direct naar inhoud van Regels
Plan: Bellersweg 13 e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0080-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Bellersweg 13 e.o. met indentificatienummer NL.IMRO.0164.BP0080-0301 van de gemeente Hengelo;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze van verbeelding verstaan;

1.4 aan-huis-verbonden-beroep

een dienstverlenend dan wel ambachtelijk beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanbouw

een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk bijbehorend bouwwerk onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 afwijken

het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.9 agrarisch bedrijf / agrarische bedrijfsvoering

een bedrijf/bedrijfsvoering, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, waaronder begrepen het fokken van dieren; een en ander met uitzondering van glastuinbouwbedrijven en boomkwekerijen;

1.10 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkoop en/of leveren - als ondergeschikte nevenactiviteit - van goederen die verband houden met het ambacht;

1.11 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bedrijfseconomische binding

het aantoonbaar, al dan niet op basis van een arbeidsovereenkomst voor gemiddeld 12 uur per week, duurzaam verrichten van werkzaamheden behorende bij de dagelijkse bedrijfsvoering, niet zijnde werkzaamheden op basis van vrijwilligheid (om niet), inleen, detachering of aanneming van werk, voor een naast of in de directe nabijheid van de woning, althans op hetzelfde bedrijventerrein gelegen bedrijf;

1.14 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bestaand
  • 1. bij bouwwerken:

bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een bouwvergunning, dan wel een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

  • 2. bij gebruik:

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.23 bijgebouw

een bijbehorend bouwwerk, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, fotostudio's, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.26 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.27 erker:

een toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een woning;

1.28 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond (als productiemiddel) waar het bedrijf over kan beschikken;

1.31 het op hobbymatige basis houden van dieren:

het uit liefhebberij/vrijetijdsbesteding houden van dieren waarbij de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 12 NGE;

1.32 het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.33 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuiteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen;

1.35 nevenfuncties:

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;

1.36 NGE:

Nederlandse Grootte Eenheid is een norm die wordt gebruikt voor de bepaling van de bedrijfsomvang van landbouwbedrijven;

1.37 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.38 metaalwerkplaats:

ruimte bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten op het gebied van metaalbewerking (lassen, slijpen etc.), inclusief (las)apparatuur, biibehorende opslag van materiaal en dergelijke. Een en ander conform de verleende milieuvergunning c.q. gedane melding;

1.39 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.40 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.41 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.42 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.43 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.44 uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk bijbehorend bouwwerk door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.45 voorgevel:

voor wat betreft de realisatie van bijbehorende bouwwerken wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert;

1.46 voorgevelrooilijn:

de bouwgrens die langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing ligt;

1.47 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.48 wooneenheid/woning:

(een gedeelte van) een gebouw met woonfunctie/een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één individueel huishouden;

1.49 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.50 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 algemeen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en overstekende daken tot 0,5 meter uit de gevel en luifels tot 1 meter uit de gevel buiten beschouwing gelaten;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

met tevens ondergeschikt:

  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. het op hobbymatige basis houden van dieren;
  • d. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • e. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  • f. wegen en paden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', ook voor het instandhouden van houtwallen;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van terrein- en erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van banken, bewegwijzering, picknicktafels en dergelijke ten behoeve van het recreatief medegebruik mag maximaal 2 meter bedragen.
3.2.3 Nutsvoorzieningen

Binnen deze bestemming mogen nutsvoorzieningen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • voor gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie geldt, dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 15 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op de tot 'Agrarisch' bestemde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. voor zover het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding en 'houtwal':
    • 1. het verwijderen van houtopstanden;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • b. het aanbrengen van houtopstanden, niet zijnde boomteelt;
  • c. boomteelt.

De onder a. tot en met c. bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

3.3.2 Uitzondering

Het onder 3.3.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. welke behoren bij het Natuur- en landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 2;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of beheer.
3.3.3 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in artikel 3.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. recreatief en educatief medegebruik;

met tevens ondergeschikt:

  • d. wegen en paden;
  • e. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

4.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan het bepaalde in 4.2.4.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
4.2.4 Nutsvoorzieningen

Binnen deze bestemming mogen nutsvoorzieningen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • voor gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie geldt, dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 15 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag van goederen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op de tot 'Natuur' bestemde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen van houtopstanden;
  • b. het ontgronden, diepwoelen, diepploegen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het aanbrengen van verhardingen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • e. het aanleggen van inundatiegebieden, retentiegebieden en retentievijvers;

  • f. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van beken, sloten of daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • g. het aanplanten van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 50 m2;
  • h. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
  • i. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  • j. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
  • k. het aanbrengen van drainage;
  • l. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

De onder a. tot en met l. bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

4.4.2 Uitzondering

Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. welke behoren bij het Natuur- en landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 2;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke van geringe omvang zijn;
  • e. welke betreffen het normale onderhoud en/of beheer.
4.4.3 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in artikel 4.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  • a. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' ook voor een metaalwerkplaats;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vab', ook voor een woonhuis gerealiseerd middels deelname aan de VAB-regeling, mits wordt voldaan aan de VAB-criteria zoals opgenomen in bijlage 1;

met tevens ondergeschikt:

  • d. aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. het op hobbymatige basis houden van dieren;
  • g. woonstraten;
  • h. verhardingen;
  • i. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  • j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • k. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • c. de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m3, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder dan 120 en niet meer dan 550 bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt;
  • g. in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 onder f. mag van de vereiste dakhelling worden afgeweken ten behoeve van het aanbrengen van een plat dak, indien en voor zover het gedeelte plat dak niet meer bedraagt dan 40% van de oppervlakte van het desbetreffende gebouw;
  • h. herbouw van bestaande woonhuizen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    • 2. de voorgevel van het te herbouwen woonhuis wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van het te herbouwen woonhuis niet afwijkt van de bouwwijze van het oorspronkelijke woonhuis;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1. t/m 3. is herbouw van bestaande woonhuizen niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vab'.
5.2.3 Aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Binnen deze bestemming mogen aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 1000 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • c. de goothoogte van een aan-/uitbouw, bijgebouw en overkapping mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van een aan-/uitbouw dient minimaal 2 meter minder dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw te bedragen;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 meter, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.
5.2.4 Nutsvoorzieningen

Binnen deze bestemming mogen nutsvoorzieningen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • voor gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie geldt, dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 15 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) ten hoogste 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van antennes mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking met betrekking tot hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van:

  • a. de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met dien verstande dat:

de goot- en bouwhoogte met maximaal 10% mogen worden vergroot, indien dat vanuit welstandstechnisch en/of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;

  • b. de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangepast;
  • c. het bepaalde onder 5.2.2 onder h. teneinde herbouw van een woonhuis buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn toe te staan en/of af te wijken van de bouwwijze van het oorspronkelijke woonhuis mits:
    • 1. de herbouw in ieder geval plaatsvindt binnen het bouwvlak;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn en/of de afwijkende bouwwijze stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. door de afwijkende bouwwijze en/of door de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de nieuwe situering van het woonhuis niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning.
5.4.2 Aan-huis-verbonden-beroep

Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroeps- of kleinschalige bedrijfsactiviteit gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van het hoofdgebouw op hetzelfde bouwvlak;
  • b. er mag geen hinder worden of kunnen worden toegebracht aan het woonmilieu;
  • c. er mag niet meer dan 1/3 van de oppervlakte van het woonhuis en de bij dit woonhuis behorende aan-/uit- of bijgebouwen voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening worden gebruikt, met een maximum van 50 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' deze regel buiten toepassing blijft;
  • d. er mag geen sprake zijn van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel;
  • e. het mogen geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen, ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden.

Artikel 6 Wonen - Landhuis

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Landhuis’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huisverbonden beroep;
              • a. beheer, onderhoud en instandhouding van een landgoed;
              • b. activiteiten ten behoeve van beheer, onderhoud en ontwikkeling;
              • c. beheer en/of herstel van de cultuurhistorische bebouwing, tuinen, gewassen en houtopstanden;
              • d. behoud, beheer en herstel van landschappelijke en ecologische waarden
  • b. dagrecreatief medegebruik;

met tevens ondergeschikt:

  • g. het op hobbymatige basis houden van dieren;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een woonhuis worden gebouwd;
  • b. indien het het oprichten van een nieuw woonhuis betreft dient te worden voldaan aan de criteria zoals opgenomen in bijlage 2;
  • c. per bouwvlak mag maximaal één woonhuis worden gebouwd. Indien wordt voldaan aan de criteria zoals opgenomen in bijlage 2 mag sprake zijn van twee zelfstandige eenheden "achter de voordeur" binnen één landhuis, mits het landhuis en het omringende terrein maar zo zijn vormgegeven èn onderhouden worden dat ze een eenheid vormen;
  • d. de inhoud van een hoofdgebouw dient minimaal 1000 m3, dan wel de bestaande inhoud indien deze minder bedraagt;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • g. herbouw van bestaande woonhuizen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    • 2. de voorgevel van het te herbouwen woonhuis wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van het te herbouwen woonhuis niet afwijkt van de bouwwijze van het oorspronkelijke woonhuis.
6.2.2 Aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • c. de goothoogte van bijgebouw en overkappingen mag niet meer bedragen dan 4 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 7 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) ten hoogste 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van antennes mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
6.3.1 Ontheffing met betrekking tot hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met dien verstande dat:

de goot- en bouwhoogte met maximaal 10% mogen worden vergroot, indien dat vanuit welstandstechnisch en/of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;

  • b. het bepaalde onder 6.2.1 onder g. teneinde herbouw van een woning buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn toe te staan mits:
    • 1. de herbouw in ieder geval plaatsvindt binnen het bouwvlak;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. door de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de nieuwe situering van de woning niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  • c. het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 6.1 onder i., mits de waterbeheerder is gehoord.
6.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
    • 2. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woonhuis.
  • b. Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroeps- of kleinschalige bedrijfsactiviteit gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. het beroep of bedrijf mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van het hoofdgebouw op hetzelfde bouwvlak;
    • 2. er mag geen hinder worden of kunnen worden toegebracht aan het woonmilieu;
    • 3. er mag niet meer dan 1/3 van de oppervlakte van het woonhuis en de bij dit woonhuis behorende aan-/uit- of bijgebouwen voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening worden gebruikt, met een maximum van 50 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
    • 4. er mag geen sprake zijn van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel;
    • 5. het mogen geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen, ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden.

Artikel 7 Waarde - Landgoed

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Landgoed’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een landgoed al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mantelzorg en/of sociaal-culturele doeleinden;
  • b. aan- en uitbouwen, (bij)gebouwen en overkappingen ten behoeve van het landgoed;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • d. cultuurgrond, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, zoals houtwallen, houtsingels en bosschages wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. agrarisch medegebruik;
  • f. dagrecreatief medegebruik;
  • g. terreinen;
  • h. tuinen en erven;
  • i. wegen en paden;
  • j. parkeervoorzieningen
  • k. water;

met de daarbijbehorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van mede op deze gronden liggende bestemming(en). Hiervoor zijn de regels van toepassing van de mede op deze gronden liggende bestemming(en).

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van mede op deze gronden liggende bestemming(en). Hiervoor zijn de regels van toepassing van de mede op deze gronden liggende bestemming(en).

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik (laten) nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in de artikelen 3.1 en 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijvingen zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het natuur- en landschapsplan (Bijlage 3 bij de regels), teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing en een ruimtelijke kwaliteitsimpuls in de groene omgeving;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a. mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in de artikelen 3.1 en 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het natuur- en landschapsplan (Bijlage 3 bij de regels), teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing en een ruimtelijke kwaliteitsimpuls in de groene omgeving.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen;

  • a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  • a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. Opslag, herverpakking en/of verkoop van zowel consumentenvuurwerk alsook professioneel;
  • d. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
10.2 Geoorloofd gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor vergunning, afwijking, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.3 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.4 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.3, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.5 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.3, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 11.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bellersweg 13 e.o..