direct naar inhoud van 5.5 Waterhuishouding
Plan: Bestemmingsplan Boeldershoek 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0012-0302

5.5 Waterhuishouding

In dit hoofdstuk worden de wateraspecten van de planvorming beschreven. Deze wateraspecten zijn besproken met de waterbeheerder (waterschap Regge en Dinkel) en rioolbeheerders (gemeente Enschede en gemeente Hengelo).

5.5.1 Beschrijving watersysteem

Het plangebied Boeldershoek ligt ten zuiden van Hengelo, voor het grootste deel binnen het grondgebied van de gemeente Enschede. Het plangebied is circa 155 ha groot. De ligging van het plangebied is weergegeven in afbeelding 5.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0012-0302_0017.jpg"

Afbeelding 5.2 Ligging plangebied

Bodemopbouw en grondwater

Boeldershoek ligt in een licht hellend gebied, op de flank van de stuwwal die ten oosten van het centrum van Enschede ligt. Het maaiveld verloopt van 19,5 m+NAP in het noordwesten van het gebied tot 23,5 m +NAP in het zuidoosten. De bovenste bodemlaag bestaat in het grootste deel van het gebied uit podzolgronden en in een klein deel van het gebied aan de zuidoostzijde uit beekdalgronden. De hoogteligging van het plangebied is weergegeven in afbeelding 5.3. Op deze hoogtekaart is duidelijk te zien dat Boeldershoek is gelegen op de flank van de stuwwal. Daarnaast zijn duidelijk de stortplaatsen te zien die al gebruikt zijn om vuil te storten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0012-0302_0018.jpg"

Afbeelding 5.3 Hoogteligging plangebied Boeldershoek

In de volgende tabel is de opbouw van de ondergrond weergegeven, zoals deze is geschematiseerd in het hydrogeologische model van REGIS-II.

Tabel 5.2 Bodemopbouw volgens REGIS-II

Diepte (m-mv)   Beschrijving   Formatie  
0 - 20   Matig fijn zand met leem, klei en veenlagen   Boxtel  
20 - 25   Matig fijn tot matig grof zand   Drenthe (laagpakket Schaarsbergen)  
25 - 135   Ondiep: matig fijn zand, diep: klei   Dongen  

Het gebied wordt gekenmerkt als een wegzijgingsgebied. De grondwaterstanden zijn bekeken aan de hand van een aantal meetpunten die zijn opgenomen in de database van TNO-NiTG (Dinoloket). De grondwaterstand ligt gemiddeld circa 1,25 m onder maaiveld en varieert tussen 0,75 en 1,75 cm onder maaiveld.

Lokaal wordt de toestroom van grondwater kunstmatig bevorderd om te voorkomen dat vervuild water via het grondwater afgevoerd wordt. Hiertoe ligt onder de stortplaats voor gevaarlijk afval een foliebak die uit 2 lagen bestaat. De onderste laag ligt onder grondwaterniveau. Het grondwater dat via de onderste laag tussen de beide lagen terechtkomt wordt afgepompt en via zuivering afgevoerd naar het gemeentelijke vuilwaterriool.

Vanuit het Stortbesluit moet gestort afval ten allen tijde 70 cm boven de grondwaterstand liggen. Om aan die eis te voldoen vindt er momenteel een grondwaterbeheersonttrekking plaats bij stortlob 1. Dit water wordt geloosd bij lozingspunt 1 en 2 op de Strootbeek en Twekkelerbeek (zie afbeelding 5.5).

Oppervlaktewater

Het gebied behoort tot het stroomgebied beken Twekkelo. Rond het plangebied zijn twee beken aanwezig, de Twekkelerbeek (nr. 20-0-7) aan de zuidzijde van Boeldershoek en de Strootbeek (nr. 20-0-8) aan de oost- en noordzijde van het plangebied. Het water in deze beken wordt deels gevoed vanuit het grondwater en deels vanuit bergingsvijvers in Enschede-zuid. Door de toevoer vanuit de vijvers is de afvoer van de beken onregelmatig. In afbeelding 5.4 is de ligging van de beken weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0012-0302_0019.jpg" Afbeelding 5.4 Oppervlaktewatersysteem met belangrijkste lozingspunten

De volgende paragraaf over de ecologische kwaliteit en waterkwaliteit van de beken is afkomstig van www.twekkelo.nl: 'De Twekkelerbeek is het meest gereguleerd en langs grote stukken zelfs beschoeid. De Strootbeek slingert zich op een meer natuurlijke wijze door het landschap. Sommige beektrajecten, in met name de Twekkelerbeek, zijn uitzonderlijk helder en herbergen grote aantallen stekelbaarsjes en zelfs voorntjes. Dit is vooral het geval wanneer de beek door bos of extensief beheerd grasland stroomt. Langs maïsvelden of sterk bemeste weilanden keldert de waterkwaliteit snel. Opvallend is dat de beken zich snel herstellen als zij hierna weer door een minder geëutrofieerde omgeving stromen. Dit geeft aan dat de beken ecologisch zeer kansrijk zijn (Zandvoort, 1989).

Afvalwater

Het afvalwater bestaat uit het sanitaire afvalwater en niet-sanitaire proceswater. Sanitair afvalwater wordt rechtstreeks naar het gemeentelijke vuilwaterriool afgevoerd. Niet sanitair proceswater wordt gebruikt in verschillende processen van de vuilverwerking. Voor de verbrandingsactiviteiten is een vergunning aanwezig om proceswater te lozen, maar hier wordt eigenlijk geen gebruik van gemaakt, omdat water ingedampt wordt tijdens het proces. Wel wordt er water ingelaten vanuit het Twentekanaal, als suppletie voor de rookgasreiniging. Twence onderzoekt momenteel of het bedrijf waterneutraal kan werken, waardoor wateraanvoer vanuit het Twentekanaal niet meer nodig is.

Regenwater

Regenwater kan onderverdeel worden in drie groepen; percolaatwater, 'vuil' regenwater en 'schoon' regenwater.

Een deel van plangebied Boeldershoek is momenteel in gebruik als stortlocatie voor afval. De stortplaatsen die in gebruik zijn, worden aan de onderzijde voorzien van een foliebak. Aan de bovenzijde zijn de stortplaatsen open. Het regenwater dat op de stort valt stroomt via het afval naar beneden en wordt in de foliebak opgevangen. Dit water wordt vervolgens via een percolaatleiding naar de eigen zuivering afgevoerd. Na het zuiveringsproces wordt het water geloosd op het gemeentelijke vuilwaterriool. Twence heeft een vergunning om maximaal 800 m3 percolaatwater per etmaal te lozen op het gemeentelijke riool.

Het regenwater dat valt op vervuild verhard oppervlak, zoals wegen en parkeerterreinen waar vrachtwagens met afval kunnen komen, wordt afgevoerd via de vuilwaterbuffer naar het gemeentelijke vuilwaterriool. In de vuilwaterbuffer kan maximaal 980 m3 water tijdelijk worden geborgen. In de WVO-vergunning is tot in detail uitgewerkt welke verharde oppervlakken als 'vervuild' worden aangemerkt.

Het regenwater van de dakoppervlakken en van 'schone' verharding stroomt af naar het oppervlaktewater van de beken of infiltreert in de bodem. Schone verharding betreft wegen en binnenterreinen waar geen vrachtwagens met afval komen. In de WVO-vergunning is tot in detail uitgewerkt welke verharde oppervlakken als 'schoon' worden aangemerkt. Water van het dakoppervlak van de AVI wordt afgevoerd naar de bluswatervoorziening die een overstort heeft op het gemeentelijke regenwaterriool. De beschikbare berging voor hemelwater in de blusvijver is 3600 m3.

5.5.2 Beschrijving relevant beleid

Landelijk beleid

Het landelijk waterbeleid is uiteengezet in de 4e Nota Waterhuishouding, de nota Waterbeleid 21ste Eeuw' en het Nationaal Bestuursakkoord Water. In al deze nota's staat de strategie 'vasthouden, bergen en dan pas afvoeren' centraal. Deze strategie is gericht op waterkwantiteit en houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en daarna pas afgevoerd naar benedenstroomse watersystemen. Een tweede strategie, die gericht is op waterkwaliteit is de trits 'schoonhouden, scheiden en zuiveren'. Bij deze strategie gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en tenslotte, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Regionaal beleid

Door de provincies en waterschappen worden de landelijke beleidslijnen uitgewerkt en geconcretiseerd. Provincie Overijssel doet dit in het Waterhuishoudingsplan 2000+ en Stroomgebiedsvisie Vecht-Zwarte Water. Het waterhuishoudingsplan vormt het kader voor de uitvoering van het waterbeleid door de waterschappen. De stroomgebiedsvisie dient als input voor het provinciale omgevingsbeleid. In de stroomgebiedsvisie is Boeldershoek aangemerkt als bestaand stedelijk gebied zonder speciale ontwikkelingsmogelijkheden.

Waterschap Regge en Dinkel heeft het waterbeleid uitgewerkt in het waterbeheerplan. Daarnaast zijn de nota's 'aankoppelen / niet afkoppelen' en 'actualisatie rioleringsbeleid' opgesteld, die richtlijnen geven voor de omgang met water in bebouwd gebied.

Uitgangspunten uit deze nota's zijn:

  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale oppervlakte- of grondwatersysteem;
  • Oppervlakken van 'wegen op industrieterreinen of bedrijfsterreinen' worden alleen als een te groot risico gezien als daar concrete aanleiding voor is;
  • Er moet naar gestreefd worden om zo weinig mogelijk, licht verontreinigd regenwater naar de rwzi af te voeren;
  • Gedoseerd afvoeren op oppervlaktewater;
  • Geen toename van de piekafvoer in de bekensystemen als gevolg van (her)inrichting;
  • Bij aanleg van nieuwe verharding ruimte realiseren voor 40 mm berging van hemelwater;
  • Bij inbreidingslocaties waarbij het nieuwe verhard oppervlak voorheen ook verhard was geldt de vuistregel 20 mm berging bij grote inbreidingslocaties, 10 mm bij kleinere plannen.

Dit leidt tot de volgende mogelijkheden voor stelsels op een industrieterrein:

  • een standaard verbeterd gescheiden stelsel voor echt verontreinigde oppervlakken;
  • een gemodificeerd verbeterd gescheiden stelsel voor alle vormen van verhard oppervlak (daken, wegen en bedrijfsterrein) als er geen sprake is van concrete ernstige vervuiling;
  • een afvoer van het hemelwater via bodempassage. Eveneens als er geen sprake is van concrete ernstige vervuiling. Zichtbare afvoer heeft de sterke voorkeur. In ieder geval moet de uitmonding van de aanvoer in de voorziening voor bodempassage zichtbaar zijn.

5.5.3 Wateraspecten planvorming

In het nieuwe bestemmingsplan wordt er voor delen van het terrein een dubbelbestemming opgelegd. Voor deze terreinen blijft de uiteindelijke situatie die van stortplaats voor afval. In de tijd tot er daadwerkelijk gestort wordt kan het terrein echter anders gebruikt worden. Zo kunnen er bijvoorbeeld tijdelijk bedrijfsgebouwen gerealiseerd worden waar afvalverwerking of overslag plaatsvindt. Omdat de ontwikkelingen in de afvalverwerking erg snel gaan is nu niet vast te leggen wat er over 5 jaar gebeurt. Dit betekent dat het ook lastig is om de wateraspecten van de planvorming te benoemen.

Wel wordt zoveel mogelijk het beleid van het waterschap gehandhaafd. Dit betekent dat bij de realisatie van gebouwen of verharding ervoor gezorgd wordt dat water niet versneld wordt afgevoerd uit het plangebied.

Schoon water zal zoveel mogelijk worden afgevoerd naar grond- of oppervlaktewater. Dit betreft hemelwater dat valt op schone wegen en daken van nieuwe bebouwing die niet op gestort afval wordt gebouwd. Regenwater dat valt op het niet afgedekte afval of op gebouwen die op gestort afval staan zal worden afgevoerd naar het gemeentelijke vuilwaterriool. Doordat water dat valt op de vuilstort via een percolatiesysteem afgevoerd wordt, vindt vertraging van de afvoer plaats en zal bebouwing op de vuilstort niet tot toename van de piekafvoer leiden. Hemelwater dat valt op het vervuilde deel van de verharding zal ook via het vuilwaterriool afgevoerd worden. In de WVO-vergunning is tot in detail uitgewerkt welke verharde oppervlakken als 'schoon' en als 'vuil' worden aangemerkt.

Bij alle ontwikkelingen geldt dat deze geen toename van piekafvoer op het bekenstelsel en geen toename van piekafvoer via het riool mogen veroorzaken. Bij uitbreiding van bestaande bedrijventerrein hanteert waterschap Regge en Dinkel de norm dat de afvoer uit het plangebied bij de maatgevende neerslaghoeveelheid (40 mm in 75 minuten) niet groter mag zijn dan de oorspronkelijke landelijke maximum-afvoer van 2,4 l/s/ha. Voor het plangebied Boeldershoek (ca 155 ha) betekent dit een afvoer van maximaal 0,37 m3/s. Bij uitbreiding en inbreiding op locaties die voorheen niet verhard waren moet er ruimte gerealiseerd worden voor de berging van de maatgevende neerslaghoeveelheid (40 mm). Voor inbreidingslocaties waarbij het nieuwe verhard oppervlak voorheen ook verhard was geldt deze bergingseis niet. Hiervoor hanteert het waterschap de volgende vuistregel: 20 mm berging bij grote inbreidingslocaties, 10 mm bij kleinere plannen, waarbij de afvoersituatie in ieder geval niet mag verslechteren.

De beken zullen in het bestemmingsplan opgenomen worden binnen de bestemming 'Groen'. De eisen en wensen met betrekking tot de beken zijn weergegeven in 'onderhoudsbeheerplan Beken Twekkelo 2004 – 2012'. Voor beide beken in het plangebied wordt gevraagd om niet het huidige profiel van de beek mogelijk te maken, maar om een bredere strook aan te wijzen. Voor de Strootbeek (20-0-8) is een strook gewenst van minimaal 2 x 7,5 m aan weerszijden, vanaf de insteek van de watergang. Voor de Twekkelerbeek (20-0-7) is een stook gewenst van minimaal 2 x 5 m aan weerszijden, vanaf de insteek van de beek. Een bredere strook mag altijd, afhankelijk van de wensen van Twence en de gemeenten voor de inrichting van het groen. De keurzone van het waterschap bedraagt standaard 5 m aan weerskanten vanaf de insteek van de watergang. Voor werkzaamheden binnen de keurzone moet vooraf toestemming worden gevraagd aan het waterschap. Daarbij is de ligging van kabels en leidingen niet strijdig met de bestemming water/natuur. Fietspaden zijn wel verenigbaar met deze bestemming, verkeerswegen niet.

Een aandachtspunt voor het grondwaterbeheer is de vereiste drooglegging van de stortplaats van 70 cm onder de onderafdichting. Bij verhoging van de grondwaterstanden in de omgeving zal het grondwaterpeil onder de stortplaats kunstmatig verlaagd moeten worden door een grondwateronttrekking. Dit is ongewenst omdat zo op een kunstmatige manier wordt ingegrepen in het grondwatersysteem en grondwater laagwaardig wordt gebruikt.

De uiteindelijke bestemming van een groot deel van het plangebied is die van stortplaats voor afval. Voor zover op dit moment bekend betekent dit dat de stortlocatie zal worden afgedekt als de eindhoogte is bereikt. Vervolgens zal het regenwater oppervlakkig afstromen richting oppervlaktewater en infiltreren in het lokale grondwatersysteem.

5.5.4 Overleg waterbeheerders

In een bijeenkomst met Twence, waterschap Regge en Dinkel, gemeente Enschede en gemeente Hengelo op 11 april 2007 zijn de wateraspecten van de planvorming besproken. De onderwerpen die daarbij ter tafel zijn gekomen zijn verwerkt in deze waterparagraaf.