direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herziening Westermaat Plein, fase III
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0082-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Bauhaus is voornemens een bouwmarkt met tuincentrum te realiseren op het Westermaat Plein Fase III. Het perceel laat deze functie in het huidige bestemmingsplan Bedrijventerrein Westermaat in beginsel toe, echter past het bouwplan niet geheel in het daarvoor bestemde bouwblok. Voor betreffende locatie is in 2009 een bouwvergunning (met toepassing van artikel 19 lid 1 WRO) voor het oprichten van een bedrijfspand ten behoeve van retail verleend. Echter gaat deze ontwikkeling niet door en ligt het perceel al langdurig braak. Door het realiseren van de Bauhaus op de betreffende locatie wordt de ontwikkeling van Westermaat Plein afgerond.

Het verwezenlijken van het plan past niet geheel in het geldende bestemmingsplan waardoor het bestemmingsplan dient te worden herzien. In onderhavig bestemmingsplan wordt het bouwvlak en de bouwhoogte aangepast en het maximaal toegestane aantal vierkante meters perifere detailhandel vastgelegd. Op deze manier ontstaat er geen strijdigheid met het recent geactualiseerde detailhandelsbeleid. Het aantal toegestane vierkante meters perifere detailhandel zal hierdoor afnemen.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Herziening Westermaat Plein, fase III' voorziet in deze herziening van het plan.

Het bestemmingsplan Herziening Westermaat Plein, fase III bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Herziening Westermaat Plein, fase III is op de afbeelding aangegeven. Het plangebied omvat de noordzijde van Hengelo op het bedrijventerrein Westermaat, de percelen zijn kadastraal bekend als sectie A nummers 5239, 5240 en 5279 te Hengelo.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0082-0301_0001.jpg"

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Vrijstelling artikel 19 lid 1 procedure

Ten behoeve van de ontwikkeling van Westermaat Plein fase III is in 2009 een bouwvergunning (met toepassing van artikel 19 lid 1 WRO) verleend van het geldende bestemmingsplan, voor de ontwikkeling van de PDV locatie. In de vrijstelling is een minimale oppervlakte van 1.500 m² als ondergrens voor de winkelunits opgenomen. Met deze procedure is een totaal aan 21.000m² bvo perifere detailhandel mogelijk gemaakt.

In het nu vigerende bestemmingsplan Bedrijventerrein Westermaat is deze vrijstelling vertaald.

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Westermaat

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan: Bedrijventerrein Westermaat. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 10 november 2010 en op 2 mei 2012 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.

Het perceel heeft de bestemming "Detailhandel - Perifeer".

De gronden binnen de bestemming "Detailhandel - Perifeer" zijn bestemd voor:

  • a. perifere detailhandel met een minimale brutovloeroppervlakte van 1500m²;
  • b. horeca, uitsluitend in de vorm van Horeca 1 activiteiten: a;
  • c. reclamemasten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - reclamemast";

Het voorgenomen bouwplan voor het oprichten van een vestiging van Bauhaus past qua gebruik wel in het bestemmingsplan echter valt het bouwplan niet geheel binnen het bouwblok.

In het nieuwe bestemmingsplan wordt het bouwvlak aangepast en het maximaal toegestane aantal vierkante meters perifere detailhandel vastgelegd. Op deze manier ontstaat er geen strijdigheid met het recent geactualiseerde detailhandelsbeleid. In het bestemmingsplan Bedrijventerrein Westermaat is 21.000m² bvo perifere detailhandel mogelijk gemaakt. Door onderliggende herziening wordt het toegestane aantal vierkante meter perifere detailhandel verkleind naar maximaal 15.500 m². Het aantal toegestane vierkante meters perifere detailhandel neemt dus af. De bouwhoogte zal worden verkleind van 15 meter naar maximaal 12 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0082-0301_0002.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Bedrijventerrein Westermaat

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Ruimtelijke karakteristiek

Omgeving plangebied

Het bedrijventerrein Westermaat is een pluriform werkgebied met een groot aantal verschillende vestigingsmilieus voor uiteenlopende bedrijven en dienstverleners. In het deel ten zuiden van de Rijksweg ligt het accent op de traditionele bedrijvigheid en in het deel ten noorden van de Rijksweg ligt het accent op een combinatie dienstverlening, retail en leisure. Op de eerste twee fasen van het retailpark Westermaat hebben zich in hoofdzaak winkelfuncties in de branches woninginrichting, sport en spel en bruin en witgoed gevestigd. Vanwege de clustering en het grootschalige karakter van de winkelfuncties in dit gebied is er een duidelijk onderscheid met de (reguliere) perifere detailhandel op het bedrijventerrein ten zuiden van de Rijksweg.

Ten oosten van de Bornsestraat aan de noordzijde van de A1 is het werkgebied Westermaat Campus in ontwikkeling. In dit werkgebied wordt gestreefd naar een zeer hoogwaardig bedrijvenpark met een hoogwaardige uitstraling en belevingswaarde. Om dit te bereiken hanteert men een uitgiftepatroon met een relatief lage dichtheid. Hierdoor is veel ruimte voor de gewenste groene, parkachtige uitstraling van het gebied. Centraal in het gebied ligt een grote waterpartij welke tevens als retentievijver dienst doet. In de ontwikkeling van het gebied staan de thema´s duurzaamheid, presentatie en flexibiliteit centraal. Dit komt tot uitdrukking in de stedenbouwkundige opzet en architectuur, maar ook in het profiel van de bedrijvigheid die zich daar kan vestigen.

Ten zuiden van de A1 en ten oosten van de Bornsestraat is Westermaat Zuidoost in de jaren negentig gerealiseerd. In hoofdzaak is hier de dienstverlenende sector gevestigd, ook hier is zorgvuldig ingespeeld op de representatieve ligging aan de rijksweg. Er is een kantorenpark ontstaan met een hoogwaardige uitstraling in opzet en bebouwing, waarbij ritmiek en herhaling in de vormgeving kenmerkend is. Nabij de afrit is een groot hotel-restaurant gevestigd, met een horecafunctie voor het zowel het bedrijventerrein als het passerende verkeer.

De omgeving van het plangebied bestaat nagenoeg volledig uit een representatief en hoogwaardig werkgebied, die het visitekaartje van Hengelo aan de Rijksweg A1 vormt. Uitzondering vormt de noordzijde waar de omgeving van het plangebied bepaald wordt door een waardevol stedelijk uitloopgebied van de gemeente Borne.

Retailpark Westermaatplein

Het plangebied vormt de derde en afrondende fase van het retailpark Westermaat Plein. Westermaat Plein is na het centrum qua winkelvloeroppervlak het grootste winkelgebied van Hengelo. De reeds gerealiseerde fasen vormen tezamen één van de 13 aangewezen locaties voor “grootschalige detailhandelsvestigingen” (GDV) in stedelijke knooppunten uit het rijksbeleid van de jaren 90. In tegenstelling tot de locaties die enkel bedoeld zijn voor perifere detailhandelsvestigingen zijn op een GDV-locatie ook detailhandelsbedrijven in niet-volumineuze goederen mogelijk. Deze vestigingen dienen een minimale oppervlakte van 1.500 m² bvo (bruto vloeroppervlak) te hebben om te kunnen voldoen aan het criterium van grootschaligheid. In totaal is er nu ruim 42.000 m2 wvo (winkelvloeroppervlak) detailhandel gevestigd. Naast de branche “woninginrichting” zijn de branches “sport en spel” en “bruin en witgoed” vertegenwoordigt. Het Westermaat Plein valt daarmee onder de centra voor doelgerichte aankopen. Westermaat Plein heeft een sterk regionaal verzorgende functie. Bijna 90% van de koopkracht komt van buiten Hengelo. De derde fase wordt aangemerkt als PDV-locatie. Dit betekent dat uitsluitend branches zijn toegestaan die onder de noemer PDV vallen. Het betreffen winkels in een aantal specifieke branches, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling. Daarnaast hebben deze detailhandelsbedrijven een grote publieksaantrekkende werking en bijbehorende, omvangrijke parkeervraag. Door deze bijzondere eisen is de vestiging in een binnenstedelijk winkelconcentratiegebied niet mogelijk of gewenst. Er is bij de ontwikkeling van de derde fase aangesloten bij het grootschalige karakter van het gebied. Dit betekent dat voor detailhandelsvestigingen op de derde fase een minimum oppervlak van 1.500 m2 bvo is gehanteerd.

Stedenbouwkundige opzet plein

Het stedenbouwkundig plan voor het retailpark Westermaat plein is gebasseerd op de uitgangspunten in het 'Masterplan Hengelo Westermaat' (1998) De ontwerp uitgangspunten zijn zoveel mogelijk door vertaald naar het stedenbouwkundig plan voor de eerste twee fasen van het retailpark.

Het beoogde centrale plein met daar omheen gesitueerd de publieksfuncties, is duidelijk herkenbaar in de gerealiseerde fasen en vraagt om een afrondend vervolg in de laatste fase. In het Masterplan is de bebouwing in grote bouwelementen aan drie zijden van het centrale plein beoogd. In het uiteindelijke stedenbouwkundige plan is deze opzet duidelijk herkenbaar. Het plein is visueel gerelateerd aan de snelweg – het tussenliggende open gebied betreft een reserveringsstrook voor een mogelijke verbreding van de A1 – waar veel vestigingen zich met een voorkant kunnen tonen aan de snelweg door de opzet van het gebied. Centraal op het plein is aan de snelweg eveneens een bebouwingselement gerealiseerd in combinatie met een losstaande horecavoorziening. Na de realisatie van de derde fase krijgt deze vestiging een centrale ligging binnen de opzet van het Plein.

De inpassing van de Bornse Beek tussen de bestaande en toekomstige fasen dient zorgvuldig in het ontwerp te worden ingepast – conform de afspraken in het Groenconvenant.

Stedenbouwkundige opzet plein fase 3

Voor de derde fase is een stedenbouwkundigplan opgesteld met het streven om de bestaande landschappelijke kwaliteit integraal deel uit te laten maken van het ontwerp. Voor de stedenbouwkundige opzet zijn drie ontwerpprincipes leidend:

1. de groene/blauwe beek als centum van het gebied;

2. het parkeerveld als eenheid vormgeven, waarin de gebouwen, de auto, het groen, de mensen, het recreatief gebruik en het landschap hun logische plaats krijgen;

3. voortzetting van het bestaande bebouwingsbeeld.

Het gebied krijgt één identiteit, één beeld, waarin gebouwen, de auto, het landschap en het water met elkaar één park vormen. Het bouwplan is gebasseerd op genoemde ontwerpprincipes.

De bebouwing is een ruitvormig gebouw aan de west- en noordhoek van het plangebied gesitueerd, waarmee het concept van het centrale plein met aan drie zijden een bebouwingswand en aan één zijde open als een venster naar de snelweg A1 is voltooid.

Bornse beek

De beschreven uitgangspunten voor het gebied van de Bornse Beek hebben betrekking op het uitvoeren van het Groenconvenant. De ruimtelijke implicaties van het groenconvenant zijn op kaart vastgelegd. De kaart is als bijlage 2 toegevoegd. Hiermee respecteerd het bouwplan het huidige karakter en het beeld van de Bornse beek en wordt versterking van de ecologische en esthetische kwaliteit van deze groen/blauwe ader beoogd - conform afspraken in het Groenconvenant. De vertaling van de afspraken in het Groenconvenant naar het ontwerp voor het gebied Bornse Beek waarborgt een zorgvuldige hoogwaardige inpassing.

Onderstaande afbeelding toont het totaalbeeld van het stedenbouwpundig plan voor de realisatie van Bauhaus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0082-0301_0003.jpg"

Bouwplan

De bebouwing bestaat uit één bouwmassa en heeft een parallelle footprint, die aan de westzijde de richting van de spoorlijn oppakt en aan de zuidzijde de snelweg. Het bouwvlak heeft op maaiveld een oppervlakte van circa 14.500m2. De bebouwing heeft een bouwhoogte van circa 10 meter.

In de bebouwing is één hoogteaccent opgenomen, in de vorm van reclamemasten. Het hoogteaccent refereert in bouwvorm aan de zouttorens die van oorsprong in de regio voorkomen, conform de bebouwingsaccenten in reeds gerealiseerde bebouwing. Vanuit ruimtelijk oogpunt accentueert de toren de beëindiging van het retailpark in westelijke richting. Het accent heeft een maximale bouwhoogte van 35 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0082-0301_0004.jpg"

2.2 Verkeer en infrastructuur

Bestaande situatie

Algemeen 

Een goede verkeers- en vervoersinfrastructuur is van groot belang voor het behouden en versterken van de kwaliteiten van de stad. Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) van juli 2003 is destijds ontwikkeld om bestaande en te verwachten verkeers- en vervoersknelpunten op te lossen. De hieruit ontstane 'Stellingname notitie GVVP Hengelo' van november 2002 gaat in op bestuurlijke standpuntbepaling en herbevestiging van belangrijke stellingnamen. Het GVVP is inmiddels ruim 10 jaar oud, maar op dit moment nog steeds van kracht.

Voor het sociaal en economisch functioneren van Hengelo is een goede bereikbaarheid van grote waarde. Behoud en versterking van bereikbaarheid naar de toekomst is zeer belangrijk om de sociale en economische motorfunctie tezamen met Enschede en Almelo, voor de eigen bewoners en voor de inwoners van de regio, te kunnen vervullen. Regionaal gezien vervult Hengelo hierin een centrale positie.

Ook (flankerende) maatregelen als dynamisch verkeersmanagement, vervoersmanagement, parkeermaatregelen (vraagvolgend parkeerbeleid), locatiebeleid, stadsdistributie, tariefexperimenten openbaar vervoer en doseren, spelen een belangrijke rol om de leefbaarheid en verkeersveiligheid samen met het vraagstuk bereikbaarheid te verbeteren.

Lokale hoofdwegenstructuur (gemotoriseerd verkeer)

De Rondweg N743 (80 km/u) en in het verlengde de Bornsestraat (binnen de kom 50 km/u) maakt als belangrijke invalsweg en verbindingsweg onderdeel uit van de hoofdwegenstructuur en heeft meerdere (hoofd)functies;

1. De Rondweg/Bornsestraat heeft als radiaal een stroomfunctie waarbij een vlotte doorstroming gegarandeerd moet blijven voor verkeer tussen de verschillende stadscentra, stadsdelen en bedrijvenpark Westermaat.

2. De Rondweg/Bornsestraat heeft verder als functie om het gemotoriseerd verkeer met de bestemming binnenstad te geleiden. Om de centrale parkeergelegenheden te bereiken is een gesloten (parkeer)ring rond de (binnen)stad een vereiste;

3. Samen met de op- en afritten (nr.30) van de Rijksweg A1 een verdeel- en ontsluitingsfunctie voor het afwikkelen van verkeer van en naar het stadscentra van Borne en Hengelo en van het gehele bedrijvenpark Westermaat.

De Amerikalaan (60 km/u) is de ontsluitingsweg of toegangsweg voor Plein Westermaat (koopplein) alsmede bedrijventerrein Westermaat Noordwest en de in het ontwikkeling zijnde gebied Veldkamp (grondgebied Borne+Hengelo). Over en langs de Rijksweg A1 ligt een vrije busbaan ten behoeve van de buslijnvoeringen 5 en 51 voor het (Hoogwaardig) Openbaar Vervoer.

Europalaan en Beneluxlaan maken onderdeel uit van het Westtangent. Deze tangent heeft onder andere als doel om de centrumring en delen van de wijkring te ontlasten.

Fietsnetwerk en fietsparkeren

Hengelo is al jaren een fietsstad, kent een hoog fietsgebruik en staat inmiddels op de derde plaats van alle 50.000+ gemeenten in Nederland waar het meeste wordt gefietst. Om dit (nog) verder te stimuleren wordt de fiets uiteraard toegelaten in het autovrije (winkel)gebied om zodoende de fietsafstanden te beperken en een voordeel ten opzichte van de auto te realiseren. Dit geldt ook tijdens winkeltijden (uitgezonderd de Brinkpassage).

Masterplan Fietssnelweg F35

De F35 is de centrale drager van het Hoogwaardig Fietsnetwerk Twente. Met de aanleg van deze fietssnelweg ontstaat een snelle, comfortabele, veilige en non stop fietsverbinding in Twente.

In Hengelo zijn inmiddels een tweetal F35 deeltracé's (schakels) gerealiseerd en door fietsers vol in gebruik. Het onlangs tweede gerealiseerde tracé F35 Grobbentunnel - Borne loopt parallel aan het spoor en is direct gelegen aan de achterzijde van de locatie Bauhaus (zie ook verder paragrafen Verkeerkundig toets).

De bestaande situatie

Westermaat Plein Fase III

De vestigingslocatie van Bauhaus is gelegen op Plein Westermaat fase III en is begrensd tussen de Amerikalaan, de Oude Hengeloseweg, Lemerijweg en de NS spoorbaan (Hengelo-Borne) met de parallel hieraan gelegen F35. Langs de spoorbaan zijde is in september 2013 de Fietssnelweg F35 opgeleverd en in gebruik genomen (tracédeel Grobbentunnel-Grens Borne). Het deel van de langzaam verkeersverbinding Oude Hengeloseweg, gelegen tussen Amerikalaan en Busbaan het plein/Lemerijweg, is zoals gepland en afgesproken, gelijktijdig afgewaardeerd van fietspad tot voetpad.

Het verkeersregime

Plein Westermaat kent ter hoogte van de entree een met een verkeersregelinstallatie (VRI) geregeld kruispunt met de Amerikalaan, een overgang van een 60 km/uur regime naar een 30 km/uur regime. Daarnaast kent dit terrein eigen regels en een eigen verschijningsvorm van de openbare inrichting, waaronder voorrangskruisingen, een (extra) rotonde, zebrapaden, voetpaden, afscheidingsmuurtjes en nissen voor de boodschappenkarretjes. Een uitgebreide reconstructie van dit terrein zelf heeft ongeveer twee jaar geleden plaatsgevonden. De aanpassingen van de openbare ruimte ter hoogte van de onlangs in gebruik genomen parkeergarage IKEA, worden op dit moment afgerond.

Kruispunt Amerikalaan-Plein

Het kruispunt Amerikalaan-Het Plein is ongeveer een half jaar geleden gereconstrueerd, samen met de nodige werkzaamheden op de Rondweg (N743) en de afritten Rijksweg A1. Het gaat dan onder andere om rijstrook verdubbeling op opritten en afritten en aanpassingen en verdere optimalisering in de verkeersregeltechniek. Met deze reconstructies een aanpassingen is de bereikbaarheid en toegankelijkheid van Plein Westermaat voor de komende jaren significant verbeterd, zeker op de bekende kooppieken.

Rotonde Plein

De ontsluiting en de toegankelijkheid van Bauhaus vindt plaats via deze rotonde. Naar Bauhaus toe, de eerste afslag van de rotonde (één kwart rond), naar de Amerikalaan/Rondweg (N743) driekwart rond van de rotonde.

Parkeren werknemers

Tot en met medio januari 2014 zal het tijdelijk parkeerterrein Campus voor werknemers in stand blijven. Voor de bekende kooppieken zal nog worden bekeken of het bestaande parkeerterrein Walkatenplein opnieuw kan worden gebruikt voor werknemers parkeren, inclusief de bijbehorende OV pendeldienst. Werknemers van Bauhaus zouden dan ook van een dergelijke regeling gebruik kunnen gaan maken.

De nieuwe situatie

De functie

Bauhaus is grote bouwmarkt met een breed en diep assortiment en in die zin niet vergelijkbaar met een Hengelose Karwei, Gamma, Multimate of zelfs de Praxis. Een Bauhaus is wel enigszins vergelijkbaar met een Hornbach. Uiteraard richt Bauhaus zich op het inrichten van woningen in de breedste zin van het woord. De Bauhaus functie op deze locatie is echter grootschaliger, het assortiment is (nog) breder en men richt zich op een bredere doelgroep waaronder ook de (semi) professionele klus- en tuinbedrijven en/of de zzp-ers. Verder is deze functie gecombineerd met overdekte en niet overdekte stadstuinen (buitenterreinen) én twee drive-in arena met mogelijkheden voor het laden en afrekenen van volumineuze en/of zware goederen of materialen/materieel.

Geografisch ligging

De grootschaligheid van deze functie wordt versterkt door vestiging binnen de grootschalige winkellocatie Plein Westermaat met bovenregionale aantrekkingskracht van onder andere de IKEA, de Mediamarkt, BCC en andere winkels in combinatie met een infrastructureel gunstige ligging ten opzichte van de Rijksweg A1 (afrit 30).

De grootte

De mate van grootschaligheid in perifeer stedelijk gebied van vierkante meters bouwmarkt of tuincentrum/groencentrum is in CROW publicatie nr.317 (blz. 36-37) globaal gedefinieerd als;

  • tussen 1.000 - 2.000 m2: kleine tot middelgrote vestigingen;
  • groter dan 2.000 m2: grote of grootschalige vestigingen.

De CROW publicatie nr.317 geeft tevens aan dat 'de buitenruimte een verkoopruimte is voor klanten toegankelijk' (blz.36). Het gaat met betrekking tot Bauhaus om ruim 11.229 m2 BVO (exclusief 3.386 m2 van de Drive-in arena).

Drive-in arena

Deze laad- en losvoorziening is een soort 'inpandig afhaalcentrum'. Er zijn natuurlijk ook bezoekers/klanten welke eerst gewoon parkeren op het parkeerterrein en dan al shoppend toch besluiten (extra) producten kopen van grote omvang en/of gewicht (impuls aankopen), terwijl dat niet het oorspronkelijke doel was. Deze bezoekers/klanten staan het grootste deel van de tijd op de 'gewone parkeerplaatsen' en maar klein deel van de totale bezoektijd met hun voertuig in de Arena om af te rekenen. Echter kunnen er ook een groep bezoekers/klanten zijn die gericht alleen maar goederen of materiaal/materieel kopen van grote omvang en/of gewicht zoals bijvoorbeeld (professionele) zzp-ers en/of aannemers, bouwvakkers en tuin- en tuinonderhoud bedrijven. Deze laatste groep professionals komen voornamelijk met busjes en/of aanhangers.

Verkeerskundige toets parkeervraagstuk.

Uitgangspunt

Uitgangspunt is dat de totale werkelijke parkeervraag op de representatieve of maatgevende momenten op eigen terrein van Bauhaus moet plaatsvinden. Hierbij hoort een realistische en robuuste parkeernorm zonder overschatting van de parkeerbehoefte die hoort bij de het parkeerkencijfer 'detailhandel' van 6,0 pp / 100 m2 BVO (CROW publicatie nr.182 geeft aan: 5,5-7,5 pp / 100m2 BVO)

Rapport Goudappel

Voor een vergelijking is een recent rapport gebruikt van Bureau Goudappel Coffeng naar de verkeerseffecten van een nieuwe Hornbach vestiging in de gemeente Best. Op basis van acht bestaande Hornbach vestigingen in Nederland van vergelijkbare grootte als deze mogelijke Bauhaus vestiging, wordt er getoetst en vergeleken op basis van een gemiddelde parkeernorm van 3,94 pp / 100m2 BVO voor alle acht vestigingen en niet de 2,2-2,7 pp / 100m2 BVO. De gebruikte parkeernorm in Best is 3,87 pp / 100m2 BVO.

Ervaringen Bauhaus functie in Groningen

Voor een andere vergelijking is tevens een toets gebruikt van een nieuwe Bauhaus functie in de stad Groningen. De winkelparkeernorm en stadstuin (binnenruimte) hebben een bandbreedte van 2,86 - 3,33 pp / 100m2 BVO. De parkeernorm stadstuin buitenruimte heeft een bandbreedte van 1,00 - 1,25 pp / 100m2 BVO.

De stadstuinen (functie tuincentrum)

Er wordt voor dit onderdeel gerekend met totaal 4.067 m2 BVO (1.230+1.353+1.484 m2).

De stadstuinen genereren een totale parkeerbehoefte van tussen de 110 tot 114 pp (conform CROW publicatie nr. 317). Het verschil bij het toepassen van de differentiatie parkeernorm 2,5 (niet overdekt) en 2,8 (overdekt) en alles 2,8 pp / 100m2 BVO, is netto 4 pp. Er wordt gerekend met de 114 parkeerplaatsen.

Winkel Bauhaus

Er is gerekend met totaal 7.145 m2 BVO voor een vergelijk van de verschillende parkeernorm cijfers en de daaruit voortvloeiende parkeerbehoefte.

Ervaringscijfers Groningen;
Parkeernorm (minimaal) 2,860 pp / 100m2 BVO genereert 204 pp.
Parkeernorm (gemiddeld) 3,077 pp / 100m2 BVO genereert 220 pp.
Parkeernorm (maximaal) 3,330 pp / 100m2 BVO genereert 238 pp.

Ervaringscijfers rapport Goudappel Coffeng;
Parkeernorm (gemiddeld) 3,940 pp / 100m2 BVO genereert 282 pp.
Parkeernorm (gem. Best) 3,870 pp / 100m2 BVO genereert 277 pp.

Conform CROW publicatie nr.317;

Parkeernorm 2,500 pp / 100m2 BVO genereert 179 pp.

Nota Autoparkeren Hengelo (bouwmarkt én tuincentrum);

Parkeernorm 2,450 pp / 100m2 BVO genereert 175 pp.

Drive-in arena

De drive-in arena heeft een totale oppervlakte van 3.386 m2. Als hier een parkeernorm van 2,45 pp /100m2 BVO aan wordt gekoppeld, ontstaan vanuit deze functie een parkeerbehoefte van 83 parkeerplaatsen.

Totalisatie bij diverse scenario's inclusief de stadstuinen (114 pp) mbt maaiveld parkeren op oorspronkelijk 267 beschikbare parkeerplaatsen;

Scenario 1. conform CROW publicatie nr.317;

De stadstuinen 114 pp

Winkel Bauhaus 179 pp

Totaal 293 pp (tekort 26 pp)

Scenario 2. conform gemiddelde ervaringscijfers Groningen

De stadstuinen 114 pp

Winkel Bauhaus 220 pp

Totaal 334 pp (tekort 67 pp)

Scenario 3. conform maximale ervaringscijfers Groningen

De stadstuinen 114 pp

Winkel Bauhaus 238 pp

Totaal 352 pp (tekort 85 pp)

Scenario 4. conform gemiddelde van acht vergelijkbare Hornbach vestigingen.

De stadstuinen 114 pp

Winkel Bauhaus 282 pp

Totaal 396 pp (tekort 129 pp)

De parkeerkelder

In het bouwplan zal een ondergrondse parkeerkelder (stallingskelder) worden gerealiseerd met een capaciteit van 107 parkeerplaatsen. De hellingbaan van deze parkeerkelder bevind zich inpandig. Hiermee krijgt Plein Westermaat een tweede gebouwde parkeervoorziening.

De IKEA parkeergarage en de Bauhaus parkeerkelder liggen daarmee op de buitenste oostelijke en westelijk flanken van het gehele Plein Westermaat.

Conclusie / aanbeveling parkeervraagstuk

Het is gerechtvaardigd deze Bauhaus binnen de contouren als één totale functie te zien, dat wil zeggen wél inclusief de drive-in arena. Als helder uitgangspunt en als basis wordt daarbij de door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren Hengelo gebruikt met bijbehorende 'lage parkeernorm' van 2,45 pp / 100m2 BVO en niet de 'hoge' parkeernorm' van 6,5 pp / 100m2 BVO (zie Bijlage 3, 'Parkeernormen 2009').

Dit genereert een totale parkeerbehoefte van;

4.067+7.145+3.386 = 14.598 m2 / 100 x 2,45 = minimaal 358 parkeerplaatsen. Dit komt overeen met de parkeernorm van 3,33 pp /100m2 BVO uit Scenario 3 en is dus 62 papkeerplaatsen meer dan de Groninger ervaringscijfers. Deze minimaal te realiseren 358 stuks parkeerplaatsen wordt gezien als realistisch en robuust.

Verkeerskundige toets overige verkeersaspecten

Fiets en fietsparkeren

Ten aanzien doelgroep fietsers is het wenselijk dat werknemers (maar ook bezoekers) ook goede mogelijkheden hebben om op de fiets naar hun werk gaan. Dit is goed voor de gezondheid, het milieu, maar belast het eigen parkeerterrein ook minder met parkerende werknemers welke anders de gehele dag op de dichtbij gelegen dure bezoekers parkeerplaatsen gaan staan. Fietsende werknemers kunnen daarbij worden gefaciliteerd door onder andere een goed fietsplan inclusief goede fietsparkeervoorzieningen dicht bij de personeel entree (veilig en overdekt/droog stallen).

Het tracé F35 van de fietssnelweg F35 Grobbentunnel - Borne loopt parallel aan het spoor en is direct gelegen aan de achterzijde van de locatie Bauhaus. Het ligt dan ook voor de hand voor zowel de fietsende bezoekers alsmede de fietsende werknemers, aan de Lemerijweg zijde (zuidzijde) een fietsdoorsteek te realiseren naar Bauhaus. Dit kan eventueel gecombineerd worden met een (tweede) calamiteiten uitweg voor de brandweer.

Parkeergedrag werknemers

Van belang is nog dat de ongeveer 28 berekende parkeerplaatsen voor personeel welk wel dagelijks met de auto komen, niet gaan parkeren op de beste en meest dichtbij gelegen parkeerplaatsen welke juist bedoeld zijn voor eigen bezoekers (zie ook de eerdere paragraaf 'parkeren werknemers').

Verkeersgeneratie Bauhaus

Voor de ritgeneratie productie wordt gebruik gemaakt van de kencijfers zoals uitgegeven door de CROW in de veel gebruikte publicatie nr.317.

Een bouwmarkt genereert: 30-36 ritten per 100/m2 BVO

Een tuincentrum genereert: 15-18 ritten per 100/m2 BVO

Met deze differentiatie ontstaat een totale verkeersgeneratie Bauhaus van op dit moment minimaal 3.262 ritten per etmaal tot maximaal 3.913 ritten per etmaal. Hierbij is hetzelfde uitgangspunt gehanteerd om Bauhaus binnen de contouren als één totale functie te zien.

Nieuwe ontwikkelingen

De nieuwe ontwikkelingen rond Veldkamp, met betrekking tot bijvoorbeeld tuincentrum Boomkamp en/of het separate IKEA afhaalcentrum, zijn op dit moment nog geheel onduidelijk. In modelmatige berekeningen in 2025, krijgt de Amerikalaan (specifieke wegvak tussen Rondweg en Plein) een standaard intensiteit van ongeveer 15.000 motorvoertuigen per (weekdag)etmaal. Hierbij is uitgegaan van een zuidelijk rondweg inclusief een aansluiting op de Rijksweg A1 bij Borne West conform het Regionaal Verkeersmodel 2012-2020. Ook het autonome groei percentage en de bovengenoemde verkeersgeneratie cijfers van Bauhaus zijn in deze standaard weekdag etmaalintensiteiten verwerkt.

De bereikbaarheid en toegankelijkheid

De aanleg van een toekomstige zuidelijk rondweg inclusief een aansluiting op de Rijksweg A1 bij Borne West zal naar verwachting de Amerikalaan gaan ontlasten. De afwikkeling van het verkeer op de (eerste) rotonde Plein Westermaat zal in de toekomst wel enigszins onder druk komen te staan. Deze rotonde zal bij de komst van Bauhaus op de bijzondere koop(piek)dagen en/of speciale actiedagen van bijvoorbeeld IKEA en/of Mediamarkt, zijn maximale verwerkingscapaciteit naderen. Een beroep doen op de verkeersregelaars zal in de toekomst dan ook vaker plaats gaan en moeten vinden.

Capaciteitsberekening

Op basis van een zeer recente verkeerstelling van 27 december 2013 een capaciteitsberekening gemaakt voor de rotonde inclusief de toekomstige verkeersgeneratie van Bauhaus (zie bijlage1) .

Blijkens de gelogde tellingen van de verkeersregelinstallatie op het kruispunt Amerikalaan - Plein Westermaat betrof het aantal motorvoertuigen dat via de rotonde en de desbetreffende verkeersregelinstallatie Plein Westermaat verliet op deze dag betrof op het drukste uur 1200 motorvoertuigen per uur. Ter vergelijking onderstaande gegevens van het drukste uur op enkele andere zaterdagen.

  • Zaterdag 30 november 2013: 1.027 motorvoertuigen per uur;
  • Zaterdag 7 december 2013: 1.029 motorvoertuigen per uur;
  • Zaterdag 14 december 2013: 927 motorvoertuigen per uur;
  • Zaterdag 21 december 2013: 1.103 motorvoertuigen per uur;
  • Zaterdag 28 december 2013: 595 motorvoertuigen per uur;


Tevens zijn de verkeerstellingen onderzocht op overige drukke dagen, zoals koopzondagen en de dagen rond de feestdagen. Op deze momenten bleek er echter minder verkeersaanbod te zijn dan op vrijdag 27 december 2013. Deze datum is daarom maatgevend in de capaciteitsberekening van de rotonde. Uit deze berekening blijkt dat er op het drukste moment van het jaar sinds de ingebruikname van de openbare gratis parkeergarage naast IKEA nog voldoende restcapaciteit aanwezig is op deze rotonde. Tot slot dient nog opgemerkt te worden dat vanaf 2014 elke zondag koopzondag is op Plein Westermaat. De verwachting is dat bezoekers- of kooppieken hierdoor significant zullen worden afgevlakt en er een meer evenwichtige spreiding zal ontstaan. De werkelijke restcapaciteit van de rotonde zal hierdoor groter zijn dan de percentages zoals deze in de bijlage zijn weergegeven en berekend volgens de capaciteitsformule van Bovy (een formule die in Nederland op grote schaal wordt toegepast voor het bepalen van de capaciteit van rotondes). De conclusie is dan ook dat hier sprake is van een infrastructureel duurzame verkeerskundige oplossing.

Eindconclusie

Op basis van de door de initiatiefnemer aangeleverde gegevens zoals deze nu bekend zijn en rekening houdend met alle verkeerskundige aspecten en op- en aanmerkingen, is dit plan nu met in totaal 360 nieuw aan te leggen parkeerplaatsen goed realiseerbaar.

2.3 Perifere detailhandel

Functioneel programma Plein Fase III

Het retailpark Westermaat Plein, is na het centrum qua winkelvloeroppervlak het grootste winkelgebied van Hengelo. Het is één van de 13 aangewezen locaties voor “grootschalige detailhandelsvestigingen” (GDV) in stedelijke knooppunten uit het rijksbeleid van de jaren 90. In totaal is er nu ruim 50.000 m2 bvo (bruto vloeroppervlak) detailhandel gevestigd. Naast de branche “woninginrichting” (Ikea) zijn de branches “sport en spel” en “bruin en witgoed” vertegenwoordigd met vestigingen van ondermeer BCC, Mediamarkt, Toys 'R' Us, Praxis Home Decoration Store en Intersport. Het Westermaat Plein is een centrum voor doelgerichte aankopen zowel voor GDV als voor perifere detailhandelsvestigingen (PDV) en heeft een sterk regionaal verzorgende functie. Dit blijkt ook uit het Koopstromenonderzoek 2010. Bijna 65 % van de bezoekers aan Plein komt van buiten Hengelo. Hiermee heeft Plein Westermaat vooral een sterke regionale verzorgingsfunctie. Een belangrijk deel van de bezoekers komt uit Duitsland. Plein Westermaat betrekt de tweede plaats in het onderzoeksgebied met een omzet van € 143 miljoen voor de niet-dagelijkse artikelen.

Beleidsprogrammering Westermaat Plein Fase III

De besluitvorming rond het retailpark Westermaat Plein loopt al zeker 15 jaar en is vastgelegd in verschillende beleidsstukken. De ontwikkeling van het retailpark is daarmee verankerd in het gemeentelijk beleid.

De basis voor de ontwikkeling ligt in het Masterplan Westermaat van 16 december 1997. Het programma voor het retailpark Westermaat Plein, zoals dat in het Masterplan is opgenomen, kent een thematische benadering. De ontwikkeling omvat publieksfuncties met een oppervlakte van circa 75.000 m2 bvo, Daarvan is in ieder geval 60.000 m2 bedoeld voor detailhandel (PDV en GDV), waarbij wordt ingestoken op een thematische benadering. Thematisering speelt een belangrijke rol in het onderscheid tussen detailhandel in de periferie en in de stadskern. De detailhandel in de periferie moet zich qua aard en structuur onderscheiden, derhalve staat het thema 'actieve recreatie en vrije tijd' centraal. Deze elementen zijn duidelijk herkenbaar in het programma van de eerste twee fasen. In het gebied krijgen ook niet-thematische functies een plaats, mede ter ondersteuning van het economisch draagvlak voor het thema.

Het Masterplan is vervolgens vertaald in een Nota van Uitgangspunten (augustus 1999). De Nota van Uitgangspunten gaat uit van een ontwikkeling van 65.000 m2 bvo. Op basis van de Nota van Uitgangspunten is er een stedenbouwkundig plan gemaakt. In het stedenbouwkundig plan van april 2001 omvat de ontwikkeling 73.000 m2 bvo, in lijn met het Masterplan.

In november 2006 is de beleidsvisie Detailhandel Hengelo 2006 -2016 vastgesteld. In de beleidsvisie is fase 1 en 2 aangemerkt als GDV locatie. Fase 3 is aangemerkt als PDV locatie. Het onderscheid tussen GDV en PDV is gelegen in de branchering. Op een GDV-locatie zijn winkels in de volumineuze en niet-volumineuze goederen toegestaan met uitzondering van onder meer mode winkels en winkels in dagelijkse artikelen (waaronder supermarkten, levensmiddelen en drogisterij artikelen), mits de brutovloeroppervlakte (bvo) meer dan 1.500 m² bedraagt.

Op een PDV-locatie daarentegen zijn enkel winkels in volumineuze goederen toegestaan met het assortiment dat tot dezelfde productgroep behoort. Tot de PDV behoren de volgende branches: auto's, boten, caravans, detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke en milieu-verstorende stoffen, grove bouwmaterialen, bouwmarkten, tuincentra, keukens en sanitair, en de gehele woninginrichting, waaronder meubelen.

Vanuit de beleidsvisie Detailhandel Hengelo 2006-2016 wordt een hoge waarde toegekend aan de positie van de binnenstad en de wijk- en buurtcentra. Voor de wijk- en buurtcentra vormt het in stand houden van de boodschappenfunctie het uitgangspunt van het beleid. Voor de binnenstad geldt dan met name dat de recreatieve functie, de mix tussen enerzijds detailhandel en anderzijds horeca en cultuur versterkt wordt. Voor een goed functioneren van het centrum is het dan ook niet wenselijk dat de recreatieve branches zich buiten de binnenstad vestigen. Dit zal leiden tot een afname van het aanbod en van de variatie in het aanbod die onwenselijk wordt geacht. Immers in dat geval wordt afbreuk gedaan aan het draagvlak van het totale aanbod aan centrumvoorzieningen en bovendien gaat het aanvullende en versterkende karakter van de verschillende winkellocaties verloren. Om deze reden wordt voor de PDV-clusters vastgehouden aan de branchering, zoals hierboven beschreven. Ten aanzien van Westermaat Plein fase 3 wordt, om het grootschalige karakter van de winkelvoorzieningen te waarborgen, vastgehouden aan een minimum oppervlakte van 1.500 m² (bvo) per vestiging.

Het bestemmingsplan Westermaat is in het tweede kwartaal van 2011 in werking getreden. Hieronder vallen onder andere de gebruiksregels met betrekking tot Plein Westermaat, fase I, II en III. Voor Plein Westermaat Fase III is de ontwikkeling opgenomen van 21.000 m² PDV met een minimale unit-maat van 1.500 m². Daarnaast is voor Westermaat Zuid-West herbevestigd dat PDV mogelijk is op de daarvoor aangewezen percelen én dat verdere toevoeging of verruiming niet wenselijk is.

In de Beleidsvisie Detailhandel Hengelo 2006-2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012 (februari 2012) is deze lijn wederom herbevestigd. De laatste fase van Plein Westermaat is daar omschreven als een centrum voor gerichte non-food aankopen in het PDV-segment. De ondernemers richten zich op de consument die zich graag oriënteert, maar ook doelgericht zijn aankopen doet. Op Plein Westermaat, fase 3, is een PDV-cluster voorzien van in totaal 21.000 m² met een minimaal vloeroppervlak van 1.500 m² per unit.

In algemeenheid wordt steeds meer waarde gehecht aan het zorgvuldig omgaan met het ruimtegebruik. Dit is tevens een belangrijk uitgangspunt bij een in oktober 2012 doorgevoerde wijziging in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hierin is vastgelegd dat de toelichting bij een bestemmingsplan/projectafwijking dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan de systematiek van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Hierbij moet worden opgemerkt dat in onderhavig plan het bestemmingsplan voor de stedelijke ontwikkeling niet de functie PDV toevoegt of verruimt. Het plan bestendigt de functie (er is slechts sprake van verandering van het bouwvlak) en beperkt de maximale gebruiksruimte ten aanzien van perifere detailhandel (beperking naar 15.500 m²). Er worden dus geen nieuwe vierkante meters detailhandel toegevoegd.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.

Onderhavig initiatief vormt geen belemmering voor de hierboven genoemde hoofddoelen.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie (2009)

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Op 1 juli 2009 is dit plan vastgesteld door Provinciale Staten.

De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Duurzaamheid en Ruimtelijke Kwaliteit zijn de rode draden van de Omgevingsvisie.

3.2.1.1 Sturingsfilosofie

Het beleid is vastgelegd in generieke beleidskeuzes, richtinggevende ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. De ontwikkelingsperspectieven schetsen de koers van een gebied op provinciaal schaalniveau. Ze bepalen geen functies, maar schetsen een ontwikkelingsrichting voor een combinatie van functies. De grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen. Dit betekent dat gemeenten in hun structuurvisies en bestemmingsplannen nadere invulling kunnen geven. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen voor zijn, mits er voldoende verzekerd is dat ruimtelijke kwaliteit conform gebiedskenmerken wordt versterkt. In de gebiedskenmerken zijn de bestaande en te ontwikkelen gebiedskwaliteiten genoemd. Onderstaand model fungeert als leidraad bij deze sturing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0082-0301_0005.png"


Afbeelding 3: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

3.2.1.2 Omgevingsvisie met betrekking tot herziening Westermaat Plein Fase III

Indien het plan Westermaatplein Fase III in bestaand stedelijk gebied wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel, ontstaat globaal het volgende beeld.

Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” zijn er geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen. Van grote belemmeringen is niet gebleken.

Ontwikkelingsperspectieven

De opgave, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang.

In de volgende afbeelding is een uitsnede van de ontwikkelingsperspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0082-0301_0006.jpg"

Afbeelding 4: uitsnede kaart omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven

Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief Bedrijventerrein. Dit ontwikkelingsperspectief verzet zich niet tegen de ontwikkeling van het plan. Binnen het ontwikkelingsperspectief zijn een aantal typen te onderscheiden, namelijk: Typen: industriegebieden, meubelboulevards, kantorenparken en gemengdebedrijventerreinen. Onderhavig plan maakt hier onderdeel van uit (meubelboulevard).

Gebiedskenmerken

Bij toetsing van het plan aan de gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) is van belang dat de locatie is gelegen in stedelijk gebied. Dit betekent dat de natuurlijke laag en de laag van het agrarische cultuurlandschap buiten beschouwing kunnen blijven. De lust- en leisurelaag geeft geen bijzondere kenmerken in het plangebied.

De omgevingsvisie geeft aan het plangebied de stedelijke laag: Bedrijventerreinen. Bedrijventerreinen kenmerken zich als werk- of voorzieningengebieden, te onderscheiden in industriegebieden, meubelboulevards, kantorenparken en gemengde bedrijventerreinen. De verkaveling en inrichting is functioneel. De terreinen zijn slechts beperkt aangesloten op omliggende wijken en landschappen. De bebouwing is functioneel, vaak eenvoudig en eenvormig, soms karakteristiek en historisch.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het retailpark Westermaatplein.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2009

De Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: 'Omgevingsverordening') van de Provincie Overijssel wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57. Van de Wegenwet en artikel 2A. van de Wegenverkeerswet.

In de Omgevingsverordening is een aantal principes vastgelegd waaraan binnen de provincie Overijssel dient te worden voldaan. De voor dit plan (meest) relevante staan hieronder samengevat:

  • alleen bouwen voor de lokale behoefte;
  • alleen bouwen binnen bestaand stedelijke gebied;
  • de nieuwe ontwikkeling moet passen binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.

Er zijn onderbouwd bepaalde uitzonderingen mogelijk op het bovenstaande.

In paragraaf 4.2 van de verordening zijn regels gegeven voor detailhandel. De provincie hanteert de volgende definities van volumineuze detailhandel: winkelformule die vanwege de aard en omvang van het assortiment een groot oppervlak nodig hebben, zoals bouwmarkten, tuincentra, wooninrichtingszaken.

Volumineuze detailhandel dient in de omgevingsverordening te worden onderscheiden van perifere detailhandel. Perifere detailhandel wordt in de Omgevingsverordening gedefinieerd als winkelformules met een zeer groot winkelvloeroppervlakte dat (hoog) frequent wordt bezocht en waarin een aanbod plaatsvind van niet-volumineuze detailhandel.

In de Omgevingsverordening zijn de volgende relevante regels voor volumineuze detailhandel opgenomen:

Artikel 2.4.2 Volumineuze detailhandel.

1. Bestemmingsplannen voorzien niet in de nieuwe mogelijkheid om detailhandel uit te oefenen op bedrijventerreinen;

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan in bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen de mogelijkheid worden geboden voor de vestiging van volumineuze detailhandel waarvoor in binnensteden en wijkwinkelcentra geen ruimte geboden kan worden.

Onderhavig plan vindt niet plaats op een bedrijventerrein maar op een bestaand retailpark, het plan is de laatste fase waarmee het Westermaatplein wordt afgerond. Perifere detailhandel is op de betreffende locatie al bij recht toegestaan in het bestemmingsplan met een groter aantal vierkante meters dan met onderhavig plan wordt mogelijk gemaakt. Er wordt dus geen nieuwe mogelijkheid om perifere detailhandel uit te oefenen toegestaan. De ontwikkeling is in overeenstemming met de provinciale verordening.

In de gebiedskenmerkenkaart valt het plangebied binnen de stedelijke laag in: Bedrijventerrein. Onderhavig plan wijkt niet af van het genoemde ontwikkelingsperspectief. Aan de andere principes wordt ook voldaan.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgegrond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed.

De Wamz introduceert in de archeologie het beginsel van ‘de verstoorder betaalt’. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over ‘behoud in situ’. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Wamz staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Wamz heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend.

Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Wamz zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage, met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.2.

3.3.2 Detailhandel Hengelo 2006 - 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012

Het doel van de Detailhandelsvisie Hengelo 2006-2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012, is het scheppen van een beleidskader voor detailhandel. Het is een document waarin gewenste toekomstige ontwikkelingen staan en het geeft het kader voor ontwikkelingen aan. Het biedt detailhandelsondernemingen en andere marktpartijen duidelijkheid over de ontwikkelingsrichting. In de geactualiseerde beleidsvisie zijn de uitgangspunten uit 2006 bevestigd en verder aangescherpt.

Beleid in het kort:

Hengelo heeft op het gebied van detailhandel een aantal ambities. Deze ambities zijn onderverdeeld in een drietal winkelmotieven: dagelijks winkelen, recreatief winkelen en doelgericht winkelen.

Dagelijks winkelen

Hengelo kent een structuur van wijkwinkelcentra, buurtwinkelcentra en solitaire supermarkten. Voor de leefbaarheid in de wijken is het van belang dat er dicht bij huis boodschappen gedaan kan worden. Hierbij past een evenwichtige spreiding van het aanbod over de stad.

Clustering van functies binnen wijken en buurten geniet de voorkeur. Dit is de wijze waarop zowel een supermarkt als aanvullende bewinkeling resulteren in het beste voorzieningenniveau voor de wijk en/of buurt.

Recreatief winkelen

De binnenstad is de huiskamer van Hengelo en het belangrijkste recreatieve winkelgebied in Hengelo waar mensen langer gaan verblijven.

In de binnenstad moet men aangenaam willen verblijven. Er moet een juiste afstemming van functies zijn, ook horeca, wonen en cultuur zijn belangrijke ingrediënten. Door onder andere te investeren in sfeer, veiligheid, inrichting en beeldkwaliteit kan de bezoeker langer worden gebonden.

Doelgericht winkelen

Winkel voor gericht non-food aankopen kunnen zich vestigen in de clusters Plein Westermaat (regionale functie), Westermaat Zuidwest en Noordelijke Spoorzone.

Perifere detailhandel vindt plaats in de genoemde clusters en uitbreiding is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk. Er wordt geen reguliere detailhandelsactiviteiten toegestaan als zogenaamde nevenactiviteit. Hier kan onvoldoende grip op worden gehouden en de gemeente wil inzetten op clustering.

De ontwikkeling die met dit plan mogelijk wordt gemaakt past binnen het winkelmotief doelgericht winkelen. Het plan bestendigd de functie en beperkt de maximale gebruiksruimte ten aanzien van perifere detailhandel (beperking van 21.000 m² naar 15.500 m²). Hiermee past het plan binnen de beleidsuitgangspunten zoals vastgelegd in de Detailhandelsvisie 2006 - 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012. Zie ook paragraaf 2.3.

3.3.3 Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2013 (GGP)

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

Voor onderhavig plan zijn in het Groenconvenant (zie bijlage 2) afspraken gemaakt die ervoor zorgen dat huidige karakter en het beeld van de Bornse beek wordt versterkt. hiermee wordt de ecologische en esthetische kwaliteit van deze groen/blauwe ader beoogd. De vertaling van de afspraken in het Groenconvenant naar het ontwerp voor het gebied Bornse Beek waarborgt een zorgvuldige hoogwaardige inpassing.

3.3.4 verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) (2013-2017)

Op 11 juni 2013 heeft de gemeenteraad het vGRP 2013-2017 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het vGRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • Lokale zuivering van dit afvalwater wordt niet duurzaam geacht, vanwege de meestentijds hoge kosten, het grote ruimtebeslag en de te grote risico's voor volksgezondheid en milieu
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem;
  • Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen,
    vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie,
    omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
  • Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen;
  • Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's voorkeur;
    • 1. afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi;
    • 2. bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
    • 3. bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.

Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn:

· regenwaterhergebruik op individuele schaal;

· directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen.

· Een goed alternatief in geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling is:

· een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers.

· De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi’s en/of retentievijvers.

· Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf.
De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.

· Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.

· Per project moet in overleg met de afdeling wegen, groen en water van de gemeente en met het waterschap Regge en Dinkel worden gezocht naar maatwerk.

3.3.5 Nota Autoparkeren (2008-2012)
3.3.5.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

3.3.5.2 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar (t/m einde 2013) een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 - 2012, zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Alhoewel een blauwe zone fraude gevoeliger is dan betaald parkeren is het een reguleringsvorm die momenteel redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones worden de ontheffingen gratis verstrekt. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Zowel voor de nieuwe als bestaande blauwe zones zullen ontheffingen worden verstrekt tegen betaling. Gekozen wordt voor vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avondparkeren afgeschaft. Ook hiervoor was nagenoeg geen draagvlak.

In paragraaf 2.2 is uitgebreid ingegaan op hoe er wordt omgegaan met het parkeren.

3.3.6 Welstandsnota

Op 8 oktober 2013 is de nieuwe welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zij hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen).

3.3.7 Gemeentelijke Nota Geluid (2009)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Het aspect geluid wordt behandelt in paragraaf 4.4

3.4 Conclusie

Het plan voldoet aan het voor het gebied opgestelde beleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Watertoets

4.1.1 Waterparagraaf

Door Tauw is ten behoeve van de voorgenomen inrichting een waterhuishoudingsplan opgesteld (Waterhuishoudingsplan Plein Westermaat fase 3  d.d. 10 december 2007, zie bijlage 3). Het waterhuishoudingsplan borduurt voort op het waterhuishoudingsplan dat in 2000 door Oranjewoud is opgesteld voor Plein Westermaat als geheel. Op basis van deze informatie heeft Aveco de Bondt een watertoets (zie bijlage 4) uitgevoerd.

De watertoets is vormgegeven door overleg te voeren tussen de opdrachtgever, haar adviseur Tauw bv, de gemeente Hengelo en het Waterschap Regge en Dinkel. Er is ruimte geschonken aan een goede waterhuishouding, afgestemd op de overige functies in het gebied.  

Het hemelwater wordt middels waterbergende voorzieningen (40 mm) afgevoerd naar de Bornsebeek. Een deel van de waterberging vindt plaats in een wadi. Zowel dakwater als weg- en parkeerwater kunnen hierin worden geborgen en zullen infiltreren en vertraagd afvoeren naar de Bornsebeek. Het resterende deel van de waterberging vindt plaats in de fundering onder de parkeervakken.

In deze ondergrondse voorziening vindt waterberging plaats van hemelwater waarna het kan infiltreren of (in extreme situaties) overstorten in de beek. De fundering heeft behalve een waterbergend volume tevens reinigende eigenschappen. De droogweerafvoer gaat middels een (ondergronds) rioolsysteem naar het bestaande pompgemaal van de gemeente.

4.2 Flora en fauna

De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de planrealisatie kan het dan ook nodig zijn om ontheffing aan te vragen in verband met de (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Ten behoeve van de herziening zijn de volgende zaken in kaart gebracht:

  • Welke beschermde planten- en diersoorten komen in en nabij het plangebied voor;
  • Leidt het realiseren van het plan of uitvoering van de geplande werkzaamheden tot handelingen die in strijd zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet;
  • Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden;
  • Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten een afwijking (ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet) vereist?

Beschermde soorten hebben specifieke habitateisen (o.a. waterelementen, bomen, gebouwen). Deze ontbreken op de ontwikkellocatie.

Er wordt daarom geen aanleiding gezien om te veronderstellen dat het gebied een essentieel onderdeel vormt van de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Wel dient er ten alle tijde aan de zorgplicht te worden voldaan.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied. Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch en cultuurhistorisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 3.3.1

4.3.2 Archeologie; het plangebied
4.3.2.1 Verwachtingswaarden

Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Hengelo (2009) ligt het plangebied in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde vanwege de ligging binnen de ligging binnen de bufferzone van een middeleeuws erf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0082-0301_0007.jpg"

Afbeelding 5: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde

4.3.2.2 Bekende vindplaatsen en monumenten

Zuidoostelijk van het plangebied ligt een archeologische vindplaats (nr. 85). Het betreft een van oorsprong middeleeuws erf dat in de late 18e en de 19e eeuw bekend stond als een schippersherberg bij de Woolderbrug (Erf Ter Brugge of Klaas aan de Brug). Recentelijk (2013) is bij de afbraak van het gebouw archeologisch onderzoek uitgevoerd.

4.3.2.3 Uitgevoerde onderzoeken

Ten behoeve van in het verleden gevoerde ruimtelijke onderbouwing is in 2007 door RAAP een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in het plangebied Westermaat (ARCHIS-onderzoeksmelding 24180). Het betrof bureauonderzoek en een karterend booronderzoek. Uit het onderzoek is gebleken dat het plangebied grotendeels een verstoord bodemprofiel heeft. Voor dit gebied is de archeologische verwachtingswaarde bijgesteld naar een lage verwachting. Het erf Ter Brugge is daarbij wel als een nader te onderzoeken archeologische vindplaats aangemerkt maar ligt buiten het plangebied. Het onderhavige plangebied ligt geheel binnen het onderzoeksgebied uit 2007. Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat er binnen het onderhavige plangebied binnen de bufferzone van het middeleeuwse erf geen aanwijzingen zijn voor een voorganger van het middeleeuwse er zijn. Op de archeologische verwachtingskaart is het onderzoeksgebied daarom aangeduid als een onderzocht en vrijgegeven gebied (horizontale arcering).

4.3.2.4 Vertaling naar planregels

Er zijn binnen het plangebied geen archeologische vindplaatsen te verwachten en het heeft daarom een lage archeologische verwachtingswaarde. In het bestemmingsplan wordt daarom geen medebestemming vanwege archeologische waarden opgenomen.

4.3.3 Cultuurhistorie; beleid

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

4.3.4 Cultuurhistorie; het plangebied
4.3.4.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Tot in ver in de 20e eeuw lag het plangebied buiten de bebouwde kom van Hengelo en maakte het deel uit van de marke Woolde. In afbeelding 6 is de situatie omstreeks het begin van de 19e eeuw aangegeven. Te zien is dat het plangebied grotendeels in een gebied met weide- en hooilanden lag, in het beekdal van de Woolderbeek. Het plangebied ligt nagenoeg geheel in een terrein dat weiland was. Tot het begin van deze eeuw is het plangebied als weiland in gebruik geweest.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0082-0301_0008.jpg"

Afbeelding 6: Situatie rond eerste kwart van de 19e eeuw (bron: Hisgis)

4.3.4.2 Historisch geografische kenmerken

Oude structuren zijn in de huidige situatie in het plangebied niet meer aanwezig, evenmin als eventuele cultuurhistorische objecten.

4.3.4.3 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 130 gemeentelijke monumenten (GM) (waarvan 10 met de status voorgedragen), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Binnen het plangebied zijn geen rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig.

4.3.4.4 Vertaling naar planregels

Vanwege de afwezigheid van cultuurhistorische waarden is er geen aanleiding om in het bestemmingsplan bepalingen vanwege deze waarden op te nemen.

4.4 Milieu

Algemeen

Om te voorkomen dat bedrijvigheid ter plaatse van gevoelige functies (zoals woonfuncties) ontoelaatbare overlast veroorzaakt en om te voorkomen dat bedrijven onevenredige inspanningen moeten leveren om aan milieuregels te voldoen, moet tussen deze functies voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden (zogenoemde milieuzonering.). In de VNG uitgave Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009) worden voor een groot aantal bedrijfsmatige activiteiten zoneringsafstanden geadviseerd. Deze VNG-uitgave wordt algemeen geaccepteerd als richtlijn voor de aan te houden zoneringsafstanden. Dat betekent dat er van kan worden uitgegaan dat als de geadviseerde afstanden tussen bedrijven en gevoelige functies worden aangehouden in het algemeen ontoelaatbare (milieu)hinder kan worden voorkomen en dat bedrijven in redelijkheid aan de milieuregels kunnen voldoen.

Toetsing.
Het betreft vooral een vergroting van bouwvlak in de richting van de snelweg. Het betreft geen verandering van de aard van de activiteiten (perifere detailhandel). De dichtstbijgelegen woning betreft een woning in Borne op ca. 150 meter. Dat is ruim meer dan de afstand van 30 meter die die de VNG-uitgave adviseert voor Bouwmarkten (cat. 2), nl. 30 meter .

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering
4.4.2 Bodem

Naar aanleiding van de geplande aanvraag van een omgevings- cq bouwvergunning en de voorgenomen bestemmingsplanwijziging is ter plaatse van projectlocatie “Bauhaus – Westermaat” te Hengelo een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op een delen van de kadastrale percelen A5279 en A5239 (Verkennend bodemonderzoek Bauhaus – Westermaat te Hengelo; Aveco de Bondt; 130736; 16 september 2013, zie bijlage 5).

Resultaten uitgevoerd onderzoek

Bijna de gehele locatie is verhard met asfalt en/of een puinverharding. Deze verhardingslagen (ca. 0,5 meter dik) zijn in het onderliggende onderzoek niet onderzocht. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat in de bovengrond kobalt, kwik en PCB in licht verhoogde gehalten zijn aangetroffen. In de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan kobalt en nikkel aangetoond. In het in het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan barium, nikkel en zink aangetoond. De aangetoonde gehalten in grond en grondwater overschrijden de betreffende achtergrondwaarden (AW2000-waarden, streefwaarden), maar liggen beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek.

Conclusie

Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat er milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen herinrichting.

4.4.3 Geluid

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. De Wet stelt normen voor industrielawaai (op een gezoneerd industrieterrein), wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld.

Het voorliggende bestemmingsplan ligt binnen de wettelijke zone van de A1 en de Amerikalaan. In het plangebied zijn geen geluidgevoelige bestemmingen geprojecteerd. Ook is er geen sprake van de aanleg van wegen of spoorwegen. Toetsing aan de Wet geluidhinder voor deze aspecten kan daarom achterwege blijven.

Geluidbeleid

10 februari 2009 is de Nota Geluid van de gemeente Hengelo vastgesteld. Bij ruimtelijke plannen en het opstellen van (maatwerk)voorschriften bij bedrijven dient rekening te worden gehouden met dit geluidbeleid. Tevens is in het geluidbeleid bepaald dat voor het niet gezoneerde deel van het bedrijventerrein Westermaat, waar het plangebied deel van uit maakt, de zoneringssystematiek wordt toegepast. Het plangebied is gelegen binnen het gebiedstype “Industrie en Bedrijven”. Hier dient sprake te zijn van een ambitiewaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde en een plafondwaarde van 55 dB(A) etmaalwaarde. Aan de ambitiewaarde wordt voldaan. (zie akoestisch onderzoek, bijlage 6 ).

Industrielawaai.

Het bedrijf is gelegen op het, bij geluidbeleid aangewezen deel van het geluidgezoneerde, industrieterrein Westermaat. Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd en uit de zonetoets is gebleken dat voldaan kan worden aan het zonebesluit/geluidbeleid. (zie zonetoets, bijlage 7) Bij de toetsing is uitgegaan van de representatieve bedrijfssituatie. De aanwezige sprinklerinstallatie wordt in deze representatieve bedrijfssituatie, meer dan 12 keer per jaar, niet gebruikt.

Daarnaast is de geluidbelasting op de dichtst bijgelegen woning, Oude Hengeloseweg 126, bepaald. Deze woning is gelegen op ongeveer 150 meter. De geluidbelasting is daar 38 dB(A) etmaalwaarde en de totale geluidbelasting ten gevolge alle bedrijven is kleiner dan 50 dB(A). Daarmee is tevens aangetoond dat aan de normen van het activiteitenbesluit kan worden voldaan. Daarnaast kan ruimschoots worden voldaan aan het maximale geluidniveau. De hoogste waarde is 54 dB(A) terwijl de norm 70 dB(A) is. De woning is gelegen in de gemeente Borne, dus is tevens gekeken naar het geluidbeleid van Borne. Volgens de gebiedstypekaart is er sprake van een rustige woonwijk als gebiedstypering. De ambitiewaarde loopt van 40 – 45 dB(A). De plafondwaarde van 45 – 50 dB(A) etmaalwaarde. Er kan dus ruimschoots worden voldaan aan de ambitiewaarde. De gecumuleerde geluidbelasting voldoet aan de maximale plafondwaarde. (48 dB(A) ten opzichte van 50 dB(A) etmaalwaarde)

Indirecte hinder, verkeersaantrekkende werking.

De verkeersbewegingen van en naar de inrichting vinden uitsluitend plaats via Het Plein en komen vervolgens uit op de Amerikalaan. Wanneer het verkeer (afzonderlijke auto’s of vrachtwagens) het Bauhaus verlaat, wordt dit direct opgenomen in het heersend verkeersbeeld van bedrijventerrein Westermaat (het verkeer van Ikea, MediaMarkt en dergelijke). Het verkeer dat specifiek van Bauhaus komt is op dat moment niet meer herkenbaar in het heersend verkeersbeeld.

De afzonderlijke auto’s en vrachtwagens van en naar Bauhaus zijn niet meer herkenbaar vanaf de rotonde bij Het Plein. Echter is de totale toename van 4.398 motorvoertuigbewegingen in de verkeersstroom aanzienlijk. De geluidbelasting vanwege deze verkeersstroom is derhalve inzichtelijk gemaakt, er van uitgaande dat de ontsluiting via Het Plein en de Amerikalaan rechtstreeks (100%) naar de Bornsestraat verloopt. (worst-case)
De normstelling voor het geluid vanwege indirecte hinder van verkeer is opgenomen in de Circulaire inzake indirecte hinder (Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer). De richtwaarde voor de geluidbelasting(LAeq) vanwege het verkeer van en naar de inrichting bedraagt 50 dB(A) etmaalwaarde, de maximale grenswaarde bedraagt 65 dB(A) etmaalwaarde.

De geluidbelasting ten gevolge verkeersaantrekkende werking is maximaal 37 dB(A) in de dagperiode en 34 dB(A) in de avondperiode, oftewel 39 dB(A) etmaalwaarde en voldoet daarmee ruimschoots aan de richtwaarde van de circulaire.

Samenvattend:

Op grond van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat:

-het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, op 50 meter van de erfgrens, vanwege directe hinder ten hoogste 50, 45 en 30 dB(A) bedraagt in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode;

-het maximale geluidsniveau op 50 meter van de erfgrens van het Bauhaus ten hoogste 68 dB(A) bedraagt in zowel de dag- als avondperiode. In de nachtperiode zijn er geen relevante maximale geluidniveaus;

-de verkeersbewegingen hoofdzakelijk van en naar de inrichting via Het Plein, en vervolgens via de Amerikalaan naar de Bornsestraat plaatsvinden. Uit nader onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege deze indirecte hinder ten hoogste 39 dB(A) etmaalwaarde bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de richtwaarde conform de Circulaire inzake indirecte hinder;

-het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en maximale geluidsniveau bij de omliggende woning voldoet aan de gestelde geluidnormen van het Activiteitenbesluit.

-er wordt voldaan aan het gemeentelijke geluidbeleid.

Wegverkeerslawaai Amerikalaan totaal, inclusief Bauhaus.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening en wegverkeerslawaai kan gesteld worden dat er geen sprake is van een toename van de in het verleden reeds berekende geluidbelasting op woningen. Voor de toekomstige situatie, wanneer de Zuidelijke Randweg is gerealiseerd (peiljaar 2025), is er bij het bestemmingsplan de Veldkamp rekening gehouden met een geprognosticeerde verkeersintensiteit van ruim 21.000 motorvoertuigen per etmaal op de Amerikalaan. In de huidige situatie is er sprake van een verkeersintensiteit van ruim 11.450 motorvoertuigen per etmaal. Met de toename van 4.398 motorvoertuigen per etmaal vanwege Bauhaus blijft de totale verkeersintensiteit ruim onder de geprognosticeerde verkeersintensiteit.

Cumulatie:

Om te bepalen of er na cumulatie van wegverkeerlawaai, railverkeerlawaai en industrielawaai nog sprake is van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting bepaald op basis van de geluidkaart van Hengelo (situatie 2011) en de geluidcontouren van Borne (situatie 2012). De beoordeling is uitgevoerd bij de dichtstbijgelegen woning gelegen aan de Oude Hengeloseweg 126. De gegevens: Verkeerslawaai ongeveer 58 dB Lden, Railverkeer ongeveer 58 dB Lden en Industrielawaai 48 dB(A) etmaalwaarde (totale geluidbelasting inclusief de bijdrage van Bauhaus). De voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai wordt niet overschreden. Hierdoor is de rekenmethode cumulatieve geluidbelasting (bijlage I hoofdstuk 2 van Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2012) niet goed toepasbaar. Wel kan de conclusie worden getrokken dat industrielawaai ten opzichte van een cumulatie van wegverkeer en railverkeer van 61 dB slechts marginaal voor een toename zorgt. De totaal gecumuleerde waarde blijft 61 dB.

Zonetoets

De geluidsbelasting vanwege Bauhaus aan Het Plein 10 te Hengelo is getoetst aan de vastgestelde geluidszone en hogere grenswaarden van het industrieterrein Westermaat en het geldende geluidbeleid. Op basis van het uitgevoerde onderzoek 13.0736.v03 (zie bijlage 6) van 5 november 2013 en het gemailde model is een zonetoets uitgevoerd. De gemeente Hengelo is zonebeheerder van de vastgestelde geluidszone rondom industrieterrein Westermaat. Tevens is beoordeeld of aan het geluidbeleid wordt voldaan. Hierbij is de totale akoestische situatie van Westermaat, Plein, Campus en Expres beoordeeld.

In het onderzoek is sprake van een representatieve bedrijfssituatie. De rapportage is akkoord.

Hieronder is de situatie per maatgevend punt beschreven in dB(A).

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0082-0301_0009.jpg"

Samenvattend doen zich geen knelpunten voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0082-0301_0010.jpg"

Impressie van het model. Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau etmaalwaarde in dB(A).

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0082-0301_0011.jpg"

4.4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden bepaald enerzijds door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.

De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De externe veiligheids normering rond transportassen is nog niet wettelijke geregeld; wel is door de ministeries van V&W, Vrom, en BZ een circulaire opgesteld: de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen . In deze circulaire wordt een met het Bevi vergelijkbare systematiek geadviseerd. Voor buisleidingen is de normering voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB).

Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. Het plaatsgebonden risico is een rekenkundige waarde, is onafhankelijk van de aard van de omgeving en kan worden weergegeven als een contour die punten met een even hoog risico met elkaar verbindt.  Aan het plaatsgebonden risico is een (wettelijke) grenswaarde verbonden: een overlijdenskans van 10-6 (1 op een miljoen) per jaar. Binnen de plaatsgebonden risico-contour van 10-6 mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden geprojecteerd. Binnen de 10-5-contour mogen zich geen bestaande kwetsbare objecten bevinden.

Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat een groep van 10 of meer personen in één keer het dodelijke slachtoffer worden van een incident met gevaarlijke stoffen. Bij de bepaling van het groepsrisico wordt, in tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, de feitelijke situatie van de omgeving betrokken: de locatie van de aanwezige bebouwing en de bevolkingsdichtheid. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek waarin het mogelijke aantal dodelijke slachtoffers ten gevolge van een calamiteit wordt afgezet tegen de kans dat deze gebeurtenis optreedt. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenoemde oriëntatiewaarde. Als het groepsrisico tengevolge van het plan groter wordt of als het groepsrisico ten gevolge van de bestaande situatie groter is dan de oriëntatiewaarde, moet het geaccepteerde groepsrisico worden verantwoord.

Risicovolle bedrijven

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een bedrijf dat valt onder de werking van het Bevi. Toetsing aan het Bevi is daarom niet van toepassing

Doorgaand vervoer gevaarlijke stoffen

Doorgaand vervoer van gevaarlijke stoffen vindt plaats over de rijksweg A1 en het spoor. De afstand van het plangebied tot de A1 is ca. 90 meter. De afstand tot het spoor is 20 meter. Door de vergroting van het bouwvlak is aannemelijk dat het aantal aanwezigen in het plangebied enigszins toeneemt.

In de berekeningen is voor de bevolkingsdichtheid van de winkellocaties op Het Plein en van het kantoorgebouw aan de overzijde van de A1 uitgegaan van een gemiddelde aanwezigheid in de dagperiode (8.00 tot 18.30 uur)van 1 persoon per 30 m2.Voor de nachtperiode is er van uitgegaan dat 1/3 deel van de nacht personen aanwezig zijn. Voor de andere delen van het bedrijventerrein aan de overzijde van de A1 is uitgegaan van 1 persoon per 100 m2. Deze getallen zijn gebaseerd op de Handleiding verantwoordingsplicht groepsrisico van het ministerie Vrom (nu I&M).

Er is getoetst aan de Circulaire. Langs de weg noch langs het spoor geldt een veiligheidheidszone. Er wordt dan ook voldaan aan de eisen met betrekking tot het plaatsgebonden risico. Met gebruikmaking van het rekenprogramma RMB II (versie 2.2.0 Build: 503) is het groepsrisico berekend van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over het spoor. Vooruitlopend op wetgeving (het basisnet) zijn in de Circulaire tabellen opgenomen met aantallen ketelwagens en tankauto’s waarmee het groepsrisico berekend moet worden. Er zijn twee berekeningen uitgevoerd, één op basis van de huidige situatie en één op basis van de voorgenomen uitbreiding van het bouwvlak. De uitbreiding van het bouwvlak betekent, relatief gezien, een zodanig beperkte toename van het aantal aanwezigen dat dit nauwelijks waarneembaar is in groepsrisicocurves. De groepsrisicocurves in onderstaande figuur zijn dan ook alleen de curves opgenomen voor de nieuwe situatie. De curves voor de bestaande situatie zijn (ongeveer) daaraan gelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0082-0301_0012.jpg"

Uit de curves blijkt dat het groepsrisico ten gevolge van het spoor zeer beperkt is (<0,01* oriëntatiewaarde), dit vooral vanwege het lage risicoplafond dat in de Wet basisnet voor dit traject gaat gelden.
Het groepsrisico ten gevolge van de A1 ligt iets hoger (0,12* oriëntatiewaarde), dit vooral omdat de A1 parallel loopt aan Het Plein met veel grote winkels en daarom veel aanwezigen. Ook bij deze curve veroorzaakt het relatief geringe aantal extra aanwezigen door de vergroting van het bouwvlak een nauwelijks waarneembare toename van het berekende groepsrisico (van 0,09*ow naar 0,12*ow) . Er is dan ook geconcludeerd dat de voorgenomen uitbreiding geen aanleiding is voor het treffen van aanvullende maatregelen.

Buisleidingen voor gevaarlijke stoffen

Gasleiding

Parallel aan de Oude Hengeloseweg, net buiten het plangebied, ligt een hoge druk aardgastransportleiding met een diameter van 6 inch en een druk van 40 bar. Deze leiding heeft een invloedsgebied van 70 meter. Voor de leiding geldt een belemmerde strook van 4 meter. Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor het GR geldt, indien er kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht.

Met behulp van het programma CAROLA is voor de leidingen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend (zie bijlage 8). De PR 10-6 contour van de nabij het plangebied gelegen leiding ligt op de leiding. De PR 10-6 contour heeft daarom geen gevolgen voor het plan.

De gebouwen van Bauhaus liggen buiten het invloedsgebied van de gasleiding en zijn daarom niet meegenomen in de berekening van het GR. De parkeerplaats ligt wel binnen het invloedsgebied. Op de parkeerplaats kunnen, gedurende (zeer) korte tijd, mogelijk een substantieel aantal personen aanwezig zijn. Hoewel een parkeerplaats niet behoort tot een (beperkt)kwetsbaar object is deze wel meegenomen in de risicoberekeningen.
Uit de berekeningen blijkt een zeer gering groepsrisico (0,007* oriëntatiewaarde). Dit plan maakt een vergroting van het bouwvlak mogelijk t.o.v. het vigerende plan. Hierdoor zal het aantal personen gering toenemen, maar niet zodanig dat het GR wezenlijk verandert. Aanvullende maatregelen zijn daarom niet noodzakelijk.
Zowel het PR als het GR vormen geen belemmering voor dit plan.

Brandstofleiding

Ten noorden van het plangebied ligt, parallel aan de Amerikalaan, een brandstofleiding die beheerd wordt door defensie (DPO-leiding). De leiding heeft een diameter van 8 inch en een maximale druk van 80 bar. De leiding wordt hoofdzakelijk gebruikt voor het transport van brandstoffen in de klasse K2 en K3 (bv kerosine en diesel olie). De leiding is echter ook geschikt voor het, in bijzondere situaties, transporteren van brandstoffen uit de klasse K1 (bv benzine). Voor de externe veiligheidseffecten zijn de K1-vloeistoffen maatgevend. Voor deze leiding geldt een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding. Binnen deze strook mag geen bebouwing aanwezig zijn.

Op basis van berekeningen van het RIVM is vastgesteld dat de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico op 12 meter ligt, uitgaande van het transport van K1-vloeistoffen. Het plangebied ligt op veel grotere afstand van de leiding.

Ook is er geen sprake van een substantieel groepsrisico. De effectafstand van de leiding is beperkt, maximaal circa 50 meter. Het RIVM heeft berekend dat bij een brandstofleiding van 36 inch met een druk van100bar en een bevolkingsdichtheid kleiner dan 255 personen per ha er geen sprake is van groepsrisico. De druk en diameter van de aanwezige brandstofleiding is (veel) kleiner en ook de bevolkingsdichtheid binnen het effectgebied is aanzienlijk lager dan 255 personen per ha.

Vanwege de aspecten rampenbestrijding, zelfredzaamheid en verantwoording groepsrisico is de brandweer Twente om advies gevraagd. Dit advies is op 10 januari 2014 ontvangen. Het advies geeft geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen.

Hoogspanningsleidingen

Er liggen in de nabijheid van het plangebied geen hoogspanningleidingen. Een toets kan dan ook achterwege blijven.

4.4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit), van de Wet Milieubeheer. De regelgeving behorend bij de Wet Luchtkwaliteit is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en Ministeriële Regelingen:

  • Besluit niet in betekenende mate bijdragen;
  • Regeling niet in betekenende mate bijdragen;
  • Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007;
  • Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007;
  • Besluit gevoelige bestemmingen.

De Wet Luchtkwaliteit is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkelingen, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. Bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit dienen bestuursorganen rekening te houden met deze grenswaarden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet Luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Voor de maatgevende stoffen (fijn stof en stikstofdioxide) gelden de volgende grenswaarden:

Stikstofdioxide

a. 200 ug/m3 als uurgemiddelde concentratie, deze mag maximaal 18x per kalenderjaar worden overschreden, en
b. 40 ug/m3 als jaargemiddelde concentratie

Fijn stof

a. 40 ug/m3 als jaargemiddelde concentratie;

b. 50 ug/m3 als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, deze mag maximaal 35x per kalanderjaar worden overschreden.

Om inzicht te krijgen of voor de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) wordt voldaan aan de grenswaarden van de Wet milieubeheer zijn berekeningen uitgevoerd met het programma CAR II, versie 12.0. CAR II is een webbased implementatie van standaardrekenmethode 1. Aan de hand van verkeerintensiteiten, weg- en omgevingskenmerken kan de luchtkwaliteit worden berekend. De invoergegevens zijn opgenomen in de bijlage. De berekeningen zijn uitgevoerd voor het jaar 2020 met de verkeersgegevens van 2025. De verkeersintensiteit betreft de totale hoeveelheid verkeer (autonoom verkeer + verkeer Bauhaus) op de Amerikalaan. Er is een berekening uitgevoerd langs de Amerikalaan en nabij de rotonde op Plein Westermaat. Voor zowel stikstofdioxide als fijn stof blijven, in beide situaties, de concentraties onder de grenswaarden (zie bijlagen 9, 10 en11) . Luchtkwaliteit is daarmee geen belemmering voor dit plan.

4.4.6 MER

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging die daarin is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend is. Wanneer een activiteit voorkomt op de lijst D maar een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria uit Bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of deze activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft. Indien er sprake is van dergelijke gevolgen is de activiteit m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

De voorgenomen activiteit betreft een beperkte autonome planontwikkeling en is geen activiteit die is opgenomen op de D-lijst bij het Besluit-Mer. Op basis hiervan is het ook niet noodzakelijk te beoordelen of er ondanks ligging onder de drempelwaarde uit de mer er sprake is van significante milieugevolgen. Een vormvrije m.e.r. beoordeling is om deze reden niet noodzakelijk.

4.4.7 Conclusie

Rekening houdend met alle milieuaspecten is vast komen te staan dat er geen belemmeringen zijn en dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

4.5 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van het plangebied betreft een particulier initiatief. De kosten die verband houden met de bestemmingsplanherziening, alsmede de uitvoering van het plan, komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dit is in een overeenkomst vastgelegd. In deze overeenkomst is tevens geregeld dat eventuele planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. In verband hiermee kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is. Aangezien het kostenverhaal anderszins verzekerd is hoeft de raad geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro vast te stellen.

Hoofdstuk 5 Het bestemmingsplan

5.1 Uitgangspunten

In de voorgaande hoofdstukken zijn de ontwikkelingen aan het Westermaat Plein III beschreven. Deze ontwikkeling krijgt zijn juridische vertaling in het onderhavige bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan worden de gebruiks en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied geregeld. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden gronden zijn bestemd.

5.2 Het digitale bestemmingsplan

5.2.1 Algemeen

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De relevante standaarden van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 worden in de volgende paragrafen kort toegelicht. Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle genoemde standaarden, met uitzondering van het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten. Dit omdat die standaard vrij nieuw is en nog niet volledig is doorontwikkeld.

5.2.2 Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO2012)

Het IMRO2012 heeft betrekking op de inrichting van de ruimtelijke instrumenten van de Wro. Het IMRO2012 is het informatiemodel voor het opstellen en het uitwisselen van de ruimtelijke visies, plannen, besluiten en verordeningen op alle bestuurlijke niveaus. Het model is geschikt voor het uitwisselen tussen organisaties in het veld van de ruimtelijke ordening en ook voor uitwisseling naar andere werkvelden.

5.2.3 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012)

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, inpassingsplannen en rijksbestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven.

5.2.4 Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten 2012 (STRI2012)

STRI2012 staat voor Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten. Doel van deze standaard is het waarborgen van de bruikbaarheid en interoperabiliteit van het Wro-instrumentarium door het vaststellen van technische vormvereisten, het waarborgen van de vindbaarheid en raadpleegbaarheid door het stellen van regels rondom de elektronische beschikbaarstelling en het waarborgen van de rechtszekerheid door het stellen van eisen rondom authenticiteit, integriteit en volledigheid.

5.2.5 Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten 2012 (IMROPT2012)

IMROPT staat voor Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten (IMROPT). IMROPT is een facultatieve standaard die het mogelijk maakt om de teksten van ruimtelijk instrumenten objectgericht op te bouwen, zodat men in het digitale plan per object de bijpassende tekst kan oproepen. Objectgerichte teksten zijn gewone teksten die op een slimme manier in stukken zijn opgeknipt, zoals hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen of artikelen, leden en subleden, waarbij ieder stuk zelfstandig leesbaar is, een titel heeft, met een hoofdletter begint en met een punt eindigt. Wanneer een bronhouder ervoor kiest om de planteksten bij een ruimtelijk instrument objectgericht te maken, dan is het gebruik van IMROPT verplicht. Ten opzichte van de voormalige Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 is IMROPT een nieuwe standaard.

5.2.6 Praktijkrichtlijnen

Aanvullend op de normen zoals deze zijn opgenomen in de Regeling, zijn er ook nog zogeheten praktijkrichtlijnen opgesteld. Een praktijkrichtlijn is te beschouwen als een toelichting op en nadere uitwerking van de RO standaarden.

De Praktijkrichtlijn voor Bestemmingsplannen (PRBP2012) vormt een uitgebreide toelichting op IMRO2012. Dit rapport bevat de praktijkrichtlijn die de gegevensset (de set van objecten en attributen die het bestemmingsplan representeren) beschrijft om conform het IMRO2012 en de SVBP2012 bestemmingsplannen elektronisch vast te leggen. Er is daardoor sprake van een, binnen de juridische context, complete gegevensset. Daarmee wordt de volledige digitale representatie van een bestemmingsplan beschreven.

De Praktijkrichtlijn Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (PRTRI2012) vormt een uitgebreide toelichting op de STRI2012.

5.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

5.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

5.3.2.1 Detailhandel - perifeer

Op gronden met de bestemming 'Detailhandel - Perifeer' zijn perifere detailhandelvestigingen met een minimale bruto vloeroppervlakte van 1500m² toegestaan. Voorts is winkelondersteunende / winkelgebonden horeca toegestaan en zijn reclamemasten ter plaatse van de daarvoor bestemde aanduiding toegestaan. Tuinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en dergelijke worden aangemerkt als zijnde ondergeschikt aan de bestemming. Bouw- en tuinmarkten met hun specifieke assortiment zijn net als in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Westermaat ondergebracht onder perifere detailhandel.

De bestemming 'Detailhandel - Perifeer' is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak. Binnen het bestemmingsvlak is een bouwvlak gesitueerd. De toegestane bouwwerken dienen binnen dit bouwvlak opgericht te worden, behoudens nutsvoorzieningen. De toegestane ondergronde bouwwerken dienen binnen het bestemmingsvlak te worden opgericht. Bouwwerken ten behoeve van brandwerende voorzieningen mogen zowel boven gronds als ondergronds gebouwd worden, deze voorzieningen zijn binnen het bestemmingsvlak toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht zowel binnen als buiten het bouwvlak. In de regels en op de verbeelding zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben onder meer betrekking op de toegestane hoogte. De maximale toegestane bouwhoogte is 12 meter.
Op de plankaart is het maximaal toegestane vierkante meter bvo van 15.500 m² aangegeven.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - onder voorwaarden - bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwdiepte van een ondergronds gebouw.

In de specifieke gebruiksregels is expliciet aangegeven dat het verboden is gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan te gebruiken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van perifere detailhandel, en een bedrijfswoning. Voorts zijn enkele specifieke gebruiksregels opgenomen ten aanzien van de toegestane horeca-activiteiten.

5.3.2.2 Groen

Op gronden met de bestemming 'Groen' zijn groenvoorzieningen, bermen en beplanting, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (fiets- en wandel)paden, recreatief medegebruik, geluidwerende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater en nutsvoorzieningen toegestaan.

De bestemming 'Groen' is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak. Binnen het bestemmingsvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede nutsgebouwen toegestaan ten dienste van de bestemming. In de regels en op de verbeelding zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben onder meer betrekking op de toegestane hoogte en de oppervlakte.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels om zodoende het oppervlak van een nutsgebouw te vergroten.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

5.3.3.2 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt de aanvullende werking van de bouwverordening voor zover betrekking hebbend op de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening buiten werking gesteld. Zou dit niet het geval zijn dan zouden deze stedenbouwkundige bepalingen automatisch de in de, in het bovenstaande beschreven, bestemmingen geboden ruimte inperken. Voor een aantal stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening is echter een uitzondering opgenomen: deze blijven wel gelden.

5.3.3.3 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

5.3.3.4 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

5.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

5.4 Handhaving van het plan

5.4.1 Algemeen

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.5 Vooroverleg en verder verloop van de procedure

5.5.1 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Vooroverleg heeft plaatsgevonden met de provincie Overijssel, het Waterschap en met Rijkswaterstaat.

Vooroverleg Provincie Overijssel

Er heeft vooroverleg plaatsgevonden met de provincie Overijssel. Het plan, is in het huidige bestemmingsplan al mogelijk en daarnaast past in het plan provinciale beleid.

Vooroverleg Rijkswaterstaat

Omdat de aanpassing van het bouwblok voor een klein gedeelte door de vrijwaringszone-weg van de A1 gaat is er vooroverleg geweest met Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat Oost Nederland heeft geen bezwaar tegen het aanpassen van het bouwvlak voor de nieuwbouw Bauhaus in het bestemmingsplan Westermaatplein Fase III.

Vooroverleg het waterschap Regge en Dinkel

Er is afstemming geweest met het waterschap waarbij het waterschap heeft aangegeven met de principe uitwerking te kunnen instemmen.

5.5.2 Verder verloop van de procedure

Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders;
  • 2. het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd aan de commissie Fysiek;
  • 3. 1e ter inzage legging: het ontwerpbestemmingsplan komt gedurende 6 weken ter inzage te liggen, zienswijzen kunnen worden ingediend bij de gemeenteraad;
  • 4. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  • 5. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.