direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Enschedesestraat (naast 236a)
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BPW0079-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot het wijzigingsplan

Tussen de percelen Enschedesestraat 236a en 244 bevindt zich een braakliggend perceel. Op dit perceel is in het ter plaatse geldend bestemmingsplan "Hengelo Zuid - Veldwijk e.o." een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de vigerende bestemming 'Gemengd' gewijzigd kan worden in de bestemming 'Wonen'. In de toelichting van het geldend bestemmingsplan wordt aangegeven dat het wenselijk is om de braakliggende terreinen langs één van de belangrijkste invalswegen van Hengelo in te vullen met een passende bestemming. Met dit wijzigingsplan wordt hier invulling aan gegeven door de bestemming van het braakliggende perceel te wijzigen in de bestemming 'Wonen' teneinde twee vrijstaande woningen te kunnen realiseren.

Het wijzigingsplan Enschedesestraat (naast 236a) bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Enschedesestraat (naast 236a) is in de volgende afbeelding aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de Enschedesestraat aan de noordzijde, het woonperceel Enschedesestraat 244 aan de oostzijde, een bedrijfsperceel aan de zuidzijde en het perceel Enschedesestraat 236a aan de westzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BPW0079-0301_0001.png"

Afbeelding: Luchtfoto plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan "Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.". Op basis van dit bestemmingsplan zijn de gronden in het plangebied bestemd als 'Gemengd'. Daarnaast kent het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Middel'. Tot slot ligt over het gehele plangebied de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BPW0079-0301_0002.png" 
Afbeelding: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Hengelo Zuid - Veldwijk e.o."

Gronden met de bestemming 'Gemengd' zijn bedoeld voor detailhandel, dienstverlenende bedrijven, kantoren etcetera. Omdat binnen het plangebied een bouwvlak ontbreekt, kunnen er geen gebouwen worden gebouwd ten behoeve van deze functies. De dubbelbesteming 'Waarde - Archeologie Middel' is opgenomen met het oog op de instandhouding en bescherming van eventueel in de gronden aanwezige archeologische waarden. In paragraaf 4.3 wordt hier nader op ingegaan.

Met name relevant in dit kader is de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4'. In artikel 7.4 van de bestemming 'Gemengd' is bepaald dat burgemeester en wethouders ter plaatse van deze aanduiding de bestemming kunnen wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Hierbij gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen niet meer dan 2 mag bedragen;
  • b. de voorschriften van artikel 17 in acht moeten worden genomen;
  • c. de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 10 meter bedraagt en de maximale goothoogte 6 meter bedraagt;
  • d. de afstand van de voorgevelrooilijn tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens minimaal bedraagt 7,5 meter;
  • e. Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
    • 1. Het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. De woonsituatie;
    • 3. De verkeersveiligheid;
    • 4. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
  • f. toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 7.4.2;

Ten aanzien van de vorenstaande voorwaarden wordt hierna beknopt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met deze wijzigingsvoorwaarden:

Ad a: in de regels en op de verbeelding van dit plan is bepaald dat het aantal woningen maximaal 2 mag bedragen;

Ad b: deze regel verwijst naar de bestemming 'Wonen' zoals opgenomen in het geldend bestemmingsplan "Hengelo Zuid - Veldwijk e.o.". Deze bestemming 'Wonen' is overgenomen en vormt de basis voor de bestemming 'Wonen' in dit plan. Onderdelen die in het kader van dit plan niet relevant zijn, zijn niet overgenomen;

Ad c: de maximale goot- en bouwhoogte is vastgelegd in de regels en op de verbeelding van dit plan;

Ad d: Het bouwvlak binnen de bestemming 'Wonen' is 7,5 meter uit de voorste perceelsgrens gelegd. Hiermee is verzekerd dat de voorgevelrooilijn op minimaal 7,5 meter van de perceelsgrens komt te liggen;

Ad e: Op diverse plekken in de toelichting van dit plan wordt aangetoond dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van de genoemde aspecten.

Ad f: Deze regel geeft aan dat voldaan moet worden aan diverse milieu- en omgevingsaspecten en dat de economische uitvoerbaarheid van het plan moet zijn aangetoond. In hoofdstuk 4 wordt op al deze aspecten ingegaan.

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat aan alle wijzigingsvoorwaarden wordt voldaan. Met dit wijzigingsplan kan dan ook voorzien worden in een bestemming 'Wonen' teneinde de bouw van twee vrijstaande woningen mogelijk te maken.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Bestaande situatie plangebied

Het plangebied grenst direct aan de Enschedesestraat. Deze straat maakt onderdeel uit van een oude verbindingsroute waarlangs zich in de loop der tijd een nagenoeg aaneengesloten bebouwing heeft gevormd. Deze bebouwing is niet gelijkmatig, maar ontwikkelde zich schoksgewijs. Hierdoor is een zeer gevarieerd beeld ontstaan.

De panden langs de Enschedesestraat zijn erg varierend; woningen, winkels en bedrijven wisselen elkaar af. De rooilijn varieert, evenals de kaprichting. Er zijn sterke overeenkomsten in bouwhoogten. De woningen zijn over het algemeen een of twee lagen met een kap, de bedrijfsgebouwen passen zich aan deze hoogte aan. Daar waar nog woningen langs de Enschedestraat staan is daarachter aan de spoorzijde veelal bedrijfsbebouwing aanwezig.

Het plangebied betreft een onbebouwd perceel langs de Enschedesestraat. Aan drie zijden wordt het plangebied omringd door bestaande bebouwing en aan de onbebouwde zijde grenst het plangebied aan de Enschedesestraat met aan de overzijde wederom bebouwing. De hierna opgenomen foto's geven een beeld van het plangebied en de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BPW0079-0301_0003.png"

Afbeelding: plangebied gezien vanaf de Enschedesestraat (links) en plangebied in het bebouwingslint langs de Enschedesestraat (rechts)

In het plangebied heeft jarenlang geen onderhoud heeft plaatsgevonden. Hierdoor heeft het groen de vrije hand gehad en is het plangebied inmiddels begroeid met struiken en bomen. Er is in het plangebied geen bebouwing, infrastructuur of water aanwezig.

2.2 Ruimtelijke karakteristiek

De kavels aan de Enschedesestraat zijn samen onderdeel van de entree van Hengelo komende van uit Enschede. De afgelopen jaren heeft deze entree een verbetering doorgemaakt door de aanpak van het kruispunt van de Enschedesestraat met de Kuipersdijk en de Laan van Driene. Samen met de daar aangrenzende appartementgebouwen vormt dit een duidelijke inleiding van de toegangsweg richting het centrum van Hengelo. Echter wordt deze inleiding al snel verstoort door het huidige beeld van onder meer het plangebied. Het belangrijkste punt bij de ontwikkeling in het plangebied is het aangezicht op de nieuwe bebouwing vanaf de Enschedesestraat. De nieuwe bebouwing moet zich voegen in het bebouwingslint waarbij de bebouwing meer hoog dan breed dient te zijn (e.e.a. conform de welstandsnota).

In dit geval worden twee vrijstaande woningen gebouwd met een nokrichting dwars op de straat. De vrijstaande woningen brengen variatie aan in de korrelgrote die kenmerkend is voor de bebouwing langs de Enschedesestraat. Tevens wordt door de nokrichting de verhouding tussen breedte en hoogte versterkt. Door de rooilijn van het appartementencomplex op de hoek Kuipersdijk-Enschedesestraat en de vier naastgelegen woningen door te trekken ontstaat er een eenduidige rooilijn van de Enschedesestraat begeleidende bebouwing.

De vrijstaande woningen krijgen de beschikking over een ruime voortuin (minimaal 7,5 meter) met daarin de entree tot de woningen. Het parkeren ten behoeve van de woningen zal bij voorkeur gaan plaatsvinden aan de achterzijde van het perceel. Met de herontwikkeling van het achtergelegen gebied zijn deze parkeerplaatsen te bereiken via nieuw aan te leggen infrastructuur. Mocht deze herontwikkeling om uiteenlopende reden niet of op een andere wijze plaatsvinden, dan kan het parkeren eventueel ook aan de voorzijde plaatsvinden. Er is voldoende ruimte voor een oprit bij de woningen van voldoende omvang.

In onderstaande afbeelding is een situatietekening opgenomen van de vrijstaande woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BPW0079-0301_0004.png"

Afbeelding: Situatietekening vrijstaande woningen plangebied

Conform de wijzigingsvoorwaarden krijgen de vrijstaande woningen een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter.

2.3 Wonen

Met dit wijzigingsplan wordt in het plangebied voorzien in twee vrijstaande woningen. De bouw van twee vrijstaande woningen past binnen de geraamde (lokale) woningbehoefte voor Hengelo.

2.4 Verkeer en infrastructuur

De woonpercelen zijn op dit moment via de Enschedesestraat te bereiken. Bij voorkeur vindt het parkeren ten behoeve van de woningen aan de achterzijde plaats, met de herontwikkeling van het achtergelegen gebied kan hier ruimte voor worden gecreëerd. Eventueel kan ook aan de voorzijde een oprit van voldoende omvang gerealiseerd worden voor het parkeren van 2 auto's.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit plan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI biedt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, daarbij moet gedacht worden aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen en geeft het richting op de vier prioriteiten; ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie, een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel, sterke en gezonde steden en regio’s en een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

3.1.4 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Er is voor dit plan een digitale watertoets uitgevoerd. In paragraaf 4.1 wordt hier nader op ingegaan.

3.1.5 Toetsing van het plan aan het rijksbeleid

De ontwikkeling waarin dit plan voorziet past binnen de in de NOVI opgenomen langetermijnvisie en de in het Barro geborgde rijksbelangen. Uit jurisprudentie volgt dat de realisatie van twee woningen niet wordt gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro. Een nadere onderbouwing in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet nodig, wel wordt in paragraaf 3.3.2 nader ingegaan op het gemeentelijk beleid en de wijze waarop dit plan een bijdrage levert aan de voor Hengelo bepaalde woningbehoefte.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is de provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel en heeft een wettelijke basis in het omgevingsrecht. In de omgevingsvisie bekijkt de provincie onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang met een duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. 'Rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in Overijssel zijn duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

De 'Omgevingsverordening Overijssel' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

3.2.2 Sturingsfilosofie, uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe. afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BPW0079-0301_0005.png"

Afbeelding: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 

3.2.3 Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie Overijssel
3.2.3.1 Generieke beleidskeuzes (of)

Bij de afwegingen in de eerste stap 'generieke beleidskeuzes' gaat het om de vraag of er beleidsmatig sprake is van grote belemmeringen. Op de voor dit plan relevante artikelen uit de verordening wordt hierna nader ingegaan.

Principe van concentratie (artikel 2.1.2)

Het beleidsprincipe van concentratie gaat ervan uit dat uitsluitend wordt voorzien in woningbouw, bedrijventerreinen en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen. In afwijking hiervan mogen de stedelijke netwerken, Hengelo maakt onderdeel uit van een stedelijk netwerk (zie ook de afbeelding in paragraaf 3.2.3.2), voorzien in woningbouw, bedrijventerreinen en stedelijke voorzieningen om te voldoen aan een bovenregionale behoefte.

Zoals ook blijkt uit paragraaf 3.3.2 wordt met dit plan voldaan aan het principe van concentratie.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 2.1.3)

De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag – zowel ondergronds als bovengronds – in de onbebouwde Groene Omgeving te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden.

Dit bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van een locatie in binnenstedelijk gebied. Hier is geen sprake van nieuw ruimtebeslag in de Groene Omgeving

Realisatie nieuwe woningen (artikel 2.2.2)

In artikel 2.2.2 van de verordening is geregeld dat bestemmingsplan uitsluitend voorzien in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw. De behoefte aan woningen wordt geacht te zijn aangetoond als realisatie van de nieuwe woningen past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.

Zoals uit paragraaf 3.1.3 en 3.3.2 blijkt, voorziet het plan zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin in een woonbehoefte en is het plan in overeenstemming met het gemeentelijk woonbeleid en -programma. Het gemeentelijk woonbeleid en -programma passen binnen de geldende woonafspraken, gelet hierop voldoet dit bestemmingsplan aan het bepaalde in artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel.

3.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven

Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor het plangebied is hierna in kaart en tekst weergegeven. Het plangebied kent het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BPW0079-0301_0006.png"

 Afbeelding: Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart

Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren).

Toetsing van het plan aan het ontwikkelingsperspectief

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

Dit plan voorziet in de herontwikkeling van een braakliggend perceel met twee vrijstaande woningen. Deze twee woningen dragen bij aan het kwalitatief versterken van het lint van bebouwing dat de Enschedesestraat als het ware de stad in begeleid. De ontwikkeling waarin dit plan voorziet past binnen het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.

3.2.3.3 Gebiedskenmerken

De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • een natuurlijke laag;
  • een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • een stedelijke laag;
  • een laag van de beleving.

In dit geval is sprake van bestaand stedelijk gebied dat herontwikkeld wordt. De bij de 'Natuurlijke laag' en de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' behorende gebiedskenmerken kunnen derhalve buiten beschouwing worden gelaten, deze gebiedskenmerken komen immers niet meer voor in het plangebied en kunnen in redelijkheid ook niet worden teruggebracht in het plangebied.

Stedelijke laag

Het plangebied kent op basis van de stedelijke laag het gebiedskenmerk 'Woonwijken 1955 - nu'. In de volgende afbeelding wordt dit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BPW0079-0301_0007.png"

Afbeelding: Stedelijke laag: Woonwijken 1955 - nu

Herstructurering naoorlogse wijken is een belangrijke opgave voor vitale steden. De wijken van na de oorlog behouden hierbij hun eigen karakter. Als ontwikkelingen plaats vinden de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar.

Toetsing van het plan aan het gebiedskenmerk van de 'Stedelijke laag'

De Enschedesestraat is van oudsher een belangrijke invalsweg van de stad Hengelo. Het toevoegen van de woningen is vanuit stedenbouwkundig oogpunt een wenselijke ontwikkeling op deze locatie doordat dit bijdraagt aan het kwalitatief versterken van het bebouwingslint langs de Enschedesestraat. Voor een nadere toelichting op het plan wordt verwezen naar paragraaf 2.2. Hier wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling qua aard, maat en schaal past op deze locatie en daarmee passend is binnen het gebiedskenmerk van de 'Stedelijke laag'.

Laag van de beleving

Op basis van de laag van de beleving komen in het plangebied geen specifieke gebiedskenmerken voor.

3.2.4 Conclusie ten aanzien van het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende plan in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit.
3.3.2 Woonvisie Hengelo 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BPW0079-0301_0008.png"

Afbeelding: Pijlers onder de Woonvisie 2016-2026

Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt doorgaans de bestaande situatie juridisch vastgelegd. Zeker in een bestaande woonomgeving, waar straten en woningen al lang geleden gerealiseerd zijn, is vaak geen sprake meer van een echte ontwikkelruimte. De buurt of wijk is 'af' en wordt door de bewoners ook zo gezien.

Toch kan er sprake zijn van ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan. Bedoeld, of onbedoeld. Bedoeld in het geval er bijvoorbeeld sprake is van een locatie waar op grond van het woningbouwprogramma nog woningbouw gewenst is. Onbedoeld in situaties waar er, bijvoorbeeld door sloop van een woning op een ruime kavel, meerdere woningen kunnen worden teruggebouwd.

Als er sprake is van ontwikkelmogelijkheden die nog niet gerealiseerd zijn dient te worden afgewogen in hoeverre die mogelijkheden nog wenselijk zijn. In algemene zin kan worden gesteld dat wanneer in een periode van 10 jaar geen gebruik is gemaakt van deze mogelijkheden, het niet erg waarschijnlijk is dat er sprake is van een concrete behoefte.

Vanuit het woonbeleid van de gemeente is het zelfs ongewenst om dit soort 'verborgen' plancapaciteit te laten voortbestaan. De gemeenteraad heeft de woonvisie op 22 november 2016 vastgesteld als structuurvisie. Onderdeel van het woonbeleid is het 'Kwalitatief afwegingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven'. Ook dit afwegingskader is door de gemeenteraad vastgesteld op 22 november 2016 en heeft eveneens de status van structuurvisie.

Het afwegingskader geeft aan op welke wijze de gemeente omgaat met nieuwe woningbouwinitiatieven. De achtergrond is dat het aanbod aan (nieuwbouw)woningen in evenwicht moet zijn met de vraag (huishoudensontwikkeling).

Daarover is aangegeven dat ten tijde van het vaststellen van de woonvisie de ruimte om nieuwe initiatieven aan het woningbouwprogramma toe te voegen zeer beperkt is. Dit betekent dat de gemeente de komende jaren ruimte moet gaan vrijmaken. Door de komende jaren te snijden in het harde aanbod aan plannen dat niet tot ontwikkeling komt, of dat niet meer aansluit bij de markt gaat de gemeente deze ruimte creëren. De gemeente doet dit onder meer door (juridische) voorzienbaarheid te creëren en planologische mogelijkheden (bestemmingen) in te trekken.

In het kader van de actualisatieplannen is er om die reden voor gekozen om de bestaande situatie vast te leggen, ook voor wat betreft het aantal woningen, daarmee vervalt de mogelijkheid voor verdichting. Daarover staat het volgende in het afwegingskader:

Plannen voor transformatie en herstructurering van panden/ gebieden gaan vóór plannen voor binnenstedelijke verdichting. De gemeente is terughoudend en selectief waar verdichting in de bestaande stad wordt toegestaan. Het bebouwen van lege plekken is geen doel op zich. Niet iedere locatie hoeft te worden ingevuld. Open plekken in de stad, onderbrekingen in linten, groene gebiedjes en openheid op achtererven/binnenterreinen kennen een eigen waarde. Het feit dat een plek leeg is, is geen argument om deze te bebouwen. Aangetoond moet worden dat er sprake is van een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit of het oplossen van een knelpunt, dit is ter beoordeling aan de gemeente.

Het laten vervallen van (onbenutte) ruimte voor verdichting past binnen het beleid van de gemeente. Daarmee is niet gezegd dat er helemaal geen sprake kan zijn van verdichting. Het verlenen van medewerking moet een bewuste keuze zijn, waaraan een goede ruimtelijke afweging ten grondslag hoort te liggen.

3.3.3 Nota Archeologie 2010

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend plan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.

3.3.4 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening of een wijzigingsplan. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018. In paragraaf 4.3 wordt ingegaan op het aspect erfgoed.

3.3.5 Groenplan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

Binnen het plangebied is geen sprake van groen dat onderdeel uitmaakt van de hoofdgroenstructuur. Het groen dat de Enschedesestraat begeleidt maakt wel onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur, de ontwikkeling van twee vrijstaande woningen in het plangebied doet hier echter geen afbreuk aan.

3.3.6 Nota Autoparkeren (2008-2012)
3.3.6.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo wil evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

3.3.6.2 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 - 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Een blauwe zone is een reguleringsvorm die redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones zijn ontheffingen tegen betaling verkrijgbaar. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Hengelo kent een vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avond parkeren afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak. Ook is het straatparkeren op koopzondagen gratis in Hengelo.

In paragraaf 2.4 is al ingegaan op het aspect parkeren en de normering die geldt voor de woningen in het plangebied. Daarnaast zijn in artikel 9 regels opgenomen voor parkeren waarbij gebruik gemaakt wordt van een zogenoemde dynamische verwijziging naar de parkeernormen in de Nota autoparkeren 2010. Hiermee is geborgd dat met deze ontwikkeling wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de Nota autoparkeren.

3.3.7 Welstandsnota

Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen).

Het plangebied ligt in een gebied waar een hoog welstandsniveau geldt. Tezijnertijd zal het definitieve bouwplan worden getoetst aan de hand van de voor dit gebied geldende welstandscriteria.

3.3.8 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op de milieu-aspecten waaronder het onderdeel geluid.

3.4 Conclusie

Het plan past binnen de vastgestelde beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Watertoets

4.1.1 Algemeen

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater) .

Voor dit plan is de digitale watertoets uitgevoerd. Uitkomst hiervan is de korte procedure voor de watertoets. Dit houdt in dat volstaan kan worden met de standaard waterparagraaf van het waterschap. De inhoud van de standaard waterparagraaf is verwerkt in deze paragraaf.

4.1.1.1 Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de NOVI en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen. Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging.

Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

4.1.1.2 Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

4.1.1.3 Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen.

Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

4.1.2 Wateraspecten plangebied
4.1.2.1 Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

4.1.2.2 Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gemengd stelsel.

4.1.2.3 Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

4.1.3 Watertoetsproces

Het waterschap Vechtstromen is geinformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.

De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.

4.2 Wet Natuurbescherming

Wet Natuurbescherming


De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.

De doelstelling van de wet bestaat uit drie onderdelen: 1. behoud en herstel van biodiversiteit, 2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van natuur, ter vervulling van maatschappelijke functies, en 3. samenhangend beleid gericht op behoud van landschappen, ter vervulling van maatschappelijke functies.

Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.

In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast.

Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming


Natura 2000-gebieden

Het beschermde areaal beslaat de in Europees verband aangewezen zogeheten Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Het betreft gebieden die worden beschermd vanuit de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor de Natura 2000-gebieden gelden specifiek omschreven instandhoudingsdoelstellingen.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Lonnekermeer, is gelegen op ruim 2,7 kilometer afstand van het plangebied.


Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Provincies hebben hiervoor soms een andere benaming.


Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het Natuurnetwerk is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.


Wanneer bij een ontwikkeling mogelijke effecten op de NNN denkbaar zijn, is het noodzakelijk een NNN-toetsing uit te voeren.


Wettelijke consequenties m.b.t. gebiedsbescherming


Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten, en de ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000- gebied Lonnekermeer, kan een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied op voorhand uitgesloten worden.


Soortenbescherming


Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort. Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten.


De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.


Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten.


In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, WABO omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode, of ontheffing.

  • Vrijstelling van de verbodsbepalingen wordt verleend door de minister en door de provincie. Een lijst met vrijgestelde soorten is per provincie in de provinciale verordening opgenomen.
  • Een WABO omgevingsvergunning met verklaring van geen bedenking houdt in dat in de aanvraag voor de activiteit het onderdeel natuurwetgeving wordt opgenomen (omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming'). Het bevoegd gezag (de provincie of Omgevingsdienst) moet een verklaring van geen bedenking afgeven, die wordt verwerkt in de vergunning.
  • Een gedragscode flora en fauna beschrijft het proces en de richtlijnen voor zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden op locaties met groeiplaatsen en/of (vaste) rust- en verblijfsplaatsen van beschermde soorten. De gedragscode moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag.
  • Een ontheffing moet worden aangevraagd bij de provincie of bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Wettelijke consequenties m.b.t. soortbescherming


In het kader van de voorgenomen ontwikkeling, is een Quickscan uitgevoerd (Notitie Quickscan Wet natuurbescherming Ontwikkeling woningbouw Enschedesestraat - Eelerwoude, 2022). Hieruit komt naar voren dat er geen negatieve effecten verwacht worden, mits er met de voorgenomen werkzaamheden rekening wordt gehouden met broedende vogels en de algemene zorgplicht.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het plangebied.

4.3.2 Archeologische verwachting

Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 3.3.3. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BPW0079-0301_0009.png"

Afbeelding: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde, plangebied is blauw omlijnd

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Erfgoedwet 2016 moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.

Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 250 m2 binnen de verwachtingswaarde type erf, ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. Binnen de historische kern van Hengelo wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 100 m2. De minimum onderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.

4.3.3 Archeologie in het plangebied
4.3.3.1 Verwachtingswaarden

Het plangebied Enschedesestraat naast 236 heeft geheel een middelhoge verwachtingswaarde. Deze verwachtingswaarde is gebaseerd op de aanwezigheid van dekzandwelvingen en dekzandvlakten. Dit type ondergrond heeft een middelhoge verwachting voor archeologische resten uit alle perioden. Op de hoogste delen van dekzandwelvingen bestaat een verhoogde kans op archeologische resten uit de steentijd. Langs de randen van de dekzandhoogten en -ruggen (met een plaggendek) bestaat eveneens een kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit de Late Prehistorie, de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen. De archeologische resten bevinden zich vlak onder het maaiveld en zijn daardoor kwetsbaar voor bodemingrepen. Archeologische resten zijn over het algemeen minder goed geconserveerd.

4.3.3.2 Bekende vindplaatsen en monumenten

Binnen het plangebied zijn in het landelijk datasysteem ARCHIS geen terreinen van archeologische waarde geregistreerd. In de directe nabijheid (<300 m) van het plangebied zijn geen archeologische waarnemingen bekend

4.3.3.3 Uitgevoerde onderzoeken

In het plangebied zijn geen archeologische onderzoeken uitgevoerd. 50 meter ten westen van het plangebied is in 2013 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Op basis van de relatief lage ligging in het landschap ter plaatse van een oude beekloop worden in het plangebied geen bewonings- en nederzettingsresten uit het Laat-Paleolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen verwacht. Het plangebied ligt buiten de historische kern van Hengelo en is pas in de 20e eeuw bebouwd. Vandaar dat aan het plangebied een lage verwachting wordt toegekend voor de periode Late-Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd.

4.3.3.4 Vertaling naar planregels

Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart en de Erfgoedverordening uit 2018 geldt bij een middelhoge verwachting een onderzoeksplicht indien bij bodemingrepen dieper dan 40 cm wordt gegraven en over een oppervlakte van meer dan 5.000 m2. De zone met deze middelhoge archeologische verwachtingswaarde moet in het bestemmingsplan met de medebestemming "archeologische waarde middelhoog" worden gemarkeerd. Voor deze bestemmingen gelden bestemmingsregels. Voor deze bestemmingen dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden indien bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen uit komen.

Het kan zijn dat van de onderzoeksverplichting afgeweken mag worden. Aan de hand van historische gegevens en recente activiteiten en bouwgeschiedenis ter plaatse kan blijken dat onderzoek niet nodig is. Daartoe dient de regio-archeoloog geconsulteerd te worden en kan de initiatiefnemer worden gevraagd om relevante gegevens aan te leveren.

Voorschriften en vrijstellingsgrenzen in verband met archeologische waarden en verwachtingen – geldend voor het huidige plangebied:

• Zones met een middelhoge verwachtingswaarde

In de zones met een middelhoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 5.000 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Deze vrijstellingsgrens wordt met de omvang van het huidige plangebied (950 m2) niet overschreden; ook worden er op basis van een QuickScan geen ondergrondse bouwhistorische waarden in het plangebied verwacht.

Wat betreft de archeologie gelden er daarom geen specifieke aanbevelingen.

4.3.4 Cultuurhistorische waarden

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

4.3.5 Cultuurhistorie in het plangebied
4.3.5.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Tot in ver in de 20e eeuw lag het plangebied buiten de bebouwde kom van Hengelo en maakte het deel uit van de marke Groot Driene. Marke Groote Driene maakte onderdeel uit van de gemeente Lonneker, binnen het richterambt Enschede. De splitsing van Driene in Klein Driene en Groot Driene bestond, blijkens oude registers, al in 1332. In de volgende afbeelding is de situatie omstreeks het begin van de 19e eeuw aangegeven. Te zien is dat de Enschedesestraat in deze tijd al aanwezig was. Het plangebied zelf was onderdeel van de uitgestrekte heidevelden (paarse kleur). Rondom de Enschedesestraat zijn in de omgeving enkele bouwlanden te zien, dit zijn relatief jonge kampontginningen. Op basis hiervan kan er van worden uitgegaan dat de directe omgeving van het plangebied ten zuiden van de Enschedesestraat in de loop van de 19e eeuw in cultuur moet zijn gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BPW0079-0301_0010.png"

Afbeelding: Situatie rond eerste kwart van de 19e eeuw; de ligging van het plangebied is in blauw weergegeven (bron: Hisgis)

Met de verdere versnippering van de percelen in de 20e eeuw zijn eventuele oorspronkelijke structuren binnen het plangebied verdwenen.

4.3.5.2 Historisch geografische kenmerken

Er zijn geen historisch-geografische kenmerken en structuren in het plangebied meer aanwezig.

4.3.5.3 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 130 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beschermde gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink ca. 500 karakteristieke objecten aangewezen. Tevens heeft de Erfgoedcommissie een lijst van waardevolle panden opgesteld (W). Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit. Binnen het plangebied zijn geen objecten als beschermd of karakteristiek aangewezen.

4.3.5.4 Beleid en aanbevelingen cultuurhistorie

Wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.

4.4 Milieu

Ten behoeve van dit plan is een Milieuaspectenstudie en vormvrije mer beoordeling uitgevoerd. Een samenvatting hiervan is opgenomen in de navolgende subparagrafen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de onderzoeksrapportage welke is opgenomen als bijlage 1 Milieuaspectenstudie wijzigingsplan Enschedesestraat naast 236a bij deze toelichting.

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering
4.4.1.1 Algemeen

Milieuzonering is een hulpmiddel om ervoor te zorgen dat nieuwe bedrijfsactiviteiten een passende locatie in de nabijheid van gevoelige bestemmingen krijgen, en anderzijds gevoelige bestemmingen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden.

De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering geeft richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geluid, geur, stof en gevaar voor een scala aan typen bedrijvigheid. Met behulp van deze richtafstanden kan een eerste indicatie verkregen worden van de inpasbaarheid van een initiatief op een bepaalde locatie.

De richtafstanden zijn gekoppeld aan de milieucategorie van een bedrijf. In voorliggende situatie is sprake van een gemengd gebied (het gebied en de omgeving kenmerkt zich door een mix van wonen, werken en verkeer) en dus worden de richtafstanden behorende bij die gebiedstypering 'gemengd gebied' toegepast. Inzake het aspect gevaar is enige voorzichtigheid geboden bij het verlagen van de richtafstanden. Voor inrichtingen met een gevaarscomponent is vrijwel altijd specifieke (aanvullende) regelgeving van toepassing.

4.4.1.2 Beoordeling plan

Het achterliggende bedrijf met een specifieke bestemming, cat. 3.2, bestaat niet meer. Conform de bedrijvenlijst is er hoofdzakelijk cat. 2 bedrijvigheid mogelijk. Een kleine groep cat. 3.1 bedrijven is toegestaan met een minimale afstand voor geluid van 50 meter. De werkelijke afstand tot het plan is ongeveer 33 meter. Door de woningen aan te merken als gemengd gebied in het kader van de milieuzonering, zakt de milieucategorie met 1 stap naar 30 meter. Bedrijven zullen wel moeten voldoen aan de norm van 50 dB(A) etmaalwaarde uit het activiteitenbesluit.

4.4.1.3 Conclusie

De woningen in het plangebied zijn qua milieuzonering onderzocht op een goede ruimtelijke ordening. Daaruit blijkt dat het ontwikkelen van een tweetal woningen mogelijk is.

4.4.2 Bodem

Ten behoeve van de bestemmingswijziging is voor het plangebied zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Het betreft o.a. Bodemonderzoek Enschedesestraat 234 (Ortageo; 211388/R02; 3 dec 2020) en Verkennend en aanvullend bodemonderzoek NEN 5740 en NEN 5707 Enschedesestraat 236-236A, 244-250 en kadastraal perceel N 1.131 in Hengelo (Ortageo; 216688/R01; 11 april 2022) dat als bijlage 4 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek bij de toelichting is gevoegd.

Op basis van deze bodemonderzoeken kan de conclusie worden getrokken dat het terrein niet vrij is van bodemverontreinigingen. Het betreft een bodemverontreiniging met asbest en matig verhoogde gehalten met lood, zink en PAK.

Op grond van het Besluit asbestwegen is de eigenaar verplicht direct een melding te doen bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Daarnaast bestaat er een saneringsnoodzaak voor deze asbestverontreiniging.

Op basis van de onderzoeken wordt verwacht dat de verontreinigingen met lood, zink en PAK te relateren zijn aan de bijmenging met bodemvreemde materialen. Geadviseerd om voorafgaand aan de herontwikkeling deze bijmenging door middel van een zeefactie uit de bodem te verwijderen. Het vrijkomende bodemvreemde materiaal zal conform de geldende richtlijnen moeten worden afgevoerd naar een erkende verwerker.

Voordat de locatie gebruikt kan worden voor het beoogde gebruik (wonen) zal deze daarvoor geschikt gemaakt moeten worden. Voor de ingebruikname zal de aanwezige bodemverontreiniging met asbest moeten worden gesaneerd. De wijziging van het gebruik kan pas ingaan wanneer het bevoegd gezag (Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)) heeft ingestemd met de uitgevoerde werkzaamheden.

Op basis van het nu uitgevoerde onderzoek, met inachtneming van de saneringsverplichting, kan worden verwacht dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voor aanvang van het gewijzigde gebruik zal het bevoegd gezag (ILT) moeten instemmen met de uitgevoerde sanering. Deze voorwaarde kan zich beperken tot de saneringslocatie zoals deze in het eerdergenoemd Verkennend en aanvullend bodemonderzoek NEN 5740 en NEN 5707 zijn benoemd.

4.4.3 Geluid
4.4.3.1 Algemeen

De Nota geluid van de gemeente Hengelo heeft als uitgangspunt dat de geluidbelasting het goede woon-en leefklimaat niet mag verstoren. Dit betekent niet voor alle delen van Hengelo hetzelfde. Bewoners van bijvoorbeeld de binnenstad of bewoners langs een drukke invalsweg zullen andere verwachtingen hebben dan bewoners van specifieke woongebieden. Daarom zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden:

  • Wonen;
  • Binnenstad en winkelgebieden;
  • Industrie en bedrijven;
  • Buitengebied en stadsparken;
  • Verkeerszones.

Per gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafondwaarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan.

De Wet geluidhinder definieert zones langs industrieterreinen, wegen en spoorwegen. Bij het realiseren van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen een zone moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moet de wettelijke geluidgrenswaarde in acht worden genomen. In beginsel moet worden voldaan aan de zogenoemde voorkeursgrenswaarde uit de Wet. Als maatregelen om te voldoen aan deze voorkeursgrenswaarde niet mogelijk zijn of stuiten op overwegende bezwaren dan kunnen burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde vaststellen. In het geluidbeleid hebben burgemeester en wethouders vastgelegd onder welke voorwaarden zij een hogere grenswaarde vaststellen.

In een akoestisch onderzoek zijn alle akoestische aspecten onderzocht. De onderzoeksrapportage is opgenomen als bjlage 2 Akoestisch onderzoek bij deze toelichting.

4.4.3.2 Beoordeling plan

Wegverkeerslawaai

Zoals op te maken is uit het onderzoek wordt als gevolg van het in het kader van de Wet geluidhinder relevante deel van de Enschedesestraat de geldende voorkeursgrenswaarde niet overschreden. Met een geluidbelasting die inclusief aftrek bij de voorgevel beperkt blijven tot 56dB wordt voldaan aan de ambitiewaarde behorende bij de gebiedstypering verkeerszone.

Te verlenen hogere waarden voor wegverkeer zijn beperkt tot de Enschedesestraat. Gezien de constatering dat wordt voldaan aan de ambitiewaarde gelden hier, behoudens het uiteindelijk realiseren van de maximale binnenwaarde, geen aanvullende eisen.

Railverkeerslawaai

De geluidbelasting bedraagt maximaal 55 dB in een poldersituatie. Met de aanwezige bebouwing in het tussengebied zal de geluidbelasting zeker lager zijn van 55 dB.

Er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai voor woningen van 55 dB zoals beschreven in artikel 4.9 tot en met 4.12 en artikel 5.3 van het Besluit Geluidhinder.

Industrielawaai

Dit is niet van toepassing. Er is wel een geluidbelasting te verwachten van de naastgelegen bedrijfsbestemming van 50 dB(A) etmaalwaarde. Gelet op de reeds aanwezige woningen om het plangebied, is er geen sprake van een inbreuk of beperking op de bedrijfsbestemming.

Cumulatie van geluid

Het plan wordt aangestraald door het wegverkeer van de Enschedesestraat waarvan de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Bij de afwijking van het bestemmingsplan en het verlenen van de hogere waarde moet inzicht zijn in de aanvaardbaarheid van de totale geluidsituatie. Hiertoe kan de gecumuleerde belasting worden bepaald van alle wegen samen.

Het spoorlawaai voldoet aan de voorkeursgrenswaarde en hoeft niet te worden betrokken in de cumulatie van de totale geluidbelasting op het plan.

De geluidbelasting bedraagt maximaal 61 dB zonder aftrek van alle wegen samen.

De toename van de geluidbelasting als gevolg van de omliggende wegen is nihil. De Enschedesestraat is maatgevend voor de geluidbelasting op het plan. Nu deze geluidbelasting voldoet aan de uitgangspunten van het geluidbeleid van de gemeente Hengelo is dit tevens het geval voor de cumulatieve geluidbelasting.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied ligt ruim buiten de zone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.

4.4.3.3 Conclusie

Gelet op het bepaalde in het akoestisch onderzoek vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.4.4 Externe veiligheid
4.4.4.1 Algemeen

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.

De regelgeving voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De regelgeving rond de externe veiligheid langs rijkswegen en spoorwegen is vastgelegd in de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen is de regelgeving voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Aan het plaatsgebonden risico is een wettelijke contour verbonden waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden geprojecteerd.

Het groepsrisico is de kans dat een groep personen dodelijk wordt getroffen door een incident met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting, het spoor, de weg of de buisleiding.

4.4.4.2 Beoordeling plan

De te bouwen woningen liggen op ruim 700 meter van het doorgaande spoor naar Oldenzaal en op ca. 130 meter van het doorgaande spoor naar Enschede. Het spoor naar Oldenzaal maakt deel uit van het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het traject naar Enschede niet; over dit traject worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Omdat de woningen op ruim 700 meter van de basisnetroute ligt, vormt het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen, gelet op het Bevt, geen beperking voor de bouw van de twee woningen.

Het emplacement beschikt over een vergunning voor het rangeren met gevaarlijke stoffen. Ten behoeve van de vergunningaanvraag is een kwantitatieve risico-analyse (QRA) uitgevoerd. Daaruit blijkt dat mogelijke interactiepunten bij het rangeren van gevaarlijke stoffen op het emplacement liggen op relatief grote afstand de te bouwen woningen. De locatie van de woningen ligt buiten de 10-8 plaatsgebonden risicocontour rond het emplacement. Om die reden dragen de woningen niet significant bij aan het groepsrisico en vormt ook het emplacement geen beperking voor de bouw van de twee woningen.

Wel liggen de woningen binnen het effectgebied van een eventueel incident met toxische stoffen op het spoor. De kans daarop is heel klein. Desalniettemin is het wenselijk dat een mechanisch ventilatiesysteem handmatig moet kunnen worden uitgeschakeld in het geval van een incident.

4.4.4.3 Conclusie

Het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor (Bevt) noch de vergunning voor het rangeren met gevaarlijke stoffen op het emplacement (Bevi) vormen een beperking voor de bouw van de twee woningen. Wel is het wenselijk dat een mechanisch ventilatiesysteem een voorziening (schakelaar) heeft waarmee het handmatig kan worden uitgeschakeld.

Advies Veiligheidsregio

De Brandweer Twente, als onderdeel van de Veiligheidsregio, heeft op 15 december 2021 een advies uitgebracht. Het advies, opgenomen als bijlage 3 Advies veiligheidsregio bij deze toelichting, geeft aan dat indien mogelijk moet worden voorkomen dat er zich kwetsbare bewoners vestigen in verband met de zelfredzaamheid. In de regels van dit plan is opgenomen dat het gebruik van de woning als zorgwoning strijdig is, daarmee is het gebruik van de woning voor kwetsbare bewoners uitgesloten.

De opmerking over de ventilatie dient te worden opgenomen in de omgevingsvergunning.

4.4.5 Luchtkwaliteit

Een aantal stoffen die in de lucht kunnen voorkomen hebben na inademing een schadelijk effect op de gezondheid. Het gezondheidseffect is afhankelijk van de aard van de stof, de concentratie van de stof en de blootstellingsduur. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer (Wm).

In de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen voor de concentraties fijn stof, stikstofdioxide, benzeen, zwaveldioxide, koolmonoxide en lood in de buitenlucht.

Artikel 5.16 van de Wet milieubeheer bepaalt dat bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning) kunnen uitoefenen, indien:

  • uitoefening niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden, of
  • bij uitoefening de concentratie in de buitenlucht van de betreffende stof per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof bij uitoefening, door een met die uitoefening samenhangende maatregel de luchtkwaliteit per saldo verbetert, of
  • uitoefening niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht, of
  • uitoefening is genoemd in een vastgesteld programma (Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit, NSL) dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden.

Een woningbouwplan draagt op grond van de ministeriële regeling niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit als minder dan 1500 woningen worden gerealiseerd. Voorliggend plan ligt ruim onder deze grens. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering.

4.4.6 Stikstofdepositie
4.4.6.1 Algemeen

Het plangebied ligt op circa drie kilometer van het Lonnekermeer, een Natura 2000-gebied. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.

Het is verplicht om plannen en projecten te beoordelen op de gevolgen voor Natura 2000-gebieden. Voor projecten geldt een vergunningsplicht als het project een significant gevolg kan hebben op een Nederlands Natura 2000-gebied (art. 2.7 lid 2, Wnb). Bij vaststelling van plannen moet het bevoegd gezag rekening houden met de gevolgen van het plan voor Natura 2000-gebieden (art. 2.7 lid 1, Wnb).

Bij plannen of projecten in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied dient in een oriënterende fase onderzocht te worden of de ontwikkeling een significant (negatief) gevolg op het betreffende Natura 2000-gebied kan hebben. Indien na dit onderzoek op voorhand niet kan worden uitgesloten dat de activiteit een significant gevolg heeft, dient meer gedetailleerd dan in de oriënterende fase in kaart gebracht te worden wat de effecten van de activiteit kunnen zijn.

4.4.6.2 Realisatiefase

Op 9 maart jl. is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering door de Eerste Kamer aangenomen. Deze wet, die op 1 juli 2021 van kracht is geworden, voorziet in een vrijstelling voor een bouwactiviteit of een sloopactiviteit die het feitelijk verrichten van bouw- of sloopwerkzaamheden aan een bouwwerk betreft, met inbegrip van de daarmee samenhangende vervoersbewegingen. De bij deze activiteiten vrijkomende emissies die zorgen voor stikstofdepositie mogen dan bij de beoordeling buiten beschouwing worden gelaten. De maatregelen uit de structurele aanpak stikstof vormen de juridische basis voor deze vrijstelling. Zo doet de Bouwvrijstelling geen afbreuk aan het bereiken van de natuurdoelen uit de wet door het relatief kleine aandeel van de bouwsector in de stikstofuitstoot en door de maatregelen die ook al in verschillende sectoren genomen zijn. De maatregelen in de bouw die in de routekaart 'Schoon en Emissieloos Bouwen' worden uitgewerkt, zullen het structurele pakket en daarmee de juridische basis voor de bouwvrijstelling nog verder versterken.

De reikwijdte van de partiële vrijstelling omvat projecten (vergunningaanvragen), maar ook plannen (bestemmingsplannen) zo blijkt uit de Nota van Toelichting behorende bij de AMvB. Daarin is te lezen dat de partiële vrijstelling ook kan helpen bij het vaststellen van bestemmingsplannen door gemeenten. Als het bestemmingsplan dient om bepaalde bouwactiviteiten of de aanleg of wijziging van werken mogelijk te maken, kan voor dit onderdeel van het plan worden verwezen naar het feit dat al een beoordeling door de wetgever heeft plaatsgevonden die een partiële vrijstelling voor de bouwfase van het project heeft vastgesteld (zie memorie van toelichting, bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35600-3.html). Daarom is ten behoeve van dit voornemen voor wat betreft stikstofdepositie uitsluitend de gebruiksfase beschouwd.

4.4.6.3 Gebruiksfase

De ontwikkeling betreft 2 woningen. Er is geen sprake van een gasaansluiting. Daarom is uitsluitend de verkeersemissie beoordeeld. Vanwege de geringe omvang van dit plan in relatie met de afstand tot het dichtstbij gelegen Natura2000 gebied kan zonder verder berekening worden aangenomen dat er geen sprake zal zijn van stikstofdepositie op dit Natura2000 gebied.

4.4.6.4 Conclusie

Het aspect stikstofdepositie vormt geen belemmering voor dit plan.

4.4.7 (Radar)Obstakel- en verstoringsgebieden

Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente en binnen het gebied waar op grond van het luchthavenbesluit Twente Airport beperkingen gelden in verband met de vliegveiligheid:

  • Op grond van artikel 2.4. van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (bouwbeperking radarverstoringsgebieden) geldt een hoogtebeperking bepaald door een denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf de top van de radarantenne oplopend met 0,25 graden. Voor de punt van het Hengelose grondgebied dat het dichtst bij het radarstation ligt, betekent dat een bouwhoogte van maximaal 88 meter boven NAP. Voor verder weg gelegen delen geldt uiteraard een grotere maximale bouwhoogte.
  • In bijlage V-6A (kaartdelen 1 en 2) van het luchthavenbesluit zijn opgenomen de maximale bouwhoogtes die moeten worden aangehouden in verband met de vliegveiligheid (de Obstakel Limitatieve Vlakken). De hoogtebeperkingen betreffen 80 meter boven NAP in het deel van het Hengelose grondgebied dat het dichtst bij het vliegveld ligt tot 185 meter in verder weg gelegen delen.
  • In bijlage V-6B (kaartdelen 1 en 2) van het luchthavenbesluit zijn opgenomen de maximale bouwhoogtes die moeten worden aangehouden in verband met de naderings- en vertrekroutes (obstakelvlakken voor nadering en vertrekroutes). Deze gebieden beslaan slechts een beperkt deel van het Hengelose grondgebied en geven in die delen een beperking van de bouwhoogte van 80 tot 180 meter boven NAP.

Het maaiveld in het plangebied is nergens hoger dan 20 meter boven NAP. Zolang niet hoger wordt gebouwd dan 60 meter boven het maaiveld is er dan ook zeker geen strijdigheid met bovengenoemde hoogtebeperkingen. De maximale bouwhoogtes in de bestemmingsvlakken zijn ruim lager dan 60 meter. De bouwregels en de afwijkingsbevoegdheid staan geen bouwhoogtes toe die strijdig zijn met bovengenoemde hoogtebeperkingen.

4.4.8 Hoogspanningsleidingen

In de nabijheid van het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig.

4.4.9 Besluit milieueffectrapportage
4.4.9.1 Algemeen

Uit de Wet milieubeheer in samenhang met het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) volgt dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject” (kolom 1 van onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit mer) beoordeeld moet worden of er zodanige belangrijke nadelige milieueffecten zijn te verwachten dat het nodig is om eerst milieueffectrapport (MER) op te stellen. Bij de beoordeling moeten worden betrokken de criteria uit bijlage III van de mer-richtlijn.

De omvang van het project ligt ruim onder de drempelwaarden genoemd in kolom 2 van onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit mer waarboven een formele mer-beoordeling nodig is.

4.4.9.2 Beoordeling en motivering

Het gaat slechts om een toevoeging van een tweetal woningen. Het is aannemelijk dat er voor wat betreft de aspecten archeologie en cultuurhistorie, bodem, ecologie, water, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit, externe veiligheid, parkeren en verkeer en gebruik van natuurlijke hulpbronnen geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten.

Daarnaast is ook de winning en de verbranding van aardgas een (milieu) effect dat verband houdt met het gebruik van natuurlijke hulpbronnen zoals bedoeld in bijlage III van de mer-richtlijn. Inmiddels is duidelijk dat de nieuw te bouwen woning niet zullen worden aangesloten op het aardgasnet.

4.4.9.3 Conclusie

Gelet op:

  • de kenmerken en locatie van het plan;
  • de (beperkte) gevolgen die het plan naar verwachting voor het milieu kan hebben;
  • de relevantie beoordelingscriteria hierbij uit bijlage III van de mer-richtlijn;
  • voorgaande overwegingen;

wordt geconcludeerd dat het plan geen belangrijke gevolgen voor het milieu zal hebben en dat daarom voorafgaand aan de vaststelling van het plan geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld.

4.5 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van het plangebied betreft een particulier initiatief. De kosten die verband houden met de bestemmingsplanwijziging, alsmede de uitvoering van het plan, komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dit is in een overeenkomst vastgelegd. In deze overeenkomst is tevens geregeld dat eventuele planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. In verband hiermee kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is. Aangezien het kostenverhaal anderszins verzekerd is hoeft geen exploitatieplan als bedoeld in 6.12 Wro vast te worden gesteld.

Hoofdstuk 5 Het wijzigingsplan

5.1 Uitgangspunten

In de voorgaande hoofdstukken is de herontwikkeling van het plangebied beschreven. Deze ontwikkeling krijgt zijn juridische vertaling in de regels en op de verbeelding van het onderhavige wijzigingsplan.

5.2 Het digitale plan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmings- of wijzigingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het plan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend plan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

5.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het wijzigingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

5.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

5.3.2.1 Wonen

Conform het bepaalde in de wijzigingsbevoegdheid, is de bestemming 'Wonen' uit het bestemmingsplan "Hengelo Zuid - Veldwijk" de basis voor dit wijzigingsplan. Onderdelen uit deze bestemming die in het kader van dit plan niet relevant zijn, bijvoorbeeld een aanduiding die niet in het plangebied voorkomt, zijn niet overgenomen.

De bestemming 'Wonen' zoals opgenomen in dit plan is bedoeld voor woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep. Daarnaast zijn ondergeschikt hieraan onder meer tuinen, erven en terreinen, verhardingen en waterberging toegestaan. In de bouwregels en op de verbeelding zijn de in de wijzigingsbevoegdheid voorgescchreven voorwaarden vastgelegd. Zo is bepaald dat de het aantal woningen maximaal 2 mag bedragen, mag de goot- en bouwhoogte respectievelijk niet meer bedragen dan 6 en 10 meter en is het bouwvlak waarbinnen gebouwd mag worden 7,5 meter uit de voorste perceelsgrens gelegd.

5.3.2.2 Waarde - Archeologie Middel

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Middel' is opgenomen met het oog op de instandhouding en bescherming van archeologische waarden. Zoals uit paragraaf 4.3 blijkt geeft de ontwikkeling in het plangebied geen aanleiding tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek. Mocht het plangebied naar de toekomst toe echter onderdeel gaan uitmaken van een gebied dat de vrijstellingsgrens van 5.000 m2 overschrijdt, dan kan onderzoek noodzakelijk zijn.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

5.3.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

5.3.3.3 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwregels, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

5.3.3.4 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij het stellen van nadere eisen.

5.3.3.5 Overige regels

In dit artikel zijn de regels opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

5.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het plan.

5.4 Handhaving van het plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.5 Inspraak, vooroverleg en verder verloop van de procedure

5.5.1 Inspraak

In de Inspraakverordening van de gemeente Hengelo is aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid - inclusief bestemmingsplannen - worden betrokken. Mede vanwege de beperkt planologische betekenis van voorliggend wijzigingsplan wordt geen inspraak verleend.

5.5.2 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invulling van het gebied, zal vooroverleg worden gevoerd met de provincie en andere overleginstanties.

Het voorontwerp wijzigingsplan Enschedesestraat 236a is in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan onder andere het Waterschap en de Provincie Overijssel. Van de Provincie Overijssel is een reactie ontvangen dat het plan past binnen de ruimtelijke provinciale kaders. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat deze instanties instemmen met het plan.

5.5.3 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft, na publicatie in Staatscourant en Hengelo's weekblad, van 23 november 2022 tot en met 3 januari 2023 ter inzage gelegen. Een ieder kon in deze periode zienswijzen indienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

5.5.4 Verder verloop van de procedure

Conform de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 1. het ontwerpwijzigingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de het college van burgemeester en wethouders. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  • 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde wijzigingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt het vaststellingsbesluit in werking daags na afloop van de beroepstermijn.