direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Centrum 2013, Badhuis
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0105-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Domain Twente BV is van plan om het Badhuis, gelegen aan de Oldenzaalsestraat nabij nummer 18, te transformeren en op te toppen tot een appartementencomplex.

Deze ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan Centrum 2013 en dient derhalve te worden herzien. Het voorliggende bestemmingsplan Centrum 2013, Badhuis voorziet in deze herziening.

Voor de voorgenomen herontwikkeling van de Ariënschool tot woningen zal een separate planologische procedure worden doorlopen.

Het bestemmingsplan Centrum 2013, Badhuis bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Centrum 2013, Badhuis is op afbeelding 1 aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de Oldenzaalsestraat aan de noordzijde, de Wemenstraat aan de westzijde en de beek aan de zuidzijde. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de sportvelden van de VMBO de Spindel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging Plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen, vigeert momenteel het bestemmingsplan Centrum 2013. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 17 december 2014.

In het bestemmingsplan Centrum 2013 is het perceel aan de Oldenzaalsestraat nabij nummer 18 bestemd als 'Maatschappelijk' met een bouwvlak en een maximum bouwhoogte van 12 meter. Het plangebied is slechts gedeeltelijk gelegen binnen de gebiedsaanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied 2, waardoor er geen gebruik van een wijzigingsprocedure kan worden gemaakt en het noodzakelijk is het bestemmingsplan Centrum 2013 te herzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0002.png"

Afbeelding 2: Uitsnede bestemmingsplan Centrum 2013

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Geschiedenis van het gebied

Het badhuis, ontworpen in Haagse stijl door de gemeentearchitect Gijzen, is geopend in 1932. Het was een badinrichting voor de inwoners van Hengelo, die in die tijd thuis de noodzakelijke sanitaire voorzieningen misten. In Nederland zijn er slechts twee badhuizen in deze stijl, lijkend op het Haags Gemeentemuseum, gebouwd. Op de gevel aan de Oldenzaalsestraat prijkten de opschriften ‘Schoolbad’ en ‘Volksbad’. Twee inmiddels gesloopte dienstwoningen maakten deel uit van het ensemble.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0003.png"

Afbeelding 3: Het oorspronkelijke Badhuis met aan weerszijden een dienstwoning

In het oorspronkelijke badhuis was er sprake van een streng symmetrische structuur, met een centrale entree met twee deuren naar gescheiden mannen- en vrouwenafdeling links en rechts. Een gang langs de gevel ontsloot de badruimtes voor volwassenen, de doucheruimtes bedoeld voor jongens en meisjes werden centraal ontsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0004.png" Afbeelding 4: Oorspronkelijke begane grond Badhuis

Toen vrijwel ieder huishouden de beschikking kreeg over voldoende sanitaire voorzieningen is het gebouw in 1967 ingrijpend verbouwd tot instructiebad. Onder meer de kinderen van de Dr. Ariënsschool maakten gebruik van dit zwembad.

De oorspronkelijke opzet is grotendeels verloren gegaan met de functiewijziging van badhuis naar instructiebad. Alleen de entree en de wachtruimtes aan weerszijden ervan hebben nog oorspronkelijke kenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0005.png"

Afbeelding 5: Begane grond Badhuis na verbouwing

2.2 Ruimtelijke karakteristiek

Het ruimtelijke imago van de stad wordt bepaald zowel door horizontale als verticale elementen. De horizontale elementen bestaan uit verhardingen, voortuinen en groenelementen. De verticale elementen zijn de gebouwen, de gevels, de bomen, kunstwerken, lantarenpalen, etc. Samenstelling van verticale en horizontale elementen bepalen uiteindelijk de visuele kwaliteit van de ruimte.

Na de aanleg van het eerste pilot project Pastoriestraat (1997) worden de straten en pleinen van het centrum van de binnenstad in fases heringericht (1997 – 2002). Daarnaast hebben de zuidelijke en noordelijke (langs de Oldenzaalsestraat) gedeelten van de centrumring een nieuw gezicht gekregen door de aanleg van het “stadsplateau”.

Door deze ruimtelijke operaties op horizontale oppervlakte heeft de binnenstad niet alleen een nieuwe stadsvloer gekregen maar is ook beter toegankelijk geworden voor de fietsers en voetgangers.

De gebieden rond de Deldenerstraat en de Oldenzaalsestraat manifesteren zich de laatste twintig jaar als een plek voor gestapeld stedelijk wonen (verticale elementen). Deze straten vormen de entree van het centrum.

In dit verband is, aan de noordelijke rand van de binnenstad in de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw de Thiemsland-schil gerealiseerd. Met zijn uitgerekte, hoge massa (7 lagen) en met zijn moderne architectuur valt dit complex op als men vanaf verschillende invalswegen het centrum nadert. Het plangebied is onderdeel van één van de vier centrum – entree's van de binnenstad.

De Oldenzaalsestraat, welke onderdeel uitmaakt van de centrumring, is een belangrijke invalsweg. Hier liggen grootschalige en objectmatige gebieden. Hier zijn woon-werkgebieden gesitueerd. Het is een objectmatig gebied welke een schakel vormt tussen deze invalsweg en de Afrikaanderbuurt. Hierdoor heeft het plangebied een ander karakter en een andere ruimtelijke opzet dan de kleinschalige opzet van de Afrikaanderbuurt.
Het gehele gebied vanaf de Wemenstraat tot aan de Paul Krugerstraat wordt als een stedenbouwkundige eenheid gezien. Hierin hebben diverse bijzondere elementen een plek gekregen.

2.3 Verkeer en infrastructuur

2.3.1 De verkeerssituatie

Het plangebied is gelegen aan de centrumring en invalsweg Oldenzaalsestraat op de hoek met de Wemenstraat. De Wemenstraat heeft vooral een ontsluitingsfunctie voor:

  • de parkeergarage Thiemsbrug;
  • de naastgelegen doodlopende bedieningsstraat;
  • het verkeer uit de Afrikaanderbuurt (alleen uit);
  • het bevoorradingsverkeer uit de binnenstad;
  • het fietsverkeer van de Stadsfietsroute Slangenbeek (Vossenbelt).

2.4 Wonen

In het plangebied wordt momenteel niet gewoond. De woonfunctie is wel aanwezig in de directe omgeving van het plangebied langs de Oldenzaalsestraat en de Schalkburgerstraat.

2.5 Werken / bedrijven

In het plangebied bevinden zich geen bedrijven.

2.6 Winkels en horeca

Binnen de plangrenzen van het onderhavige bestemmingsplan zijn geen winkels en horeca gelegen. De locatie ligt nabij het centrum van Hengelo waar deze functies aanwezig zijn.

2.7 Voorzieningen

In het plangebied is het voormalige Badhuis gelegen. Buiten het plangebied zijn de Dr. Ariënsschool (ten westen) en VMBO de Spindel aan de Paul Krügerstraat gelegen (ten oosten).

2.8 Sport en recreatie

In het plangebied is geen sport en recreatie gelegen. Ten oosten van het plangebied zijn de sportvelden behorende bij de VMBO de Spindel aan de Paul Krügerstraat gelegen.

2.9 Water

In en direct ten zuiden van het plangebied ligt de Drienerbeek. De beek ligt op deze plek bovengronds. Het water is echter slecht bereikbaar, slecht zichtbaar en niet aantrekkelijk ingericht.

2.10 Groen

In de hoofdgroenstructuur van de binnenstad zijn de doorgaande wegen, waterlopen en spoorverbindingen opgenomen. Deze doorgaande verbindingen kunnen belangrijke dragers zijn van ecologische en ruimtelijk-visuele groene waarden. Waar dit nog niet het geval is, zullen deze waarden waar mogelijk versterkt worden. In het plangebied betreft het de Oldenzaalsestraat en de Drienerbeek.

Voor de Oldenzaalsestraat gaat het om bomen, begeleidende beplantingen en bermen. Met name de bomen zijn in dit deel van de Oldenzaalsestraat belangrijk voor oriëntatie, schuilgelegenheid en verspreiding van soorten.

De Drienerbeek zal, waar mogelijk, de ruimte krijgen met een natuurlijke inrichting van oevers en oeverzones die, veel meer dan nu het geval is, recht doet aan zowel de ecologische, als aan de visueel-ruimtelijke waarde.

Hoofdstuk 3 Beschrijving van het plan

3.1 Hoogbouw

3.1.1 Betekenis Hoogbouw

Hoogbouw kan worden ingezet om compacte ontwikkelingen te realiseren, of om te intensiveren en/of transformeren.

Daarnaast heeft hoogbouw ook de functie om markante plekken te markeren. Hierdoor kunnen mensen zich gemakkelijker oriënteren. Met andere woorden, hoogbouw bepaalt de "mentale kaart" van de stad en bevordert de leesbaarheid. Hoogbouw draagt bij aan het imago van stedelijkheid en eigentijdsheid. Een stedelijk accent kan ook bijdragen aan de beleving, de kwaliteit en de herkenbaarheid van een bijzondere plek.

3.1.2 Hoogbouw in Hengelo

Het appartementengebouw Bellevue met een hoogte van 38 meter is de hoogste woontoren in Hengelo. Het UWV complex met zijn hoogte van 40 meter is het hoogste kantoorgebouw van Hengelo. Andere herkenningspunten in het centrum zijn de Stadhuistoren (57 meter), de Brinktoren (42 meter) en de Lambertuskerk (80 meter).

De Lambertuskerk en de Stadhuistoren vormen de enige 2 oriëntatiepunten als men via de radialen het centrum benadert. De Lambertuskerk is vanaf de Enschedesestraat zichtbaar en de stadhuistoren vanaf de Oldenzaalsestraat en Bornsestraat. Vanaf het station heeft de Brinktoren deze betekenis.

3.1.3 Nota Hoogbouw

Om te zorgen dat hoogbouw daar komt waar zij deze betekenis kan krijgen is er in 2009 de Nota Hoogbouw besproken in de gemeenteraad. De Nota Hoogbouw is door de gemeenteraad omarmd. De nota had tot doel om de discussie op gang te brengen over de betekenis en functie van hoogbouw in de Hengelose context. In de Nota Hoogbouw is op systematische wijze aangegeven waar hoogbouw gerealiseerd kan worden. Met andere woorden, in plaats van incidentele hoogbouw kriskras door de stad, moet gestreefd worden naar hoogbouw op plekken waar deze eerdere genoemde betekenis heeft.

In de Nota Hoogbouw zijn zônes/locaties aangewezen om de hoogbouw in Hengelo te ontwikkelen cq. te sturen. De locaties zijn gekoppeld aan de herstructureringsgebieden en gerelateerd aan de ruimtelijke hoofdelementen, zoals entrees van de stad, de entrees van het centrum, knooppunten enz. De meeste van deze ruimtelijke hoofdelementen hebben, zowel op korte termijn als op lange termijn, het vermogen om hoogbouw/middelhoogbouw op te nemen.

De ontwikkeling van het plangebied Badhuis biedt een kans om nabij deze belangrijke entree naar de binnenstad een accent/baken te ontwikkelen.

De Nota Hoogbouw voorziet in hoogbouw nabij deze centrumentree. Het optoppen van het Badhuis past binnen de kaders van de Nota Hoogbouw.

3.2 Ruimtelijke karakteristiek

Het Badhuis zal in zijn huidige vorm blijven bestaan. De fraaie oostgevel met stijlkenmerken van de Haagse school, zal goed zichtbaar worden vanaf de Oldenzaalsestraat. Door de transparante tussenlaag, tussen het bestaande Badhuis en de nieuw te bouwen verdiepingen erboven, zullen de contouren van het bestaande Badhuis goed zichtbaar blijven en deze accentueren. De bestaande entree van het badhuis met zijn gescheiden mannen en vrouwen ingang zal dienst doen als prominente entree voor de appartementen die er boven liggen. Achter die voordeuren zal een stijlvolle en enigszins voorname hal worden gerealiseerd met lift en trappenhuizen naar de bovengelegen verdiepingen. De oude nog in authentieke staat verkerende wachtruimtes worden hergebruikt, hier kan men bijvoorbeeld de post uit de brievenbus halen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0006.png"

Afbeelding 6: Voorgevel Badhuis vanaf de Oldenzaalsestraat

De achterzijde van het Badhuis, de oostgevel, kent een iets eenvoudiger entree. Deze heeft dubbele deuren naar de voormalige gescheiden jongens en meisjes douche gelegenheden. Die entree zal nu worden gebruikt als entree naar de (fietsen)bergingen.

Voor de opbouw van het Badhuis is gekozen voor een met het Badhuis harmoniserende architectuur. De transparante, in glas uitgevoerde, tussenverdieping geeft duidelijk de scheiding aan tussen oud en nieuw. De architectuur erboven verwijst in materiaalgebruik en gevelritme naar het Badhuis, terwijl de uitvoering van het metselwerk, de raampartijen en de transparante hoeken en balkons een duidelijk moderne interpretatie hebben mee gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0007.jpg"

Afbeelding 7: Gevelfragment Badhuis

Het resultaat zal een van afstand herkenbare eyecatcher zijn, met de bij oude Hengeloërs zo herkenbare letters Badhuis trots op het gebouw prijkend. Op korte afstand zullen fraaie details in de gevel en in het metselwerk opvallen, waardoor een warm woongebouw ontstaat.

3.3 Verkeer en infrastructuur

3.3.1 Ontsluiting

Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Wemenstraat. Dit is de enige en beste optie. De uitwegconstructie is reeds aanwezig vanwege het voormalig poppodium Metropool en als achter- ontsluiting voor enkele percelen van de Schalkburgerstraat. Aan weerszijden van de ontsluitingswegen wordt geparkeerd voor zowel de herontwikkeling van het Badhuis, alsook de herontwikkeling van de Dr. Ariënsschool. Voor het overig krijgt het plangebied een parkachtige en groene invulling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0008.png"

Afbeelding 8: Voorlopige inrichtingsschets Badhuis en Dr. Ariënsschool (d.d. 8 december 2016)

3.3.2 Parkeernorm

Binnen het plangebied is een vrij grote differentiatie en verscheidenheid aan studio's, appartementen en loftwoningen. Zowel in uitvoering, luxe, architectuur, grootte van woonoppervlakte, alsmede de prijsstelling (VON). De doelgroepen zijn daarmee ook verschillend.

In de voorlopige situatieschets van 8 december 2016 zijn in totaal 58 haakse parkeerplaatsen op eigen terrein binnen het plangebied gesitueerd ten behoeve van de 29 geplande woningen Badhuis (in negen verdiepingen) en de 12 geplande (huur)woningen/lofts ten behoeve van de Dr. Ariënsschool (in totaal 41 woning eenheden).

De parkeernormering conform Bijlage 3 van de door de gemeenteraad vastgestelde Nota Autoparkeren Hengelo in de Stedelijke zone: tot grens centrumring (Oldenzaalsestraat) is als volgt:

  • Woning differentiatie goedkoop: parkeernorm 1,2 pp/woning, waarvan 0,30 pp bezoekersaandeel;
  • Woning differentiatie midden: parkeernorm 1,3 pp/woning, waarvan 0,30 pp bezoekersaandeel:
  • Woning differentiatie duur: parkeernorm 1,4 pp/woning, waarvan 0,30 pp bezoekersaandeel.

Het ligt voor de hand geen enkele woning, ook de (huur)studio's niet, toe te wijzen in de categorie 'woning goedkoop'.

De minimale parkeerbehoefte dient, vanuit het hoofduitgangspunt dat de totale parkeerbehoefte (bewoners én bezoekers van bewoners), op eigen terrein te worden opgelost. De parkeernorm voor de ontwikkeling van het Badhuis en de Dr. Ariënsschool is als volgt:

Tabel 1: Minimaal aantal benodigde parkeerplaatsen binnen het plangebied

Woningtype   Aantal woningen   Parkeernorm   Aantal parkeerplaatsen  
 
Dr. Ariënsschool  
Huurstudio's   10   1,3   13  
Loftwoningen   2   1,3   2,6  
Subtotaal   (15,6) 16 parkeerplaatsen  
 
Badhuis  
Appartement C klein
(66 m2 woonopp.)  
1   1,3   1,3  
Appartementen middelgroot
(81-98 m2 woonopp.)  
18   1,4   25,2  
Appartementen groot
(111-138 m2 woonopp.)  
6   1,4   8,4  
Appartement zeer groot / Penthouse
(151 m2 woonopp.)  
4   1,4   5,6  
Subtotaal   (40,5) 41 parkeerplaatsen  
 
Totaal minimaal aantal parkeerplaatsen   57
parkeerplaatsen  

Dit betekent concreet voor het badhuis dat minimaal 41 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd om te voldoen aan het gemeentelijk beleid, waaronder 9 parkeerplaatsen voor bezoekers (29 x 0,3 = 8,7 parkeerplaatsen).

Indien eveneens rekening zou worden gehouden met de ontwikkeling te zijner tijd van de dr. Ariensschool, zou het totaal van 41 woningen een totale parkeerbehoefte 57 parkeerplaatsen genereren waaronder 12 bezoekersplaatsen.

Op de voorlopige inrichtingsschets van Archimees d.d. 8 december 2016 zijn ten behoeve van de ontwikkeling van het Badhuis en de Dr. Ariënsschool in totaliteit 58 parkeerplaatsen op eigen terrein ingetekend. Hiermee is aangetoond dat er binnen het plangebied voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd kan worden (zelfs wanneer rekening wordt gehouden met de te zijner tijd te (her)ontwikkelen dr. Ariensschool).

De parkeernormen zijn verankerd in de planregels. Gelet op het vorenstaande is het plan gelet op het conform het gemeentelijk parkeerbeleid benodigd aantal parkeerplaatsen op eigen terrein in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.

3.3.3 Fietsparkeren

Het is belangrijk fiets(en) en e-bikes goed, veilig, droog en op maaiveld niveau en zonder hindernissen te kunnen stallen. Zeker bij een nieuwe woonfunctie, die zo dicht bij de binnenstad is gesitueerd. Fietsenstallingen en bergingen voor alle bewoners, ook de bewoners van de Dr. Ariënschool, zijn in het Badhuis op de begane grond voorzien.

3.3.4 Bezoekers parkeren versus toegankelijkheid en openbaarheid

Bij de uiteindelijke uitvoering en inrichting van de parkeerplaatsen is het vrij gebruikelijk dat bewoners een eigen parkeerplaats op eigen terrein krijgen toegewezen. Dit maakt veelal integraal onderdeel uit van een woonconcept en geeft meerwaarde in de verkoop en verhuur. Daarom zijn er binnen het plangebied specifieke bezoekersparkeerplaatsen voor bewoners toegevoegd op basis van het bezoekersaandeel van 0,30 parkeerplaats per woning. De daadwerkelijke toewijzing van parkeerplaatsen aan specifieke appartementen betreft een uitvoeringsaspect.

Wel heeft initiatiefnemer aangegeven dat de parkeerplaatsen voor bezoekers niet zullen worden toegedeeld specifiek aan appartementen en dat de penthouses 2 eigen parkeerplaatsen toegedeeld zullen krijgen. Het terrein biedt hier voldoende ruimte voor (zie paragraaf 3.3.2).

Op basis van het uitgangspunt dat elke woning één parkeerplaats op nummer krijgt toegewezen, ontstaat er na ontwikkeling van de dr. Ariensschool een overschot van 4 parkeerplaatsen (57-12 = 45 parkeerplaatsen voor 41 woningen).Dit overschot van 4 parkeerplaatsen wordt toegedeeld als 2e parkeerplaats op nummer voor de penthouses (zie hiervoor). Initiatiefnemer heeft aangegeven dat voor de ontwikkeling van het badhuis zelf 9 parkeerplaatsen voor bezoekers zullen worden aangelegd en 33 voor de appartementen (29 + 4 extra voor de grotere appartementen/penthouses). Dit maakt dat een totaal aantal parkeerplaatsen worden aangelegd voor het Badhuis van 42 (in plaats van de gemeentelijke norm van 41). Met de 9 parkeerplaatsen voor bezoekers op eigen terrein is ook duidelijk dat voor parkeeroverlast in de buurt niet behoeft te worden gevreesd én dat voldaan wordt aan het gemeentelijk parkeerbeleid.

3.3.5 Ontsluiting plangebied

Ontsluiting van het gehele plangebied vanaf de Wemenstraat is de enige en beste optie. De uitwegconstructie zit er nu al ten behoeve van het voormalig Metropool poppodium en als achter- ontsluiting voor enkele percelen van de Schalkburgerstraat.

3.3.6 Conclusie parkeervraagstuk

Het parkeerterrein met een capaciteit van 58 parkeerplaatsen biedt in dit geval op alle momenten voldoende capaciteit. Aan de parkeernormering conform Bijlage 3 van de door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren Hengelo, wordt voldaan.

3.4 Wonen

In het vernieuwde Badhuis worden 29 appartementen gerealiseerd rondom de centrale hal met trappenhuis en lift. De appartementen worden zowel als koop- als ook als huurappartementen aangeboden.

De appartementen zullen overwegend worden bewoond door stellen zonder kinderen en alleenstaanden. De aard van een appartement en de prijsklasse bepaalt over het algemeen door welke doelgroep ze gekocht of gehuurd worden. Verwacht wordt dat met name jongeren (alleenstaanden of samenwonenden van ongeveer 24 tot 38 jaar zonder kinderen) en ouderen (alleenstaanden of samenwonende van 58 jaar of ouder) geïnteresseerd zijn in deze ontwikkeling. Daarnaast zal er een relatief kleine groep alleenstaanden of samenwonenden zonder kinderen buiten de genoemde leeftijdsgroep tot de kopers of huurders van de appartementen behoren.

Op de begane grond worden de entree en de bergingen ten behoeve van de appartementen gerealiseerd.

3.5 Water

De komende jaren wordt ernaar gestreefd om het bekenpatroon in Hengelo weer zichtbaar te maken, natuurvriendelijk in te richten en op een duurzame manier te beheren, zodat het aantrekkelijk wordt voor mensen en flora en fauna. Om dit te bereiken moeten bestaande overkluizingen teruggedrongen worden en moet er meer en beter water door de beken geleid worden. Daarbij is het gewenst waar mogelijk fiets- en wandelroutes langs de beken te realiseren.

3.6 Groen

In april 2015 heeft de gemeenteraad het gemeentelijk Groenplan met bijbehorende kaart hoofdgroenstructuur gewijzigd vastgesteld. De hoofdgroenstructuur is de ruggengraat van het groen in de stad, die bestaat uit ecologische waardevolle gebieden, groene verbindingen, en karakteristieke groene plekken en zones. De hoofdgroenstructuur is zowel van belang voor het voortbestaan en de uitwisseling van planten en dieren, als voor de ruimtelijke vormgeving in de stad. Daarnaast is groen van belang voor beleving, ontspanning en ontmoeting. In dit groene netwerk heeft de binnenstad een eigen positie. De Drienerbeek maakt onderdeel uit van de Hoofdgroenstructuur (hoofdgroenstructuur groenstroken en vlakken), hetzelfde geldt voor de Oldenzaalsestraat (hoofdgroenstructuur langs wegen).

Het belang van de hoofdgroenstructuur is een gemeenschappelijk belang. De openbare ruimte is van en voor alle inwoners samen. Daarom is het belangrijk dat de hoofdstructuur niet versnipperd raakt, maar ingericht, beheerd en onderhouden wordt met oog voor de functies die het openbaar groen vervult voor de stad en de wijken als geheel.

Een aantrekkelijke groene inrichting rondom het voormalige Badhuis en Ariënsschool draagt bij aan de belevingswaarde van dit gebied en een waardevolle aanvulling vormen op de aangrenzende Hoofdgroenstructuur.

Zie ook paragraaf 4.3.4 van deze toelichting.

Hoofdstuk 4 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
4.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu dan ook als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Laddertoets Badhuis

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor wonen is daarmee de lijn dat er vanaf 12 woningen in beginsel sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Het voorliggende plan voorziet in de realisatie van 29 woningen en daarmee is er sprake van een stedelijke ontwikkeling.

De eerste vraag is of er sprake is van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling: de Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat wanneer het een functiewijziging betreft, moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging, dat desalniettemin gesproken kan worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarbij moet ook het ruimtebeslag betrokken worden.

Ten opzichte van het voorheen vigerende bestemmingsplan is het bouwvlak aanzienlijk teruggebracht. Het bouwvlak was gelegen over nagenoeg het gehele bestemmingsplangebied. In zoverre is de maximaal toegelaten oppervlakte die het plan aan gebouwen mogelijk maakt, aanzienlijk teruggebracht tot het huidige reeds bestaande badhuis sec. Anderzijds is de maximale bouwhoogte wel verruimd van 12 meter naar 32 meter, en bevat het voorliggend bestemmingsplan een functiewijziging van maatschappelijk naar wonen (29 appartementen). Hoewel uit jurisprudentie van de Afdeling lijkt te volgen dat in beginsel met name de oppervlakte aan bebouwing van belang is ter beoordeling of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (vgl. ABRS 20 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1075, r.o. 9.4), wordt ondanks de stedelijke omgeving (centrumontwikkeling)zekerheidshalve ervan uitgegaan dat sprake is van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling.

 Is er een behoefte?

De tweede vraag is of er behoefte is aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling welke het bestemmingsplan mogelijk maakt. In het onderhavige bestemmingsplan worden 29 appartementen toegestaan.

Op basis van de te verwachten bevolkings- en huishoudensontwikkeling hebben de provincie Overijssel en de gemeenten in Overijssel de regionale woningbehoefte bepaald en deze vertaald in woonafspraken. Dit is vastgelegd in de Bestuursovereenkomst Woonafspraken 2016-2020, ondertekend door de provincie en de Twentse gemeenten.

Uitgangspunt is dat gemeenten bouwen voor de eigen behoefte.

In deze woonafspraken is voor de afzonderlijke gemeenten de woningbehoefte voor de periode 2015-2025 in beeld gebracht, met het Regionale Woon Programmering Twente 2015 (RWP 2015). Om de behoefte te bepalen is in deze stukken gebruik gemaakt van Primos 2013.

De woningbehoefte voor gemeente Hengelo is voor 2015 (periode 2015-2025) vastgesteld op 2.408 woningen en is als volgt opgebouwd:

  • Autonome woningbehoefte op basis van Primos 2013: 1.565;
  • Vervangingsbehoefte als gevolg van reeds gesloopte woningen: 693;
  • Extra woningbehoefte als gevolg van de huisvestingstaakstelling voor statushouders: 150.

De woningbehoefte is afgezet tegen het aanbod aan woningbouwplannen.

Het woonbeleid van de gemeente is vastgelegd in de Woonvisie Hengelo 2016-2026, die de gemeenteraad op 22 november 2016 heeft vastgesteld. Op basis van de woonvisie heeft het college op 29 november 2016 het woningbouwprogramma vastgesteld voor de periode 2015-2025. Het woningbouwprogramma heeft een looptijd van 10 jaar. In het woningbouwprogramma is het aanbod aan 'harde plannen' opgenomen (plannen die uitgevoerd kunnen worden op basis van een vigerend bestemmingsplan) en zijn de plannen benoemd die passen binnen het woonbeleid en binnen de woonafspraken met de provincie. Dit zijn de zogenoemde 'zachte plannen'. Het voorliggende plan Badhuis is in het woningbouwprogramma opgenomen als zacht plan. Het totale woningbouwprogramma van de gemeente Hengelo, inclusief de daarin opgenomen zachte plannen (waaronder het Badhuis) is afgestemd op de eigen behoefte en past binnen de afspraken die zijn gemaakt met de provincie en de gemeenten binnen de woningmarktregio.

Meer specifiek vallen de 29 woningen in het badhuis zijn opgenomen in het woningbouwprogramma onder de noemer 'zachte plannen'. Zie bijlage 1 van de plantoelichting waarin dit Woningbouwprogramma is opgenomen. Gelet op het aanbod in harde plannen (zonder rekening te houden met de in gang gezette deprogrammering; zie hierna) van 2.247 woningen betekent dit dat er voldoende ruimte is voor het toevoegen van nieuwe plannen of zachte plannen (waaronder Badhuis) die passen binnen het woonbeleid van de gemeente. Gelet op een meer realistischer prognose van de harde plannen, bezien de beoogde deprogrammering van harde plannen, waardoor sprake is van 1884 harde plannen vanaf 2015, is er zelfs ruimte om alle zachte plannen en overige plannen (waaronder kruimelgevallen) uit te voeren gelet op de geprognosticeerde vraag aan woningen voor de periode 2015 tot 2026 van 2.408.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0009.jpg"

Uitsnede tabel woningbouwprogrammering 2015-2015

Regionaal Woningbouwprogramma Twente 2017 (RWP 2017)

Het college heeft op 9 mei 2017 ingestemd met het RWP Twente 2017. Deze afspraken zijn gebaseerd op het recente Primos 2016 en brengt de behoeft in beeld voor de periode vanaf 2017 (2017 t/m 2026).

Nieuw in het RWP Twente 2017 is dat de behoefte niet langer een 'vast' getal is, maar dat een bandbreedte is benoemd. Voor Hengelo is de bandbreedte voor de periode 2017-2026 bepaald op 1.950 tot 2.240 woningen. Gemeenten mogen binnen deze bandbreedte bewegen. De bovenkant van de bandbreedte mag door gemeenten worden opgezocht indien het plannen betreft binnen de bebouwde kom van de gemeente, er een deprogrammeerplan is, en het inwonertal van de gemeente de komende 10 jaar groeit. Aan deze voorwaarden wordt voldaan. Het plan voor het Badhuis past ook in deze afspraken. Dit is ook per mail bevestigd door de provincie. (zie bijlage 16). Zoals uit onderstaande uitsnede van het RWP 2017 volgt past het plan Badhuis met 29 appartementen ook prima binnen het RWP 2017.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0010.jpg"

Uitsnede tabel woningvraag- en aanbod per gemeente uit het RWP 2017

Kwantiteit
Kwantiteit gelet op gemeentelijk woningbouwprogramma en RWP 2017
Ten tijde van het in procedure brengen van het ontwerpbestemmingsplan is uitgegaan van woningbouwprogramma 2015-2025, afgezet tegen de vraag aan woningen voor deze periode vanaf 2015 tot 2025.

Bij de herijking van het RWP Twente in mei 2017 is opnieuw de behoefte in beeld gebracht vanaf 2017 tot en met 2026. Voor Hengelo bedraagt de behoefte voor deze periode vanaf 2017 1.950 tot 2.240 woningen (zie afbeelding hierboven uit het RWP 2017).

Om het actuele aanbod voor de periode vanaf 2017 te bepalen, dient ook het woningbouwprogramma bezien te worden vanaf 2017. Immers, de geprognosticeerde vraag vanaf 2015 is deels ook ingevuld met gerealiseerde en opgeleverde woningen in de jaren 2015-2016 waardoor deels het aanbod ook is gedaald. Daarbij is van belang dat er in de twee jaren 2015 en 2016 (conform de BAG) in totaal in Hengelo 332 woningen zijn gerealiseerd binnen de categorieën van plannen zoals vermeld in de Woningbouwprogrammering 2015-2025, opgenomen in bijlage 1 bij de plantoelichting. Van deze 332 woningen zijn er 32 woningen gerealiseerd die vallen onder de categorie 'Overig' en 300 in de categorieën harde plannen (dan wel zachte plannen die hard zijn geworden in 2015-2016).

Een aantal zachte plannen zijn in de periode 2015-2016 hard geworden, waardoor het aanbod wordt verhoogd (er zijn overigens geen andere plannen dan vermeld onder de categorieën uit de Woningbouwprogrammering vallen hard geworden). Het aantal zachte plannen die hard zijn geworden betreffen de hieronder weergegeven geel gearceerde plannen (met uitzondering van de Isaac Da Costastraat/vm Oranje Mavo (16 grondgebonden woningen)). Laatstgenoemd plan is in 2017 hard geworden en om die reden ook geel gearceerd. In totaliteit dienen daarmee 145 woningen toegevoegd te worden als hard plan, waardoor het aanbod stijgt. Voor de overige plannen vermeld als zacht plan, moet de planologische procedure nog worden gestart waarvoor te zijner tijd afzonderlijk de laddertoets wordt doorlopen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0011.jpg" Uitsnede tabel woningbouwprogrammering 2015-2015

Gelet op het vorenstaande bedraagt het actuele aanbod aan harde plannen bezien de Woningbouwprogrammering 2015-2025 en rekening houdend met vorenstaande geactualiseerde ontwikkelingen tussen 2015 en het bestemmingsplan Badhuis:

2247 harde plannen en 65 overige plannen conform het geïnventariseerde aanbod in 2015, vermeerderd met de ondertussen 145 woningen die hard zijn geworden, verminderd met de 332 gerealiseerde woningen in deze categorieën van plannen bedraagt het totale aanbod (zonder Badhuis) 2.125 woningen.

Wanneer rekening wordt gehouden met een meer reële invulling van de maximale mogelijkheden van de plannen, gelet op de uitgevoerde marktinventarisatie (en daarbij rekening houdend met de deprogrammering) bedraagt het aanbod aan harde plannen en overige plannen: 1884 harde plannen en 65 overige plannen, vermeerderd met de 145 woningen die ondertussen hard zijn geworden, verminderd met de 332 gerealiseerde woningen binnen deze categorieën, bedraagt het totale aanbod (zonder Badhuis) 1.762 woningen.

Afgezet tegen de vraag aan woningen vanaf 2017 voor de periode 2017 tot en met 2026 van 1.950 tot 2.240 maakt dat er in deze periode ruimte is om plannen toe te voegen en is er binnen het aanbod aan harde plannen (zelfs rekening houdend met de overige te verwachten plannen) geen sprake van overprogrammering. Het toevoegen van de (29) appartementen voor het Badhuis is conform het gemeentelijk beleid en valt binnen de gemaakte afspraken met de provincie en Twentse gemeenten. Ook voor leegstand elders hoeft niet te worden gevreesd nu voor de eigen gemeentelijke behoefte in de periode 2017 t/m 2026 wordt gebouwd.

Kwaliteit
Het woningbouwprogramma voorziet in een gedifferentieerd aanbod van producten in verschillende product-marktcombinaties. Voor het bepalen van het programma is niet alleen de vraag van belang, maar speelt zeker ook de locatie een belangrijke rol. Het Badhuis is gelegen in het gebied dat in het kader van het woonbeleid wordt gerekend tot het centrum. Het versterken van de woonfunctie in het centrum is van groot belang voor een vitale binnenstad, immers de binnenstad heeft voor een deel ook een functie als wijkvoorzieningencentrum. Het toevoegen van dure en middeldure appartementen past binnen het streven om te komen tot een gedifferentieerd woonmilieu in het centrum. Op andere plaatsen in het centrum wordt namelijk ook voorzien in (een veel groter aantal) grondgebonden woonproducten en woonproducten voor de sociale doelgroep. Als voorbeeld zij gewezen op de Telgenflat en het realiseren van appartementen aan de Enschedesestraat (sociale huur). Het toevoegen van 29 wooneenheden (= 1,2% van het totale woningbouwprogramma) in het midden en dure segment in het centrum past binnen de gewenste ontwikkeling van het woonprogramma in Hengelo en het centrum in het bijzonder.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en leegstand
Het initiatief betreft de herontwikkeling van de gronden nabij Oldenzaalsestraat 18 binnen bestaand stedelijk gebied. De bestaande maatschappelijke functie wordt opgetopt met appartementen. Er is sprake van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik binnen bestaand stedelijk gebied.

Het Badhuis maakt onderdeel uit van het gebied dat in het kader van de woonvisie wordt gerekend tot het centrum. Het badhuis (en de naastgelegen Ariënsschool) zijn leegstaande panden in het centrum. De ontwikkeling van het Badhuis draagt daarmee bij aan het terugdringen van leegstand in het centrum. Ter zijde zij opgemerkt dat op enkele plekken in het centrum weliswaar sprake is van leegstand, maar het gaat daarbij vaak om winkelpanden en leegstaande panden met andere functies. Er is geen leegstand bekend van woningen in het centrum. De gemeente ziet de leegstand in het centrum graag ingevuld. In dit geval is wonen een geschikte invulling om de leegstand ter plaatse weg te nemen en het gebied te revitaliseren.

4.2 Provinciaal en regionaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. Deze 'Omgevingsvisie Overijssel 2017, Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en sinds 1 mei 2017 van kracht.

4.2.1.1 Sturingsfilosofie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0012.png"

Afbeelding 10: Uitvoeringsmodel omgevingsvisie

Of - generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidkeuzes van EU, Rijk of provincie.

Normstellend: randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden

De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.

Waar – ontwikkelingsperspectieven

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de visie op de toekomst van Overijssel worden zes ontwikkelingsperspectieven onderscheiden. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

Richtinggevend: ruimte voor lokale afweging

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

Hoe – gebiedskenmerken

Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype verstaan die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Hierbij worden vier lagen onderscheiden; de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de laag van beleving.

Norm, richting of inspiratie

De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van afgeweken worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Men kan, bij het maken van een plan, hierdoor geïnspireerd worden, maar dit hoeft niet.

4.2.2 Omgevingsverordening

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening Overijssel 2017 heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.
4.2.3 Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (inclusief regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving')

Indien het concrete initiatief aan de hand van het uitvoeringsmodel wordt getoetst aan de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (inclusief regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving') ontstaat het volgende beeld.

4.2.3.1 Generieke beleidskeuzes - of

Bij de afwegingen in de eerste stap 'generieke beleidskeuzes' gaat het om de vraag of er beleidsmatig sprake is van grote belemmeringen.

In artikel 2.1.1 onder l van de Omgevingsverordening zijn stedelijke ontwikkelingen als volgt gedefinieerd: het realiseren van stedelijke functies zoals woningbouw, bedrijventerreinen, detailhandel, horeca, maatschappelijke, educatieve en religieuze voorzieningen met de daarbij behorende infrastructuur met bijbehorende groen en water en het hiertoe bouwrijp maken van gronden;

Artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening regelt dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

De groene omgeving wordt in artikel 2.1.1 onder j. van de Omgevingsverordening gedefinieerd als de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.

Bestaand bebouwd gebied wordt in artikel 2.1.1. onder h. van de Omgevingsverordening als volgt gedefinieerd: de gronden die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro.

Er is sprake van een herontwikkeling ten behoeve van 29 woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Er is geen sprake van een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden op de groene omgeving en is gelegen buiten de hoofdgroenstructuur van de gemeente Hengelo. De herontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied past binnen de kaders van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Voorliggend plan is dan ook in overeenstemming met artikel 2.1.3 uit de Omgevingsverordening Overijssel.

4.2.3.2 Toets van het initiatief aan de generieke beleidskeuzes

Behoefte woningbouw

Hiervoor wordt verwezen naar de onderbouwing in paragraaf 4.1.1.1.

4.2.3.3 Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities. De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

4.2.3.4 Toets van het initiatief aan de ontwikkelingsperspectieven - waar

Het plangebied is gelegen binnen het ontwikkelperspectief: Bebouwing; historische kern, binnenstad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0013.jpg"

Afbeelding 11: Ontwikkelingsperspectief Omgevingsvisie

Het plangebied is aangemerkt als 'woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'. Het gaat hier om bestaand woongebied, waar ruimte is voor herstructurering en transformatie. Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

4.2.3.5 Gebiedskenmerken - hoe

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

4.2.3.6 Toets van het initiatief aan de gebiedskenmerken

In de stedelijke laag is het plangebied aangewezen als historische centra, binnensteden, landstadjes. De historische centra, binnensteden en landstadjes vormen de functionele en emotionele kernen van de steden en dorpen. Ruimtelijk kenmerkend zijn de compacte bebouwingsstructuur, veelal binnen (voormalige) omwalling en veel individuele karakterverschillen op korte afstand. De ontwikkelingen in historische centra en binnensteden staan in het teken van een hoge dynamiek: functieveranderingen, verdichting en inbreiding. De ambitie is om vitale stads- en dorpscentra met een gevarieerd functioneel en ruimtelijk beeld te creëren. Het eigen karakter van het centrum wordt opgezocht en versterkt.

De ontwikkeling houdt een transformatie van een bestaand monument tot woningbouw. Door hoogbouw op de juiste plek toe te voegen ontstaan een gevarieerd ruimtelijk beeld (zie paragraaf 3.1.3). Het karakter van het momument blijft behouden en wordt ruimtelijk versterkt door de hoogbouw. Derhalve is de ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming met de uitgangspunten vanuit de stedelijke laag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0014.jpg"

Afbeelding 12: Gebiedskenmerk stedelijke laag, historische centra, binnensteden landstadjes

Het plangebied is in de natuurlijke laag gelegen in het gebiedskenmerk dekzandvlakten en -ruggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0015.jpg"

Afbeelding 13: Gebiedskenmerk natuurlijke laag, dekzandvlakten en ruggen

De dekzandvlakten en ruggen worden gekenmerkt door de afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van de ruggen en dalen. Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied. In het plangebied en in de omgeving daarvan zijn door de functionele en efficiënte inrichting geen natuurlijke kenmerken meer aanwezig. Het terrein en omgeving is vlak en functioneel ingericht en van grote verschillen in reliëf is geen sprake meer.

In de laag van het agrarisch cultuurlandschap gelden geen specifieke gebiedskenmerken voor het plangebied. Het plangebied is aangeduid als bebouwing.

Ook in de lust en leisurelaag gelden geen specifieke gebiedskenmerken voor het plangebied.

4.2.4 Conclusie ten aanzien van het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit;

Naast het versterken van een aantal hoofdstructuren zet de gemeente Hengelo in op een aantal kernprojecten:

  • Parelsnoer: Gericht op het realiseren van een stadscentrum voor ontmoetingen. Met activiteiten die van het centrum weer dé plek maken waar mensen van binnen en buiten Hengelo elkaar ontmoeten.
  • Vitale wijken: Gericht op duurzame en vitale wijken met een eigen karakter en een compleet aanbod aan voorzieningen en - waar acceptabel - diverse mogelijkheden voor bedrijvigheid.
  • Stadsranden, het landschap de stad in: Gericht op de groene inbedding en dooradering van de stad is een van de leidende principes op weg naar Hengelo 2030. In dit kader is het 'actief recreatielandschap Twekkelo-Driene' uitgelicht. De bebouwingsranden van Hengelo en Enschede worden hoogwaardig vormgegeven.
  • Archipunctuur: Gericht op het injecteren van de stad met hoogwaardige plekken en gebouwen.

De herontwikkeling van het Badhuis is een voorbeeld van het kernproject Archipunctuur.

4.3.2 Woonvisie Hengelo 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0016.png"

Op basis van de te verwachten bevolkings- en huishoudensontwikkeling hebben de provincie Overijssel en de gemeenten in Overijssel de regionale woningbehoefte bepaald en deze vertaald in woonafspraken.

Uitgangspunt is dat gemeenten bouwen voor de eigen behoefte.

In deze woonafspraken is voor de afzonderlijke gemeenten de woningbehoefte voor de periode 2015-2025 in beeld gebracht.

De woningbehoefte voor gemeente Hengelo bestaat in de periode 2015-2025 uit 2.408 woningen (100%) en is als volgt opgebouwd:

  • Autonome woningbehoefte op basis van Primos 2013: 1.565;
  • Vervangingsbehoefte als gevolg van gesloopte of binnenkort te slopen woningen: 693;
  • Extra woningbehoefte als gevolg van de huisvestingstaakstelling voor statushouders: 150.

De woningbehoefte is afgezet tegen het aanbod aan woningbouwplannen.

Het woonbeleid van de gemeente is vastgelegd in de woonvisie, die de gemeenteraad op 22 november 2016 heeft vastgesteld.

Op basis van de woonvisie heeft het college een woningbouwprogramma vastgesteld.

Naast het aanbod aan harde plannen zijn daaraan plannen toegevoegd die passen binnen het woonbeleid en binnen de woonafspraken met de provincie, onder de noemer 'zachte plannen'.

De 29 woningen in het badhuis zijn opgenomen in het woningbouwprogramma onder de noemer 'zachte plannen'. Zie bijlage 1 Woningbouwprogramma.

Het college heeft op 9 mei 2017 ingestemd met het RWP Twente 2017. Deze afspraken zijn gebaseerd op Primos 2016. De verdere gevolgen zijn beschreven in paragraaf 4.1.1.1, waaruit ook volgt dat de vraag binnen het aanbod blijft. Er wordt binnen de behoefte uit het gemeentelijk beleid en de gemaakte afspraken met de provincie en Twentse gemeenten gebleven.

4.3.3 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van ‘de verstoorder betaalt’. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over ‘behoud in situ’. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend.

Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage, met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Ongeveer gelijktijdig met het in procedure gaan van dit bestemmingsplan zal de actualisatie van de archeologische verwachtingenkaart met beleidsadviezen in concept worden vastgesteld. De wijzigingen welke zijn doorgevoerd in deze beleidskaart hebben geen invloed op dit plangebied

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 5.3.2.

4.3.4 GroenPlan Hengelo (GGP) 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving.

Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.

Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes.

De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

De Drienerbeek maakt onderdeel uit van de Hoofdgroenstructuur (hoofdgroenstructuur groenstroken en vlakken), hetzelfde geldt voor de Oldenzaalsestraat (hoofdgroenstructuur langs wegen).

Een aantrekkelijke groene inrichting rondom het voormalige Badhuis en Ariënsschool draagt bij aan de belevingswaarde van dit gebied en een waardevolle aanvulling vormen op de aangrenzende Hoofdgroenstructuur.

Daarbij zij expliciet opgemerkt dat de hoofdgroenstructuur uit het Groenplan qua groenstroken en vlakken niet gelegen is in het plangebied. De hoofdstructuur wordt niet aangetast door realisatie van het bestemmingsplan. Juist door het afbreken van bestaande gebouwen en opruimen van bestaande verharding zal in de toekomst overigens meer ruimte ontstaan voor de aanleg van groen dan bij handhaving van de bestaande situatie en bebouwing. In de planregels is realisatie van groenvoorzieningen mogelijk gemaakt conform het gemeentelijk beleid (Groenplan 2015). Aanvullend is in de planregels geborgd middels een voorwaardelijke verplichting dat minimaal 858 m2 van het plangebied ingericht moet worden voor groenvoorzieningen, niet zijnde bebouwing of (half)verharding. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling middels dit plan deugdelijk wordt ingepast, het aspect groen ter plaatse een impuls krijgt en ten opzichte van de huidige situatie aanzienlijk verbeterd. Mede gelet op de beperkte omvang van het totale plangebied is gelet op het aspect Groen (ook in relatie tot het gemeentelijk beleid) sprake van een deugdelijke ruimtelijk aanvaardbare toekomstige situatie.

4.3.5 verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)

Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Rioleringsplan 2018-2022 (GRP) vastgesteld.

In het GRP is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidsmaatregelen zoals beekherstel, subsidie voor afkoppelen van hemelwater van de gemengde riolering, subsidie voor de aanleg van groene daken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige neerslag). In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook onderzocht of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van een kunststof kous. Het rioolvervangingsplan is meer risico gestuurd. Hierbij worden de onderhoudsinspanningen gestuurd op de gevolgen van schade.

In het GRP zijn ook voorstellen gedaan voor de invulling van de gemeentelijke grondwaterzorgplicht. Bij grondwateroverlast wil de gemeente meewerken aan oplossingen. Ook wil de gemeente een duidelijk aanspreekpunt zijn voor burgers en bedrijven betreffende de grondwaterproblematiek.

De wijze waarop, conform het vGRP, wordt omgegaan met afvalwater, hemelwater en grondwater is verwoord in paragraaf 5.1.

4.3.6 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent wordt gerealiseerd met de Verlengde Laan van Driene (in de periode 2010-2015), een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat;
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).
  • De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle kruispunten met het overige verkeer krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

De provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee al gerealiseerd zijn:

  • 1. Centraal station Hengelo;
  • 2. Regionale openbaar vervoerhalte/voorstadhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).

De verkeersstructuur in de omgeving van het Badhuis blijft gehandhaafd. De ontsluiting van het voormalige muziekcentrum Metropool wordt gebruikt voor de ontsluiting van het Badhuis.

4.3.7 Nota Autoparkeren (2008-2012)
4.3.7.1 Beleid

Op 17 december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.
4.3.7.2 Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

4.3.7.3 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is in die periode veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008-2012, zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken om het centrum. Er is dan ook versneld een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Alhoewel een blauwe zone fraude gevoeliger is dan betaald parkeren is het een reguleringsvorm die momenteel redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Zowel voor de nieuwe als bestaande blauwe zones worden ontheffingen verstrekt tegen betaling conform de door de gemeenteraad vastgestelde leges verordening. Gekozen is voor vraagvolgend beleid in de (schil)wijken. Dit betekent dat bewoners geheel zelf het initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk of buurt, waarbij een democratische meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avondparkeren in de binnenstad afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak, maar ook veel onduidelijkheid onder bezoekers. Ook betaald parkeren op de koopzondag is recentelijk (2016) afgeschaft, uitgezonderd de parkeergarages.

In artikel 9.1 van de bij dit bestemmingsplan behorende regels zijn de parkeernormen uit de Nota Autoparkeren vastgelegd. Het plan voldoet aan de parkeernormering (zie paragraaf 3.3.2).

4.3.8 Erfgoedverordening (2010)

Op 21 september 2010 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2010 Gemeente Hengelo' vastgesteld. Met de erfgoedverordening 2010 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het gemeentelijke (archeologische) aspecten wordt verwezen naar paragraaf 5.3 Archeologie en cultuurhistorie.

4.3.9 Prostitutiebeleid (2004)

Als algemeen uitgangspunt wordt aangegeven dat het regionaal afgestemde lokale prostitutiebeleid in Twente vanuit een integrale benadering wordt opgezet. De trekkersrol voor wat betreft de regulering en de handhaving ligt bij het lokale bestuur. Aspecten van volksgezondheid, veiligheid, leefbaarheid en handhaving spelen daarbij zeker een rol. Met betrekking tot de handhaving spitst het beleid zich vooral toe op de (te verwachten) mate van overlast bij de verschillende vormen van prostitutie en de kans op het plegen van strafbare feiten.

De thans aanwezige seksinrichtingen in Hengelo worden positief bestemd waarbij verdere uitbreiding van het aantal seksinrichtingen wordt uitgesloten. In het plangebied Centrum 2013, Badhuis is geen seksinrichting aanwezig.

4.3.10 Welstandsnota

Op 8 oktober 2013 is de nieuwe welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zij hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen).

Het bouwplan voor het Badhuis is voorgelegd aan de stadsbouwmeester. De stadsbouwmeester heeft d.d. 5 december 2016 een positief advies afgegeven (zie bijlage 2).

De motivering is nog nader toegelicht in het aanvullend gemotiveerde welstandsadvies d.d. 5 oktober 2017 (ook toegevoegd in de bijlage bij de plantoelichting). In dit advies wordt onder meer overwogen: “De uitbreiding boven op het badhuis beoordeel ik vanuit welstandsoogpunt passend in het thema van solitaire gebouwen. De uitbreiding wordt in metselwerk uitgevoerd in een baksteen die verwant is aan de bakstenen geval van het badhuis, waardoor beide volumes een visuele samenhang vertonen. Hiermee werken het badhuis en de uitbreiding op stedenbouwkundig schaalniveau ruimtelijk samen als één solitair geheel in de reeks van solitaire gebouwen in het complex. Om evenwel recht te doen aan de afleesbaarheid van het monument is in het ontwerp voor de uitbreiding afstand tussen het oude en nieuwe bouwvolume gecreëerd middels een insnoering met overwegend glazen gevels tussen beide bakstenen bouwvolumes. Tevens is de detaillering van de uitbreiding eigentijds verbijzonderd opdat het monument architectonisch in haar eigen waarde gelaten wordt.”

Het ingediende plan is niet in strijd met redelijke eisen van welstand.

4.3.11 Kadernota Spelen 2016

De kadernota Spelen is opgesteld vanuit de blijvende behoefte aan voorwaarden en criteria voor de aanleg en het onderhoud van speel- en ontmoetingsplekken op stads-, wijk- en buurtniveau. Geregeld komen kinderen, jongeren en volwassenen met verzoeken voor de herinrichting of uitbreiding van speelplekken, of juist het opheffen daarvan. Daarin moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden, die het algemeen belang voorop stellen en die goed zijn uit te leggen. In de kadernota worden vanuit een onderbouwde visie de doelstellingen, uitgangspunten en beleidsaanbevelingen op het gebied van spelen voor de gemeente Hengelo vastgelegd. Hiermee kan integrale afstemming plaatsvinden met de andere gemeentelijke disciplines.

4.3.12 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent onder andere dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

De effecten van geluid op de herontwikkeling van het Badhuis zijn opgenomen in paragraaf 5.4.3.1.

4.4 Conclusie

Het plan voldoet aan het voor het gebied opgestelde beleid.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

Voor de ontwikkeling in het plangebied heeft overleg plaatsgevonden met het waterschap Vechtstromen op 13 juli 2016, 17 november 2016 en op 13 februari 2017. In deze overleggen is voornamelijk gesproken over de opgave van de waterberging in het plangebied. In paragraaf 5.1.2 wordt hier nader op ingegaan.

5.1.1 Afvalwater

Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering. De droogweerafvoer kan worden aangesloten op het gemengde rioolsysteem in de Oldenzaalsestraat.

5.1.2 Hemelwater

In de huidige situatie is het plangebied voor het overgrote deel voorzien van bebouwing en oppervlakteverharding. Opgemerkt zij dat er in de huidige situatie geen problemen bekend zijn ten aanzien van de waterhuishouding waaronder begrepen de hemelwaterafvoer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0017.jpg"

Luchtfoto huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0018.jpg"

Afbeelding voorlopige inrichtingsschets

Ter verwezenlijking van het voorliggende plan zal een aanzienlijk deel van bestaande bebouwing binnen het plangebied (met uitzondering van het badhuis sec) worden gesloopt. Het bestaande oppervlak met gebouwen wordt daardoor aanzienlijk verkleind (zie de afbeeldingen hierboven). Voorts wordt de reeds aanwezige bestaande verharding grotendeels vervangen/opgeruimd. Wel zal in plaats van deze bebouwing en bestaande verharding, deels nieuwe verharding worden aangelegd (al dan niet gedeeltelijk uitgevoerd door halfverharding toe te passen) voor onder meer de te realiseren parkeerplaatsen, wegen en voetpaden. Desalniettemin zal na verwezenlijking van het plan qua omvang het verhard oppervlak aanzienlijk afnemen. Reeds in zoverre is er geen sprake van negatieve effecten op de waterhuishouding in vergelijking met de bestaande situatie.

In lijn met het gemeentelijk beleid, zoals vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2018-2022 zal de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse zelfs verbeterd worden. De gemeente heeft de wens dat een duurzame hemelwatervoorziening wordt gerealiseerd. Gezorgd wordt voor een gescheiden hemelwatervoorziening en voor berging van hemelwater. Het hemelwater kan vervolgens geleidelijk worden afgevoerd naar de in de onmiddellijke omgeving liggende Drienerbeek waar het plangebied op aansluit. Deze beek is in beheer en onderhoud bij het waterschap Vechtstromen. Het waterschap heeft (thans nog niet concrete) plannen om de Drienerbeek opnieuw in te richten. Een voornemen dat het voorgenomen plan niet zal doorkruisen, al was het maar nu bestaande bebouwing ook wordt afgebroken en in het plan middels een dubbelbestemming verzekerd is dat in een strook langs de Drienerbeek geen (nieuwe) gebouwen of bouwwerken mogen worden gerealiseerd.

Het bergen van het hemelwater zal plaatsvinden onder de verharding. Er zal 20 mm hemelwater worden geborgen gerelateerd aan de toekomstige oppervlakteverharding. Het afvoerend (al dan niet half-)verhard oppervlak bedraagt maximaal 2.112 vierkante meter in totaliteit in de beoogde nieuwe situatie conform het bestemmingsplan. Dat betekent dat maximaal 42,2 kubieke meter water geborgen gaat worden bij maximale invulling van het plan met verharding (zie tekening 'oppervlakten tbv watertoets' zoals gehanteerd en besproken met het Waterschap ter bepaling van de te bergen hoeveelheid water; het gehele plangebied met de bestemming wonen (en Water) is in totaliteit 2.970 m2 groot). Er is meer dan voldoende ruimte aanwezig om de hemelwatervoorziening (42,2 m3) onder de verhardingen te realiseren. Het geborgen hemelwater kan vervolgens vertraagd worden afgevoerd naar de Drienerbeek. Met deze maatregel wordt de huidige situatie met verharding en bestaande bebouwing aanzienlijk verbeterd, nu thans niet is voorzien in een dergelijke bergingsmaatregel. Het plan voorziet gelet op het vorenstaande dan ook in een positief effect op de waterhuishouding.

5.1.3 Grondwater

Om de onder 5.1.2 genoemde waterberging te kunnen realiseren is het van belang dat de grondwaterstanden voldoende laag zijn. Dit blijkt uit het nader bodemonderzoek, zoals uitgevoerd door Lycens d.d. 17 juni 2013 (zie bijlage 7).

5.2 Flora en fauna

Vanaf 1 januari 2017 bestaat de Nederlandse natuurwetgeving uit de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De bevoegdheid voor ontheffing verlening is grotendeels bij de betreffende provincie, waarin de activiteit zich plaatsvindt, komen te liggen. De bescherming van soorten is verdeeld in drie categorieën: soorten van de Vogelrichtlijn, soorten van de Habitatrichtlijn en overige Europees beschermde soorten en nationaal beschermde soorten.

Daarnaast geldt voor alle soorten de zorgplicht. De bescherming van soorten gaat uit van de intrinsieke waarde van alle dieren en planten. De mens moet daar zorgvuldig mee omgaan. Daarom is de zorgplicht in artikel 1.11 van de wet opgenomen. De zorgplicht houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving en voor Natura 2000-gebieden. Dat betekent dat iedereen naar redelijkheid nadelige effecten:

  • moet voorkomen;
  • moet beperken;
  • ongedaan moet maken.

Om inzicht te krijgen in de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied is door adviesbureau Mertens de 'Quickscan Flora- en Faunawet Wemenpark te Hengelo', d.d. oktober 2016 en met rapportnummer 2015.2154 uitgevoerd (zie bijlage 4). De conclusie uit dit onderzoek is dat effecten op vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen (zoals huismus en gierzwaluw) niet kunnen worden uitgesloten en dat een aanvullend onderzoek nodig is.

De resultaten van dit aanvullende onderzoek zijn door bureau Mertens verwoord in het rapport 'Beschermde diersoorten ter plaatse van en direct rond Wemenpark te Hengelo', d.d. oktober 2016 en met projectnummer 2016.2154b (zie bijlage 5). Uit dit onderzoek komt naar voren dat in het gebied gewone en ruige dwergvleermuizen foerageren en baltsen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen, foerageren en baltsen. Verder zijn er zijn geen territoria en/of nesten aangetroffen van huismus of gierzwaluw. Wel zijn er diverse broedvogels aangetroffen, zoals kauw, koolmees en roodborst.

Effecten op beschermde plant- en diersoorten worden dan ook uitgesloten. De realisatie en uitvoering van de herontwikkeling van het Badhuis is niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming. Er is geen ontheffing nodig.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie

5.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties mede door de regio-archeoloog van het Oversticht, ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

5.3.2 Archeologische verwachtingswaarden

Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Op de "Archeologische waarden- en verwachtingskaart met AMZ-adviezen" van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is in afbeelding 14 weergegeven. Het beleid van de gemeente Hengelo ten aanzien van archeologie is in augustus 2010 vastgesteld.

Het archeologische verwachtingsbeeld in het plangebied is sterk bepaald door de geomorfologische situatie waarin Drienerbeek van oost naar west loopt door een vlakte van dekzandwelvingen. Het betreft een relatief vlak gebied tussen de hogere dekzandruggen en lage gebieden waar vooral kleinere en wat lagere dekzandhoogtes aanwezig waren. Dergelijke gebieden kennen niet de lange bewonings- en gebruikscontinuïteit van de hogere en grotere dekzandruggen maar werden in tijden van grotere bevolkingsdruk benut. Dergelijke gebieden hebben een middelhoge verwachtingswaarde.

In de geomorfologie komt een mogelijk aanwezig beekdal van de Drienerbeek tot uiting. Op basis van historische topografische kaarten zijn er aan de noordzijde van de beek graslanden aanwezig, wat vermoedelijk duidt op een meer nattere bodem dan de aan de zuidzijde liggende hogere bouwlanden. Op basis daarvan is de kans op het aantreffen van sporen en resten van nederzettingen, grafvelden of agrarische structuren als laag te beoordelen. Vanuit die lage trefkans geldt daarom specifiek voor het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde.

Voor een gering deel ligt het plangebied nog binnen een attentiecirkel waarvan in het centrum een begraafplaats ligt. Het betreft hier echter een gelokaliseerde oude joodse begraafplaats en er is geen verwachting dat binnen de attentiecirkel daarvan eventuele voorgangers aanwezig kunnen zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0019.png"

Afbeelding 14: Uitsnede uit de archeologische verwachtingskaart, plangebied in blauw.

5.3.2.1 Bekende vindplaatsen en archeologische monumenten

Binnen het plangebied zijn archeologische vindplaatsen gemeld in het landelijk datasysteem ARCHIS. De meest nabijgelegen vindplaatsen (nr. 33) is een locatie waar in het verleden vondsten uit de late middeleeuwen zijn gedaan die duiden op een huisplaats of nederzetting.

5.3.3 Onderzoeken in het plangebied

Binnen het plangebied zijn tot op heden geen archeologische onderzoeken uitgevoerd.

5.3.4 Archeologiebeleid in het bestemmingsplan

Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart en de Erfgoedverordening uit 2010 gelden onderzoeksverplichtingen voor zones met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde en terreinen met een hoge archeologische waarde. Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning of bestemmingsplanprocedure kan archeologisch onderzoek gevraagd worden indien de te verwachten bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen liggen. Het kan zijn dat van de onderzoeksverplichting afgeweken mag worden. Aan de hand van historische gegevens en recente activiteiten en bouwgeschiedenis ter plaatse kan blijken dat onderzoek niet nodig is.

Op basis van de bevindingen in paragraaf 5.3.2 is specifiek voor het onderhavige plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde vastgesteld. Op grond daarvan en het bijkomende gegeven dat er vanwege de bestaande bebouwing al grootschalige bodemverstoring wordt verondersteld hoeft er ten behoeve van de planontwikkeling geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Op de verbeelding zijn derhalve geen dubbelbestemmingen voor Waarde - Archeologie opgenomen.

5.3.5 Cultuurhistorie; beleid

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.
De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

5.3.5.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Het plangebied ligt in de voormalige marke Woolde en lag tot het einde van de 19e eeuw aan de oostrand van het dorp Hengelo in een agrarisch gebied. De Oldenzaalsestraat was al in het begin van de 19e eeuw een rechtgetrokken oude doorgaande weg naar Oldenzaal. Na het rechttrekken in de Napoleontische tijd werd het een zogenaamde "Napoleonsbaan". Vanaf halverwege de 19e eeuw werd de omgeving verstedelijkt, met aanvankelijk een rij huizen langs de Oldenzaalsestraat en de in 1880 gebouwde Dr. Ariënsschool. Het oude badhuis is een in 1919 gebouwd. In de huidige situatie is het plangebied ingebed in een volledig verstedelijkte omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0020.png"

Afbeelding 15: Situatie aan het einde van de 19e eeuw, plangebied in blauw

5.3.5.2 Historisch geografische kenmerken

In het plangebied zijn geen historisch-geografische kenmerken meer aanwezig. Wel kunnen de aan het plangebied grenzende Oldenzaalsestraat en de Drienerbeek als een historisch geografisch element worden beschouwd.

5.3.5.3 Gebouwde objecten en monumenten

Zowel de voormalige Dr. Ariënsschool als het Badhuis zijn gemeentelijke monumenten. De Dr. Ariënsschool is een neo-gotisch schoolgebouw dat in 1880 is gebouwd naar een ontwerp van de gemeente architect J. Mol. Het vormde een onderdeel van het niet meer bestaande St. Antoniusklooster. Het Badhuis is als volksbadhuis in 1919 gebouwd volgens de stijl van de vroege Amsterdamse school. Het is gebouwd naar een ontwerp van de toenmalige gemeentearchitect Gijzen en het is in de jaren dertig van die eeuw aan de linker- en achterzijde verder uitgebreid.

Het Badhuis is als volgt opgenomen in het gemeentelijk Monumentenregister.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0021.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0022.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0023.png"

Afbeelding 16: Badhuis in het monumentenregister

Redengevende omschrijving

Het Badhuis is een gemeentelijk monument met een hoge cultuurhistorische waarde. Het badhuis is opgenomen in het Monumentenregister. In de redengevende omschrijving wordt alleen het exterieur van het badhuis beschreven. Hoewel het gehele pand de status gemeentelijk monument heeft ligt bij de bescherming de nadruk op hetgeen dat is beschreven in de zogenaamde redengevende omschrijving.
Het interieur is niet omschreven. De ene helft is verbouwd van douches en badgelegenheid tot instructiebad. De andere helft bevat nog de originele douchecellen en verkleedruimte alsmede de betaalkassa. De douche- en badgelegenheden zijn beschadigd en moeten wijken voor het aanbrengen van de hoofddraagconstructie. Hergebruik is zeer beperkt mogelijk en in de voorliggende plannen niet haalbaar, behoudens herstel van de wachtruimten.
Met behoud van het exterieur en partieel herstel van de achtergevel (westgevel) worden de waarden die conform de redengevende omschrijving in het bijzonder van belang zijn behouden en hersteld en blijft het mogelijk het verhaal van het badhuis te vertellen. De functionalistische bouwstijl blijft volledig gehandhaafd, waaronder de symmetrische gevels en kleine vensters behorende tot de beschermde waarden van het monument. Door de glazen tussenverdieping ontstaat voldoende afstand tussen bestaande bebouwing en de nieuwe woontoren, waarmee recht wordt gedaan aan de afleesbaarheid van het monument. Tevens is de detaillering van de optopping eigentijds verbijzonderd opdat het monument architectonisch in haar eigen waarde wordt gelaten. Het Badhuis behoudt zijn monumentale waarde dan ook doordat de nieuwbouw ruimtelijk een heel ander karakter krijgt dan het monument, maar desondanks voor voldoende visuele samenhang wordt zorggedragen. Het badhuis zelf zal ook qua gebruik een functie krijgen, passend bij de functionele bouwstijl als entree, berging/fietsenstalling, waardoor de gevelindeling ook niet hoeft te worden gewijzigd. Daarbij zullen ook de oude nog in authentieke staat verkerende wachtruimtes worden hersteld en hergebruikt, waar bijvoorbeeld de post kan worden opgehaald.

5.3.5.4 Advies Monumentencommissie

De Monumentencommissie is een commissie conform artikel 84 van de Gemeentewet. De commissie heeft tot taak het College van Burgemeester en wethouders op verzoek of op eigen initiatief te adviseren over de toepassing van de Monumentenverordening.

De Monumentencommissie richt zich op het behoud, het beter zichtbaar maken en het beleefbaar maken van het cultuurhistorisch erfgoed voor de bewoners van Hengelo. Onder voorwaarden, zoals deze zijn opgenomen in het advies van de Monumentencommisie (zie bijlage 13), heeft de Monumentencommissie een positief advies uitgebracht over de voorgenomen verbouwing van het Badhuis. Daarnaast heeft de monumentencommissie een samenvattend monumentenadvies uitgebracht d.d. 10 november 2017 (zie bijlage 14) .

5.4 Milieu

5.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Er moet voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies, zoals woningen, scholen en zorginstellingen. Door voldoende ruimtelijke scheiding moet worden voorkomen dat:

1) bij woningen en andere gevoelige functies ontoelaatbare overlast ontstaat en;

2) bedrijven onevenredige maatregelen moeten treffen om aan milieuregels te kunnen voldoen.

In de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009) worden voor een groot aantal bedrijfstakken en milieubelastende activiteiten richtafstanden geadviseerd. Deze VNG-uitgave wordt algemeen geaccepteerd als richtlijn voor de aan te houden richtafstanden in nieuwe situaties. Als wordt voldaan aan de geadviseerde afstanden tussen een bedrijf en een gevoelige functie, mag er in zijn algemeenheid van worden uitgegaan dat een bedrijf in redelijkheid aan de milieuregels kan voldoen en dat ontoelaatbare (milieu)hinder bij woningen en andere gevoelige functies worden voorkomen.

Deze richtafstanden zijn afgestemd op een omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Als er sprake is van omgevingstype “gemengd gebied” kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het goede woon- en leefklimaat, de richtafstanden met een afstandsstap worden verlaagd. Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging, zoals woongebieden met kleinschalige bedrijvigheid, zones langs drukke verkeerswegen, winkelcentra e.d..

In het bestemmingsplan Centrum 2013 is het centrumgebied van Hengelo bestempeld als een gemengd gebied. Het realiseren van een woonfunctie in het voormalige badhuis maakt dit gemengde karakter niet anders. Binnen een gemengd gebied wordt voor een aantal bedrijfstypen niet gewerkt met richtafstanden, maar wordt de toelaatbaarheid van functies beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorien:

Categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend zijn voor hun omgeving, dat deze aanpandig aan woningen, in gemengd gebied, kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B: activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C: activiteiten uit categorie B waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

5.4.1.1 Beoordeling bedrijven en milieuzonering

In de omgeving van het badhuis bevinden zich alleen functies die in het bestemmingsplan Centrum zijn beoordeeld als categorie A of B. Al deze functies liggen meer dan 30 meter en er is dan ruim voldoende bouwkundige afscheiding. Naast het Badhuis bevindt zich de Ariënsschool. Het voornemen is om hier ook een woonfunctie aan te geven. Het perceel heeft evenwel nog de bestemming “Maatschappelijk”. De activiteiten die op grond van deze bestemming zijn toegestaan vallen op grond van de uitgave Bedrijven en milieuzonering onder de categorieën A of B. Er is sprake van een bouwkundige scheiding met het Badhuis. De activiteiten die binnen de nog vigerende bestemming “Maatschappelijk” mogelijk zijn leiden dan ook niet tot een onevenredige verstoring van het goede woon- en leefklimaat in het plangebied.

5.4.1.2 Parkeren ten behoeve van het Badhuis en de Dr. Ariënsschool

Hoewel het geen bedrijfsmatige activiteit betreft is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook het parkeren ten behoeve van het Badhuis en de Dr. Ariënsschool in de beoordeling betrokken. Voor parkeergeluid gelden geen wettelijke normen. Ook is het niet gebruikelijk om parkeergeluid van woningen onderling te beoordelen. Aan- en afrijden van auto's en het dichtslaan van portieren is geluid wat bij wonen hoort. Van bewoners wordt verwacht dat men daarbij rekening houdt met de buren.

Echter, omdat dit plan de realisatie van appartementen betreft, zal het parkeren wat meer geconcentreerd plaats gaan vinden aan de west- en zuidzijde van het Badhuis. Daarom is beoordeeld of de locatie van de parkeerplaats leidt tot een verstoring van het goede woon- en leefklimaat bij de woningen aan de Schalkburgerstraat. Hiervoor is een indicatieve berekening uitgevoerd met het rekenpakket Geomilieu, versie V 4.01. Hieronder een uitsnede van het Geomilieumodel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0024.png"   De rode punten markeren de route die parkerende auto's rijden.

De blauwe sterren p1 tot en met p5 zijn de punten waarop dichtslaande autoportieren zijn gemodelleerd.
















 

Afbeelding 17: Uitsnede Geomilieumodel

Er is uitgegaan van een gemiddelde snelheid van 5 km/uur, van een bronvermogen voor een rijdende auto van 90 dB(A) en van een bronvermogen voor de piek van een dichtslaand portier 99 dB(A). Dit zijn waarden die algemeen worden toegepast. De volgende aantallen voertuigbewegingen zijn verondersteld.

Tabel 2: Aantal vervoersbewegingen

  dag   avond   nacht  
Parkeerroute 1   100   50   25  
Parkeerroute 2   50   25   10  

Dit geeft de volgende geluidbelasting op de beoordelingspunten:

Tabel 3: Geluidbelasting op de beoordelingspunten

Beoordelingspunt   Rijdende auto's   Piekgeluid portieren  
  dag   avond   nacht    
01   43   45   39   63  
02   38   40   34   60  
03   36   38   32   61  
04   34   36   30   59  
05   32   33   27   58  

Voor parkeergeluiden gelden geen wettelijke normen. Voor de beoordeling is een vergelijking gemaakt met ambitiewaarde voor industrielawaai in het gebiedstype 'wonen' in het gemeentelijk geluidbeleid: 45, 40 en 35 dB(A) voor het langtijdgemiddelde geluidniveau voor resp. de dag, avond en nacht. Voor piekgeluiden geldt als maximum: 70, 65 en 60 dB(A) voor de dag, avond- en nacht. Bij de woningen aan de Schalkburgerstraat (beoordelingspunten 02 t/m 05) wordt voldaan aan de ambitiewaarden voor het langtijdgemiddelde niveau en aan de maxima voor de piekniveaus. Er kan dan ook worden geconcludeerd dat parkeergeluiden hier niet leiden tot verstoring van het goede woon- en leefklimaat.

Bij beoordelingspunt 01, een bovenwoning aan de Wemenstraat, ligt het niveau iets hoger. De hoogst belaste gevel is echter de zijgevel waarin slechts enkele kleine ramen zitten. Het is niet te verwachten dat de parkeergeluiden binnen herkenbaar zullen zijn boven het omgevingsgeluid. Ook op dit punt is er dan ook geen sprake van verstoring van het goede woon en leefklimaat.

5.4.2 Bodem

In het kader van het onderhavige bestemmingsplan is een bodemtoets uitgevoerd. Het gebied is gelegen aan de Oldenzaalsestraat te Hengelo. Het betreft het westelijk deel van het kadastrale perceel O 5575 (3.365 m2). De bestemming van de bovenvermelde percelen wordt gewijzigd van Maatschappelijk naar de bestemming Wonen.

Binnen het plangebied zijn de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd:

  • Verkennend bodemonderzoek Oldenzaalsestraat 12-18 te Hengelo (Lycens: 2012.0292, 31 januari 2013). Dit onderzoek is als bijlage 6 bij de toelichting gevoegd.
  • Nader bodemonderzoek Oldenzaalsestraat 12-18 te Hengelo (Lycens: 2012.0292-NO, 17 juni 2013). Dit onderzoek is als bijlage 7 bij de toelichting gevoegd.

Op basis van deze onderzoeken kan de conclusie worden getrokken dat er op het terrein meerdere bodemverontreinigingen aanwezig zijn. Er is sprake van een ernstig, historisch geval van bodemverontreiniging.

Ten behoeve van de ontwikkeling zijn geen grondgebonden woningen en/of woningen met tuin gepland.

Ter plaatse van de aangetroffen verontreinigingen is grotendeels aaneengesloten verharding gepland en voor een deel plantsoen. Op basis hiervan wordt aangenomen dat eventuele benodigde sanering functioneel en kosteneffectief kan worden uitgevoerd.

De in het onderzoek van 2013 geconstateerde verontreinigingen vormen geen belemmering voor de voorgenomen aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast wordt verwacht dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de financiële haalbaarheid van de geplande ontwikkeling.

Gezien de aard van de verontreinigingen (immobiel) en het tussenliggende gebruik van de locatie (geen ontwikkelingen en geen grondverzet) wordt verwacht dat het verontreinigingsbeeld - wat in 2013 is vastgesteld - niet wezenlijk is veranderd. Op basis van deze gegevens wordt actualisatie van de bodemgegevens niet zinvol geacht.

5.4.3 Geluid

De nota geluid van de gemeente Hengelo heeft als uitgangspunt dat de geluidbelasting het goede woon-en leefklimaat niet mag verstoren. Dit betekent niet voor alle delen van Hengelo hetzelfde. Bewoners van bijvoorbeeld de binnenstad of bewoners langs een drukke invalsweg zullen andere verwachtingen hebben dan bewoners van specifieke woongebieden. Daarom zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden:

  • Wonen;
  • Binnenstad en winkelgebieden;
  • Industrie en bedrijven;
  • Buitengebied en stadsparken;
  • Verkeerszones.

Per gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafondwaarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan.

De Wet geluidhinder definieert zones langs industrieterreinen, wegen en spoorwegen. Bij het realiseren van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen een zone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moet de wettelijke geluidgrenswaarde in acht worden genomen. In beginsel moet worden voldaan aan de zogenoemde voorkeursgrenswaarde uit de Wet. Als maatregelen om te voldoen aan deze voorkeursgrenswaarde niet mogelijk zijn of stuiten op overwegende bezwaren dan kunnen Burgemeester en wethouders en hogere grenswaarde vaststellen. In het geluidbeleid hebben burgemeester en wethouders vastgelegd onder welke voorwaarden zij een hogere grenswaarde vaststellen.

5.4.3.1 Wegverkeerslawaai

Het Badhuis ligt aan de Oldenzaalsestraat, een relatief druk bereden 50-km weg. De weg is voorzien van stil asfalt. Op grond van de Wet geluidhinder geldt een zone van 200 meter aan weerszijden van de weg. Het gebied langs de Oldenzaalsestraat is in het geluidbeleid gedefinieerd als verkeerszone.

Conform de Wet geluidhinder is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Akoestisch Buro Tideman . De resultaten zijn vastgelegd in het rapport Akoestisch onderzoek, geluidbelasting plan optopping badhuis Hengelo, 16.055.01 versie 01, d.d. 26-07-2016 (zie bijlage 8). In het rapport wordt geconstateerd dat de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer over de Oldenzaalsestraat in het maatgevende jaar 2026 maximaal 62 dB(A) bedraagt. Dat is aanzienlijk hoger dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde (48 dB) en ook hoger dan de ambitiewaarde voor woningen in het gebiedstype verkeerszone (58 dB), maar lager dan de plafondwaarde (63 dB).

Burgemeester en wethouders zijn voornemens een hogere geluidgrenswaarden vast te stellen, hiertoe wordt separaat een procedure doorlopen. In de motivering van dit hogere grenswaardebesluit is de situatie getoetst aan de Wet geluidhinder en het geluidbeleid.

Bron- of overdrachtsmaatregelen zijn niet mogelijk. De Oldenzaalsestraat is al voorzien van stil asfalt. Een asfalttype met sterkere geluidreducerende eigenschappen is gelet op duurzaamheid en onderhoudskosten niet wenselijk. Omdat de appartementen worden gerealiseerd boven een bestaand gebouw, is de afstand tot de weg of de oriëntatie van het gebouw niet te veranderen. Ook een geluidscherm is vanwege de korte afstand tot de weg niet mogelijk.

Daarnaast is getoetst of het plan voldoet aan de criteria die het geluidbeleid stelt om te beoordelen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Als de geluidbelasting hoger is dan de ambitiewaarde moet een woning in beginsel beschikken over een geluidluwe gevel. Het plan betreft evenwel appartementen die slechts een deel van de verdieping omvatten. Om die reden is het voor de appartementen die tegen de noordgevel gericht op de Oldenzaalsestraat liggen niet mogelijk om een geluidluwe gevel te realiseren. Wel hebben enkele appartementen aan de noordgevel een afsluitbare loggia. Aan de voor- en achtergevel, haaks op de Oldenzaalsestraat, bevinden zich de balkons van deze appartementen. De voor- en achtergevel ondervinden een geluidbelasting van 58 dB of minder, dat wil zeggen een geluidbelasting van maximaal de ambitiewaarde voor een verkeerszone. De balkons zijn relatief groot en liggen gedeeltelijk achter de gevellijn; de gevels van de woningen liggen hier dan ook wat naar achteren. Daardoor zal achter op de balkons, tegen de gevel van de appartementen, het geluid enigszins worden afgeschermd. De situatie kan daarmee niet worden gelijkgesteld met een geluidluwe gevel, maar het geeft wel enige compensatie die daarmee vergelijkbaar is. Daarnaast is een belangrijke overweging dat het ruime appartementen betreft in het duurdere segment. De ligging tegen het centrum is gunstig. Kopers en/of huurders van de appartementen hebben keuzevrijheid en kunnen de geluidbelasting betrekken in de overwegingen om een appartement te betrekken. Al met al is geconcludeerd dat voldoende maatregelen zijn getroffen om, zoals bedoeld in het geluidbeleid, een goed woon- en leefklimaat te realiseren. Daarom heeft het college het voornemen hogere grenswaarden vast te stellen, waarmee wordt voldaan aan artikel 76 van de Wet geluidhinder en de uitgangspunten van het gemeentelijk geluidbeleid.

Op grond van artikel 3.3 lid 1 van het Bouwbesluit moet de karakteristieke geluidwering van een gevel te minste het verschil zijn tussen de vastgestelde hogere waarde en het binnenniveau van 33 dB. Daarbij moet worden uitgegaan van de berekende waarde zonder aftrek zoals bedoeld in art. 110g van de Wet geluidhinder. In onderstaande tabel zijn de geluidniveaus weergegeven waarop de geluidwering van de gevels van de appartementen gebaseerd moeten worden.

Tabel 4: Geluidbelasting op de gevels van de appartementen

Etage   Geluidbelasting in dB waarop de karakteristieke geluidwering ingevolge artikel 3.3 lid 1 van het Bouwbesluit gebaseerd moet worden.  
  A   B   C   D   E   F   G   H   I   J   K  
1   56   67   57                  
2         56   66   57   66          
3         57   66   57   66          
4         57   66   57   66          
5             56     57   64      
6             56     57   64      
7             56     57   64      
8             56     57   64      
9                     55   55  
5.4.3.2 Industrielawaai

Het plangebied ligt niet in de zone van een geluidgezoneerd industrieterrein. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.

5.4.3.3 Railverkeerslawaai

Het plangebied ligt niet binnen de zone van één van de spoortrajecten door Hengelo. Het aspect railverkeerslawaai is daarom niet van belang.

5.4.3.4 Luchtverkeerslawaai

Het plangebied ligt ruim buiten de toekomstige zone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.

5.4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.

De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De normering voor de externe veiligheid langs rijkswegen en spoorwegen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen is de normering voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Aan het plaatsgebonden risico is een wettelijke contour verbonden waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden geprojecteerd.

Het groepsrisico is de kans dat een groep personen dodelijk wordt getroffen door een incident met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting, de weg of de buisleiding. Het invloedsgebied omvat het gebied waarbinnen bij het maatgevende ongevalsscenario ten minste 1% van de blootgestelde personen overlijdt. Voor rijkswegen en spoorwegen wordt als invloedsgebied aangehouden een afstand van 200 meter.

5.4.4.1 Risicovolle bedrijven

In de omgeving van het Badhuis zijn geen bedrijven aanwezig of geprojecteerd die vallen onder het Bevi met een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over het plangebied. Het aspect risicovolle bedrijven is daarom niet relevant voor dit plan.

5.4.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Over het spoortraject Almelo - Hengelo - Oldenzaal worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het plangebied ligt op ruim 600 meter van het spoor en daarmee ruim buiten het invloedsgebied van de spoorlijn. Het deel van de Oldenzaalsestraat dat langs het Badhuis loopt, vormt geen aan- of afvoerroute voor bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden verwerkt of geproduceerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over dit wegvak weg zal dan ook gering zijn.

De realisering van de appartementen zal dan ook verwaarloosbaar bijdragen aan de hoogte van het groepsrisico. Buiten de reguliere brandweerzorg zijn geen aanvullende maatregelen nodig.

5.4.4.3 Buisleidingen voor gevaarlijke stoffen

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor gevaarlijke stoffen.

5.4.4.4 Hoogspanningsleidingen

In de nabijheid van het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig.

5.4.5 Luchtkwaliteit en stikstofdepositie

In titel 5.2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen die het bevoegd gezag bij het nemen van ruimtelijke en infrastructurele besluiten in de besluitvorming moet betrekken.

Indien het project:

a. niet leidt niet tot overschrijdingen van de grenswaarden en/of;

b. niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit en of;

c. 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit;

d. onderdeel is van het Nationaal Samenwerkings-programma Luchtkwaliteit.

is luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan:

Een woningbouwplan draagt op grond van de ministeriële regeling niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit als minder dan 1500 woningen worden gerealiseerd. Voorliggend plan ligt zeer ruim onder deze grens. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering.

Het Badhuis ligt op ca. 6 km van het Lonnkermeer, een Natura2000 gebied. Daarom is er een beoordeling uitgevoerd naar de stikstofdepositie als gevolg van de hiervoor relevante activiteiten (wegverkeer en stookinstallaties). Hiertoe is een berekening uitgevoerd met de Aerius-calculator. Uit de berekening blijkt dat er geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie op het Lonnekermeer. Een gevoeligheidsanalyse laat zien dat er ook geen sprake is van een toename als ook de ontwikkeling van de naastgelegen Ariënsschool in de beoordeling wordt betrokken. Het rapport van de berekening en de gevoeligheidsanalyse is in bijlage11 toegevoegd.

5.4.6 Windhinder

Het Badhuis wordt 32 meter hoog. In de Nederlandse norm NEN 8100 zijn richtlijnen opgenomen voor de beoordeling van windhinder en windhindergevaar in de gebouwde omgeving. Het beslismodel in de artikel 5.3 van de NEN geeft aan dat voor gebouwen met een hoogte vanaf 30 meter een nader onderzoek noodzakelijk is door middel van windtunnelsimulatie of modellering in Computational Fluid Dynamics (CFD).

De beoordeling van de windhinder is gebaseerd op de kans dat de windsnelheid gedurende een bepaalde tijd per jaar op 1,75 meter hoogte groter is dan 5 meter per seconde. De NEN definieert vijf kwaliteitsklassen met een waardering voor de mate van hinder bij een drietal activiteiten, zie de tabel 5.

Tabel 5: Kwaliteitsklassen met waardering voor de mate van hinder bij een drietal activiteiten.

    Activiteiten  
uren/jaar dat de windsnelheid op 1,75 meter hoogte groter is dan 5 m/s   kwaliteits- klasse   doorlopen   slenteren   langdurig
zitten  
< 2,5   A   goed   Goed   goed  
2,5 – 5   B   goed   Goed   matig  
5 – 10   C   goed   Matig   slecht  
10 – 20   D   matig   Slecht   slecht  
> 20   E   matig   Slecht   slecht  

De NEN heeft ook een classificatie voor windgevaar, waarbij wordt uitgedrukt de kans dat de windsnelheid groter is dan 15 m/s.

5.4.6.1 Beoordeling windhinder

Door het bureau Windsafe Projects B.V.is een windhinderonderzoek uitgevoerd: Rapport onderzoek windklimaat Badhuis, rapportnr. P43616915e100, d.d. 5 september 2016 (zie bijlage 9). Het Badhuis en de omgeving is gemodelleerd in CFD. Er is uitgegaan van voor Oost Nederland gemiddelde windrichtingen en windsterkte.

In tabel 6 zijn de resultaten van het onderzoek weergegeven.

Het onderzoek laat zien dat het gebouw effecten heeft op het windklimaat in de directe omgeving. De invloed reikt echter niet tot bestaande woningen. Bij de woningen ten zuiden van het gebouw is en blijft de kwaliteitsklasse A. Ook aan de achterzijde van de woningen aan de overkant van de Oldenzaalsestraat blijft de kwaliteitsklasse A gehandhaafd.

Tabel 6: Resultaten windhinderonderzoek

    Activiteiten  
uren/jaar dat de windsnelheid op 1,75 meter hoogte groter is dan 5 m/s   kwaliteits- klasse   doorlopen   slenteren   langdurig
zitten  
< 2,5   A   goed   goed   goed  
2,5 – 5   B   goed   goed   matig  
5 – 10   C   goed   matig   slecht  
10 – 20   D   matig   slecht   Slecht  
afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0105-0301_0025.jpg"  

De gebieden ten noorden en ten zuiden van het Badhuis vallen binnen de klasse C. Het gebied ten zuiden zal vooral worden gebruikt als gebied om te parkeren. Het windklimaat is niet verstorend voor deze activiteit. Het gebied ten noorden van het Badhuis betreft de Oldenzaalsestraat. Ook hier geeft de mate van de te verwachten windhinder geen onevenredige verstoring van de activiteiten.

Het gebied ten oosten van het Badhuis is momenteel geen publiek toegankelijke openbare ruimte. Er vinden nu geen activiteiten plaats die door de te verwachten windhinder negatief worden beïnvloedt. De mate van de te verwachten hinder is ook niet zodanig dat toekomstige activiteiten onevenredig zullen worden beperkt.

Er is geen sprake van windgevaar. De ondergrens voor een beperkt risico wordt niet overschreden.

5.4.7 Natura 2000

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.

Er is geen sprake van een Natura 2000-gebied ter plaatse of in de directe omgeving van het plangebied. Het plangebied ligt op een afstand van ongeveer 6 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Lonnekermeer.

In het kader van de externe werking van buiten die gebieden plaatsvindende ontwikkelingen, is de stikstofdepositie van het plangebied voor haar omgeving berekend. De berekening is met behulp van het daartoe ontwikkelde rekenprogramma Aerius Calculator uitgevoerd. Zie bijlage 10.

Als uitgangspunt voor de berekening is het plangebied Badhuis genomen met daarin 29 appartementen. De berekening is uitgevoerd op grond van de hiervoor relevante activiteiten, te weten: wegverkeer en stookinstallaties.

De berekening heeft uitgewezen, dat de Kritische Depositie Waarde (KDW) van de aangewezen habitats, niet wordt overschreden als gevolg van de ontwikkeling binnen het plangebied. De berekening laat zien dat het plan niet bijdraagt aan een toename van de stikstofdepositie op het Lonnekermeer.

5.4.8 Hoogtebeperking in verband met raderverstoring en vliegveiligheid

Het plangebied ligt op circa 7 kilometer afstand van het radarstation Twente. Om een ongestoord functioneren van de radar- en communicatieapparatuur te waarborgen, gelden op grond van artikel 2.4 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening in de omgeving van het radarstation beperkingen met betrekking tot de bouwhoogte. De beperkingen gelden voor een gebied met een straal van 15 kilometer, gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit gebied mag de bebouwingshoogte niet hoger zijn dan de denkbeeldige lijn die met 0,25 graden oploopt vanaf de radarantenne. De radarantenne ligt op 71 meter boven NAP. Het Badhuis ligt op 7100 meter van het radarstation. Ter plaatse van het Badhuis mag de bouwhoogte daarom niet hoger zijn dan 71 meter + (7100 * tan(0,25)) = 102 meter boven NAP. Het maaiveld aan de Oldenzaalsestraat ligt op circa 17 meter boven NAP. Met een hoogte van 32 meter ligt het Badhuis dan ook ruim onder het radarverstoringsgebied.

Ook de hoogtebeperking vanwege de vliegveiligheid die geldt op grond van het Luchthavenbesluit Twente Airport vormt geen belemmering. Het plangebied ligt namelijk binnen de zone waarvoor een hoogtebeperking geldt van 150 tot 160 meter boven NAP.

5.4.9 MER

Uit de Wet milieubeheer in samenhang met het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) volgt dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in een activiteit als bedoeld in kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlagen bij het Besluit m.e.r. onder omstandigheden (mits het bestemmingsplan is genoemd in kolom 3 en/of 4) een plan- of project m.e.r.(-beoordeling) moet worden doorlopen. Dit betreffen activiteiten die in beginsel belangrijke nadelige milieugevolgen zouden kunnen hebben op de omgeving. Wanneer sprake is van een activiteit genoemd in onderdeel D, de drempelwaarde in kolom 2 wordt overschreden en het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 of 4, geldt een formele m.e.r.-beoordelingsplicht. Daarin moet de vraag beantwoord worden of er dermate belangrijke nadelige milieueffecten zijn te verwachten die nopen tot het opstellen van een milieueffectrapport (MER).

In dit geval is er, mede gelet op de aard van de omgeving, geen sprake van een activiteit als bedoeld in kolom 1 van de onderdelen C en/of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Er is geen sprake van een wijziging van een stedelijk ontwikkelingsproject, waarvoor bovendien in kolom 2 een drempelwaarde is opgenomen van een oppervlakte van 100 ha of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bvo van 200.000 m2 of meer. In dit geval is sprake van de herontwikkeling van bestaande gebouwen (zowel Badhuis, maar ook in samenhang met dr. Ariensschool). In grondoppervlak qua gebouwen en verharding is sprake van een afname. De optopping van het badhuis vindt plaats op het bestaande gebouw. Voorts is sprake van de toename van maximaal 29 (badhuis) en 12 (dr. Ariensschool) appartementen met beperkte ruimtelijke gevolgen, ook qua parkeren nu reeds sprake is van verhard terrein en nu het plangebied ontsloten wordt op bestaande infrastructuur. Nu het voorts een herontwikkeling (van zeer beperkte omvang) in het centrumgebied betreft, is geen sprake van de wijziging van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van de bijlage bij het Besluit m.e.r.

Desalniettemin is zekerheidshalve een informele m.e.r.-beoordeling doorlopen voor de herinrichting van het Badhuis (in samenhang met de ontwikkeling van de dr. Ariensschool) voor in totaal 41 appartementen. In die m.e.r.-beoordeling (waarbij ook tevens wordt verwezen naar de beoordeling neergelegd in hoofdstuk 5 (in samenhang met hoofdstuk 4 van de plantoelichting) is een integrale beoordeling van de effecten verricht aan de hand van de relevante criteria uit bijlage III van de m.e.r.-richtlijn. De m.e.r.-beoordeling is opgenomen in bijlage 18 bij de plantoelichting. Hieruit volgt dat de nadelige gevolgen voor het milieu die het project kan hebben beperkt van omvang zijn. Geconcludeerd is dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet optreden. Het opstellen van een project-MER voor het bestemmingsplan Centrum 2013, Badhuis is niet nodig.

5.4.10 Brandweer en fysieke veiligheid

De aanrijroute en bereikbaarheid van de locatie Badhuis voor hulpdiensten is goed. Ook voor wat betreft bluswatervoorziening is er geen aanleiding tot het treffen van aanvullende ruimtelijk maatregelen. Het brandweer advies d.d. 5 april 2017 in bijlage 15.

5.4.11 Schaduwhinder

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van het badhuis mogelijk met een maximale bouwhoogte van 32 meter. Om te bezien of gelet op de maximale mogelijkheden van het plan er geen onevenredige effecten op het woon en leefklimaat van omwonenden vanwege mogelijke schaduwhinder optreden, is onderzoek verricht naar dit aspect. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 17 van de plantoelichting.

In dit onderzoek zijn de schaduweffecten gelet op de maximale bouwhoogte van 32 meter van het badhuis ingevoerd. Onderzoek is verricht naar de effecten van schaduw in de zomer (21 juni), winter (21 december) en de twee met name van belang zijnde perioden 21 maart en 21 september). Gelet op de resultaten neergelegd in dit onderzoek zijn de effecten van schaduw door het badhuis sec beperkt qua duur en omvang. Er is sprake van maximaal 1 uur schaduwhinder in de met name van belang zijnde periodes 21 maart en 21 september op uitsluitend de voorgevel van enkele woningen aan de noordzijde van de Oldenzaalsestraat. Ook in de overige periodes is van onaanvaardbare schaduwhinder geen sprake. In concluderende zin kan dan ook gesteld worden dat gelet op de maximale bouwmogelijkheden van het voorliggende bestemmingsplan, er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse vanwege schaduweffecten. Te meer nu het plangebied ook is gelegen in stedelijk omgeving (centrumgebied).

5.5 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van het plangebied betreft een particulier initiatief. De kosten die verband houden met de bestemmingsplanherziening, alsmede de uitvoering van het plan, komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dit is in een overeenkomst vastgelegd. In deze overeenkomst is tevens geregeld dat eventuele planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. In verband hiermee kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is. Aangezien het kostenverhaal anderszins verzekerd is hoeft de raad geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro vast te stellen.

Hoofdstuk 6 Het bestemmingsplan

6.1 Uitgangspunten

In de voorgaande hoofdstukken is de herontwikkeling van het plangebied beschreven. Deze ontwikkeling krijgt zijn juridische vertaling in het onderhavige bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan worden de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied geregeld. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden gronden zijn bestemd.

6.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

6.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

6.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

6.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

6.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

6.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

6.3.2.1 Water

Op de gronden met de bestemming Water is het toegestaan om waterlopen en waterpartijen aan te leggen en kunnen de gronden gebruikt worden voor voorzieningen ten behoeve van afvoer, berging en infiltratie van hemelwater, de waterhuishouding en waterberging. Daarnaast zijn ondergeschikte functies, zoals groen- en speelvoorzieningen en bruggen en taluds toegestaan.

6.3.2.2 Wonen

Op de gronden met de bestemming Wonen is het toegestaan om woningen te realiseren.

Op de verbeelding zijn onder andere bouwgrenzen, maximum bouwhoogte en het maximum aantal wooneenheden opgenomen.

6.3.2.3 Waterstaat - Keur

De gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Keur zijn mede bestemd voor het onderhoud van naastgelegen watergang. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in deze dubbelbestemming ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming, dient eerst advies in te worden ingewonnen van de beheerder van de watergang, in dit geval het Waterschap Vechtstromen.

6.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

6.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

6.3.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

6.3.3.3 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

6.3.3.4 Overige regels

Dit artikel regelt de afstand van bebouwing tot de Rijksweg. Verder zijn aanvullende bepalingen opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

6.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

6.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

6.4 Handhaving van het plan

6.4.1 Algemeen

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

6.5 Vooroverleg en verder verloop van de procedure

6.5.1 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, zal vooroverleg worden gevoerd met de provincie en het waterschap Vechtstromen.

Op 15 januari 2016 is het onderhavige bestemmingsplan besproken in het zogeheten 'Ruimtelijk overleg met de provincie Overijssel'.

Ter voldoening aan de verplichting voortvloeiende uit artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan verschillende instanties. Het verslag van dit vooroverleg is bijgevoegd in bijlage 19.

6.5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Centrum 2013, Badhuis' van de gemeente Hengelo is op 4 juli 2017 gepubliceerd voor een inzagetermijn van 5 juli tot en met 15 augustus 2017. Gedurende deze periode zijn 31 zienswijzen ingediend. In de als bijlage 20 bij de toelichting van voorliggend plan gevoegde Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan en ontwerp omgevingsvergunning Centrum 2013, Badhuis met toepassing van de coördinatieregeling zijn deze zienswijzen gebundeld, samengevat en van een antwoord voorzien.

6.5.3 Verder verloop van de procedure

Conform het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 4. het bestemmingsplan wordt gezamenlijk met de ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  • 5. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.