direct naar inhoud van 5.2 Flora en fauna
Plan: Strootbeekpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0022-0301

5.2 Flora en fauna

De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de planrealisatie kan het dan ook nodig zijn om ontheffing aan te vragen in verband met de (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Tijdens het plannen van de werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart gebracht te worden:

  • Welke beschermde planten- en diersoorten komen in en nabij het plangebied voor;
  • Leidt het realiseren van het plan of uitvoering van de geplande werkzaamheden tot handelingen die in strijd zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet;
  • Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden;
  • Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten een ontheffing (ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet) vereist?

Resultaten quickscan

Flora en vegetatie

Bij de planrealisatie gaan mogelijk groeiplaatsen van laag beschermde Brede wespenorchis, Gewone dotterbloem en Gewone vogelmelk verloren. Voor laag beschermde planten geldt echter automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet, waardoor het nemen van vervolgstappen voor deze soorten niet aan de orde is.

Vleermuizen

Verblijfplaatsen bevinden zich in donkere en voor vleermuizen bereikbare ruimten in bomen, huizen, kelders etcetera. In een Boomhazelaar langs de zuidzijde van het terrein is een holte aangetroffen die geschikt kan zijn als verblijfplaats van vleermuizen. In twee van de destijds aanwezige gebouwen zijn ten tijde van het onderzoek potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen.

Aangezien de Boomhazelaar in de toekomstige ontwikkeling behouden blijft, en de gebouwen reeds op basis van een verkregen sloopvergunning gesloopt zijn, kan worden geconcludeerd dat van een aantasting van mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen geen sprake is.

Broedvogels met jaarrond beschermde nestplaatsen

In augustus 2009 is door het Ministerie van LNV de ‘Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten’ uitgebracht, waarin is aangegeven welke nestplaatsen en hun functionele omgeving jaarrond beschermd zijn. Het betreft in functie zijnde nesten van de Ooievaar, Boomvalk, Buizerd, Havik, Ransuil, Roek, Wespendief, Zwarte wouw, Slechtvalk, Sperwer, Steenuil, Kerkuil, Oehoe, Gierzwaluw, Grote gele kwikstaart en Huismus. Voor sommige andere soorten geldt dat de nesten jaarrond beschermd zijn als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

Als nesten van genoemde soorten worden aangetroffen dient een omgevingscheck te worden uitgevoerd. Een deskundige moet dan vaststellen of er voor de soort een vervangende, potentiële nestlocatie en/of foerageergebied te vinden is in de omgeving. Als dat niet het geval is dient er een alternatieve nestlocatie en/of foerageergebied te worden aangeboden. Indien dat ook niet mogelijk is dient er ontheffing te worden aangevraagd.

Tijdens het onderzoek is extra aandacht uitgegaan naar genoemde soorten. (Potentiële) vogelnesten van jaarrond beschermde vogelsoorten zijn niet in het plangebied aangetroffen en worden zodoende niet verwacht.

Overige soorten broedvogels

Gezien de terreingesteldheid zijn broedvogels te verwachten van bos, struweel en stedelijk gebied, denk hierbij aan soorten als Houtduif, Ekster, Tjiftjaf, Roodborst, Zwartkop, Heggenmus, Winterkoning, Spreeuw, Zwarte roodstaart, Zanglijster, Merel en Vink. Langs de Strootbeek broed mogelijk Wilde eend. De grote wortelkluit van een omgevallen Zomereik langs de beek vormt een geschikte broedplaats voor de minder algemene IJsvogel, overigens werden hier geen oude nestholten aangetroffen.

Het is veelal niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor verbodsbepalingen die gelden voor broedvogels. Er mogen daarom geen activiteiten worden ondernomen op locaties waar nesten of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van vogels aanwezig zijn. Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels te worden gestart. In het kader van de Flora- en faunawet wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Voor de meeste te verwachten soorten kan de periode tussen half maart en eind juli worden aangehouden als broedseizoen. De broedperiode verschilt per soort en soms ook per jaar. Een soort als Houtduif kan bijvoorbeeld tot in november broedend aanwezig zijn.

Door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels, is het mogelijk verstoring of beschadiging van broedbiotopen van vogels te voorkomen. Indien blijkt dat broedvogels afwezig zijn is het ook mogelijk om binnen de broedperiode van vogels aan te vangen met de werkzaamheden.

Overige zoogdieren

Vanwege het ontbreken van geschikte biotopen en de afwezigheid van sporen (uitwerpselen, vraatsporen, nesten en prooiresten) worden geen zwaarder beschermde soorten als Steenmarter of Eekhoorn in het plangebied verwacht. Binnen het onderzoeksgebied zijn mogelijk vaste verblijfplaatsen van enkele laag beschermde (tabel 1-soorten) zoogdieren als Bosmuis, Wezel, Tweekleurige bosspitsmuis, Huisspitsmuis, Rosse woelmuis, Mol en Egel aanwezig. Bij de ingrepen gaan mogelijk exemplaren en verblijfplaatsen van deze algemene en laag beschermde zoogdieren verloren. Voor laag beschermde kleine zoogdieren geldt echter automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet, waardoor het nemen van vervolgstappen voor deze soorten niet aan de orde is.

Amfibieën

In de Strootbeek en de (deels vergraven) waterpartijen is permanent oppervlaktewater aanwezig. Hier kan daarom voortplanting verwacht worden van enkele algemene en laag beschermde amfibieënsoorten als Bruine kikker, Kleine watersalamander en Gewone pad (tabel 1-soorten). In de Strootbeek wordt uitsluitend voortplanting van Gewone pad verwacht omdat deze soort zich als enige goed voort kan planten in visrijke wateren. Genoemde soorten overwinteren grotendeels op het land in ruigtes en onder beplanting in de omgeving. Als gevolg van de beoogde vergravingen aan de Strootbeek, het dempen van de waterpartijen en verwijderen van beplanting en ruigte kunnen genoemde soorten geschaad worden bij uitvoering gedurende het winterhalfjaar en het voortplantingsseizoen. Voor bovengenoemde laag beschermde amfibieën geldt overigens automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet, waardoor het nemen van vervolgstappen voor deze laag beschermde amfibieën niet aan de orde is.

Overige soortgroepen

In de sloot is Driedoornige en Tiendoornige stekelbaars aangetroffen, beschermde vissoorten zijn niet vastgesteld en worden ook niet verwacht. Gezien de terreingesteldheid van het onderzoeksgebied en bekende verspreidingsgegevens, kan verder worden geconcludeerd dat er geen reptielen en beschermde dagvlinders, libellen en overige ongewervelden aanwezig of te verwachten zijn.

Geconcludeerd kan worden, dat wanneer voldaan wordt aan bovengenoemde uitgangspunten het aspect flora en fauna geen belemmeringen oplevert voor de planontwikkeling. Het gehele onderzoek is als bijlage 3 behorende bij de toelichting opgenomen.