direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Sonnenbergkwartier, deelplan manegeterrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991038-VB02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeenteraad van Kampen stelde op 23 april 2020 het rapport Dorpsvernieuwing IJsselmuiden vast. De in dit rapport beschreven visie en randvoorwaarden vormen het vertrekpunt voor de uitwerking van diverse deellocaties binnen de dorpskern van IJsselmuiden. Het Sonnenbergkwartier, voorliggend project, is één van deze deelgebieden.

Belangrijk uitgangspunt in de visie is om binnen de deellocaties een nieuwe invulling te realiseren die de grotere (stedelijke) en kleinere (dorpse) schaal met elkaar verbindt en het beeld van verbindende groenstructuren en routes versterkt. Voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van het Sonnenbergkwartier die vorm geeft aan de schaalovergang tussen het Kulturhus en de kleinere bebouwingsschaal van de Burgemeester van Engelenweg, en daarbij het groene beeld van de Oosterlandenweg kan versterken.

In 2012 werd hier Kulturhus Sonnenburgh gerealiseerd. Door de bouw van het Kulturhus is het begin gemaakt met de uitbreiding van het voorzieningencluster rondom de Oosterlandenweg. De manege op het terrein is gesloopt in 2020. Met het opstellen van het projectplan gebiedsontwikkeling Sonnenbergkwartier (2 juni 2020) zette de gemeente Kampen de volgende stap in de ontwikkeling van dit gebied.

IJsselmuiden heeft behoefte aan extra woningen. De gemeente wil het Sonnenbergkwartier ontwikkelen door huur- en koopwoningen toe te voegen. Waarschijnlijk zal de realisatie van deze woningbouwopgave in samenwerking met woningcorporatie Beter Wonen en Loostad Vastgoedontwikkeling B.V. worden uitgevoerd. Beide partijen hebben eveneens met de gemeente Kampen samengewerkt bij de realisatie van het Kulturhus.

Het woningbouwprogramma bestaat uit 47 woningen, waarvan 4 grondgebonden woningen (2-onder-1 kappers) in het meest zuidelijke gedeelte van de gebiedsontwikkeling met ontsluiting op de Oosterholtseweg, 16 sociale huurappartementen in het meest zuidelijke deel gelegen in het plangebied en 27 koopappartementen aan de Oosterlandenweg.

Naast de realisatie van woningbouw, neemt de gemeente de nieuw te bouwen kerk voor de Hersteld Hervormde Gemeente (HGG) mee in de planuitwerking. Met de kerk is in januari 2020 een intentieovereenkomst gesloten betreffende het perceel in het Sonnenbergkwartier. Daaropvolgend is met de kerk op 1 oktober 2020 een koopovereenkomst getekend.

Participanten van het Kulturhus hebben in een brief van 11 april 2019 knelpunten aangekaart rondom het bestaande parkeerterrein van het Kulturhus. De gemeente heeft in een antwoordbrief van 7 mei 2019 toegezegd oplossingen in samenhang met de gebiedsontwikkeling Sonnenbergkwartier op te pakken. Deze oplossingen zijn opgenomen in voorliggend ontwerpbestemmingsplan door een inrit toe te voegen die de verkeersbewegingen beter spreidt in het gebied. Dit geldt ook voor het duidelijker markeren van de parkeervakken. Deze aanpassingen moeten er toe leiden dat het parkeerterrein beter en efficiënter gebruikt kan worden. Het bestaande parkeerterrein is eveneens om deze reden en omwille van dubbelgebruik in voorliggend bestemmingsplan opgenomen.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt het planologisch-juridisch mogelijk om de bovenstaande gewenste ontwikkelingen op het Sonnenbergterrein te kunnen realiseren.

1.1.1 Reparatie

Op 19 januari 2023 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Sonnenbergkwartier, deelplan manegeterrein' vastgesteld. Tegen het vaststellingsbesluit bestond de mogelijkheid beroep in te stellen bij de Raad van State (RvS). Tegen het vaststellingsbesluit is eenn beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening. Het beroep is nog niet (openbaar) behandeld door de RvS. Het verzoek om voorlopige voorziening is wel ter zitting op 4 mei 2023 behandeld. Tijdens deze zitting is door verweerder (gemeente Kampen) erkend dat het bestemmingsplan twee omissies bevat. De gemeente Kampen heeft toegezegd dat nog voor de zomer twee omissies worden gerepareerd in het bestemmingsplan. Op 24 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van de RvS onder nummer 202301613/2/R3 uitspraak gedaan inzake het verzoek om voorlopige voorziening tegen het bestemmingsplan 'Sonnenbergkwartier, deelplan manegeterrein' (ECLI:NL:RVS:2023:1994). Aangezien deze door de gemeente Kampen erkende omissies naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter reparabel zijn en de gemeente Kampen op de zitting te kennen heeft gegeven dat het reparatiebesluit naar verwachting eind juli 2023 zal worden genomen, heeft de voorzieningenrechter daarin geen aanleiding gezien om het bestemmingsplan te schorsen en heeft het verzoek afgewezen.

Omdat het hier zeer beprekte en ondergeschikte wijzigingen betreffen, is hier geen sprake van een significant ander bestemmingsplan met verruimde planologische mogelijkheden. De aan het bestemmingsplan ten grondslag liggende uitgangspunten en doelstellingen zijn evenmin gewijzigd. Om deze reden is bepaald dat het voorliggende bestemmingsplan niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb behoeft te worden voorbereid. Er wordt derhalve geen ontwerpplan ter inzage gelegd. Tegen de vastgestelde wijzigingen in dit bestemmingsplan kan opnieuw beroep worden ingesteld.

1.2 Bij dit plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Het Sonnenbergkwartier' bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting met bijbehorende bijlagen;
  • de planregels met bijbehorende bijlagen;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991038.

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en wordt vergezeld door een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden.

Op de verbeelding staan de bestemmingen van de gronden van het plangebied en de daarbij behorende opstallen. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld die de uitgangspunten van het plan verzekeren.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin wordt aangegeven wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en waardoor de uitvoerbaarheid van het plan wordt aangetoond. Ook worden hierin onderzoeken weergegeven die aan het bestemmingsplan vooraf zijn gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.3 Ligging van het plangebied

Het plangebied is gelegen in het dorp IJsselmuiden en ligt rondom de Oosterlandenweg aan de oostzijde van de Burgemeester van Engelenweg. De bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0001.jpg"

Afbeelding 1: Ligging plangebied (Bron:www.topotijdreis.nl)

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied zijn verschillende bestemmingsplannen van toepassing:

Bestemmingsplan   College/Raad   Identificatie  
Bestemmingsplan Weidestraat en omgeving   13-05-1999   -  
Weidestraat en omgeving, partiële herziening Kulturhus   29-01-2009   -  
Zorg en wonen: woningsplitsing,
woningomzetting en kamerbewoning (parapluplan)  
17-12-2020   NL.IMRO.0166.00991291-VB01  
Parkeren (parapluplan)   28-03-2019   NL.IMRO.0166.00991237-VB01  

Tabel 1: geldende bestemmingsplannen

Bestemmingsplan Weidestraat en omgeving

Het plangebied ligt in het geldende bestemmingsplan 'Weidestraat en omgeving'. Het plangebied heeft grotendeels de bestemming Manege en voor het noordelijke deel van het plangebied (grenzend aan de Oosterlandenweg) geldt de bestemming Kwekerij. Het realiseren van het planvoornemen is niet passend binnen dit bestemmingsplan.

Weidestraat en omgeving, partiële herziening Kulturhus

Het plangebied ligt deels in het bestemmingsplan Weidestraat en omgeving, partiële herziening Kulturhus.

Gedeeltelijk vervalt het Bestemmingsplan Weidestraat en omgeving, partiële herziening Kulturhus (vastgesteld 29-01-2009) voor wat betreft het te herinrichten parkeerterrein in het oosten van het plangebied.

Parapluplan Zorg en wonen: woningsplitsing, woningomzetting en kamerbewoning

Het parapluplan Zorg en wonen voorziet in een juridisch adequate aanpassing in de bestemmingsplannen van de gemeente Kampen voor het reguleren van het omzetten en splitsen van woningen en kamerbewoning. Hierdoor ontstaat voldoende grip op panden die omgezet worden in meerdere onzelfstandige woonruimten die bijvoorbeeld geschikt zijn voor het combineren van wonen en zorg, en de huisvesting van arbeidsmigranten en studentenhuisvesting.

Parapluplan Parkeren

De parapluherziening (vastgesteld d.d. 28-03-2019) heeft betrekking op het regelen van het parkeren in bestemmingsplannen.

Voorbereidingsbesluit hyperscale datacenters

In het regeerakkoord staat dat het kabinet regie gaat nemen over de vestiging van hyperscale datacenters. Er komen strengere regels voor de bouw van hyperscale datacenters en de toelatingscriteria voor de vergunningverlener worden strenger. In aanloop naar het opstellen van strengere regels heeft het kabinet op 16 februari 2022 een voorbereidingsbesluit genomen. De duur van dit besluit is negen maanden. Daarmee wil het kabinet voorkomen dat, voordat de criteria zijn vastgelegd, nieuwe hyperscale datacenters zich op ongewenste plekken in Nederland vestigen.

Bij de inwerkingtreding van het voorliggende bestemmingsplan Sonnenbergkwartier, deelplan manegeterrein vervallen de plannen zoals weergegeven in de tabel dan ook volledig voor wat betreft de gronden gelegen binnen het plangebied.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • 1. De relevante beleidskaders van alle betrokken beleidsniveaus (Rijk, provincie en gemeente) worden beschreven in hoofdstuk 2;
  • 2. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op zowel de historische ontwikkeling, de landschappelijke en cultuurhistorische aspecten en de bestaande ruimtelijke situatie staan daarbij eveneens centraal. Daarnaast wordt de stedenbouwkundige opzet uiteengezet, waarna nader wordt ingegaan op de aspecten die samenhangen met het milieu, zoals archeologie, ecologie, luchtkwaliteit, geluid en externe veiligheid;
  • 3. De juridische planopzet wordt behandeld in hoofdstuk 4. Hierin worden de gewenste planologische mogelijkheden en ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Hiermee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de planregels;
  • 4. Hoofdstuk 5 tenslotte behandelt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij vooroverleg en participatie nader worden omschreven.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt het integrale beleid samengevat dat relevant is voor de binnenstad van Kampen. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een ‘doorzetting’ van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

2.1 Europees en rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) door het kabinet vastgesteld en samen met de zogeheten Uitvoeringsagenda naar de Tweede Kamer gestuurd. Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Nederland. In de uitvoeringsagenda wordt inzichtelijk welke inzet het Rijk en regio nu al verrichten en welke gezamenlijke acties de NOVI daaraan toevoegt.

Op basis van een zorgvuldig selectieproces zijn acht voorlopige NOVI-gebieden aangewezen:

  • Havengebieden van Rotterdam en Amsterdam.
  • Landelijke gebieden De Peel en het Groene Hart.
  • Energie- en klimaattransities in relatie tot verstedelijking en erfgoed: Groningen en regio Zwolle.
  • Grensoverschrijdende gebieden Zuid-Limburg, North Sea Port District.

De regio Zwolle (waaronder ook dit plangebied valt) is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken
  • 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen

Regio Zwolle
In de Regio Zwolle is er behoefte aan ca. 40.000 woningen. Klimaatadaptatie vormt naast wonen, werken en de mobiliteitstransitie een belangrijke bouwsteen in de verstedelijkingsstrategie. Diverse perspectieven zijn onderzocht en de kansrijke bouwstenen en bevindingen zijn verwerkt in het verstedelijkingsconcept ‘de warme harten strategie’. Hierbij wordt op drie schaalniveaus een hart gerealiseerd. Ieder schaalniveau kent zijn eigen opgave: concentreer het grootste deel van toekomstige verstedelijking in bestaand stedelijk Zwolle, draag bij aan een warm hart rond OV-knooppunten voor ‘dagelijkse dingen’ in middelgrote kernen en houd de overige kernen vitaal.

In 2022 - tijdens het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving - wordt besloten over de verstedelijkingsstrategie en over de afspraken die daaraan uitvoering gaan geven.

Realiseren opgaven

 In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda. Voor Oost-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Regio Zwolle onderdeel vanuit maakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden. Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Relatie met het plan

Het voorliggend bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van de NOVI. In het plan is aandacht voor klimaatverandering en voorziet het eveneens in de actuele woonbehoefte.

2.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De Structuurvisie bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028 met een doorkijk naar 2040. In de structuurvisie wordt ingestoken op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk hanteert hierbij een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De Rijksoverheid brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat en laat meer over aan gemeenten en provincies. Hiernaast komt de gebruiker centraal te staan. Hierom kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijk groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid.

Relatie met het plan

Het plan voorziet in de lokale woningbehoefte (zowel hoogbouw als grondgebonden) en de behoefte aan maatschappelijke ontwikkeling. Het plan levert een bijdrage aan een sterker en vitaler dorpshart. Het inbreidingsplan sluit aan bij de bestaande omgeving. De planontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de Structuurvisie.

2.1.3 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro)

De juridische borging van de nationale belangen uit de SVIR vindt plaats in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is op 22 augustus 2011 vastgesteld (en aangevuld op 28 augustus 2012) en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.

2.1.4 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft regels waar concrete ruimtelijke projecten aan moeten voldoen. Zo is in het Bro de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (LDV) verankerd. De LDV is gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De LDV moet alleen worden doorlopen als er (in navolging van de artikelen 1.1.1 en 3.1.6 van het Bro) sprake is van een ontwikkeling in een bestaand stedelijk gebied of een stedelijke ontwikkeling. In het Bro worden deze begrippen als volgt gedefinieerd:

Bestaand stedelijk gebied 

Bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

Stedelijke ontwikkeling 

Ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

De Ladder is op 1 juli 2017 gewijzigd, waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd op basis van:

  • 1. Beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte;
  • 2. Beschrijving in hoeverre binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien, door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.


Toets aan de Ladder

Er is sprake van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling wanneer het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan op grond van het voorheen geldende planologisch regime aanwezig was of kon worden gerealiseerd. In dit geval gaat het om de bouw van 47 woningen (zowel grondgebonden als gestapelde woningen) en een nieuw kerkgebouw.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarom een motivering op basis van de Ladder gegeven. Art. 3.1.6 lid 2 Bro formuleert dit als volgt:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Onderliggend initiatief betreft een stedelijke ontwikkeling. Derhalve dient het plan onderbouwd te worden aan de hand van de LDV.

Behoefte aan de ontwikkeling

Voorzien in woningbehoefte

Voorliggend plan voorziet in de woningbehoefte in de kern IJsselmuiden. In paragraaf 2.3.5 wordt nader ingegaan op de nieuwe gemeentelijke woonvisie; de Bouwsteen Wonen en hoe dit plan in dit beleid past.

Behoefte kerk

In 2006 is het college van B&W geadviseeerd om locaties aan te wijzen voor bouw van een kerkgebouw in IJsselmuiden. In 2007 is het college van B&W middels een brief geinformeerd over de reservering van grond aan de Oosterlandenweg naast het Kulturhus voor kerkbouw HHG. In 2010 werd de kerk als resultaat benoemd in het Projectplan Sonnenbergkwartier. In 2018 heeft de gemeente aangegeven een stedenbouwkundige visie voor het Sonnenbergkwartier op te stellen met daarin inbegrepen de zoektocht naar de kerklocatie. In 2020 heeft de raad besloten om voor het Sonnenbergkwartier de inpassing van de nieuw te bouwen kerk voor de Hersteld Hervormde Gemeente als vertrektpunt te nemen voor de planuitwerking. Destijds is aangegeven dat het van belang was om in deze visie van een kerk uit te gaan, omdat een dergelijke functie bepalend is voor de stedenbouwkundige structuur.

De Hersteld Hervormde Gemeente heeft niet de beschikking over een eigen kerkgebouw voor 600 zitplaatsen. De ontwikkeling leidt voorts niet tot onaanvaardbare leegstand elders. Uit locatieonderzoek door de kerk is gebleken dat in het bestaande stedelijke gebied geen reëel alternatief beschikbaar is om deze behoefte te kunnen accommoderen.

Onderzoek mogelijkheden in bestaand stedelijk gebied

Het plan betreft een stedelijke ontwikkeling. De locatie betreft een locatie in bestaand stedelijk gebied, waarbij een bestaande manege is gesloopt om plaats te maken voor woningbouw en de kerk. Onderliggend plan betreft zodoende een ontwikkeling waarin wordt voorzien binnen bestaand stedelijk gebied.
Motivering locatiekeuze

Het plangebied betreft een stedelijke ontwikkeling op een centraal gelegen locatie in IJsselmuiden. Op loopafstand zijn het centrum en andere voorzieningen te bereiken. De combinatie van woningbouwontwikkeling en een kerk draagt bij aan de ambitie om een leefbare en levendige woonomgeving te creëren. Door de ontwikkeling van de locatie wordt de stedenbouwkundige structuur van het dorp versterkt. De nieuwe ontwikkeling voegt woningen toe aan het bestaande dorp. De beoogde ontwikkeling is in feite een inbreidingsplan in het bestaande dorpse weefsel van IJsselmuiden. In het noordelijke deel van het plangebied wordt met name aangesloten op de maat en schaal van de bestaande bebouwing zoals het Kulturhus en de bebouwing van het Oosterlandenerf. In het zuidelijke deel sluit de nieuwbouw aan de bebouwing langs de Oosterholtseweg.

In de Structuurvisie Kampen 2030 (2009), Dorpsvernieuwing IJsselmuiden (2019), het Plan van aanpak Versnelling woningbouw (2021) en de Bouwsteen Wonen (2021) is het plangebied al aangewezen als ontwikkellocatie voor woningbouw.

Relatie met het plan

Onderliggend plan voldoet aan het rijksbeleid. Het Sonnenbergkwartier maakt onderdeel uit van de woningbouwversnellingsopgave (zie ook 2.3.7 Plan van aanpak versnelling woningbouw 2021) en voorziet in de woningbehoefte in de kern IJsselmuiden. De behoefte naar nieuwe woningen is groot. Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit project voldoet aan de Ladder van Duurzame Verstedelijking.

2.1.5 Natura 2000-gebieden

Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.

Als een activiteit mogelijk van invloed is of kan zijn op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument, dan is een vergunning noodzakelijk. Dit kan ook nodig zijn voor projecten die buiten het beschermd gebied liggen, maar wel mogelijk van invloed zijn op de instandhoudingsdoelstellingen binnen het gebied, de externe werking.

Relatie met het plan

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Rijntakken dat op een afstand van circa 900 meter ten zuidwesten van het plangebied ligt. Doordat het plangebied buiten de begrenzing van Natura 2000-gebieden is gelegen, zijn directe negatieve effecten, zoals oppervlakteverlies van habitattypen en leefgebieden van soorten, op voorhand uitgesloten. Op het aspect Ecologie wordt nader ingegaan in paragraaf 3.5 Ecologie.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. In maart 2021 is de geactualiseerde Omgevingsverordening en Omgevingsvisie door Provinciale Staten van Overijssel vastgesteld. Op 15 december 2021 hebben Provinciale Staten de Actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2021 en Tussentijdse Actualisatie Omgevingsverordening Overijssel 2021 vastgesteld, die gelden vanaf 1 februari 2022.

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Speerpunten in het beleid zijn duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit. Deze speerpunten zijn ook op dit initiatief van toepassing.

Duurzaamheid 

De provincie heeft de ambitie om bestaande ruimte, bebouwing en infrastructuur beter en slimmer te benutten. Denk aan multifunctioneel en complementair ruimtegebruik (zowel boven- als ondergronds), hergebruik en herbestemming van vrijkomend vastgoed (in stedelijk en landelijk gebied) en het concentreren van ontwikkelingen rond bestaande infrastructuurknooppunten. Onderliggend initiatief sluit daar op aan, de ontwikkeling is een inbreidingslocatie in de nabijheid van voorzieningen en relatief dichtbij het station.

Ruimtelijke kwaliteit 

Ruimtelijke kwaliteit wordt door de provincie vooral gezien als functioneel, mooi en toekomstbestendig. Dit is een optelsom van:

  • gebruikswaarde: functionaliteit, bereikbaarheid, toegankelijkheid, nut en noodzaak van een initiatief dat ontwikkeld wordt
  • belevingswaarde: beeldkwaliteit, het 'mooie', de identiteit van een gebied, het gevoel van (toekomstige) gebruikers en bewoners
  • toekomstwaarde: het vermogen om ruimtelijke gevolgen van veranderende omstandigheden op te vangen (flexibiliteit, beheerbaarheid)

Onderliggend initiatief sluit daar op aan. Door de ontwikkeling van de locatie Sonnenbergkwartier wordt de stedenbouwkundige structuur van het dorp IJsselmuiden versterkt. De nieuwe ontwikkeling voegt woningen toe aan het bestaande dorp.

Sociale kwaliteit

Sociale kwaliteit wordt door de provincie als volgt beschreven: Het welzijn van de mens voor zover het gaat om het voldoen aan menselijke behoeften die samenhangen met de inrichting of vormgeving van de leefomgeving.

Voorliggend initiatief sluit daar op aan. De ontwikkeling sluit aan op de bestaande functies zoals het Kulturhus, in het plan is ruimte voor ontmoeting in de openbare ruimte door aangebrachte routestructuren waarbij ommetjes in het plangebied door wandelpaden mogelijk worden gemaakt.

Relatie met het plan

Voorliggend initiatief sluit aan op de ambities in de Omgevingsvisie. Een relatief extensief gebruikte locatie in IJsselmuiden wordt gebruikt om een toekomstbestendige bestemming te realiseren op basis van ruimtelijke kwaliteit.

2.2.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. Dit betekent dat regels worden gesteld op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook op het gebied van mobiliteit, milieu, natuur, water en bodem. Woningbouwontwikkeling op inbreidingslocaties (in de vorm van transformatie) is een actueel onderwerp in de verordening. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. In onderstaand figuur is het Uitvoeringsmodel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0002.png"

Uitvoeringsmodel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • Generieke beleidskeuzes;
  • Ontwikkelingsperspectieven;
  • Gebiedskenmerken.

Aan de hand van de drie niveaus wordt bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het kan worden uitgevoerd.

1. Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Door middel van de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 2.1.3) wordt de verplichting opgelegd om voor stedelijke functies eerst de mogelijkheden te benutten binnen gebieden die al een stedelijke functie hebben, voordat een claim mag worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben. In omschreven planinitiatief wordt hieraan voldaan.

2. Ontwikkelingsperspectieven.

Op basis van de ontwikkelingsperspectievenkaart is het plangebied aangemerkt als 'woonwijk'. Rond de binnensteden liggen de diverse woonwijken en bedrijventerreinen elk met hun eigen woon-, werk- of gemengd milieu. Herstructurering van de woon-, werk- en voorzieningenmilieus moet deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. In de gebieden aangemerkt als 'Woonwijk' is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus. De voorgenomen ontwikkeling past binnen dit ontwikkelingsperspectief.

3. Gebiedskenmerken

In deze paragraaf worden de huidige ruimtelijke kenmerken van het (bestemmings)plangebied beschreven op vier lagen: op het niveau van de natuurlijke laag, de laag van de agrarische cultuurlandschappen, de stedelijke laag en de lust & leisurelaag.

De natuurlijke laag

De natuurlijke ondergrond kent in de IJsseldelta een afwisselend patroon van waterlopen, geulen, laag gelegen natte gronden en hoger gelegen droge zandgronden. In het plangebied bevindt zich een natuurlijke zandrug - de Oosterholtseweg - waarop IJsselmuiden zich in eerste instantie op ontwikkelde. Ten noorden van de zandrug bevinden zich lager gelegen veengronden. De aardkundige waarden van de zandrug en de natuurlijke hoogteverschillen zijn in het (bestemmings)plangebied voor een belangrijk deel behouden gebleven. Uitgangspunt is dat de hoogteverschillen tussen plangebied en zandrug herkenbaar blijven. Het plangebied zal opgehoogd worden, maar minder hoog dan de hoogte Oosterholtseweg.


De laag van de agrarische cultuurlandschappen

In het (bestemmings)plangebied is het agrarische cultuurlandschap in de loop der tijd getransformeerd tot bebouwd gebied. De sterke relatie tussen de natuurlijke ondergrond en het organisch gegroeide lint (Oosterholtseweg) is echter nog steeds herkenbaar en wordt hoog gewaardeerd. Het feit dat een deel van de lager gelegen gronden onbebouwd zijn, draagt bij aan de beleving hiervan. Evenals de doorzichten van hoog naar laag. Door de beoogde langzaam verkeersverbindingen tussen de Oosterholtseweg en de Oosterlandenweg kunnen de hoogteverschillen tussen de zandrug en het plangebied beleefbaar blijven.


De stedelijke laag

De historische linten op de zandruggen hebben zich in de loop der tijd meer en meer verdicht met bebouwing en kenmerken zich door een heterogene, kleinschalige (dorpse) bebouwingsstructuur. Karakteristiek zijn de verspringingen in de rooilijn, de oriëntatie van de woningen op de weg, de variatie in kaprichtingen en bebouwingsleeftijden én de open ruimten tussen de bebouwing (vaak nog restanten van oude buitens). Ten noorden van de Oosterholtseweg zijn de meer planmatig aangelegde uitbreidingswijken tot stand gekomen. Karakteristiek is het onderscheid tussen het organisch gegroeide lint van bebouwing en de planmatig aangelegde uitbreidingen ten noorden daarvan. In het plan voor het Sonnenbergkwartier wordt hierop ingespeeld door in het zuidelijke deel de bebouwingsschaal aan te laten sluiten op de bestaande bebouwing aan de Oosterholtseweg.


De lust en leisure laag

Het landschap van de IJsseldelta vormt een belangrijk onderdeel van de cultuur en identiteit van IJsselmuiden. Bijzonder is dat dorp en landschap sterk met elkaar zijn verweven, onder andere via de Oosterholtseweg. Het beoogde plan sluit met routes en groenstructuren aan op de bestaande Oosterholtseweg en de Oosterlandenweg. Het gebied is op deze wijze verbonden met zowel het buitengebied als de dorpskern.

Relatie met het plan

De beoogde ontwikkeling sluit aan op de kenmerken/lagenbenadering uit de provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.

2.2.3 Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta

De provincie Overijssel heeft besloten om het beleid voor de Nationale Landschappen in Overijssel voort te zetten. De begrenzing van de Nationale Landschappen is in de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze begrenzing is ruim gesteld zodat een logische eenheid is ontstaan.

De opgave voor deze Nationale Landschappen is het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Ook de recreatieve toegankelijkheid moet vergroot worden.

Het plangebied ligt midden in het dorp IJsselmuiden. De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap IJsseldelta worden niet aangetast door de planontwikkeling. Door versterking van de kern van het dorp met de kerk en de woonfunctie wordt een bijdrage geleverd aan de vitaliteit en leefbaarheid van het dorp.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Kampen 2030

Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de gemeenteraad. Dit strategische document bevat de uitgangspunten voor het ruimtelijk beleid. In de visie wordt aangegeven hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De structuurvisie is een richtinggevend document. In de Structuurvisie zet Kampen in op inbreiding en afbouwen van in gang gezette ontwikkelingen, waaronder wonen in het Sonnenbergkwartier te IJsselmuiden (Pagina 62 kaart bij Ontwikkeling wonen, ontwikkelingslocaties). Voorliggend omschreven plan past dan ook in het gemeentelijk beleid.

In de structuurvisie wordt ruimte gegeven aan nieuwe ontwikkelingen in zowel Kampen, IJsselmuiden als de kleine kernen. In IJsselmuiden is de kleinschalige maat, schaal en korrel van de 'organisch gegroeide' dorpse linten de belangrijkste identiteit. Algemeen uitgangspunt in de Structuurvisie is dat bestaande en nieuwe woonontwikkelingen vooral gebruik maken van bestaande voorzieningen. Op die manier kan de sociale samenhang met de bestaande stad gewaarborgd worden en wordt het draagvlak voor bestaande voorzieningen verbeterd. Door de situering van nieuwe woningen binnen het plangebied Sonnenbergkwartier nabij de dorpskern wordt hier invulling aan gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0003.png" Afbeelding 3: Uitsnede Structuurvisie Kampen 2030

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0004.png"

Afbeelding 4: Uitsnede legenda behoorde bij kaartuitsnede Structuurvisie Kampen 2030

De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de structuurvisie: het plangebied is in de kaart behorende bij de Structuurvisie aangewezen als ontwikkellocatie Wonen.

2.3.2 Gebiedsvisie IJsselmuiden

Op 21 juli 2011 is voor het dorp IJsselmuiden een gebiedsvisie vastgesteld. Dit is een uitwerking van de Structuurvisie Kampen 2030. In deze paragraaf zal, voor zover relevant voor het plangebied, kort worden ingegaan op de in de Gebiedsvisie benoemde waarden/kwaliteiten van IJsselmuiden.

Op niveau van het hele dorp zijn de zogenaamde structuurdragers aangewezen/benoemd als kwaliteiten en kenmerken. Relevant voor de beoogde ontwikkeling zijn:

  • De historische linten op de zandruggen (daarbij gaat het uitdrukkelijk niet alleen om de bebouwingsstructuur, maar ook om routes, de aan die route ontstane bebouwing, de beplantingsstructuur en de aardkundige waarden van de zandruggen.
  • De zogenaamde drietand van wegen (Trekvaart, Burgemeester van Engelenweg en Baan) als oude verbindingen tussen de zandgronden en de stad Kampen met begeleidende bebouwings-, beplantings- en waterstructuur (Trekvaart).
  • De planmatige uitbreidingen, kenmerkend zijn het 'geplande' karakter van de wijken en de scheiding van functies. Een groot deel van het deelgebied bestaat uit monofunctionele woonwijken. De voorzieningen (commercieel, educatief, religieus) zijn veelal geclusterd in gebieden met een grotere maat of 'korrel' aan bebouwing.

Uitgangspunt van de gebiedsvisie is om het onderscheid tussen de gebieden helder te houden en aan te sluiten bij de kenmerken en kwaliteiten van de verschillende gebieden. Het Sonnenbergkwartier maakt samen met de Oosterlandenweg onderdeel uit van de planmatige uitbreidingen, waarbij in de randen wordt aangesloten op de Oosterholtseweg en de Burgemeester van Engelenweg. De beoogde ontwikkeling sluit hier op aan door de bouwhoogtes en bouwmassa's naar deze randen 'af te bouwen'.

2.3.3 Dorpsvernieuwing IJsselmuiden, stedenbouwkundige visie en randvoorwaarden (2020)

Om ruimtelijke en programmatische kaders mee te geven aan de herontwikkeling van een aantal dicht bij elkaar gelegen locaties in het hart van de naoorlogse uitbreidingen van IJsselmuiden is de stedenbouwkundige visie dorpsvernieuwing IJsselmuiden opgesteld (vastgesteld door de gemeenteraad april 2020). De visie gaat in op drie gebieden (Scholenlocaties/Drostenstraat/Erfgenamenstraat, Sonnenbergkwartier en Slenke Es/Trekschuit). Het betreft meerdere separaat te ontwikkelen gebieden met elk hun eigen specifieke eigenschappen en uitdagingen.

Voor het Sonnenbergkwartier is de opgave beschreven om met de invulling van het gebied een overgang vorm te geven tussen de grotere schaal van het Kulturhus en de kleinere schaal van de bebouwing langs de Burgemeester van Engelenweg en Oosterholtseweg. Daarbij zijn randvoorwaarden geformuleerd voor onder meer de inpassing van appartementen en het kerkgebouw. Bij de toelichting op het stedenbouwkundige plan wordt nader ingegaan op de wijze waarop deze visie is uitgewerkt in de stedenbouwkundige opzet van de beoogde ontwikkeling.

2.3.4 Regionale Woonagenda West-Overijssel

Op 2 maart 2021 heeft het college van B&W de regionale woonagenda West-Overijssel vastgesteld. Hierin staan meerjarige afspraken tussen de provincie Overijssel, de gemeenten en partners In West-Overijssel over opgaven en ambities. Centraal in de woonagenda West-Overijssel staat de grote woonopgave voor de komende tien jaar waarbij er in West-Overijssel circa 40.000 woningen gebouwd moeten worden. Dit betekent dat gemeenten als Kampen de woningbouwproductie aanzienlijk moeten versnellen. De woonopgave is gebaseerd op een verwachte groei van het aantal huishoudens met 35.000 tot 40.000. De onderbouwing hiervoor is gebaseerd op primos-prognoses, BPD hittekaart, de krapte-indicator, migratie-onderzoek RIGO en meerdere woonbehoefte-analyses. In de Woonagenda West-Overijssel wordt Kampen genoemd als gemeente met de nadruk op “centraal wonen” omdat Kampen én de kern IJsselmuiden een NS-station hebben. Onder “centraal wonen” wordt een groen-stedelijk, suburbaan woonmilieu verstaan.

In de regionale Woonagenda West-Overijssel wordt voorts geconstateerd dat de opgave 40.000 woningen is, terwijl de harde en zachte plancapaciteit tezamen 26.000 woningen is. Er ligt dus een forse zoekopgave naar geschikte locaties voor woningbouw. Het toevoegen van nieuwe woningen gebeurt in beginsel binnenstedelijk of in de directe nabijheid van bestaande kernen. Zoals reeds aangegeven, is de behoefte aan nieuwe woningen groot. Geconcludeerd kan worden dat het project Sonnenbergkwartier als binnenstedelijke ontwikkeling een goede bijdrage levert aan de invulling van deze forse zoekopgave.

2.3.5 Bouwsteen Wonen

In aanloop naar de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Bouwsteen Wonen opgesteld en in oktober 2021 heeft de raad dit beleid vastgesteld. Dit document is de opvolger van de Woonvisie 2016-2021. In de Bouwsteen Wonen is aangegeven dat vanwege de grote vraag naar woningen het toevoegen van haalbare woningbouwplannen in de gemeente noodzakelijk is. Er is sprake van een grote woningbouwopgave.

Belangrijke maatregelen uit de Bouwsteen Wonen zijn onder andere:

  • Beschikbaarheid van woningen

Er wordt ingezet op het bouwen van meer woningen en stimuleren van de doorstroming: Sonnenbergkwartier voorziet met de bouw van 47 woningen in meer beschikbaarheid van woningen in de binnenstad van IJsselmuiden. Deze toevoeging op de woningmarkt, voornamelijk gericht op senioren, zal voor doorstroming zorgen waardoor ook starters een kans maken op de woningmarkt.

  • Betaalbaarheid

De gemeente wil een plek blijven waar ook lagere en middeninkomens een fijne woonplek kunnen vinden; Door de bouw van 16 sociale huurwoningen in het Sonnenbergkwartier, voorziet het plan in aanbod van woningen voor lagere en middeninkomens.

  • Ruimte voor kwaliteit

In de gemeente Kampen wordt ruimte geboden aan bijzondere woonmilieus, ook bij grotere gebiedsontwikkelingen. Ook wordt ruimte geboden aan bijzondere woonconcepten, bijvoorbeeld voor senioren; De bouw van appartementen in het Sonnenbergkwartier vindt plaats onder hoge kwaliteit, de appartementen zowel in het segment huur als koop zijn levensloopbestendig, beide complexen zullen voorzien worden van een lift. Bij de inrichting van de openbare ruimte is aandacht voor ruimtelijke kwaliteit en behoud van bestaand groen.

  • Aandacht voor leefbaarheid en duurzaamheid

De locatie Sonnenbergkwartier bevindt zich op een centrale plek in het dorp IJsselmuiden; dichtbij voorzieningen als een supermarkt en aangrenzend aan het plein bevindt zich het Kulturhus met onder andere een bibliotheek. De toevoeging van de woningen draagt bij aan versterking van de leefbaarheid. De woningen zullen verder voldoen aan duurzaamheidseisen, net als de inrichting van de openbare ruimte.

  • Samenwerking en ruimte voor initiatieven

De gemeente kan en wil het niet alleen doen. Voor de woonopgave van de komende jaren moet nog meer dan in het verleden samen gewerkt worden met marktpartijen, corporaties en particulieren. Waar mogelijk worden werkzaamheden en verantwoordelijkheden bij het maatschappelijk middenveld gelegd. Waar nodig en publiekrechtelijk wenselijk neemt de gemeente de regie. Het plan Sonnenbergkwartier is opgesteld in samenwerking met marktpartijen, woningcorporatie en een maatschappelijke organisatie. De gemeente blijft hierin wel de regie voeren, maar de andere partijen realiseren in de uitvoeringsfase de bouwwerken.

Belangrijke doelgroepen voor de kwalitatieve opgave zijn starters, doorstromers en senioren. De vergrijzing leidt tot meer alleenstaande huishoudens en het aandeel ouderen met een eigen woning neemt fors toe. Oudere huishoudens die willen verhuizen, zijn hierdoor niet meer alleen op de sociale huursector aangewezen, maar ook op de koopsector en de markthuur. Ouderen wonen daarnaast graag in de nabijheid van voorzieningen. Sonnenbergkwartier is als centrale plek in IJsselmuiden dicht bij voorzieningen de plek om dit aanbod te realiseren met zowel koop- als huurappartementen.

In de Bouwsteen Wonen is de leidraad 30-40-30 opgenomen. Dit betekent dat 30 procent van de woningen in de categorie goedkoop dient te vallen, 40 procent middelduur en 30 procent duur. Voorts is het streven om circa 20 procent sociale huur te realiseren, als percentage van het totaal. Deze leidraad staat niet per locatie vast. Wel is de wens om in alle categorieën voldoende woningen te bouwen, zodat er gemixte woonwijken ontstaan. Voorliggend stedenbouwkundig ontwerp voorziet hoofdzakelijk in appartementen; 27 koopappartementen en 16 sociale huurappartementen. Daarnaast zijn er 4 twee-onder-één-kap woningen gepland. Dit is een gemixt aanbod, maar voldoet niet volledig aan de richtlijnen zoals opgenomen in de Bouwsteen Wonen. Het woningmarktonderzoek uit 2017 liet al zien dat het aandeel huishoudens in de leeftijd van 75 jaar en ouder stijgt, in IJsselmuiden nog meer dan in Kampen. Hierdoor neemt ook het aandeel kleine huishoudens en de behoefte aan levensbestendige woningen toe. Voor deze groep geldt dat de locatie ten opzichte van voorzieningen een belangrijke factor is. Inmiddels is de woningmarkt ten opzichte van 2017 veranderd. De prijzen zijn gestegen (het afgelopen jaar 17,5%) en de schaarste op de woningmarkt is groot. De vraag naar (betaalbare) appartementen is hierdoor nog meer gestegen. Wegens deze behoefte aan appartementen op een centrumlocatie is gekozen om af te wijken van de leidraad 30-40-30. Het gaat om een binnenstedelijke locatie dichtbij voorzieningen waardoor er voor deze locatie is gekozen om meer sociale huur te realiseren, ongeveer 30%. Bij de inschrijving voor de eerste 24 sociale huurappartementen aan de Drostenstraat waren 600 belangstellenden. Dit laat zien dat de behoefte naar sociale huurappartementen enorm is.

2.3.6 Huisvestingsopgave wonen en zorg

In 2021 is door Companen onderzoek gedaan naar de huisvestingsopgave op het gebied van wonen en zorg in de gemeente Kampen. Hieruit komt naar voren dat in de komende 10 jaar het aantal ouderen in Kampen van ca. 9.500 naar ca. 13.300 stijgt. Maar liefst 37% van alle huishoudens is straks 65 jaar of ouder, waardoor de behoefte aan levensloopbestendige woningen stijgt. In IJsselmuiden is het huidige aanbod voor deze doelgroep gering: slechts 24% van de corporatiewoningen is geschikt en maar 3% van de koopwoningen. Aangezien een gedeelte van de senioren een steeds hogere inkomens- en vermogenspositie heeft, gaat het zowel om huur- als koopwoningen in verschillende prijsklassen. De woningbouw in Sonnenbergkwartier is niet specifiek en alleen voor senioren bedoelt, maar de gelijkvloerse appartementen met een lift op een locatie dichtbij voorzieningen zijn wel uitermate geschikt (levensloopbestendig). Tijdens de informatieavond over de planvorming Sonnenbergkwartier op 8 juli 2021 toonden ook veel senioren belangstelling voor deze appartementen.

2.3.7 Plan van aanpak versnelling woningbouw 2021

Het plan van aanpak versnelling woningbouw is op 23 maart 2021 vastgesteld in het college van B&W. De strategie is gericht op het verhogen van de woningproductie naar gemiddeld 400 woningen per jaar. De hoofdlijn in de strategie is:

  • Bestaande projecten zoals Reeve 1, De Bakkerij en Sonnenbergkwartier versneld realiseren waarbij voor Sonnenbergkwartier de planning is om in 2023 te starten en het project zo snel mogelijk te realiseren;
  • Binnenstedelijke projecten worden zo veel mogelijk versneld en gestimuleerd. Sonnenbergkwartier draagt met de 47 woningen bij aan de woningbouwopgave in IJsselmuiden;
  • Kampen Zuidwest is genoemd als sleutelproject in de regionale woonagenda West Overijssel en dit project moet in de periode tot 2030 de grootste kwantitatieve bijdrage leveren aan de woonopgave.
2.3.8 Groenstructuurvisie (2012)

Het groen in de bebouwde omgeving bepaalt mede de kwaliteit van het woon- en leefmilieu voor alles en iedereen die er gebruik van maakt. De gemeente Kampen voert een groenbeleid om hier gericht op te kunnen sturen. In de Groenstructuurvisie, vastgesteld 4 oktober 2012, zijn de ambities en doelen op het gebied van groen vastgelegd.

De Groenstructuurvisie heeft betrekking op het totale areaal openbaar groen van de bebouwde kommen van Kampen, IJsselmuiden en de kleine kernen. Daarnaast geeft de visie aan welke particuliere groengebieden van betekenis zijn voor de groenstructuur.

Relatie met het plan
Het Sonnenbergkwartier sluit aan de noordzijde aan op de Oosterlandenweg en aan de zuidzijde aan de Oosterholtseweg. Beide wegen zijn met hun forse bomenrijen de structuurdragers van het groen.

Vanuit het stedenbouwkundig programma is er oog voor het contrast tussen de dorpse en de stedelijke schaal. De groenvoorziening versterkt dit contrast. Het bestaat met name uit gras, hagen en bomen. Van verspreid staande bomen van de 1e grootte, tot het doorzetten van de huidige bomenrij langs Laanzicht. Deze bomenlaan vormt een beeldbepalend element.

Door de bomen voldoende ruimte te geven, kunnen deze uitgroeien tot volwaardige waardevolle bomen. Ook de watergangen langs de randen van het plangebied vormen onderdeel van de groenstructuur. Rond de percelen van de nieuwbouw (koopappartementen en kerk) worden hagen geplant. Dit versterkt het dorpse karakter. De overgangen tussen het hoger gelegen nieuwbouwplan en de lager gelegen omliggende percelen wordt zoveel mogelijk natuurlijk en groen opgelost.

Op basis hiervan is verzekerd dat de hoofdgroenstructuur rondom het plangebied niet wordt aangetast en dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de Groenstructuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0005.png"

Afbeelding 5: Uitsnede kaart Groenstructuurvisie

2.3.9 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (2010)

Een van de beschikbare handvatten voor het te hanteren verkeers- en vervoerbeleid is een te maken integraal Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP). De gemeente Kampen heeft dit beleid vertaald in het GVVP 2010. Hierin zijn de volgende ambities opgenomen: De gemeente wil:

  • blijven bewegen: voorzien in de mobiliteitsbehoefte van haar eigen inwoners en de vervoersbehoefte van de productie-, distributie- en (landbouw)bedrijven in de gemeente;
  • verder kunnen groeien: kunnen realiseren van de opvangfunctie voor woningen, bedrijven en regionale onderwijsinstellingen in de regio;
  • de regio aanjagen: de gemeente laten functioneren als economische motor;
  • een aantrekkelijke plek zijn: de (binnen)stad laten functioneren als regionaal centrum voor winkelvoorzieningen, recreatie, cultuur en zorg;
  • veilig zijn: ruimte reserveren voor veilige en leefbare plekken voor bewoners;
  • blijven ademen: overschrijding van lucht- en geluidsnormen actief voorkomen.

Overigens staat het in de planning om in 2023 een nieuwe mobiliteitsvisie vast te laten stellen.

Relatie met het plan

Het inbreidingsplan Sonnenbergkwartier past bij voornoemde ambities om Kampen verder te laten groeien. De situering maakt dat de locatie goed en veilig bereikbaar is.

2.3.10 Extern veiligheidsbeleid

Het doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico’s in de gemeente Kampen aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico’s dient te worden omgegaan. Bij externe veiligheid gaat het om de risico’s op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich voor rondom zowel risicovolle inrichtingen, transportassen of buisleidingen waarover respectievelijk waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota’s. Invulling geven aan wettelijke verplichtingen en beleid vormt een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid. Dit betekent dat onder meer nadere invulling wordt gegeven aan de omgang met groepsrisico en plaatsgebonden risico. Er zijn vele redenen om de gemeentelijke beleidsruimte bij de omgang met externe veiligheid te benaderen vanuit één gemeentelijke visie. De belangrijkste staan hieronder weergegeven:

    • Zorg dragen voor één duidelijke aanpak vanuit alle gemeentelijke taken.
    • Tijdige afstemming met alle betrokkenen.
    • Afstemming met de (ruimtelijke en economische ontwikkelingen) welke de gemeente nastreeft.
    • Efficiency: een externe veiligheidsbeleid zorgt er voor dat al veel belangrijke informatie bekend is en besluiten sneller kunnen worden genomen.

Risicobronnen bestaan uit risicovolle inrichtingen en transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit een inventarisatie blijkt dat zich in Kampen relatief weinig risicobronnen bevinden. De gemeente Kampen streeft naar een verantwoord evenwicht tussen risico’s en de behoefte aan de activiteiten die de risico’s veroorzaken. Daartoe conformeert de gemeente Kampen zich aan haar wettelijke verplichtingen. Daar waar de gemeente als bevoegd gezag een beoordelingsvrijheid heeft maakt zij in dit beleidsdocument keuzes op het gebied van externe veiligheid. Die keuzes hebben de vorm van algemene uitgangspunten en gebiedsgerichte ambities.

Relatie met het plan

Onderliggend plan maakt geen activiteiten mogelijk die risico’s veroorzaken. In paragraaf 3.3.6 Externe veiligheid wordt hier dieper op ingegaan voor onderliggend plangebied, waarbij gekeken wordt naar de invloed van mogelijk aanwezige risicobronnen in de omgeving van het plangebied en het eventuele effect daarvan op het plan.

2.3.11 Welstandsnota

De gemeente Kampen wil zorgvuldig omgaan met de gebouwde omgeving. Bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit zijn onder meer het uiterlijk van individuele gebouwen en bouwwerken. De gemeente wil de kwaliteit van de bebouwing behouden en in een aantal gebieden verbeteren. In de welstandsnota wordt voor de aanvragers van een omgevingsvergunning beschreven aan welke criteria bouwwerken moeten voldoen.

Relatie met het plan

De beoogde ontwikkeling is in feite een inbreidingsplan in het bestaande dorpse weefsel van IJsselmuiden. In het noordelijke deel van de het plangebied wordt met name aangesloten op de maat en schaal van de bestaande bebouwing zoals het Kulturhus en de bebouwing van het Oosterlandenerf. In het zuidelijke deel sluit de nieuwbouw aan bij de bestaande bebouwing langs de Oosterholtseweg en Kerkepad.

Het welstandsbeleid beschrijft de ambitie om met nieuwbouw de historische dorpsstructuur te versterken. Het beoogde plan draagt bij aan het versterken van een aantal 'structuurdragers' zoals de Oosterlandenweg en het creëren/versterken van de noord-zuid verbindingen in het dorp (onder andere tussen de Oosterholtseweg en de Oosterlandenweg). Door hier functies en bebouwing aan te situeren, wordt de betekenis en kwaliteit van deze verbindingen versterkt. In die zin draagt het plan in positieve zin bij aan de ambities van de welstandsnota.

Voor de beoogde ontwikkeling wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld, dit beeldkwalteitsplan wordt vastgesteld als onderdeel van de welstandsnota.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in combinatie met artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht het college van B&W onderzoek te doen naar de relevante feiten en de af te wegen belangen die bij bestemmingsplanherziening komen kijken. In dit hoofdstuk zal dan ook op de voor het onderhavige plangebied relevante aspecten worden ingegaan. Allereerst zal de stedenbouwkundige opzet voor het plangebied worden uiteengezet, waarna nader wordt ingegaan op de aspecten die samenhangen met het milieu, zoals archeologie, ecologie, luchtkwaliteit, geluid en externe veiligheid.

3.2 Ontwikkelingsgeschiedenis

3.2.1 De landschappelijke en cultuurhistorische context

In het Sonnenbergkwartier komen verschillende structurerende delen van de dorpsstructuur bij elkaar: de oude dorpslinten Oosterholtseweg (zandrug) en Burgemeester van Engelenweg en de zogenaamde planmatige uitbreidingen van IJsselmuiden. Kenmerkend voor de oude linten is de gevarieerde en kleinschalige bebouwing op relatief grote percelen. In de planmatige uitbreidingen zijn woningen meer seriematig ontwikkeld en zijn voorzieningen vaak in grotere en geclusterde vorm aanwezig. Het Sonnenbergkwartier was lange tijd een gebied met een 'landelijk' karakter, waarin ook de toenmalige manege een logische functie was. Nog langer daarvoor lag in de omgeving van het huidige Sonnenbergkwartier het landgoed Laanzicht. In het plan Koster/ Oosterlandenerf is de oude lijn van landgoed Laanzicht weer herkenbaar gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0006.png"

Afbeelding 6: Huidige situatie plangebied 2021

De opgave
In het Sonnenbergkwartier ligt de nadruk op het maken van een nieuw stuk dorp opgespannen tussen Oosterlandenweg en Oosterholtseweg. De Oosterlandenweg verandert door de ontwikkeling niet enorm, maar wordt hierdoor wel nadrukkelijk onderdeel van een reeks structurerende oost-west gerichte groene ruimten in IJsselmuiden. De juiste inpassing van het programma met oog voor het contrast tussen dorpse en stedelijke schaal speelt hierbij een grote rol. Daarnaast is het aanbrengen van een verbindende structuur in noord-zuidrichting belangrijk om het gebied te verweven met de rest van IJsselmuiden.

Het Sonnenbergkwartier is binnen IJsselmuiden een belangrijke locatie om woningbouw toe te voegen, waaronder ook sociale huurwoningen. Daarnaast biedt het gebied ruimte voor de nieuwbouw van een kerk met bijbehorende parkeervoorzieningen. Daarnaast is er in het gebied nog een opgave vanuit parkeren: bij de realisatie van het Kulturhus is er vanuit gegaan dat bij de verdere ontwikkeling van het Sonnenbergkwartier aanvullende parkeerplekken voor het Kulturhus worden gerealiseerd. Door het dubbelgebruik van parkeerplekken voor de kerk, kan aan deze opgave invulling worden gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0007.png"

Afbeelding 7: Schets hoofdopzet plangebied

3.2.2 Hoofdopzet van het plan

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0008.png"

Afbeelding 8: vastgesteld Stedenbouwkundig Ontwerp door gemeenteraad d.d. 16 december 2021

Naar aanleiding van de genoemde overleggen is de stedenbouwkundige schets op enkele onderdelen nog aangescherpt, namelijk:

  • de vorm en invulling van het huurappartementencomplex is gewijzigd; ook het aantal sociale huurappartementen is van 15 naar 16 gewijzigd;
  • in overleg met omwonenden is de bestaande sloot in het westen van het plangebied gewijzigd;
  • in overleg met Loostad Vastgoedontwikkeling B.V. en het waterschap Drents Overijsselse Delta zijn nog aanpassingen gedaan aan de bestaande watergang in het noorden van het plangebied.

Een eerder stedenbouwkundig ontwerp dan het ontwerp waar het bestemmingsplan op is gebasseerd is voorgelegd aan omwonenden, men heeft kunnen reageren en de reactie daarop ontvangen en ook op basis van de gemaakte opmerkingen is het stedenbouwkundig ontwerp gewijzigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0009.png"

Afbeelding 9: Stedenbouwkundig ontwerp, waarin ook al inzicht wordt gegeven in de uitwering van de openbare ruimte.

Het bestaande Kulturhus en het bestaande parkeerterrein zijn belangrijke bestaande 'ingrediënten' voor de hoofdstructuur van het Sonnenbergkwartier. Ook de bestaande ingang via Laanzicht vanaf de Oosterlandenweg is een bepalend element. In de stedenbouwkundige structuur wordt de lijn van Laanzicht nog duidelijker als structurerend element ingezet door deze te voorzien van een bomenlaan in noord-zuid richting die het gebied in twee delen verdeelt: een deel aan de oostzijde dat bij het Kulturhus hoort, en het deel aan de westzijde waar ruimte voor de woningbouw en de kerk is. Ter hoogte van de school wordt een kiss-en-ride lus ingepast, waar de bomenstructuur in door loopt. Deze kiss-en-ride kan doordeweeks ruimte bieden aan ouders/verzorgers die hun kinderen naar school brengen, tijdens kerkdiensten kunnen kerkgangers hier parkeren.

Van oost naar west wordt er langs de Oosterlandenweg een samenhangend beeld nagestreefd. Het bestaande profiel van de Oosterlandenweg met een watergang en doorgaande bomenrij wordt gehandhaafd, waarbij het water aan de westzijde in het gebied wordt verbonden met een bestaande watergang aan de achterzijde van percelen aan de Burgemeester van Engelenweg. Het bestaande parkeerterrein aan de westzijde van het gebied wordt samen met de bestaande bomen ingepast in het stedenbouwkundige plan. Dit bestaande parkeerterrein wordt vanuit het gebied zelf ontsloten, voetgangers en fietsers kunnen vanaf de Oosterlandenweg via dit parkeerterrein het gebied in. Zo ontstaat er voor langzaam verkeer ook een tweede verbinding tussen Oosterlandenweg en Oosterholtseweg (naast het al aanwezige pad langs het zwembad).

Onderdeel van het plan is de aanpassing van het bestaande parkeerterrein bij het Kulturhus. De ruimtelijke structuur van het parkeerterrein wordt grotendeel in tact gelaten, wel wordt een extra rijbaan en ontsluiting vanaf Laanzicht toegevoegd. Ook is het voorstel om de parkeervakken duidelijker te markeren. Deze aanpassingen moeten er toe leiden dat het parkeerterrein beter en efficiënter gebruikt kan worden.

3.2.2.1 Noordelijke plandeel: appartementen

Door de komst van het Kulturhus is er begin deze eeuw een nieuwe schaal aan IJsselmuiden toegevoegd. De nieuwbouw moet de schaalverhouding, waarbij nieuwbouw kleiner is dan kenmerkende gebouwen zoals de Goede Herderkerk (hoogte circa 16 meter), weer herstellen. In de stedenbouwkundige opzet wordt aan de Oosterlandenweg een gebouw voorgesteld met een hoogte van 4 lagen (hoogte maximaal 13 meter). Aan de zijde van de Oosterlandenweg krijgt dit gebouw een beperkte 'frontbreedte'. Door de afmetingen en de wijze waarop het gebouw aan de Oosterlandenweg ligt, vormt het een intermediair tussen de bouwmassa van Kulturhus, het appartementengebouw aan de overzijde van de Oosterlandenweg en de Goede Herderkerk. De bouwhoogte van 4 lagen (waarbij de 4e laag deels terugliggend wordt uitgevoerd) is mede inpasbaar door het ruime groene profiel van de Oosterlandenweg.

Het appartementengebouw krijgt een alzijdige uitstraling, dit is wenselijk aangezien het gebouw rondom door openbare ruimte wordt omringd. De lange zijden van het gebouw kaderen samen met de doorgaande bomenstructuur de pleinruimte van het Kulturhus in. Door de positie van het gebouw zijn vanaf de Oosterlandenweg doorzichten in de richting van de Oosterholtseweg en vice versa mogelijk. Aan de westzijde van het appartementengebouw zijn de parkeerplekken voor de appartementen gesitueerd.

3.2.2.2 Centraal plandeel: kerkgebouw

Centraal in het gebied is een kavel van ca 2.500 m2 gereserveerd voor de nieuwbouw van een kerk. De ligging van de kerk centraal in het Sonnenbergkwartier maakt het goed mogelijk om de bestaande en nieuwe parkeerplekken centraal te clusteren en zo dubbelgebruik van parkeren (tbv kerk, school, Kulturhus) te stimuleren. De kerk staat centraal in het gebied, zeker zichtbaar, maar niet dominant en beeldbepalend voor het Sonnenbergkwartier. Daarmee blijft de Goede Herderkerk op de markante hoek Oosterlandenweg - Burgemeester van Engelenweg dominant in de stedenbouwkundige structuur van IJsselmuiden. Door de ligging centraal in het Sonnenbergkwartier kan de kerk indien gewenst aan bepaalde zijden (bijvoorbeeld de west- en zuidzijde) een meer gesloten karakter krijgen, wat wellicht beter aansluit bij het deels gesloten karakter van de bebouwing.
Op het perceel is een bouwmassa (hoofdmassa) ten behoeve de kerkfunctie toegestaan met een maximaal bebouwingspercentage van ca. 60% (exclusief gebouwde fietsparkeervoorzieningen).

De kerk zal zich door de relatief grote massa en samen met het Kulturhus en het zwembad duidelijk manifesteren als één van de grote gebouwen in het Sonnenbergkwartier. Uitgangspunt is dat het gebouw, ondanks de ligging 'in de tweede lijn' nadrukkelijk zichtbaar is vanaf de Oosterlandenweg. De situering van het hogere deel van het kerkgebouw en de kerktoren moet dit ondersteunen, hierdoor staat de kerk ook echt aan de grotere pleinruimte bij Kulturhus.

Stedenbouwkundig heeft een gebouwentree aan de oostzijde de voorkeur, in het zicht vanaf de huidige entree van het Sonnenbergkwartier vanaf de Oosterlandenweg. Hierdoor krijgt de kerk een 'adres' in het zicht vanaf de Oosterlandenweg en vanaf de parkeerlus / kiss-en-ride lus.

De maximale bouwhoogte van de kerk is min of meer gelijk aan de hoogte van het huidige Kulturhus (ca. 14 meter), de kerktoren mag hier boven uit steken. Als principe geldt daarbij dat de grotere hoogte van de kerk met name aan de noord en oostzijde van het gebouw worden gerealiseerd, aan de zuid- en westzijde is het afbouwen van de hoogte wenselijk.

3.2.2.3 Zuidelijk plandeel: appartementen en grondgebonden woningen

In het zuidelijke deel is een appartementengebouw met sociale huurwoningen voorzien. De schaal van dit appartementengebouw sluit met een bouwhoogte van 3 lagen aan op de relatief grote bouwmassa van de kerk. Door de relatief grote afstand ten opzichte van de bestaande belendende woonbebouwing en grote open ruimtes, is deze bouwmassa inpasbaar op deze locatie. Door de appartemententypologie kan meer openbare ruimte gecreëerd worden, aan de oostzijde van het gebouw is ruimte voor openbaar groen met een voetpad.

In het meest zuidelijke deel zijn 4 twee-onder-één-kap woningen die aansluiten bij de maat en schaal van de bebouwing aan de Oosterholtseweg voorzien. Deze woningen worden ontsloten vanaf de Oosterholtseweg, daarmee zijn deze woningen ruimtelijk en functioneel nog sterker met de Oosterholtseweg verbonden. De ontsluiting van de 4 twee-onder-één-kap woningen zal een beperkte toename van verkeer op de Oosterholtseweg betekenen.

Het toevoegen van woningen in het zuidelijke plandeel is van belang om daarmee ook de sociale veiligheid in dit deel te waarborgen.

3.2.3 Relatie met stedenbouwkundige visie (dorpsvernieuwing IJsselmuiden)

In het rapport Dorpsvernieuwing IJsselmuiden zijn randvoorwaarden gegeven en is een voorbeeldverkaveling geschetst met daarin 32 woningen binnen de huidige grenzen van de gebiedsontwikkeling. In de uitwerking van het stedenbouwkundige plan zijn op onderdelen andere keuzes gemaakt. Dit mede met het oog op het gewenste woningbouwprogramma en financiële haalbaarheid. Onderstaand worden deze keuzes nader toegelicht.

Het Sonnenbergkwartier is een centrum-dorpse locatie met op loopafstand zorgvoorzieningen, sportvoorzieningen en een supermarkt. De locatie leent zich goed voor doelgroepen die specifiek deze voorzieningen in de directe nabijheid nodig hebben c.q. waarderen. Uit recent uitgevoerde onderzoek Wonen en Zorg van Companen blijkt dat er veel vraag is naar woningen die geschikt zijn voor ouderen, zeker in IJsselmuiden. Dit geldt voor zowel de huur- als koopsector. Het toevoegen van woningen voor deze doelgroepen is gunstig voor de woningmarkt. Senioren laten vaak een eengezinswoning achter die vervolgens voor jongere huishoudens beschikbaar kan komen.

Gestapelde sociale huurwoningen

In het zuidelijke deel is er ten opzichte van de stedenbouwkundige visie voor gekozen om gestapelde sociale huurwoningen in plaats van grondgebonden woningen te situeren. Dit sluit beter aan op de beschreven woningbehoefte en past ook beter bij de kansen die dit gebied heeft voor de oudere doelgroepen. In principe gaat het om 16 appartementen. Dit aantal is een welkome toevoeging aan het betaalbare woningaanbod in IJsselmuiden en voor de woningbouwcorporatie een waardevolle toevoeging aan hun woningvoorraad. Dit aantal is echter ook nodig om in dit marksegment dure voorzieningen zoals een lift te kunnen realiseren. De bouwhoogte van 3 lagen maakt het mogelijk om deze 16 woningen te realiseren. De bouwhoogte van 3 lagen wijkt af van de aangegeven hoogte in de stedenbouwkundige visie. Door de ruime afstand ten opzichte van bestaande belendende bebouwing is de hoogte echter wel acceptabel. De hoogte sluit ook aan op de hoogte en bouwmassa van de kerk. De appartementen gaan in deze opzet meer bij gebouwen met een vergelijkbare schaal in het Sonnenbergkwartier horen, terwijl de 4 twee-onder-één-kap woningen meer aan gaan sluiten bij de maat en schaal van de bebouwing langs de Oosterholtseweg.

Ontsluiting 4 twee-onder-één-kap woningen

In de visie is de keuze gemaakt om de 4 nieuwe woningen vanaf de Oosterlandenweg te ontsluiten. In de stedenbouwkundige uitwerking is er voor gekozen om de 4 twee-onder-één-kappers vanaf de Oosterholtseweg te ontsluiten, omdat deze woningen ruimtelijk en functioneel vooral bij de Oosterholtseweg horen. De ontsluiting van de 4 twee-onder-één-kap woningen zal een beperkte toename van verkeer op de Oosterholtseweg betekenen. Deze oplossing voorkomt ook dat er een langere doodlopende weg ontstaat in het gebied en een keerlus gecreëerd moet worden. In het gebied is eveneens een calamiteitenroute mogelijk gemaakt.

Appartementen aan de Oosterlandenweg

Het appartementengebouw aan de Oosterlandenweg in de stedenbouwkundige uitwerking is ten opzichte van de visie in het voorkeursontwerp compacter vormgegeven met een alzijdige oriëntatie. De hoofdentree van het plangebied via Laanzicht wordt op deze wijze duidelijker begeleid door bebouwing en het bestaande parkeerterrein bij het Kulturhus krijgt nu ook aan de westzijde een duidelijke begrenzing. Door de compactere gebouwvorm is het ook mogelijk om alle appartementen een goede woonkwaliteit en oriëntatie (zon/uitzicht) te geven. De bouwhoogte van het gebouw van in totaal 4 lagen (3 lagen met terugliggende 4e laag) is hoger dan in de stedenbouwkundige visie is aangegeven. Door de compactere vorm van het gebouw is deze hoogte passend. De bouwhoogte van het appartementengebouw is lager dan het Kulturhus, aangezien het Kulturhus deels hogere verdiepingshoogtes heeft. Het gebouw geeft net als in de visie vorm aan de schaalovergang van het Kulturhus naar die van de bebouwing aan de Burgemeester van Engelenweg. Ook het ruime groene profiel van de Oosterlandenweg en de grote afstanden tot omliggende bebouwing maakt dat deze hoogte inpasbaar is. Gezien vanaf de Oosterlandenweg is de bouwmassa smaller dan in de stedenbouwkundige visie is aangegeven, hierdoor ontstaan er vanaf de Oosterlandenweg diverse doorzichten in de richting van de kerk en de zuidelijker gelegen sociale woningbouw. De stedenbouwkundige uitwerking is in die zin geen letterlijke vertaling van de visie, maar biedt op een andere wijze invulling voor de overgang tussen het Kulturhus en de kleinschalige bebouwing langs de Burgemeester van Engelenweg.

Omwille van de grote vraag naar appartementen en de financiële haalbaarheid is gezocht naar mogelijkheden om meer appartementen in het gebied te realiseren. In de stedenbouwkundige uitwerking is hier invulling aangegeven door een bouwhoogte van maximaal 4 lagen, die mede door de compacte vorm van het gebouw inpasbaar is.

In de stedenbouwkundige visie werd uitgegaan van een parkeerkelder onder de appartementen. Uit de nadere uitwerking blijkt niet langer deze noodzaak. Met het oog op de financiële haalbaarheid is gekozen voor het realiseren van parkeervoorzieningen op maaiveld.

3.3 Milieu

Het uitgangspunt is dat met de realisering van het plan een goede omgevingssituatie ontstaat. Daarom zijn in het kader van deze ruimtelijke onderbouwing de (wettelijk) noodzakelijke toetsen verricht.

3.3.1 Milieuzonering

Beleidskader 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstanden hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.

In onderstaande tabel 2 is gekeken of de dichtstbijzijnde bedrijven belemmeringen opleveren voor het plangebied. Indien er sprake is van een mogelijke belemmering is nader onderzoek noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0010.png"

Tabel 2: Overzicht omliggende bedrijven

Analyse

Gezien de aanwezigheid van verschillende functies direct grenzende aan het plangebied is het aannemelijk dat er sprake is van een gemengd gebied. In tabel 2 is in de kolom zowel de richtafstand voor een rustige woonwijk als voor een gemengd gebied opgenomen.

De school HBS Ichthus is gelegen aan de noordzijde van de Oosterlandenweg. Bij de school gaat het voornamelijk om het stemgeluid van spelende kinderen op het schoolplein en dan voornamelijk in de dag periode. Om voor een goed woon- en leefklimaat te kunnen zorgdragen, is het wenselijk dat ook binnen de van toepassing zijnde contour van 10 meter (vanaf de perceelgrens van de school) geen geluidgevoelige objecten worden geprojecteerd. Binnen het bestemmingsplan zijn en worden geen geluidgevoelige gebouwen binnen de contour van 10 meter geprojecteerd.

De NGK kerk is gelegen op de hoek van de Oosterlandenweg met de Burgemeester van Engelenweg. De toegang tot de kerk is via de Burgemeester van Engelenweg. Bij de NGK kerk is de richtafstand 10 meter. Hier is met name het komen en gaan van mensen (stemgeluid en parkeren van auto's) maatgevend voor deze richtafstand. Het in het bestemmingsplan opgenomen appartementencomplex en de woningen zijn buiten deze richtafstand gesitueerd. De overige bedrijven (drogisterij) nabij de kerk hebben een richtafstand van 0 meter.

Het zwembad is ten zuiden van het plangebied gelegen met de toegang aan de oostzijde van het zwembad. Het zwembad heeft een richtafstand van 30 meter en deze is voor een deel gelegen binnen het plangebied. Belangrijkste aspecten zijn de geluidbronnen op het dak van het zwembad en de verkeersafwikkeling (parkeren). Voor het aspect gevaar is de richtafstand 10 meter. De zuivering van het water vindt niet plaats met chloor, waardoor het aspect gevaar hier niet aan de orde is. Binnen de contour van het zwembad zijn geen woningen/appartementen gepland.

De parkeergarage heeft, met name door het verkeer, een richtafstand van 10 meter. De ingang van de garage is aan de noordwestzijde. In het bestemmingsplan zijn geen woningen/appartementen binnen de contour gepland.

Naast de hierboven beschreven bedrijven, heeft de aanwezige brandweer een contour van 30 meter welke geheel buiten het plangebied is gelegen. Ook de bedrijven welke gevestigd zijn in het bestaande pand aan Laanzicht hebben een aandachtsgebied (maximaal 10 meter) welke geen invloed hebben op het plangebied.

Nieuwe kerk

In het plangebied wordt de nieuwbouw van een kerk beoogd. Voor deze kerk gelden richtafstanden tot gevoelige bestemmingen. De richtafstand is afhankelijk van het karakter van het gebied. De directe omgeving van de te realiseren kerk bevat zowel bedrijvigheid als woningen. Daarmee betreft het volgens de VNG publicatie "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 een gemengd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0011.png"

Tabel 3: Richtafstand volgens VNG

Volgens de VNG moet voor een kerk in een gemengd gebied een richtafstand van 10 meter worden gehanteerd. Deze richtafstand wordt bepaald door het geluid dat door de kerk zelf wordt veroorzaakt en betreft dus de afstand vanaf het kerkgebouw. De parkeerplaats is openbaar en kan door een ieder, waaronder kerkbezoekers, worden gebruikt. Vanwege dit openbare karakter, gelden er voor de parkeerplaats geen richtafstanden.

Nieuw te bouwen en bestaande woningen liggen buiten de richtafstand van 10 meter vanaf de kerk. Daarmee kan er volgens de VNG sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat bij de woningen in omgeving van de kerk. De richtafstand heeft echter een zeer globaal karakter. Daarom dient alsnog nader te worden gekeken naar de effecten van de kerk op de omgeving voor wat betreft het aspect geluid.

Het geluid van de kerk wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld klimaatinstallaties, geluid vanuit de kerkzaal tijdens kerkdiensten en kerkklokken. Voor het geluid van klimaatinstallaties en versterkte muziek gelden geluidsvoorschriften volgens het Activiteitenbesluit. De kerk dient zich aan deze voorschriften te houden en daardoor zal ook sprake blijven van een goed woon- en leefklimaat. Het geluid tijdens kerkdiensten zal redelijkerwijs buiten de kerk niet of nauwelijks waarneembaar zijn. De kerkklokken zullen echter wel waarneembaar zijn. De horizontale afstand tussen de kerkklokken en het appartementengebouw ten noorden van de kerk is, afhankelijk van de uiteindelijke plaats van de klokken in de toren, minimaal circa 24 meter.

Ten aanzien van de kerkklokken worden de volgende situaties onderscheiden:

  • 1. Religieus klokgelui

Het klokgelui om kerkgangers op te roepen voor de dienst wordt aangemerkt als een door artikel 6 van de Grondwet beschermde uiting tot het belijden van godsdienst. Volgens jurisprudentie (onder andere ECLI:NL:RVS:2021:910) houdt dit in dat regulier religieus klokgelui niet op gemeentelijk niveau mag worden beperkt. Daarentegen valt (volgens dezelfde jurisprudentie en ECLI:NL:RVS:2011:BR1448) excessief religieus klokgelui niet binnen de reikwijdte van de vrijheid van godsdienst. Onder excessief klokgelui wordt verstaan klokgelui dat vanwege de duur, het geluidsniveau of het tijdstip redelijkerwijs niet meer als uitoefening van een door artikel 6 van de Grondwet beschermde handeling kan worden gezien. De vrijheid van godsdienst reikt niet zo ver dat zulk excessief klokgelui er nog onder valt.

  • 2. Niet godsdienstig klokgelui

Niet-godsdienstige uitingen zoals de tijdsaanduiding door kerkklokken (hierna: uurslagen) vallen volgens jurisprudentie (onder andere ECLI:NL:RVS:2019:233) niet onder artikel 6 van de Grondwet. Op het geluid van uurslagen zijn de voorschriften volgens het Activiteitenbesluit van toepassing. Dit houdt in dat de maximale geluidsniveaus bij omliggende woningen niet hoger mogen zijn dan 70, 65 en 60 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode. Bij deze geluidsniveaus is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.

Ten aanzien van religieus klokgelui mag, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, rekening worden gehouden met eventuele gevolgen hiervan en kunnen hieraan voorwaarden worden verbonden. Dat is, wat de nog te realiseren kerk op korte afstand van nieuwe en bestaande woningen betreft, hier aan de orde.

Om inzicht te krijgen in de geluidsniveaus vanwege religieus klokgelui, zijn geluidsmetingen uitgevoerd aan de klokken van de Dorpskerk en de Hoeksteen te IJsselmuiden. Beide kerken kennen een andere opbouw en hebben ook andere klokken. In de Notitie Alcedo d.d. 20 april 2022, Kerkklokken Sonnenbergkwartier IJsselmuiden, geluidsmetingen aan klokken van Dorpskerk en De Hoeksteen (zie hiervoor Bijlage 2) geeft verslag van de geluidsmetingen.

Bij beoordeling kan worden aangesloten bij de geluidsniveaus en het karakter van het geluid bij de Dorpskerk. Dit leidt tot hogere geluidsniveaus dan de standaard grenswaarden volgens het Activiteitenbesluit, maar is wel passend voor de kerk en in de omgeving direct rondom de kerk. Het betreft een equivalent geluidsniveau van 75 dB(A) en een maximaal geluidsniveau van 80 dB(A) op enig punt op een afstand van 24 meter vanaf de klokken (het appartementengebouw staat op minimaal deze afstand). Omdat uit de beoordeling bleek dat ook de slagtoon van de klok bepalend is voor de potentiële hinderlijkheid, kan ook (met enige marge) worden aangesloten bij de slagtonen van de Dorpskerk.

  • De slagtoon van de klok mag niet hoger zijn dan 62 Hz (51,91 Hz overeenkomstig as1 plus een marge van 10 Hz).
  • Als een tweede klok wordt gebruikt, mag de slagtoon daarvan niet hoger zijn dan 75 Hz (65,40 Hz overeenkomstig c2 plus een marge van 10 Hz).

Deze criteria zijn ook toepasbaar buiten de dagperiode (07.00-19.00 uur). Religieus klokgelui zal buiten de dagperiode immers vrijwel alleen tijdens een avond- of nachtdienst ten gehore worden gebracht. Het is passend dat in een woonomgeving, rondom een kerk, ook gedurende deze perioden religieus klokgeluid goed hoorbaar is. Door grenzen te stellen aan de geluidsniveaus en de slagtoon blijft, gelet op het minder frequente gebruik buiten de dagperiode sprake van een goed woon- en leefklimaat. Dit betekent een woon- en leefklimaat passend bij de directe omgeving rondom een kerk.

Samengevat worden er naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek in de planregels van het bestemmingsplan randvoorwaarden gesteld aan de geluidsniveaus en de toonsoorten vanwege religieus klokgelui. Op andere geluiden zijn de voorschriften van het Activiteitenbesluit van toepassing of is redelijkerwijs geen hinder te verwachten.

In het opgestelde milieurapport (Bijlage 1 Milieurapport) wordt eveneens nader ingegaan op dit onderdeel.

3.3.2 Geur

Door het bedrijf Anteagroup is in januari 2022 een onderzoek gedaan naar de geurbelastingen op alle woningbouwplannen binnen de gemeente Kampen. Dit onderzoek is specifiek uitgevoerd ten behoeve van het opstellen van een geurverordening. Uit dit onderzoek bleek dat de wettelijke geurnorm van 2 odeur voor het plan Sonnenbergkwartier niet wordt overschreden en kan dus worden gesteld dat ter plaatse van de nieuwbouwlocatie Sonnenbergkwartier een goed woon- en leefklimaat kan worden gecreëerd.

Conclusie

Het aspect geur vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Voor een nadere toelichting op het onderdeel geur wordt verwezen naar het opgestelde milieurapport (Bijlage 1 Milieurapport).

3.3.3 Bodem

Beleidskader

Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en in het Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer.

Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s).

Plangebied

Om de bestemmingplanwijziging voor de bouw van een kerk, appartementengebouwen en woningen met tuin mogelijk te maken, zijn in het plangebied een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. In het plangebied was tot een paar jaar geleden een manege gevestigd. Enkele opstallen waren voorzien van asbestdaken (met en zonder dakgoot). Het buitenterrein van de manege was grotendeels verhard met puin. Verder zijn in het plangebied een asfaltweg, een parkeerplaats voorzien van klinkers en een aantal sloten aanwezig. De noordzijde van het plangebied werd gebruikt als opslagterrein van pallets, hout, stenen ect. van het voormalig tuincentrum (aan de noordkant van de Oosterlandenweg).

Er zijn diverse onderzoeken in het plangebied uitgevoerd om te bepalen of er milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkelingen in het gebied. De strategieën van de onderzoeken zijn bepaald op basis van de voormalige bedrijfsactiviteiten en historie van het gebied. Ook is de kwaliteit van de verschillende verhardingslagen bepaald. De volgende onderzoeken zijn in het plangebied uitgevoerd:

  • Verkennend (water)bodemonderzoek (incl. asbest) en indicatief asfaltonderzoek Plangebied Sonnenbergkwartier te IJsselmuiden, Mateboer Milieutechniek, 102132/PK, 3 februari 2011 (zie bijlage 4);
  • Aanvullend bodemonderzoek Oosterlandenweg te IJsselmuiden, Aveco de Bondt, kenmerk R-GTA-185-18395201, 3 juni 2019 (zie bijlage 5);
  • Aanvullend bodemonderzoek Oosterlandenweg manegeterrein IJsselmuiden, Aveco de Bondt, 201386_R_LBR_0675, 22 juni 2020 (zie bijlage 6);
  • Nader asbestonderzoek in puin Oosterlandenweg, Aveco de Bondt, 201386_R_LBR_0818, 14 juli 2020 (zie bijlage 7);
  • Verkennend asbestonderzoek asbest, Oosterholtseweg 4a te IJsselmuiden, B0213720/JJS, 23 juni 2021 (zie bijlage 8).

Verkennend (water)bodemonderzoek

In 2011 heeft Mateboer milieutechniek een verkennend (water) bodemonderzoek in het plangebied uitgevoerd (zie bijlage 4). Het onderzoeksgebied was daarbij groter dan de omvang van het huidig plangebied. Het voormalig terrein van tuincentrum Koster aan de noordkant van de Oosterlandenweg maakte ook deel uit van dit onderzoek.

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat ter plaatse van de manege en het opslagterrein maximaal licht verhoogde gehalten met zware metalen en plaatselijk PAK in de grond is aangetoond. In het grondwater is plaatselijk een licht verhoogd gehalte aan barium en molybdeen aangetoond. Ter plaatse van de manege is een verhoogd asbestgehalte in de puinverharding aangetroffen. De licht verhoogde gehalten is geen reden voor aanvullend asbestonderzoek, maar vanwege het voorkomen van asbestverdachte stukjes werd een aanvullend onderzoek uitgevoerd om het asbestgehalte in de bodem en puinlaag vast te stellen. De sliblaag in de watergangen voldoen aan de eisen voor toepassing of verspreiding op het aangrenzend perceel.


Aanvullend bodemonderzoek

In 2019 heeft Aveco de Bondt een aanvullend bodemonderzoek naar de asbestgehalte in de bodem en puinlaag binnen het plangebied uitgevoerd (zie bijlage 5). Het onderzoek is voor de sloop van de opstallen behorend bij de manege uitgevoerd. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er een licht verhoogde gehalte aan asbest in de puinlaag is aangetroffen. Ook in de bodemlaag is een licht verhoogde gehalte aan asbest aangetroffen. Ter plaatse van de zuidwestelijk deel van het pand zijn op het maaiveld stukjes asbestverdacht materiaal waargenomen. Gezien de lage gehalten asbest in de puinlaag en in de bodem is er geen reden om aanvullend onderzoek uit te voeren.


Aanvullend bodemonderzoek manegeterrein

Na de sloop van de manegegebouwen is op delen van het terrein waar nog geen onderzoek kon worden verricht een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 6). Dit geldt ook voor een gedeelte van het parkeerterrein waarop ten tijde van de voorgaande onderzoeken bouwmaterialen lagen opslagen. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat ter plaatse van de manege in de bovengrond (tot 0,5 m -mv) zwakke tot matige bijmengingen met puin en baksteen zijn aangetroffen. Op het maaiveld zijn asbesthoudend plaatjes aangetroffen. In de grond zijn licht verhoogde gehalten aan kwik, lood en PCB aangetroffen.


Ter plaatse van het parkeerterrein is in de toplaag (tot 0,25 m -mv) puinverharding met bijmenging van asfalt en asbesthoudende plaatjes aangetroffen. De grondmonsters onder de puinverharding bevatten licht verhoogde gehalten aan nikkel, zink, kwik, lood, cadmium, PAK en PCB aangetroffen.


De aangetroffen gehalten in de grond zijn slechts licht verhoogd en geven geen aanleiding voor het uitvoeren van nader onderzoek. De kwaliteit van de grond ter plaatse van de manege en parkeerterrein zijn voldoende vastgelegd. De asbestplaatjes ter plaatse van de manege moeten worden verwijderd. In de puinlaag onder de parkeerplaats is verhoogd asbestgehalte vastgesteld. Middels een nader asbestonderzoek moest de mate van de mogelijke asbestverontreiniging worden vastgesteld.


Nader asbestonderzoek in puin Oosterlandenweg

Met dit onderzoek (zie bijlage 7) wordt de aard en de omvang van de verontreiniging en een bepaling van het gehalte aan asbest vastgesteld. Het onderzoek is uitgevoerd middels het graven van sleuven op het parkeerterrein. Op het maaiveld en in de gegraven sleuven zijn zintuiglijk geen asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen. Uit de analyseresultaten blijkt dat in het puin niet of slechts in zeer lage gehalten asbest is aangetroffen. Op basis van deze waarden is geen aanvullend onderzoek of saneringsmaatregelen noodzakelijk.


Verkennend bodemonderzoek asbest in grond

Op het maaiveld ter plaatse van de voormalige manege zijn asbestverdachte materialen aangetroffen. Het terrein is braakliggend. In vier van de vijf geanalyseerde monsters is asbest aangetoond. Voor de zekerheid is nogmaals een asbestonderzoek ter plaatse van de gevonden stukjes asbest uitgevoerd. Doel van het onderzoek is om te bepalen of de grond asbesthoudend is. Uit de analyseresultaten van de grondmonsters blijkt dat er slechts licht verhoogde gehalten zijn aangetroffen. Deze gehalten liggen ver beneden de norm voor nader onderzoek. Tijdens het veldwerk zijn de stukjes asbest asbesthoudend plaatmateriaal zo veel mogelijk verwijderd (zie bijlage 8).


Conclusie

Voor het plangebied Sonnenbergkwartier zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit de resultaten van de bodemonderzoeken blijkt dat in de grond licht verhoogde gehalten aan zware metalen en plaatselijk PAK is aangetoond. In het grondwater is op enkele plaatsten een licht verhoogd gehalte aan barium en molybdeen aangetoond.
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat ter plaatse van de manege en het opslagterrein maximaal licht verhoogde gehalten met zware metalen (barium, koper, lood, zink, molybdeen) en plaatselijk PAK is aangetoond. In het grondwater is plaatselijk een licht verhoogd gehalte aan barium en molybdeen aangetoond. In het puin en in de bodem zijn licht verhoogde gehalten aan asbest aangetoond.

De kwaliteit van de grond en het grondwater zijn met de onderzoeken voldoende vastgelegd. De vastgestelde gehalten vormen geen aanleiding voor het uitvoeren van aanvullend onderzoek. Deze gehalten geven geen milieuhygiënische risico's voor de voorgenomen ontwikkeling van de bouw van een kerk en woningen met tuin.

Op grond van de uitgevoerde onderzoeken is het bestemmingsplan voor wat betreft het aspect bodem uitvoerbaar. Het aspect bodem is hiermee voldoende onderbouwd.

3.3.4 Geluid

Beleidskader

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht te worden besteed aan het aspect geluid. In de Wgh is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld, waarmee rekening dient te worden gehouden. Van zonering van een nabijgelegen spoorweg of industrieterrein is voor de planontwikkeling Sonnenbergkwartier geen sprake. Voor woonerven en wegen met een maximum rijsnelheid van 30 km/uur gelden de regels van zonering volgens de Wgh niet. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient dan wel een akoestische afweging te worden gemaakt.

Wegverkeerslawaai

Voor het onderdeel wegverkeerslawaai is de Wet geluidhinder niet van toepassing, omdat voor Sonnenbergkwartier geldt dat alle relevante wegen een maximum rijsnelheid hebben van 30 km/uur. Om na te gaan of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat is onderzocht wat de geluidbelasting op de gevels van de gesitueerde bouwblokken voor het jaar 2032 (10 jaar na plan realisatie) zal zijn.

Uit deze berekening blijkt dat door het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen (o.a. gesloten balustrade van balkon) aan het bouwblok gelegen nabij de Oosterlandenweg/Laanzicht elk appartement een geluidluwe gevel heeft. Daarmee is er voor deze appartementen sprake van een goed woon- en leefklimaat evenals voor de overige appartementen en voor de 4 twee-onder-één-kapwoningen. Hiermee kan worden voldaan aan het gemeentelijke geluidbeleid 2008.

Gevolgen bestaande woningen

Door de ontwikkeling van het Sonnenbergkwartier komen er extra vervoersbewegingen welke worden ontsloten op de Oosterlandenweg.

Uit de uitgevoerde berekening naar de toename van het geluid ten gevolge van het extra verkeer op de Oosterlandenweg blijkt dat er een geringe toename is van maximaal 0,7 dB op de bestaande woningen gelegen aan de Oosterlandenerf.

Conclusie

Op grond van de uitgevoerde onderzoeken is het bestemmingsplan voor wat betreft het aspect geluid uitvoerbaar.

Voor een nadere toelichting op het onderdeel geluid wordt verwezen naar het opgestelde milieurapport (Bijlage 1 Milieurapport).

3.3.5 Luchtkwaliteit

Beleidskader

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit leidt niet tot het overschrijden van de in d wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit of blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan c.q. het nemen van een projectbesluit in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen (zie onderstaande opsommende lijst). Bedrijventerreinen zijn niet opgenomen in een categorieaanwijzing.

  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: minimaal 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m² brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m² brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Voorliggend plan maakt een ontwikkeling mogelijk, die ruim onder de gestelde normen blijft. Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) in de buitenlucht als de 3% grens niet wordt overschreden. Hiermee wordt bedoeld 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie fijnstof of stikstofdioxide. Dit betekent dat feitelijk een toename van 1,2 µg/m3 toelaatbaar wordt geacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0012.png"

Tabel 4: Worst-case berekening luchtkwaliteit

Hierboven de berekening als gevolg van het extra verkeer door de planontwikkeling. Uit deze berekening blijkt dat het plan niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Conclusie

Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor het plan.

3.3.6 Externe veiligheid

In het kader van ruimtelijke procedures conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het aspect externe veiligheid in acht te worden genomen. De gemeente Kampen wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen, heeft de gemeente Kampen het externe veiligheidsbeleid geformuleerd. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Kampen aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan.

Vooronderzoek Conventionele Explosieven

Voor het plangebied Sonnenbergkwartier heeft BeoBom een vooronderzoek Conventionele Explosieven uitgevoerd. Middels een briefrapportage is gerapporteerd of ter plaatse van het project Sonnenbergkwartier een verhoogd risico bestaat op het aantreffen van Conventionele Explosieven (CE).

Uit de geraadpleegde bronnen, zoals in de briefrapportage (BeoBom, 28 juli 2020) is verwoord, kan worden geconcludeerd dat er géén feitelijke aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van CE binnen het plangebied. Het plangebied kan geheel als onverdacht worden beschouwd.

Conclusie

Binnen en rondom het plangebied zijn geen externe veiligheids risico’s gelegen in het kader van vervoergevaarlijke stoffen over de weg, water en het spoor. Er zijn geen aardgastransportleidingen aanwezig, en er zijn geen inrichtingen gelegen die vallen onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. Ook zijn er geen feitelijke aanwijzigingen gevonden voor aanwezigheid van Conventionele explosieven. Externe veiligheid vormt, zoals is weergegeven in het milieurapport (Bijlage 1 Milieurapport) voor het plangebied dan ook geen belemmering.

Door de veiligheidsregio IJsselland is op 9 augustus 2021 (kenmerk V21.001305 DI) een advies gegeven waaruit blijkt dat er voor het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn Wel worden er aanbevelingen gegeven in het kader van een mogelijke overstroming (informatie aan toekomstig gebruikers/bewoners) en de bereikbaarheid van en in het plangebied door de hulpdiensten.

Deze aanbevelingen worden overgenomen in het plan. Bij het totstandkomen van het stedenbouwkundige plan is het Waterschap betrokken en zijn uitgangspunten meegegeven met betrekking tot de waterhuishouding/waterveiligheid. De ontwikkelende partijen en toekomstige bewoners en gebruikers worden geïnformeerd over de overstromingsrisico's.

Met betrekking tot de bereikbaarheid door hulpdiensten is aangegeven dat het gebied tweezijdig bereikbaar moet zijn voor bewoners en hulpdiensten. In het plan is hierin voorzien: de hoofdontsluiting vindt plaats via de Oosterlandenweg (noordzijde van plangebied). Vanaf de Oosterholtseweg en via het bestaande parkeerterrein aan de westzijde zijn aanvullende ontsluitingen voorzien ten behoeve van hulpdiensten. Ook via het bestaande fietspad langs het zwembad is er een vluchtmogelijkheid voor bewoners. De veiligheidsregio is hierover geïnformeerd.

Geconcludeerd kan worden dat vanuit het milieuaspect externe veiligheid er geen belemmeringen zijn voor dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0013.png"

Afbeelding 10: Kaart bereikbaarheid hulpdiensten

3.3.7 Bezonning

Door OpZoom is een bezonningsstudie uitgevoerd. Middels een 3d-model is inzichtelijk gemaakt welke schaduwwerking er door de nieuwe bebouwing optreedt ten opzichte van de omgeving.

Uit deze studie blijkt dat de bruikbaarheid van bestaande en omliggende percelen rondom het plangebied ten gevolge van eventuele schaduwwerking niet onaanvaardbaar afnemen.

Ook bij een deel van de nieuwbouw (4 twee onder-één-kap woningen en de daarbij gelegen appartementen) is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit betekent dat de nieuwe tuinen, terrassen, speelplekken, openbare ruimte etc. voldoende zon kunnen krijgen.

Voor de situatie nieuwe kerk en het appartementencomplex ten noorden van de kerk, is er alleen schaduwwerking van het kerkgebouw op de zuidgevel van het appartementencomplex in de herfst/winter periode. Door de situering van de gevels blijft er voor de bewuste appartementen voldoende bezonning, waardoor ook in de situatie van de nieuwe kerk en de appartementen er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, er treedt geen onaanvaardbare schaduwwerking op.

Voor een nadere toelichting op de bezonningsstudie wordt verwezen naar het opgestelde milieurapport (Bijlage 1 Milieurapport).

3.4 Water

3.4.1 Watertoets

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Op 20 maart 2021 heeft een digitale watertoets plaatsgevonden. Op basis van deze digitale toets concludeert het waterschap dat belangen van het waterschap worden geraakt. Daarom wordt de normale procedure doorlopen. Op basis van de digitale watertoets is door het waterschap Drents Overijsselse Delta een uitgangspuntennotitie opgesteld. Het doel van de uitgangspuntennotitie is om in de initiatieffase van een plan bruikbare informatie aan te leveren voor de waterhuishouding in en rond het plangebied. De uitgangspuntennotitie is als bijlage 15 opgenomen. In de uitgangspuntennotitie wordt een aantal uitgangspunten ten aanzien van het aspect water benoemd. In de onderstaande waterparagraaf wordt aangegeven hoe deze uitgangspunten worden vertaald in het plan.

Het beleid van waterschap Drents Overijsselse Delta, is beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021 en de beleidsnotitie stedelijk waterbeheer Water Raakt! (2015). De uitgangspunten in de uitgangspuntennotitie zijn tot stand gekomen op basis van deze beleidsregels van het waterschap.

3.4.1.1 Bestaande waterhuishouding

Het plan ligt in het stroomgebied Mastenbroek. Ten noorden van het plangebied liggen primaire/A-watergangen die in het beheer van het waterschap zijn. Het peilgebied heeft een maximumpeil van NAP -1.15 m. Dit peil is de instelhoogte van het kunstwerk. Lokaal kunnen er verschillen optreden in het peil afhankelijk van de afstand tot de instelhoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0014.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0015.png"

Afbeelding 11: Kaartbeeld bestaande waterhuishouding rond het plangebied.

Bron: WDODelta

3.4.1.2 Watersysteem

Watergangen: Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een primaire A-watergang van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta.

      • Primaire A-watergangen (>25 L/s afvoer gedurende gemiddeld 1 tot 2 dagen per jaar): watergangen waar het waterschap verantwoordelijk is voor de inrichting en het onderhoud.
      • Secundaire B-watergangen (>10 L/s afvoer en <25 L/s gedurende gemiddeld 1 tot 2 dagen per jaar): waterschap is verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer, maar de grondgebruikers zijn verantwoordelijk voor het onderhoud (eigenaar is onderhoudsplichtig). In de B-watergangen is een bepaalde vorm van toezicht door het waterschap mogelijk (schouw).
      • C-watergangen: hier zijn de grondgebruikers verantwoordelijk voor de inrichting en ze doen zelf het onderhoud. Er geldt geen onderhoudsverplichting en het waterschap houdt geen toezicht of onderhoud goed wordt uitgevoerd.


Wijzigingen aan het watersysteem

Dempen of graven wateren: Voor het dempen, verleggen of graven van wateren (ook die niet in beheer zijn bij het waterschap) dient altijd een Watervergunning te worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Voor het dempen van watergangen (of greppels dieper dan 40 cm) dient gecompenseerd te worden. Vooroverleg voor het aanvragen van een vergunning wordt geadviseerd. Het waterschap neemt nieuwe primaire A-watergangen in beheer en onderhoud, nadat is vastgesteld of deze nieuwe watergangen voldoen aan de daarvoor geldende criteria.


Relatie met het plan

De inrichting van de huidige primaire A-watergang zal worden aangepast om voldoende waterberging voor de nieuwe ontwikkeling te kunnen realiseren. Het ontwerp van de nieuwe inrichting is afgestemd met het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Voor het aanpassen van deze watergang wordt een watervergunning aangevraagd.

3.4.1.3 Wateroverlast

Bij kortstondige buien van geringe of enige intensiteit mag hemelwater dat niet lokaal kan worden verwerkt worden afgevoerd, zonder dat dit leidt tot water-op-straat of wateroverlast benedenstrooms van het plangebied. Bij extreme kortstondige buien, verblijft water voor korte tijd op het maaiveld, zonder dat dit tot overlast leidt. De gemeente en het waterschap stellen randvoorwaarden aan het voorkomen van wateroverlast. Er wordt rekening gehouden met de randvoorwaarden die gemeenten stellen aan:

  • het benutten, lokaal verwerken of vertraagd afvoer van hemelwater op percelen en in de openbare ruimte;
  • het gescheiden houden van hemelwater;
  • de capaciteitseisen voor de afvoer van hemelwater;
  • de eisen die aan woningen, andere kwetsbare functies en openbare ruimte worden gesteld ter voorkoming van wateroverlast.


Compensatie bij herstructurering

Bij een herstructurering (het Sonnenbergkwartier is te beschouwen als een herstructurering) neemt vaak per saldo het verharde oppervlak niet toe of af. Toch zal het toekomstige gebied moeten voldoen aan het watersysteem zoals dat tegenwoordig wordt voorgesteld waarin rekening is gehouden met klimaatverandering. Het waterschap adviseert onderstaande stappenplan te doorlopen bij herstructurering of reconstructies in bestaande stedelijk gebied:

  • toon kwantitatief aan hoeveel hemelwater er binnen het plangebied vrijkomt bij een gebeurtenis die minimaal eenmaal in de 10 jaar voor komt;
  • geef aan hoe in de huidige situatie met het hemelwater wordt omgegaan in het plangebied;
  • geef aan of er in de huidige situatie knelpunten in het plangebied voorkomen met betrekking tot de afvoer van hemelwater;
  • geef aan hoe in de nieuwe situatie hemelwater lokaal wordt benut, verwerkt en/of afgevoerd en beschrijf hoe hierbij aan de door gemeente en waterschap gestelde eisen wordt voldaan;
  • beschrijf hoe de aanvoer van hemelwater op het watersysteem door de ontwikkeling wijzigt en stem met het waterschap af of dit mogelijk is.
  • geadviseerd wordt bij grote herontwikkelingen altijd rekening te houden met de volgende opgave, en een stresstest uit te voeren.

Toetsbui voor extreme neerslagsituatie : Het watersysteem wordt getoetst op basis van een hoeveelheid neerslag die eens in de 100 jaar wordt overschreden. Er wordt rekening gehouden met een bui van 111 mm in 48 uur. De toegestane afvoer in deze neerslagsituatie is 1,6 L/s/ha. Er mag bij deze bui geen water in woningen komen en belangrijke ontsluitingswegen blijven vrij van water. Onderstaande tabel toont aan dat STOWA statistieken op basis van deze uitgangspunten leiden tot een bergingsopgave van 80 mm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0016.png"

Tabel 5: Overzicht van hoeveelheden en benodigde berging

Bron: Stowa rapport 2015-1

Hoosbui (bovennormatieve situatie): Verder wordt geadviseerd een stress-test uit te voeren met een bui die boven de genoemde normen uitgaat. Deze hoosbui kan zeer lokaal tot veel wateroverlast leiden en het is belangrijk dat de gevolgen hiervan in beeld worden gebracht. Het gaat in deze situatie vooral om de afstroming van het hemelwater over het maaiveld. De keuze welke bovennormatieve situatie wordt bekeken ligt bij de initiatiefnemer. Te denken valt aan een range van 60 mm tot 150 mm in een uur. Dat is zeer grote hoeveelheden, maar deze kunnen zeker met de verandering van klimaat voorkomen. De gemeente kan ook ervaring hebben met extreme gebeurtenissen en van daaruit een referentiekader hebben.

Relatie met het plan

Binnen het plangebied wordt de bestaande watergang verbreed en verlengd. In deze watergang is voldoende berging aanwezig om een bui van 80 mm te kunnen bergen.

3.4.1.4 Waterkwaliteit

Het watersysteem wordt zo ontworpen dat het geen risico's voor de volksgezondheid creëert en voldoende schoon is voor mensen, planten en dieren.

Afvoer hemelwater

  • Kwaliteit afvoer hemelwater: Als de keuze wordt gemaakt om het hemelwater af te voeren op oppervlaktewater dan mag alleen schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken of woonerven) direct worden afgevoerd. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afstromende hemelwater te garanderen. Licht vervuild hemelwater (bijvoorbeeld van een woonstraat) wordt via een bodempassage geloosd op het oppervlaktewater. Bij aanleg van bedrijventerreinen, wegen met een hoge verkeersbelasting, parkeerterreinen, marktpleinen, winkelstraten en tunnels dient de mogelijkheid voor lozing van hemelwater op open water met het waterschap te worden afgestemd.


Inrichtingseisen oppervlaktewater

  • Inrichting van het oppervlaktewater: De inrichting van het oppervlaktewater is sterk afhankelijk van de functie van het oppervlaktewater. Dit is maatwerk.
  • Doorspoeling oppervlaktewater: Geïsoleerde vijverpartijen of watergangen worden vermeden. Het watersysteem wordt ontworpen met aandacht voor doorspoeling.
  • Peilbeheersing: het waterschap kan sturen in de waterkwaliteit door bijvoorbeeld water in te laten of juist af te voeren. Vooral in gebieden net droogvallende sloten is het belangrijk hier rekening mee te houden. We adviseren om watergangen en vijvers een minimale waterdiepte te geven van 100 cm.


Verontreiniging

Microverontreiniging: Er worden geen uitloogbare materialen gebruikt die tot een verontreiniging van het oppervlaktewater kunnen leiden.


Relatie met het plan

In een gedeelte van het plangebied is al een infiltratieriool aanwezig. Dit stelsel wordt verder uitgebreid binnen het plangebied. Het hemelwater afkomstig van het dakoppervlak en het openbare terrein wordt aangesloten op een nieuw aan te leggen infiltratieriool. Dit infiltratieriool mond uit in de watergang aan de noord en westzijde van het plangebied. Het ontwerp van deze watergang is afgestemd met het waterschap.

3.4.1.5 Riolering

Optimaliseren aanvoeren afvalwater naar de rioolwaterzuivering. Verminderen van hydraulische belasting van de rioolwaterzuivering en beperken van riooloverstorten op het oppervlaktewater.

  • Gemeentelijk rioleringsbeleid: de gemeente heeft een zorgplicht voor doelmatige verwerking en afvoer van hemelwater, afvalwater en grondwater. In het plan wordt rekening gehouden met het gemeentelijke rioleringsbeleid. Afvalwater en hemelwater worden op de perceelgrens gescheiden aangeboden. Eventueel geldt er een bergingseis (zie wateroverlast).
  • Voorkeursvolgorde afvoer hemelwater: Bij de afvoer van overtollig hemelwater is het landelijk beleid dat het afstromend hemelwater ter plaatse in het milieu worden teruggebracht (afkoppelen). Dat kan door infiltratie in de bodem of door berging in het oppervlaktewater. Het waterschap heeft de voorkeur om daar waar mogelijk, het hemelwater oppervlakkig af te voeren en te infiltreren in de bodem. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater.
  • Lozing afvalwater: Voor de lozing van afvalwater (al het water waarvan de initiatiefnemer zich moet ontdoen) op oppervlaktewater vanuit een woning of een (agrarisch) bedrijf gelden de volgende regels:
    • Voor lozingen van huishoudelijk afvalwater vanuit woningen geldt het "Besluit lozing afvalwater huishoudens" (Blah). Uitgangspunt is dat het huishoudelijk afvalwater op een gemeentelijk rioolstelsel wordt geloosd. Indien niet mogelijk is, moet een voorziening worden aangelegd die een gelijkwaardig milieubeschermingsniveau biedt.
    • Voor lozingen van afvalwater van een (agrarisch) bedrijf geldt het "Activiteitenbesluit".
    • Voor lozingen vanuit niet-inrichtingen geldt het "Besluit lozen buiten inrichtingen" (Blbi).


Relatie met het plan

In een gedeelte van het plangebied is op dit moment een dwa-stelsel aanwezig. Dit stelsel zal worden uitgebreid, zodat alle bebouwing met het dwa hierop kan aansluiten.

3.4.1.6 Beheer en onderhoud

Het beheer en onderhoud is erop gericht om de waterhuishouding op orde te houden. Het betreft zowel waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterbeleving. De inrichting van het gebied dient zodanig te zijn, dat het beheer en onderhoud van het watersysteem op efficiënte en effectieve wijze mogelijk is.

    • Wijze van onderhoud watersysteem: Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.
      • Rijdend onderhoud vanaf de kant: Bij onderhoud vanaf de kant geldt een obstakelvrije zone van 5 m vanaf de boveninsteek van de watergang. De watergang mag bij rijdend onderhoud een uiterste breedte hebben van 8 meter, van insteek tot insteek. Aangezien het water in de nieuwe opzet maar aan een zijde te bereiken is, dient deze breedte in acht te worden genomen. Ook de aanwezigheid van bomen kan belemmerend werken. Als de watergang aan twee zijden bereikbaar is voor rijdend onderhoud dan kan de watergang breder worden aangelegd met ongeveer een maximum van 16 meter.
        o Varend onderhoud: Varend onderhoud is mogelijk bij een doorvaarbare watergang. In principe moet met een minimale totale oeverlengte van 300 m of een totale oppervlakte van 1.500 m² rekening gehouden worden. Er wordt rekening gehouden met een minimale doorvaarhoogte van 1,55 m ten opzichte van het maximale waterpeil. De doorvaarbreedte is minimaal 2,50 m. Voor varend onderhoud geldt tevens een minimale diepte van 1 m met een aanleg- en onderhoudsdiepte van 1,30 m. Elk onderhoudswater heeft een goed bereikbare inlaadplaats voor de boot en minimaal 1 losplaats ten behoeve van het maaisel per 100 m oeverlengte.
  • Beheer en onderhoudsafspraken nieuwe watergangen: Voor nieuwe watergangen moeten beheer en onderhoudsafspraken worden vastgelegd. Het waterschap neemt nieuwe primaire A-watergangen in beheer en onderhoud, nadat is vastgesteld dat deze watergangen voldoen aan de daarvoor geldende criteria.
  • Nieuwe bomen langs een watergang zijn vergunningsplichtig of meldingsplichtig.
  • Toegankelijkheid van water: alle wateren die een functie hebben in de waterhuishouding (afvoer, aanvoer of berging) liggen in openbaar gebied.

Relatie met het plan

In het plangebied ligt een primaire A-watergang van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. De nieuwe inrichting van deze watergang is afgestemd met het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Het ontwerp is dusdanig opgezet dat de watergang rijdend te onderhouden is.

3.4.1.7 Waterveiligheid

Beschermen van inwoners tegen overstromingen van binnendijkse gebieden. Waarborgen van het veiligheidsniveau van dijken en beperken van gevolgen overstromingen door een water robuuste inrichting.

Het plan ligt in een dijkringgebied. Als er gebouwd wordt in dijkringgebieden (gebieden met een risico op overstromingen) verplicht de provincie Overijssel in het bestemmingsplan een Overstromingsrisicoparagraaf op te nemen. Deze paragraaf heeft aandacht voor voorzieningen die zorgen dat er bij een overstroming minder slachtoffers vallen en dat de schade beperkt blijft. In hiervoor paragraaf 3.4.2 Overstromingsrisico.

3.4.2 Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied is gelegen in de voormalige dijkring 10. Sinds de actualisatie van de Waterwet in 2017 spreekt men niet meer over dijkringen, maar over dijktrajecten.

Voormalig dijkring 10 bestaat nu uit de dijktrajecten 10-1, 10-2 en 10-3. Deze dijktrajecten worden omsloten door de IJssel aan de Westzijde, tussen Zwolle en IJsselmuiden, door het Zwarte Meer aan de noordzijde tussen IJsselmuiden en Genemuiden en door het Zwarte Water aan de oostzijde tussen Genemuiden en Zwolle.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0017.png"

Afbeelding 12: Dijktrajecten

Bron: Waterveiligheidsportaal.nl

Artikel 2.14.4 Overstroombaar gebied van de verordening bij de provinciale Omgevingsvisie Overijssel schrijft voor dat voor ruimtelijke ontwikkelingen in overstroombaar gebied een Overstromingsrisicoparagraaf moet worden opgenomen in de toelichting bij bestemmingsplannen.
Onder overstroombaar gebied verstaan we gebieden die normaal gesproken niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan) als gevolg van een extreme gebeurtenis. Het gaat zowel om buitendijkse gebieden die bij hoogwater overstromen (bijvoorbeeld uiterwaarden) als om de beschermde gebieden achter de dijk (binnendijkse gebieden) die alleen bij een calamiteit onder water komen te staan.

Het plangebied bevindt zich in overstroombaar gebied. Zie de volgende afbeelding (uitsnede kaart watergebiedsreserveringen, omgevingsverordening Overijssel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0018.png"

Afbeelding 13: Watergebiedsreserveringen, omgevingsverordening Overijssel

Bron: Provincie Overijssel

Risico-inventarisatie

Dijktrajecten die een gebied tegen overstromingen beschermen, kennen een overstromingskans. Voor de primaire dijktrajecten nabij het plangebied geldt een overstromingskans van 1 op 300 tot 1 op 10.000 per jaar. De overstromingskans wordt in de Waterwet toegelicht als: "kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject, waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt, dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade".

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0019.png"

Afbeelding 14: Maximale waterdiepte na dijkdoorbraak

Bron: www.risicokaart.nl

Voor de laagste gedeeltes van het plangebied wordt een maximale waterdiepte geschat op 2,0 tot 5,0 meter (afbeelding 14).

Doorbraakscenario's

Voor voormalig dijkring 10 zijn 3 verschillende doorbraakscenario's doorgerekend. Het maatgevende doorbraakscenario voor dit plangebied is het scenario met een dijkdoorbraak ter hoogte van IJsselmuiden. De tijd tot het plangebied onder water komt indien een dijk doorbreekt (aankomsttijd) wordt voor een dijkdoorbraak in IJsselmuiden geschat tussen de 0 en 6 uur (zie afbeelding 15).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0020.png"


Afbeelding 15: Tijd tot overstroming voormalig dijkring 10 na dijkdoorbraak bij Veecaten

Bron: Provincie Overijssel

Geschiktheidsbeoordeling/maatregelen

Voormalig dijkring 10 wordt volgens de omgevingsverordening gecategoriseerd als snel en diep. Dit betekent dat ontwikkelingen binnen deze voormalige dijkring alleen mogelijk zijn, indien er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang. Voor agrarische functies geldt deze regel echter niet. Vooralsnog wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming ingezet op vroegtijdige evacuatie.

3.5 Ecologie

In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is de bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden geregeld in de Wet natuurbescherming.

Voor de voorgenomen ontwikkeling is een natuurtoets uitgevoerd.De rapportage is als Bijlage 9 Quickscan natuurtoets Sonnenbergkwartier IJsselmuiden opgenomen. De bevindingen van de natuurtoets worden in deze paragraaf beschreven.

3.5.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen aangewezen worden als Europese Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebieden (Natura 2000). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden zijn in Nederland opgenomen in hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming. Op grond van deze wet is het verboden projecten of andere handelingen te realiseren of te verrichten die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren, of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Rijntakken dat op een afstand van circa 900 meter ten zuidwesten van het plangebied ligt. Doordat het plangebied buiten de begrenzing van Natura 2000-gebieden is gelegen, zijn directe negatieve effecten, zoals oppervlakteverlies, op voorhand uitgesloten. Verstorende effecten door bijvoorbeeld licht of geluid tijdens de werkzaamheden worden gezien de ruime afstand tot habitattypen en leefgebieden, de tussenliggende infrastructuur en bebouwing eveneens uitgesloten.

De uitvoering van het bestemmingsplan is niet strijdig met de bepalingen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van Natura 2000.

Natuurnetwerk Nederland
Een andere vorm van gebiedsbescherming komt voort uit aanwijzing van een gebied als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur). Voor dergelijke gebieden geldt dat het natuurbelang prioriteit heeft en dat andere activiteiten niet mogen leiden tot aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN (nee, tenzij-beginsel). Anders dan bij gebieds- en soortenbescherming, is de status als Natuurnetwerk Nederland niet verankerd in de Wet Natuurbescherming, maar dient het belang in de planologische afweging een rol te spelen. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de Provincie.

Vanwege het kleinschalige karakter van het voornemen, tussenliggende infrastructuur en een tussenliggende afstand van circa 900 meter tot het dichtstbijzijnde Natuurnetwerk Nederland-gebied Uiterwaarden IJssel en IJsselmonding worden negatieve effecten op voorhand uitgesloten.

3.5.2 Soortenbescherming

In het plangebied:

  • a. zijn geen potentiële vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Van aantasting van vliegroutes of onmisbare foerageergebieden is ook geen sprake;
  • b. worden geen verblijfplaatsen grondgebonden zoogdieren verwacht en van verlies van onmisbaar foerageergebied voor deze soorten is geen sprake;
  • c. of in directe nabijheid daarvan zijn geen (potentiële) jaarrond beschermde nestplaatsen van vogels aangetroffen. Rondom het plangebied is wel broedbiotoop aanwezig van algemene vogelsoorten. Het betreft vogels zoals heggenmus, houtduif en merel die kunnen broeden in groenelementen;
  • d. ontbreken groeiplaatsen van beschermde flora en verblijfplaatsen en onmisbare foerageergebieden van beschermde amfibieën, vissen, reptielen en ongewervelden.

De uitvoering van het bestemmingsplan is niet strijdig met de bepalingen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van soortenbescherming.

Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels beschadigen moeten altijd voorkomen worden. Dit is voor de te verwachten soorten mogelijk door de werkzaamheden in elk geval op te starten na half juli en voor begin maart. Indien werkzaamheden buiten deze periode worden opgestart, wordt geadviseerd om voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelcontrole door een ter zake deskundige uit te voeren.

3.5.3 Stikstof

De AERIUS- berekening voor de aanlegfase (met kenmerk RtZGf3CTjfVf, datum 28 juni 2021, Bijlage 10 AERIUS- berekening voor de aanlegfase) toont aan dat er sprake is van een maximale toename van 0,03 mol/ha/jaar van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten binnen de Natura 2000-gebieden Rijntakken. De stikstofemissie die bij de werkzaamheden vrijkomt maakt in deze gebieden reeds onderdeel uit van de achtergronddepositie (ADW), waardoor er per saldo geen toename van stikstofdepositie optreedt op stikstofgevoelige habitattypen in deze hexagonen. Voor stikstofemissies als gevolg van werkzaamheden in de aanlegfase geldt evenwel per 1 juli 2021 een vrijstelling.

De AERIUS-berekening voor de gebruiksfase (kenmerk S6YzR1qwnD5R, 22 juni 2021, Bijlage 11 AERIUS- berekening voor de gebruiksfase) toont aan dat er voor de gebruiksfase geen toename van stikstofdepositie ontstaat in stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden in Natura 2000-gebied Rijntakken en andere Natura 2000-gebieden. Negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Rijntakken en andere Natura 2000-gebieden zijn in de gebruiksfase uitgesloten.

De uitvoering van het bestemmingsplan is niet strijdig met de bepalingen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van Natura 2000. Aangezien significante effecten op voorhand op basis van een ecologische beoordeling kunnen worden uitgesloten en geen mitigerende maatregelen nodig zijn om significante effecten te kunnen uitsluiten, is nadere toetsing in de vorm van een passende beoordeling niet aan de orde.

3.6 Erfgoed

3.6.1 Archeologie

In het Europese Verdrag van Malta, ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, is de veiligstelling van het (Europese) archeologische erfgoed als doelstelling opgenomen. In 1998 is dit verdrag goedgekeurd door het Nederlandse parlement. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de 'Wet op de archeologische Monumentenzorg' in werking getreden. Dit is een aanpassingswet waarmee de Monumentenwet 1988 gewijzigd is op het onderdeel archeologie. Op deze manier moet het archeologisch erfgoed in de bodem bescherming krijgen binnen het ruimtelijke ordeningsbeleid. Als gevolg van Europese en nationale wetgeving stellen rijk en provincies zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. De meeste ingrepen in de ruimtelijke ordening vinden plaats op gemeentelijk niveau. De Monumentenwet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige archeologische waarden.

Uitgangspunt van de archeologische monumentenzorg in Nederland is om het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk intact in de bodem te bewaren. Soms is dit echter niet mogelijk en wordt systematisch zoveel mogelijk informatie over de archeologische resten verzameld en wordt het archeologisch erfgoed in de vorm van documentatie en in het depot en/of museum) bewaard. De vindplaats is dan wel (deels) vernietigd.

In 2016 is de Erfgoedwet ingetreden. Deze wet betreft één integrale wet die betrekking heeft op archeologie (op het land en onder water), museale objecten, musea en monumenten. Samen met de nieuwe Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk.
Archeologie is het bestuderen van het bodemarchief. Dit zijn oude sporen en structuren die in bepaalde delen van de bodem achtergebleven zijn en informatiewaarde bevatten. Door correcte bestudering kunnen feiten en omstandigheden van vroeger achterhaald worden.

De betekenis van het gemeentelijke bodemarchief is variabel en bestaat uit waarden en verwachtingen. Een aantal locaties met bekende waarden is geregistreerd als monument op de Archeologische Monumentenkaart (AMK-terreinen). Hierop staan de stadskern van Kampen, de terpen en de locaties van voorname buitenplaatsen (bijvoorbeeld. Buckhorst te Zalk) enzovoort. Voor het overige gemeentelijke grondgebied geldt een indeling op basis van hoge, middelmatige tot lage verwachtingen. Deze gegevens zijn genoteerd op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, die tevens de AMK-registraties bevat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991038-VB02_0021.png"
Afbeelding 16: Plangebied op de archeologische verwachtingskaart gemeente kampen.

Bron: Archeologisch vooronderzoek: karterend booronderzoek en proefsleuvenonderzoek, versie 01-11-2021

Op plankaarten geeft de gemeente voor het eigen grondgebied aan waar zich bekende archeologische vindplaatsen en verwachtingswaarden bevinden. De kern van de huidige archeologiewetgeving behelst bescherming van waardevolle oudheidkundige resten in de bodem. Bij ruimtelijke ingrepen op locaties met vindplaatsen moeten de aanwezige resten intact blijven. Wanneer verstoring onvermijdelijk is, dient systematisch bodemonderzoek plaats te vinden door een gecertificeerde archeologische instantie of bedrijf. De informatie van de bij bodemonderzoek onderzochte resten wordt vervolgens behouden door middel van documentatie; eventueel vondstmateriaal wordt bewaard in een daartoe aangewezen depot.

Voor gebieden waar reële verwachtingen bestaan ten aanzien van archeologische waarden, die bedreigd worden door ruimtelijke ingrepen, moet, bij planvorming van een bepaalde omvang, inventariserend onderzoek plaatsvinden om uit te maken of daadwerkelijk waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Op basis van dit onderzoek kan besloten worden tot behoud van de vindplaats, verder onderzoek of vrijgave van de locatie. De beslissingsbevoegdheid over archeologische monumentenzorg met betrekking tot het grondgebied van de gemeente Kampen berust bij de overheid als bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dit de gemeente.

IJsselmuiden

IJsselmuiden is een dijkdorp dat dicht bij de IJsseldelta gelegen is. Aanvankelijk bestond het dorp uit een bewoningslint op een rivierduin. Het dorp wordt voor het eerst vermeld in 1133 als Islemuthen, maar kent echter als woonlocatie een veel hogere ouderdom. In het duin zijn namelijk vuurstenen werktuigjes gevonden uit de prehistorie.

Rondom het rivierduin is het gebied overdekt geraakt met een pakket moerasbosveen. Deze veenvorming begon ca. 6600 jaar geleden en duurde tot ca. 4000 jaar geleden. Vervolgens was het gebied onbewoonbaar. Hier kwam in de Vroege Middeleeuwen verandering in.

Min of meer in het stroomgebied van de huidige IJssel stroomde langdurig de zogenaamde Oer-IJssel, die fungeerde als een verzamelbekken van riviertjes op de Veluwe en in Salland. Dit verzamelbekken vervoerde weinig water.

Omstreeks 650 kreeg de Oer-IJssel verbinding met de Rijn, en ontstond de huidige IJssel, met een hoger waterdebiet dan zijn voorganger. Doordat de IJssel geregeld buiten zijn oevers trad, werd over het laaggelegen veengebied rondom het rivierduin van IJsselmuiden klei afgezet.

Een andere belangrijke landschapsvormende factor was de voorloper van de Zuiderzee, het Almere. Dit ter plaatse van het IJsselmeer gelegen moeras kreeg door stormvloeden in de 12de en 13de eeuw geleidelijk het karakter van een zee. Na de Sint-Luciavloed van 1287 ontstond uiteindelijk de Zuiderzee.

Na verloop van eeuwen dekte depositie van zowel fluviatiele (IJssel) als mariene (Almere/ Zuiderzee) klei het veengebied van IJsselmuiden af, waardoor weer mogelijkheden voor bewoning ontstonden. Omstreeks 950 begon de (her)bewoning van IJsselmuiden, waarbij de Dorpsweg, gelegen op de kruin van het rivierduin, de bewoningsas vormde. Het dorp is gelegen aan de monding van het Meer, een zijtak van de IJssel. Na de inpoldering van Mastenbroek in 1364 werd de zijtak gereduceerd tot een kleine stroom.

Tot in de 17de eeuw bleef de bewoning van IJsselmuiden beperkt tot de Dorpsweg. Deze situatie is goed waar te nemen op de kaart van Jacob van Deventer uit ca.1560.

In 1589 werd naar het ontwerp van Adriaen Anthonisz een schans aangelegd, die de stadsbrug van Kampen aan IJsselmuidense zijde moest beschermen. In 1672 werd de Brugschans verwoest door de Franse bezettingsmacht.

In die tijd was ten noorden van de Dorpsweg een nieuwe bebouwingskern ontstaan: de Plas. Vanaf de 17de eeuw werd IJsselmuiden –door Kampen- steeds beter ontsloten. In 1646 legde de stad de Nieuwe Weg, ter verbinding van de IJsselbrug met de Dorpsweg, aan als wandelweg voor de Kamper burgerij. Aan de zuid- en oostzijde van IJsselmuiden werd door Kampen de Zwolse weg aangelegd. Bij de brug mondde de Trekvaart door Mastenbroek uit. Tenslotte werd hier het station gevestigd, behorende bij de spoorlijn Zwolle-Kampen die in de jaren 1863-'65 aangelegd is. In 2001 fuseerde IJsselmuiden met Kampen tot één gemeente.

Sonnenbergkwartier 2021

Het Sonnenbergkwartier is in verband met de nieuwbouwplannen aangewezen als plangebied. In 2011, 2020 en 2021 heeft hier archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Het plangebied heeft in 2021 gewijzigde plangrenzen ten opzichte van 2011 en 2020. Hier wordt uitgegaan van de begrenzing in 2021. Het plangebied is ca. 20.775 m² groot.

De noordelijke grens van het plangebied wordt gevormd door de Oosterlandenweg, de oostelijke grens door de Aalbershof. Aan de zuidzijde is het plangebied ten noorden van de Oosterholtseweg gelegen en aan de westzijde ten oosten van de Burgemeester Van Engelenbergweg.

De zuidelijke en meest westelijke delen van het plangebied zijn gelegen op het rivierduin van Oosterholt en hiervoor geldt een hoge archeologische verwachting voor archeologische resten uit de periode Neolithicum t/m Nieuwe tijd.

Ten noorden van de Oosterlandenweg bevinden zich laaggelegen komgronden waar geen bewoningsresten uit de prehistorie, Middeleeuwen en vroege Nieuwe tijd verwacht wordt. Hiervoor geldt een lage verwachting. Deze komgronden bevinden zich dus buiten het plangebied.

Tussen het rivierduin en de komgronden bevindt zich (in het plangebied) een overgangszone waar een middelmatige verwachting voor geldt. Hier is een kans op het aantreffen van archeologische resten uit de perioden Laat Paleolithicum en het Mesolithicum alsmede de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd.

Genoemde verwachtingswaarden zijn genoteerd op de Gemeentelijke archeologische waardenkaart en als zodanig overgenomen in het geldende bestemmingsplan. Hierbij corresponderen hoge en middelmatige verwachtingswaarden met respectievelijk Waarde – Archeologie 1 en 2. De lage verwachtingswaarden hebben geen notatie op het bestemmingsplan. De bepalingen ten aanzien van lage verwachtingswaarden zijn vermeld in de Erfgoedverordening (2011), maar zijn voor onderhavig bestemmingsplan niet relevant.

Verstoring van gronden waarvoor archeologische verwachtingswaarden gelden, dient, in verband met ruimtelijke planvorming, beneden bepaalde ondergrenzen te blijven. In het plangebied zijn zones aan te wijzen waar ingrepen gepland zijn die eventueel archeologisch erfgoed kunnen schaden. Aangezien hierbij de ondergrenzen van de verwachtingswaarden overschreden worden, is archeologisch onderzoek verplicht.

Er is al aangegeven op welke perioden dit onderzoek gericht is. Aangezien het om kansrijke locaties gaat, zijn verkennende booronderzoeken uitgevoerd om na te gaan of er in de bodem van het plangebied mogelijk gelaagdheden aanwezig zijn die archeologische niveaus kunnen bevatten.

Onderzoek in 2011

In 2011 is een booronderzoek uitgevoerd, waarbij 10 boringen in het plangebied zijn gezet. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 12. Hierbij zijn de twee landschapstypen vastgesteld: het rivierduin en de overgangszone.

In het gehele plangebied blijkt de top van het bodemprofiel verstoord te zijn. Onder de verstoorde bovengrond is vrijwel overal veen aangetroffen dat ten dele wordt afgedekt door een dun laagje klei. Het veen rust op zand dat aangemerkt is als een pleistocene riviervlakte.

In de overgangszone is klei op veen aangetroffen. Het betreft een 'verdronken' landschap waar vanaf het Vroeg Neolithicum t/m de Volle Middeleeuwen mogelijk te natte condities heersten om als aantrekkelijke vestigingsplaats in aanmerking te komen. Wel bestaat de mogelijkheid dat aan de basis van het veenpakket vuursteenstrooiingen uit het Late Paleolithicum en het Mesolithicum aangetroffen kunnen worden. In de overgangszone naar het komgebied kunnen onder meer afvaldumps en offsite resten aangetroffen worden. De verwachting voor dergelijke resten is middelmatig.

Pas vanaf de Volle Middeleeuwen biedt dit deel van het plangebied (de overgangszone) mogelijkheden tot ingebruikname door de mens. De archeologische verwachting voor resten uit de periode Late Middeleeuwen t/m Nieuwe tijd is evenwel middelmatig.

Het rivierduin en de directe omgeving kan als een archeologisch kansrijke locatie worden bestempeld. Conform de hoge archeologische verwachting kunnen op het rivierduin vuursteenstrooiingen dan wel (grote) vondstrijke nederzettingen voorkomen.

Onderzoek in 2020

Ten opzichte van het archeologisch onderzoeksgebied in 2011, heeft qua planbegrenzing een mutatie plaatsgevonden, namelijk een oostelijke uitbreiding. Het onderzoek in 2020 (zie hiervoor bijlage 13) richtte zich op het terrein waar in 2011 nog geen onderzoek heeft plaatsgevonden. Ten behoeve van dit onderzoek zijn 11 boringen in het plangebied gezet.

Ook zijn enkele boringen uitgevoerd op het westelijke (eerder onderzochte) terrein, zodat van het gehele plangebied een goed beeld van de ondergrond wordt verkregen.

Het onderzoek bevestigd dat in de zuidwestelijke hoek van het plangebied sprake is van een rivierduin in de ondergrond. De rest van het plangebied (de overgangszone) laat een 'verdronken' pleistoceen dekzandlandschap zien, afgedekt door een pakket veen en een dun laagje klei. De opbouw komt overeen met de verwachting. De enige afwijking schuilt daarin dat de humeuze top van het pleistocene zand een (gedeeltelijk) intact podzolprofiel betreft.

De hoge verwachting voor het rivierduin blijft overeind, maar vanwege de aanwezigheid van (gedeeltelijk) intacte bodemprofielen in de overgangszone, waarin op twee locaties houtskool is aangetroffen, geldt voor dit deel van het plangebied (ipv een middelmatige) een hoge tot middelhoge verwachting.

Onderzoek in 2021

In 2021 is een archeologisch karterend booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in het plangebied Sonnenbergkwartier om vast te stellen of zich binnen de begrenzing van het plangebied behoudenswaardige archeologische resten bevinden. Het oostelijke deel van het plangebied is buiten het onderzoek gebleven, omdat daar geen ingrepen zijn gepland. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 14.

In het noordelijke deel van het onderzoeksgebied zijn negentien avegaarboringen (diameter 15 cm) verricht in een driehoeksgrid met een onderlinge boorafstand van circa. 25 m. Daarnaast is er een controleboring geplaatst binnen de zone waar de proefsleuven gegraven zouden worden (boring 20). De bovenste 50 cm van het opgeboorde dekzand is bemonsterd en gezeefd over een maaswijdte van 4 mm en 2 mm. Het zeefresidu is op het oog gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals houtskool en vuursteen).

Het booronderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat zich binnen het uitgeboorde deelgebied archeologische vindplaatsen bevinden. Aangenomen kan worden dat dit deelgebied altijd een landschappelijk lage ligging kende en ongunstig was voor bewoning.

In het zuidwestelijke deel van het plangebied zijn vier proefsleuven gegraven met een omvang van 5 bij 24 m en een onderlinge afstand van 20 m. Binnen het deelgebied van circa 4000 m² komt dit neer op een dekkingsgraad van 12%, wat over het algemeen voldoende wordt geacht voor het opsporen van de in het plangebied verwachte vindplaatsen.

Uit de proefsleuven blijkt dat binnen het deelgebied geen sprake is van één duin, maar dat er een lokaal reliëf aanwezig is van meerdere smallere ruggen die van elkaar gescheiden worden door met veen opgevulde laagtes. De ruggen vormen kansrijke locaties voor archeologische resten. Zowel uit het voorafgaande verkennende booronderzoek als de proefsleuven blijkt de bodem echter op veel plaatsen al dermate diep te zijn verstoord dat daar nauwelijks nog archeologische sporen te verwachten zijn.

Een uitzondering vormt het uiterste zuidwesten van dit deelgebied. Hier is de bodem minder diep geroerd en manifesteren zich grondsporen en mobilia van een nederzetting uit de periode bronstijd-ijzertijd met mogelijk een component steentijd. De met veen gevulde laagten waren ook in prehistorische perioden te nat voor bewoning al zal bewoning op de hogere gronden ook hier zijn neerslag hebben gehad (afval, deposities).

Archeologische waarde en planologische betekenis

Door de archeologische onderzoeken in 2011, 2020 en 2021, ter plaatse van plangebied het Sonnenbergkwartier te IJsselmuiden, is van een groot deel van het plangebied de archeologische waarde achterhaald.

Het gehele plangebied is vrij van archeologische waarden, op één zone in het zuidelijke deel van het plangebied na. Dit deelgebied is aangegeven op in de verbeelding en is ca. 1000 m² groot.

Hier zijn in 2021 belangrijke archeologische resten gevonden uit de bronstijd-ijzertijd. Op dit moment is dit het enige deel van het plangebied waar nog een archeologische dubbelbestemming op rust. Het gaat om een Waarde - Archeologie 1 locatie.

De gemeente is voornemens om nog één archeologisch onderzoek in het plangebied uit te laten voeren. Dit onderzoek is gericht op dit deelgebied. Nadat de archeologische waarden hiervan vastgesteld en eventueel gedocumenteerd zijn, kan het plangebied vrij van archeologische waarden verklaard worden. Archeologie vormt dan geen belemmering meer ten aanzien van de voorgenomen planrealisatie.

Nadien blijft nog wel de meldingsplicht uit de Erfgoedwet (2016) van kracht. Indien zaken van oudheidkundig belang worden aangetroffen, dient het bevoegd gezag (de gemeente) hiervan in kennis gesteld te worden.

3.6.2 Cultuurhistorie

Er zijn in de gemeente Kampen bijna 800 monumenten aanwezig. In het voorliggend plangebied bevinden zich geen monumenten en zijn er dus geen zodanige aanduidingen opgenomen.

3.7 Verkeer en parkeren

Het plan Sonnenbergkwartier wordt grofweg omsloten door het Kulthurhus, Oosterlandenweg, Burgemeester Van Engelenweg en de Oosterholtseweg en ligt binnen een 30 km/uur zone in de kern IJsselmuiden van de gemeente Kampen. Kampen wordt getypeerd als matig stedelijk.

3.7.1 Verkeersbewegingen

Met het plan wordt de bouw van grondgebonden woningen, appartementen en een kerk mogelijk gemaakt. Op het maatgevende moment (zondag) zijn er 412 extra motorvoertuig- bewegingen te verwachten. Bij optelling van de bestaande hoeveelheid verkeer worden er maximaal 1612 motorvoertuigen per etmaal verwacht.

3.7.2 Ontsluiting

Het plan takt voor de nieuwe huurwoningen, de koopappartementen, de kerk, de crèche en de bestaande kerk aan op de Oosterlandenweg. De 4 grondgebonden woningen (2-onder-1 kappers) worden ontsloten via de Oosterholtseweg. De Oosterlandenweg kent geen geloofwaardige 30 km/uur inrichting. Om daar aanpassingen aan te verrichten, zal er via de perspectiefnota een voorstel worden gedaan voor een herinrichting. Wanneer dit voorstel niet gehonoreerd wordt, zal ingezet worden op een aanpassing van het bestaande plateau op de kruising Laanzicht/Oosterlandenweg/Oosterlandenerf. Naast dit alles wordt er een nieuwe toegang tot het parkeerterrein bij het Kulturhus gerealiseerd waarmee de doorstroming op de toegangsweg Laanzicht naar het plan Sonnenbergkwartier verbeterd wordt.

De ontsluiting van de 4 grondgebonden woningen (2-onder-1 kappers) op de Oosterholtseweg vormt tevens de alternatieve calamiteitenroute voor de hulpdiensten.

3.7.3 Wegbreedte

De toegangsweg Laanzicht is 5.90 m. en is daarmee voldoende breed voor de verschillende modaliteiten en passeermogelijkheid.

3.7.4 Parkeren

Op basis van de parkeernormennota van de gemeente Kampen (11-08-2020) is er een parkeerbalans gemaakt. Met de 4 2^1 kap-woningen, 16 sociale huurwoningen, 27 koopappartementen, een kerk met 650 zitplaatsen, een crèche en de 20 parkeerplaatsen voor de naburige bestaande kerk is met een aantal van 204 parkeerplaatsen voldoende parkeergelegenheid. Bij de grondgebonden woningen is er rekening gehouden met dat de bewoners op eigen terrein parkeren en niet in het openbaar domein.

3.8 Kabels en leidingen

Indien in (de omgeving van) het plangebied kabels en leidingen aanwezig zijn, kunnen deze beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en rondom het plangebied zijn geen kabels, leidingen of zoneringen aanwezig die planologische beperkingen vormen voor de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied.

3.9 Besluit milieueffectrapportage

3.9.1 Wettelijk kader

De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:

  • Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan); Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3); Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4); Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).


Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

3.9.2 Situatie plangebied

Dit bestemmingsplan voorziet in principe in directe eindbestemmingen voor de binnen de planonderdelen aanwezige activiteiten. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.

De voorgenomen ontwikkeling maakt een toevoeging van 47 wooneenheden en een kerk binnen de bebouwde kom mogelijk. Dat betekent, dat het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt, zoals dat is bedoeld in categorie D.11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Deze activiteit betreft de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. Een stedelijk project valt onder een m.e.r.-beoordelingsplicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Aangezien deze drempelwaarden niet worden overschreden geeft het Besluit milieueffectrapportage aanleiding om een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieueffecten.

3.9.3 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Voor voorgenomen ontwikkeling is een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling (zie bijlage 16) opgesteld.

Uit de effecten die in deze notitie vormvrije m.e.r. beoordeling zijn beschreven, kan geconcludeerd worden dat, als gevolg van de realisatie van de 4 twee-onder-één kap woningen, de appartementen, een kerk en parkeerplaatsen, er geen sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen en er geen aanleiding is voor het doorlopen van een milieueffectrapportage.

Wanneer er geen 'belangrijke nadelige gevolgen' zijn voor het milieu, is het conform de wetgeving en de vigerende praktijk niet noodzakelijk om een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen.

Het voorstel is om de gemeente Kampen op basis van deze notitie te laten besluiten dat geen milieueffectrapportage nodig is. Het college van B&W van de gemeente Kampen heeft hierover op dd...... een besluit genomen. Er hoeft geen milieueffectrapportage te worden opgesteld, omdat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen te verwachten zijn.

3.10 Duurzaamheid

Om de gemeente Kampen in 2050 circulair te krijgen, is het plan van aanpak Circulair Kampen 2050 (oktober 2021) geschreven. Een onderdeel daarvan was de masterclass circulaire gebiedsontwikkeling Sonnenbergkwartier. Belangrijke aspecten zoals meervoudig ruimtegebruik (parkeren voor bestaande bedrijven, nieuwe kerk en appartementen), situering van groen (hitte stress) en water (water opvangen binnen het gebied) en gebouwen in verband met klimaatadaptatie worden in het plan opgenomen.

Voor het plan Sonnenbergkwartier wordt gebruikt gemaakt van een materialenpaspoort. Hiermee wordt inzicht verkregen in welke materialen en grondstoffen worden/zijn verwerkt. Bij het ontwerp moet rekening worden gehouden met de demontabiliteit en modulariteit.

  • Optimaal materiaalgebruik voor alle fasen in de bouwcyclus;
  • Zoveel mogelijk gebruik van 'onuitputtelijke' bronnen;
  • Meer en hoogwaardig hergebruik bij de bouw en bij het einde van de gebruiksfase;
  • Zo efficiënt mogelijk gebruik van eindige bronnen.

Geconcludeerd kan worden dat voor het project Sonnenbergkwartier voldoende rekening wordt gehouden met de duurzaamheidsaspecten in het kader van circulaire gebiedsontwikkeling en bouw.

Hoofdstuk 4 Juridische regeling

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.

4.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Sonnenbergkwartier, deelplan manegeterrein dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende voorschriften van een nadere toelichting voorzien.

4.2 Plansystematiek

4.2.1 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. In de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.

4.2.2 Regels
4.2.2.1 Inleidende regels

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2012 worden ook conform de SVBP2012 overgenomen.

4.2.2.2 Wijze van meten

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing worden deze één op één overgenomen. Op een aantal punten zijn ze geactualiseerd. Zo zijn bijvoorbeeld zonnepanelen en buitenunits (voor bijvoorbeeld warmtepompen) opgenomen in de tekst.

4.2.2.3 Bestemmingsregels

Toelichting op de opbouw van een artikel in de regels voor enkelbestemmingen:

De opbouw van een artikel over een bestemmingsregel ziet er als volgt uit:

  • 1. De bestemmingsomschrijving met beschrijving welke functies er zijn toegestaan;
  • 2. Ondergeschikte functies aan de enkelbestemming;
  • 3. Bouwregels;
  • 4. Bouwwerken geen gebouw zijnde;
  • 5. Afwijken van de bouwregels;
  • 6. Algemene en specifieke gebruiksregels;
  • 7. Strijdig gebruik en afwijken van de gebruiksregels;
  • 8. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 9. Verbod zonder omgevingsvergunning, werken, geen gebouw zijnde of werkzaamheden uit te voeren;
  • 10. Uitzonderingen op dat verbod.

Bestemmingsomschrijving:

De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. De hoofdfunctie wordt eerst genoemd, wanneer van toepassing, volgen de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies.

Bouwregels:

In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij het afwijken van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van hetgeen is geregeld. Bijvoorbeeld in het toestaan van een grotere hoogte of het uitbreiden van het bouwvlak.

Hierin staan regels die voor alle 'bouwwerken' op de gronden waarop de bestemming ligt van toepassing zijn.

Bij woningen maken we een verschil tussen;

  • 'Hoofdgebouwen';
  • 'Bouwwerken, geen hoofdgebouw zijnde'. De definitie van een bijbehorend bouwwerk is 'een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel/ of een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd bouwwerk met een dak';
  • 'Bouwwerken, geen gebouwen zijnde'. Als een bouwwerk geen voor mensen toegankelijke overdekt geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, dan is het geen gebouw (bijvoorbeeld een brug).

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, moet voldoen staat ook in deze regel. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte geven we in meters weer en een eventuele dakhelling in graden.

Soms verbieden we expliciet om zonder vergunning of afwijking van een omgevingsvergunning, werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. Daarbij geven we dan wel aan wat de uitzonderingen op dat verbod zijn en wat ons afwegingskader daarbij is.

Specifieke gebruiksregels:

In de specifieke gebruiksregels staat in aanvulling op de bestemmingsomschrijving expliciet beschreven wat wel of niet wordt toegestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan. Ook hier kan onder voorwaarden van af worden geweken.

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo staat dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking sluiten we in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels enkele vormen van gebruik in ieder geval uit. Dit zijn gebruiksvormen, die we niet toestaan. Dit betekent niet dat we vervolgens gebruiksvormen die niet specifiek staan benoemd wel toestaan. Het gaat om gebruik dat we in ieder geval niet toestaan.

Afwijken van de specifieke gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels staat bij een aantal bestemmingen een bevoegdheid om af te kunnen wijken en ander gebruik toe te staan. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid staan vervolgens de criteria waaraan we toetsen om met succes af te kunnen wijken. Deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen we specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning verbinden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. De activiteit bouwen is geen inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning hebben we opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals een landschappelijke waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning staat met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel.

4.3 Bestemmingen

4.3.1 Enkelbestemmingen

In het bestemmingsplan 'Het Sonnenbergkwartier' komen de volgende bestemmingen voor:

Groen

Deze regeling is te vinden in artikel 3.

De bestemming Groen geldt voor gebieden met specifieke groenwaarden, zoals parken, speelvoorzieningen, groenstroken tussen woningen en groenstroken naast wegen. Uitgangspunt is dat alleen openbaar groen (dus geen particulier eigendom) als groen wordt bestemmen. In de bestemming Groen zijn fiets- en voetpaden wel toegestaan, maar parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan. Deze voorzieningen krijgen de bestemming Verkeer.

Maatschappelijk

Deze regeling is te vinden in artikel 4.

De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

De bestemming ‘Maatschappelijk’ is een brede bestemming. Dit volgt uit de begripsbepaling ten aanzien van het begrip ‘maatschappelijke voorzieningen’ (zie artikel 1.54). Er is van afgezien om specifiek op de betreffende functie toegesneden aanduidingen dan wel bestemmingen toe te kennen. De reden daarvoor is dat de verschijningsvorm van ‘het gebouwde’ bepalender is dan het feitelijke gebruik dat daarvan wordt gemaakt. Door nu de te onderscheiden functies onder één noemer te brengen, is een onderlinge uitwisselbaarheid mogelijk, waarmee adequaat op ontwikkelingen in deze sector kan worden ingespeeld.

Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Middels maatvoeringaanduidingen is de variatie van de maximale bouwhoogten van het gebouw geregeld, zo ook de maximaal toegestane bouwhoogte voor een toren.

De bouw van bijbehorende bouwwerken en overkappingen van ondergeschikte aard buiten het bouwvlak is toegestaan, mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in het artikel. Zo mag genoemde bebouwing worden gebouwd in het achtererfgebied (de figuur 'gevellijn' voorkomt ongewenste bebouwing in het gebied voor de 'voorkant'), met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid met 'bijgebouwen', waarvoor geldt dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 100 m² te bedragen. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan respectievelijk 3 meter en 6 meter bedragen.

In de planregels zijn bepalingen opgenomen die randvoorwaarden geven aan het maximale geluidsniveau vanwege religieus klokgelui. Ten aanzien van religieus klokgelui mag, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, rekening worden gehouden met eventuele gevolgen hiervan en kunnen hieraan voorwaarden worden verbonden.

Door grenzen te stellen aan de geluidsniveaus en de slagtoon blijft, gelet op het minder frequente gebruik buiten de dagperiode, sprake van een goed woon- en leefklimaat. Dit betekent een woon- en leefklimaat passend bij de directe omgeving rondom een kerk.

De regeling luidt:

4.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. (..)
  • b. het gebruik van bouwwerken tijdens religieus klokgelui ter plaatse van de gevels van geluidsgevoelige gebouwen en op enig punt op een afstand van 24 meter vanaf het hart van een klok met een hogere equivalente geluidsniveau (LAeq) dan 75 dB(A);het gebruik van bouwwerken tijdens religieus klokgelui ter plaatse van de gevels van geluidsgevoelige gebouwen en op enig punt op een afstand van 24 meter vanaf het hart van een klok met een hogere maximale geluidsniveau (LAmax) dan 80 dB(A);
  • c. in aanvulling op het gestelde in sub a en b gelden de volgende regels:
    • 1. de afstand vanaf de klok wordt horizontaal gemeten;
    • 2. de slagtoon van de klok mag niet hoger zijn dan 62 Hz;
    • 3. als een tweede klok wordt gebruikt, mag de slagtoon daarvan niet hoger zijn dan 75 Hz;
    • 4. de bepaling van de geluidsniveaus dient plaats te vinden volgens de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999". Correcties voor impulsachtig, tonaal of muziekgeluid worden niet toegepast.

Voor een nadere toelichting op dit onderdeel wordt verwezen naar 3.3.1 Milieuzonering en het opgestelde milieurapport (Bijlage 1 Milieurapport).

Verkeer

Deze regeling is te vinden in artikel 5.

Binnen de bestemming Verkeer vallen o.a. wegen, (woon)straten, pleinen, fiets- en voetpaden, uitwegen, parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, laadvoorzieningen voor elektrische voertuigen, bruggen en tunnels, groenvoorzieningen, als ook speel- en sportvoorzieningen en bijbehorende verhardingen, straatmeubilair, abri's, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Water

Deze regeling is te vinden in artikel 6.

Deze bestemming omvat al het water dat van primair belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, hebben we opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.

Wonen-1

Deze regeling is te vinden in artikel 7.

Binnen de bestemming vallen zowel grondgebonden woningen als gestapelde woningen. De plaats waar gestapelde woningen zijn toegstaan, is voorzien van de aanduiding ‘gestapeld’. Daarnaast zijn in de verbeelding de maximum goot- en/of de bouwhoogten aangegeven.

De setback (de terugliggende gevel op bovenste laag) van het noordelijke appartementencomlex is zowel aan de noord- en zuidzijde over de volledige breedte van het gebouw geregeld middels een specifieke aanduiding met de daarvoor geldende maximale bouwhoogte.

Bij woningen is een verschil tussen:

  • 'Hoofdgebouwen';
  • 'Bouwwerken, geen hoofdgebouw zijnde'. De definitie van een bijbehorend bouwwerk is 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, waaronder niet begrepen een overkapping';
  • 'Bouwwerken, geen gebouwen zijnde'. Als een bouwwerk geen voor mensen toegankelijke overdekt geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, dan is het geen gebouw (bijvoorbeeld een brug).

De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

In dit bestemmingsplan wordt conform de bepalingen uit het Besluit Omgevingsrecht (Bor) aangesloten bij de daarvoor geldende terminologie van voor- en achtererfgebied (zie 1.73 voorerfgebied en achtererfgebied). Middels de specifieke regels in de bestemming Wonen-1 is geregeld waar bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht en waar deze bouwwerken niet zijn toegestaan. Middels voorgeschreven maatvoering zijn eisen gesteld aan o.a. de maximale omvang en hoogten van deze bebouwing.

In situaties waar niet eenduidig is vast te stellen waar sprake is van een naar de weg gekeerde zijde van een hoofdgebouw (en dus niet uitgesloten is dat het niet om een achtererfgebied gaat), zou ongewenste bebouwing kunnen worden opgericht. Dit hebben we door de aanduiding 'gevellijn' willen beperken en eveneens willen verduidelijken. In de begrippen komt de figuur gevellijn voor, voor die situaties waarbij de erfsituatie niet eenduidig is te bepalen.

Afwijkend hierop is voor de gestapelde bouw een specifieke regeling opgenomen voor de realisatie van balkons buiten het bouwvlak. Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd, de balkons zijn middels een binnenplanse afwijkingsregeling en bijbehorende afwegingscriteria toegestaan tot maximaal 2 meter buiten de bouwvlakgrens.

4.3.2 Dubbelbestemmingen

Daarnaast komt de volgende dubbelbestemming voor:

Met dubbelbestemmingen worden ruimtelijk relevante belangen veilig gesteld die niet of onvoldoende met de ‘onderliggende’ bestemmingen kunnen worden gewaarborgd. Daarbij hebben met de dubbelbestemming samenhangende belangen voorrang op de belangen van de onderliggende bestemming, wanneer de enkelbestemming en de dubbelbestemming met elkaar strijden. Het waarborgen van belangen met behulp van een dubbelbestemming leidt tot de opname van bijzondere regels binnen deze bestemming en noopt tot een nadere afweging van belangen.

Het gehele plangebied is vrij van archeologische waarden, op één zone in het zuidelijke deel van het plangebied na. Dit deelgebied is aangegeven op in de verbeelding middels de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 en is ca. 1000 m² groot. Hier zijn in 2021 belangrijke archeologische resten gevonden uit de bronstijd-ijzertijd.

4.4 Algemene regels

4.4.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moeten we op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opnemen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

4.4.2 Algemene bouwregels

In hoofdstuk 3 van de planregels is standaard ruimte gereserveerd voor algemene bouwregels. Door deze regels in hoofdstuk 3 onder te brengen, wordt herhaling voorkomen en ontstaan er geen onbedoelde verschillen meer tussen de diverse enkelbestemmingen.

In de bouwregels staan objectief meetbare regels met betrekking tot de plaats en afmetingen van de hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

4.4.3 Algemene gebruiksregels

Door de algemene gebruiksregels in hoofdstuk 3 onder te brengen, wordt ook hiermee herhaling voorkomen en ontstaan er geen onbedoelde verschillen meer tussen de diverse enkelbestemmingen.

Uitwegen

Uitwegen mogen niet meer dan 4 meter breed zijn en per bouwperceel is 1 uitweg toegestaan. Met een vergunning kan hiervan onder voorwaarden worden afgeweken naar het verbreden tot hooguit 5 meter of het toestaan van een extra uitweg.

4.4.4 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is de bevoegdheid opgenomen om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels staan hier ook in.

4.4.5 Algemene wijzigingsregels

Deze regel (Artikel 13) maakt het mogelijk bestemmings- en bouwvlakken onder de in deze regel omschreven voorwaarden te wijzigen. Ook is het mogelijk om aanduidingen toe te voegen of te verwijderen.

4.4.6 Regeling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

De regeling 'beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis' (zie hiervoor Artikel 14) is van toepassing binnen bestemmingen waar volgens de bestemmingsomschrijving, wonen danwel een bedrijfswoning is toegestaan. Thuiswerken wordt of is eigenlijk al normaal. Dit komt bijvoorbeeld door een groei van ZZP-ers, maar ook door een gebrek aan kleinschalige kantoor/bedrijfsruimten. Het gevolg is dat in of bij een woning een klein bedrijfje wordt gestart of een beroep wordt uitgeoefend. Voorbeelden daarvan zijn, een kapsalon of schoonheidssalon, chiropractor, haptonoom, verzekeringsagent, accountant, belastingadviseur. Door het uitoefenen van deze beroeps bedrijfsmatige activiteiten aan huis, wordt een deel van de woning aan haar woonbestemming onttrokken. Dit betekent formeel dat er strijd ontstaat met het bestemmingsplan, omdat een deel van de woning anders wordt gebruikt dan is toegestaan. Daarom zijn regels opgesteld over een bedrijf of beroep aan huis, waarbij het uitgangspunt is dat een beroep of bedrijf aan huis ondergeschikt moet zijn en blijven aan de woonfunctie, daarom worden grenzen gesteld aan de ruimte die u mag gebruiken voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. Ook moet er wel gewoond worden, het kan dus niet zo zijn dat er alleen maar een praktijkruimte of bed & breakfast is zonder dat er feitelijk iemand woont. Activiteiten die overlast voor de buurt veroorzaken, zoals reparatie van motorvoertuigen of activiteiten die extra verkeer in de buurt genereren zijn niet toegestaan. Maximaal 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, maar niet meer dan 50 m², mag u gebruiken voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals in ieder geval genoemd in de lijst beroep en bedrijf aan huis in Bijlage 1 van de regels. Dit gebruik mag er niet voor zorgen dat er extra parkeerdruk of verkeersoverlast in de omgeving ontstaat. Ook mag de activiteit geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt. Horeca, detailhandel internethandel, erotische vermaak, bezorgpunten voor pakketjes en groothandel en vertrekpunt van bezorgdiensten zijn per definitie uitgesloten. Het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming, het is dus niet de bedoeling dat u 'schreeuwende neonreclame' voor uw bedrijf aan huis op de voorgevel of in de voortuin zet.

Het hebben van een bed & breakfast is ondergebracht in de regeling bedrijf aan huis.

4.4.7 Regeling woningsplitsing, woningomzetting en woninguitbreiding

Deze regeling is te vinden in artikel 15.

Het artikel verbiedt woningsplitsing en woningomzetting. Het is mogelijk om van deze regeling af te wijken indien wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn genoemd in het artikel.

4.4.8 Parkeren

Deze regeling is te vinden in artikel 16.

In dit artikel is bepaald dat nieuw of gewijzigd gebruik slechts is toegestaan indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

In deze regels is de in 2020 door het college van B&W vastgestelde nota parkeernomen verwerkt. Nieuw of gewijzigd gebruik van een (bouw) perceel en daarbijbehorende bouwwerken is alleen toegestaan als men voldoende parkeergelegenheid en of ruimte voor laden en lossen op eigen terrein mogelijk maakt en voor parkeren en of laden/lossen op eigen terrein houdt.


Strijdig gebruik is in ieder geval het opheffen van bestaande parkeerplaatsen en nieuw of gewijzigd gebruik van gronden en of bouwwerken zonder daarbij voldoende parkeergelegenheid te realiseren.
Bevoegd gezag kan via het verlenen van een omgevingsvergunning van het strijdig gebruik afwijken als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en of ruimte voor laden en lossen. Dit kan alleen in bijzondere omstandigheden of als het voldoen aan de bepalingen op overwegende bezwaren stuit.


Afwijken bij bijzondere omstandigheden

Hiernaast is een hardheidsclausule opgenomen. Volgens jurisprudentie moet deze afwijkingsmogelijkheid alleen in bijzondere gevallen en dus terughoudend worden toegepast. Dit betreft voornamelijk de situatie waarbij het voor een bepaald bouwinitiatief of bepaalde ruimtelijke ontwikkeling ruimtelijk en financieel-economisch niet mogelijk is om op of buiten het eigen terrein (volledig) te voorzien in de parkeerbehoefte, terwijl dit initiatief of deze ontwikkeling van wel van maatschappelijk of van algemeen belang is. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een project dat in de gemeente de werkgelegenheid aanzienlijk vergroot of voorziet in een nieuwe maatschappelijke voorziening die zeer wenselijk wordt geacht. In de omgevingsvergunning voor een dergelijk project kan dan worden uitgegaan een lagere parkeernorm.

Van voldoende parkeerkeergelegenheid en of ruimte voor laden en lossen is sprake als wordt voldaan aan de normen in het door het college van B&W vastgestelde nota parkeernormen in 2020.

4.5 Overgangs- en slotregels

4.5.1 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is van toepassing zoals in het Bro staat voorgeschreven. Voor de overgangsregels is onderscheid gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik.

4.5.2 Slotregel

Resteert nog de slotregel. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan en de vaststellingregel van het plan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.1.1 Vooroverleg

Het bestemmingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geëist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bestemmingsplan aan de volgende instanties voorgelegd:

  • Waterschap Drents Overijsselse Delta;
  • Provincie Overijssel;
  • Veiligheidsregio IJsselland.

Het waterschap Drents Overijsselse Delta is steeds nauw betrokken en gekend bij invulling van planvorming. Het waterschap heeft in een overleg aangegeven dat zij in kan stemmen met het plan. Hiermee is voldaan aan het wettelijk voorgeschreven vooroverleg.

Op 28 oktober 2021 is het plan Sonnenbergkwartier besproken met de provincie Overijssel. Op 24 januari 2022 heeft de provincie nog per e-mail bevestigd en aangegeven dat het plan past binnen het provinciaal ruimtelijk beleid. Hiermee is voldaan aan het wettelijk voorgeschreven vooroverleg.

De afspraken voor regionale afstemming bij plannen van meer dan 25 woningen, zijn afspraken uit de woonafspraken 2015-2020 die inmiddels vervangen zijn door de regionale woonagenda West-Overijssel die maart 2021 is vastgesteld. Daarmee vervallen ook de afspraken over de afstemming met buurgemeenten.

In de regionale woonagenda zijn geen specifieke afspraken gemaakt over de afstemming met buurgemeenten. Een uitbreiding van bijvoorbeeld 100 woningen ligt dan wel voor de hand om regionaal af te stemmen, een inbreidingsplan hoeft niet met buurgemeenten te worden afgestemd. Het bestemmingsplan Sonnenbergkwartier is daarom niet voorgelegd aan buurgemeenten.

Reparatie digitale verbeelding en parkeerregeling

De nu doorgevoerde reparaties zijn juridisch van aard en raken geen provinciale belangen. Nadere afstemming met de provincie Overijssel ten behoeve van deze wijzigingen is dan ook niet meer noodzakelijk.

5.1.2 Participatie

In de periode juni 2021 tot en met juli 2021 zijn individuele gesprekken gevoerd met de direct aanwonenden en op 8 juli 2021 heeft in De Hoeksteen te IJsselmuiden een algemene informatiebijeenkomst over het stedenbouwkundig ontwerp voor het Sonnenbergkwartier plaatsgevonden. In tijdsblokken van 30 minuten (in verband met de toen geldende Coronamaatregelen) kon men vragen stellen en in gesprek gaan over het ontwerp. De algemene informatiebijeenkomst trok 68 belangstellenden.

Daarnaast stelde de gemeente geïnteresseerden in de gelegenheid online te reageren op het stedenbouwkundig plan aan de hand van een tekening van de gewenste inrichting van het gebied.

In de periode december 2021 tot en met februari 2022 zijn wederom individuele gesprekken gevoerd met eigenaren van aangrenzende percelen aan de hand van profielschetsen over onder andere hoogteverschillen, overgangen en afstanden.

De input van bewoners en overige belangstellenden heeft het college daar waar mogelijk meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Voor het woningbouwproject is een speciale webpagina gelanceerd: www.kampen.nl/sonnenbergkwartier waar actuele informatie over het project te vinden is.

5.1.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is gepubliceerd in het huis-aan-huisblad 'De Brug' en het Gemeenteblad en heeft met ingang van 22 juni 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode zijn vier zienswijzen ingediend.

De zienswijzen zijn opgenomen in de 'Reactienota zienswijze' en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. De reactienota zienswijze is als Bijlage 17 bij dit bestemmingsplan gevoegd. De zienswijzen hebben niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.

Wel zijn er ambtelijke wijzigingen doorgevoerd op de verbeelding en in de planregels ten opzichte van het ontwerp. Voor de beschrijving van alle aanpassingen wordt verwezen naar hoofdstuk 3 in de 'Reactienota zienswijze' Bijlage 17.

5.1.4 Vaststelling

Het bestemmingsplan 'Sonnenbergkwartier, deelplan manegeterrein' is op 19 januari 2023 naar aanleiding van de ambtelijke wijzigingen gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Kampen. Het vastgestelde bestemmingsplan is op 31 januari 2023 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad 'De Brug' en het Gemeenteblad en heeft met ingang van 22 juni 2022 gedurende zes weken voor beroep ter inzage gelegen.

5.1.5 Beroep

Tegen het op 19 janauri 2023 vastgestelde bestemmingsplan, versie NL.IMRO.0166.00991038-VB01, is op 14 maart 2023 beroep ingesteld en op 13 maart een voorlopige voorziening aangevraagd. Het verzoek om voorlopige is ter zitting op 4 mei 2023 behandeld. Tijdens deze zitting is door verweerder (gemeente Kampen) erkend dat het bestemmingsplan twee omissies bevat. De gemeente Kampen heeft toegezegd dat nog voor de zomer twee omissies worden gerepareerd in het bestemmingsplan. Het betreft de volgende reparaties:

  • Aanpassing van de digitale verbeelding op www.ruimtelijkeplannen.nl voor de tekst van de maatvoeringsaanduiding 'maximaal aantal woningen'. Deze tekst is bij het overzetten naar de digitale versie niet goed overgenomen.
  • Aanpassing van Artikel 16 Regeling parkeren. In artikel 16 van de planregels is een zogenaamde dynamische verwijzing opgenomen naar de Nota Parkeernormen. Beoogd is dat op het moment dat binnen een enkelbestemming meerdere functies zijn toegestaan en de functie wijzigt naar een functie met een hogere parkeernorm, dan kan dit alleen als daarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd. De Afdeling is van oordeel dat deze wijze van redigeren van de planregel in strijd is met artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij het wijzigen van het gebruik, dat al toegestaan is binnen de bestemming, heeft de gemeente geen bevoegdheid om een omgevingsvergunning te vragen. Uitgegaan moet worden van de maximaal planologische mogelijkheden. Herstel van dit gebrek is mogelijk door de redactie van artikel 16 van de planregels zo aan te passen dat toetsing aan de Nota Parkeernormen alleen aan de orde is als er een omgevingsvergunning voor het bouwen of handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening vereist is. Dit is in een eerdere uitspraak van de Afdeling over het bestemmingsplan 'Slenke Es' (ECLI:NL:R\/S:2022:1934) ook gebleken.

Aangezien deze door de gemeente Kampen erkende omissies naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter reparabel zijn en de gemeente Kampen op de zitting te kennen heeft gegeven dat het reparatiebesluit naar verwachting eind juli 2023 zal worden genomen, heeft de voorzieningenrechter daarin geen aanleiding gezien om het bestemmingsplan te schorsen. Het verzoek om voorlopige voorziening op 24 mei 2023 door de Voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State afgewezen.

5.1.6 Gewijzigde vaststelling t.b.v. reparaties

Na verwachting worden het gerepareerde bestemmingsplan 'Sonnenbergkwartier, deelplan manegeterrein op 13 juli 2023 vastgesteld door de gemeenteraad van Kampen.

Omdat er nog geen zitting heeft plaatsgevonden en/of uitspraak is gedaan in de bodemprocedure, wordt het beroep wat is ingesteld op 14 maart 2023, bekend bij de Raad van State, Afdeling Bestuursrechtspraak onder 'Ons nummer: 202301613/1/R3, mede geacht te zijn gericht tegen dit nieuw vast te stellen bestemmingsplan 'Sonnenbergkwartier, deelplan manegeterrein' met kenmerk: NL.IMRO.0166.00991038-VB02.

Zowel de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State almede de indiener van het beroepschrift worden schriftelijke op de hoogte gesteld van het besluit van de gemeenteraad van Kampen tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.

5.1.7 Procedure

Omdat het hier zeer beprekte en ondergeschikte wijzigingen betreffen, is hier geen sprake van een significant ander bestemmingsplan met verruimde planologische mogelijkheden. Om deze reden is bepaald dat het voorliggende bestemmingsplan niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb behoeft te worden voorbereid. Er is derhalve geen ontwerp-reparatieplan ter inzage gelegd.

Tegen de wijzigingen in dit bestemmingsplan kan opnieuw beroep worden ingesteld. Het voorliggend vast te stellen bestemmingsplan wordt gepubliceerd in het huis-aan-huisblad 'De Brug', het Gemeenteblad en op www.ruimtelijkeplannen.nl en wordt gedurende zes weken voor beroep ter inzage gelegd.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

5.2.1 Grondexploitatiewet

Conform artikel 3.1.6 lid 1 onder f van het Besluit ruimtelijke ordening dient onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. Voor wat betreft de economische uitvoerbaarheid kan worden gesteld dat het bestemmingsplan de ontwikkeling van een woningbouwlocatie en maatschappelijke voorziening in het centrum van IJsselmuiden bevat.

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

Aangezien het voorliggend bestemmingsplan voorziet in de bouw van een of meer hoofdgebouwen, is sprake van een plan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. In beginsel moet op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening voor het plan een exploitatieplan worden vastgesteld. Van deze verplichting kan worden afgezien wanneer het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Alle gronden zijn in eigendom van de gemeente Kampen. Deze ontwikkeling valt onder de grondexploitatie van de gemeente Kampen en is financieel sluitend. Er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld.