrijk deel van het rivierduin van de Oosterholtseweg, met een hoge archeologische verwachting, is hierdoor bij het plangebied getrokken.

Beleidsontwikkeling

Op 21 juli 2011 heeft de gemeenteraad van Kampen de Erfgoedverordening 2011 vastgesteld. Hiermee is de Monumentenverordening 2002 komen te vervallen. De Erfgoedverordening sluit aan bij het vergunningensysteem van de Wabo. De verordening is aangevuld met beleidsregels voor archeologie. Samen met de Erfgoedverordening 2011 is de archeologische waardenkaart (opgesteld door RAAP) vastgesteld. Deze kaart geeft aan waar de archeologische verwachtingsgebieden en de bekende archeologische vindplaatsen in de gemeente liggen. In de Erfgoedverordening 2011 wordt per verwachting of waarde aangegeven bij welk oppervlak en diepte van een geplande bodemingreep er een vergunnings- en daarmee onderzoeksplicht bestaat.

De gemeente Kampen is van plan samenhangend beleid te maken op het gebied van monumenten, cultuurlandschap en archeologie. Dit wil de gemeente vastleggen in een erfgoednota. Hiervoor is in het voorjaar van 2011 een concept Startnotitie Erfgoednota voorgelegd aan de gemeenteraad. Het doel van deze Startnotitie is een koers te bepalen voor de Erfgoednota.

Onderzoek

Ten einde tot verantwoorde besluitvorming voor het aspect archeologie te komen, vindt, op basis van de Monumentenwet 1988, planmatig beheer van het bodemarchief plaats, volgens het systeem van de Archeologische Monumentenzorg cyclus (AMZ), die gefaseerd wordt uitgevoerd. De AMZ bestaat uit meerdere stappen en formeel te doorlopen procedures. Het gehele proces is onderverdeeld in drie hoofdstappen: de inventarisatie, de selectie van de aangetroffen archeologische waarden en de te treffen beheersmaatregelen. Kenmerkend voor het archeologisch proces is dat iedere afzonderlijke stap voortbouwt op de resultaten van de vorige.

De AMZ start met een inventarisatie. Deze inventarisatie omvat een bureauonderzoek, verkennend, karterend en waarderend veldonderzoek. Het bureauonderzoek is 'desk-research' waarbij geïnventariseerd wordt wat de archeologische potentie is van een plangebied op basis van bestaande gegevens over ondermeer de bodem, geomorfologie, landschapsontwikkeling en bekende vindplaatsen. Het booronderzoek is een veldonderzoek met als doel de archeologische verwachting zoals die geformuleerd is in het bureauonderzoek te toetsen. Hierin kan de bodemgesteldheid worden vastgesteld (verkennend booronderzoek) en de aanwezigheid van archeologische resten (karterend onderzoek). Op de plekken waar vervolgens in het karterend (boor)onderzoek aanwijzingen zijn aangetroffen dat er archeologische vindplaatsen zijn gelegen, dient een waarderend (proefsleuven)onderzoek uitgevoerd te worden. Op basis van de resultaten van het waarderend onderzoek zal een selectieadvies worden opgesteld. Hierin wordt beschreven welke vindplaatsen als behoudenswaardig worden aangemerkt.

Nadat in de inventarisatiefase een waardering heeft plaatsgehad, wordt op basis hiervan een selectieadvies opgesteld volgens de richtlijn in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Dit advies wordt voorgelegd aan het bevoegde gezag (gemeente Kampen). Het bevoegd gezag neemt een selectiebesluit welke vindplaatsen als behoudenswaardig worden aangemerkt.

Aan de hand van het uiteindelijke selectiebesluit dient besloten te worden welke beheersmaatregelen met betrekking tot diverse deellocaties (archeologische vindplaatsen en cultuurhistorische objecten/ monumenten) getroffen moeten worden. Deze kunnen variëren van:

  • Het vrijgeven van een deellocatie voor planrealisatie.
  • Het toestaan van gebiedsinrichting van een deellocatie met minimalisering van effecten voor het lokale bodemarchief door bijvoorbeeld archeologievriendelijk bouwen (behoud in situ).
  • Het verrichten van onderzoek (opgraving; behoud ex situ) naar een deellocatie om gegevens van het bodemarchief conservatoir veilig te stellen. Na opgraving kan de betreffende deellocatie worden vrijgegeven voor planrealisatie.

Beheersmaatregelen

Voor het noordelijke deel van het plangebied geldt een onderzoeksverplichting indien dit gebied ontwikkeld wordt en de omvang een oppervlakte omvat groter dan 2.500 m2.

In het geselecteerde gebied (noordelijke zoom plangebied) dient in dat geval allereerst een verkennend booronderzoek uitgevoerd te worden. Het booronderzoek is niet gericht op het opsporen van archeologische vindplaatsen. Dit archeologisch booronderzoek is primair gericht op het pleistocene dekzandlandschap en de rivierduinen en vormt een geo-archeologisch onderzoek. Dit verkennend onderzoek is gefocust om te achterhalen of het dekzand reliëf bezit en waar dit nog niet is geërodeerd. Voor de uitvoering van het veldonderzoek dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Dit PvE dient goedgekeurd te worden door het bevoegd gezag. Dit geldt overigens voor al het veldonderzoek, inclusief de beheersmaatregelen.

In latere stadia kan door middel van een vervolgonderzoek (karterend booronderzoek) gericht naar kansrijke archeologische locaties in het plangebied worden gezocht en aansluitend een waardestellend onderzoek (proefsleuven) worden verricht. Hierna dient een selectiebesluit genomen te worden door het bevoegd gezag en zullen beheersmaatregelen getroffen moeten worden om de behoudenswaardige vindplaatsen in of ex situ veilig te stellen.

Locatie voormalige gemeentekantoor IJsselmuiden

In het plangebied bevindt zich de locatie van het vroegere gemeentekantoor van IJsselmuiden (voormalig adres: Oosterholtseweg 1). Het is aannemelijk dat de bodem van deze locatie door de graafwerkzaamheden ten behoeve van de bouw van het gemeentekantoor sterk geroerd zal zijn. Voor deze locatie wordt archeologisch onderzoek niet zinvol geacht en geldt vrijstelling. De locatie is vanwege de verstoring niet op de plankaart opgenomen als een gebied met archeologische verwachtingswaarden.