direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf - Afval en energie - Oost
Plan: Bestemmingsplan Boeldershoek 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0012-0302

Artikel 4 Bedrijf - Afval en energie - Oost

4.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Bedrijf - Afval en energie - Oost' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven voor afval en energie en productie van secundaire en groene grondstoffen, alsmede voor andere bedrijfsactiviteiten, conform het bepaalde onder b tot en met d.
  • b. Op de onder a bedoelde gronden zijn toegestaan:
    • 1. stortheuvels tot een totaalvolume (totaal binnen B-AE-W als B-AE-O) van 2,3 miljoen m3, met bijbehorende schermwallen;
  • c. Op de onder a bedoelde gronden zijn andere dan onder b bedoelde bedrijfsactiviteiten toegestaan, waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1 t/m 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1);
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1 t/m 4.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1);
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1 t/m 4.2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1);
  • d. Op de onder a bedoelde gronden zijn eveneens toegestaan:
    • 1. agrarische nevenactiviteiten ten behoeve van terreinbeheer of bedrijfsvoering;
    • 2. winning van zout, met daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen;
    • 3. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen alsmede wegen, straten, voet- en fietspaden, water, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen, waaronder stoom en warmteleidingen, en daarbij behorende bouwwerken, zoals straatmeubilair.
  • e. Binnen de bestemming zijn uitgesloten:
    • 1. risicovolle (bedrijfs-)activiteiten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 2. geluidszoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;
    • 3. activiteiten waarvoor geen m.e.r. is vastgesteld danwel geen m.e.r.-beoordelingsbesluit is genomen als bedoeld in het Besluit m.e.r.;
    • 4. activiteiten indien en voor zover deze activiteiten een passende beoordeling nodig is als bedoeld in artikel 19j, lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor “Bedrijf - Afval en energie - Oost” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 4.1;
  • b. Op de voor "Bedrijf - Afval en energie - Oost" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. bestaande bedrijfsgebouwen;
    • 2. bestaande gebouwen ten behoeve van de winning van zout;
  • c. Geen bebouwing mag worden opgericht binnen een afstand van 3,5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen zijdelingse perceelsgrens en binnen een afstand van 5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen achterste perceelsgrens.

4.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. nieuwe gebouwen zijn niet toegestaan.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 6 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten en masten mag maximaal 15 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming worden gerekend:

  • a. afvaldepots die niet door middel van een bouwwerk, een stortheuvel, een schermwal en/of beplanting aan het zicht zijn onttrokken van een waarnemer op het trace Hofdijk, Grote, voor zover dat tracé parallel loopt aan de grens van het plangebied;
  • b. stortheuvels die niet voldoen aan de, in bijlagen van de verbeelding gestelde en verbeelde inrichtingseisen;
  • c. stortheuvels met een hoogte van meer dan 40 m.

4.4 Afwijking van de gebruiksregels
  • a. Bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 4.1, onder a tot en met c, ten behoeve van de vestiging van een bedrijf en/of wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf, ten behoeve van afvalverwerking, productie van secundaire en groene grondstoffen en energiegerelateerde bedrijvigheid, mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld aan de bedrijven genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, behorende bij deze regels (bijlage 1), met dien verstande dat het bepaalde in lid 4.1 onder d van overeenkomstige toepassing blijft.
    • 2. lid 4.3, onder a en b, mits een goede landschappelijke inpassing (op andere wijze) kan worden verzekerd;
  • b. De afwijkingen, zoals genoemd onder a, worden uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat hierdoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • c. De afwijking, zoals genoemd sub a onder 1, wordt slechts toegestaan als aannemelijk wordt gemaakt dat het te vestigen bedrijf de verzorgingsstructuur binnen en/of buiten het plangebied vanuit distributie-planologisch opzicht niet onevenredig zal aantasten en dat door de vestiging van het bedrijf de verkeersbelasting en/of de parkeerdruk in de directe omgeving niet onevenredig zal toenemen;
  • d. De afwijking, zoals genoemd in sub a onder 1, wordt slechts toegestaan als blijkt dat de bedrijfsmatige activiteiten vanuit het oogpunt van externe veiligheid en ramp- en –brandbestrijding verantwoord zijn te achten.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    • 1. het geheel of gedeeltelijk verwijderen, verlagen of verplaatsen van aanwezige stortheuvels en schermwallen, indien en voor zover deel uitmakende van de in bijlagen van de regels opgenomen profielen (zijde Twekkelo en zuidzijde A35);
    • 2. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van beplantingen, dienende ter visuele afscherming, indien en voor zover deel uitmakende van de in bijlagen van de verbeelding opgenomen profielen;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse (buis)leidingen voor transport van stoffen voor algemene nutsdoeleinden;
    • 4. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
    • 5. het veroorzaken van ontploffingen in de grond;
  • b. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud of beheer betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
    • 3. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a, onder 1 en 2, zijn slechts toelaatbaar indien die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, bouwwerken aan het zicht onttrokken blijven van een waarnemer op het tracé Hofdijk, voor zover dat tracé parallel loopt aan de grens van het plangebied en op het tracé A35, en het gebied ten zuiden van de A35 (De Boekelerhoek).
  • d. Ten behoeve van de beoordeling als bedoeld onder c dient bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een landschappelijk inpassingsplan te worden overgelegd.
  • e. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a, onder 3, 4 en 5, zijn slechts toelaatbaar:
    • 1. indien en voor zover het Staatstoezicht op de Mijnen heeft geadviseerd over de te verwachten veiligheidsrisico's als gevolg van bodeminstabiliteit in relatie tot de perceelslocatie en verwachte levensduur van het werk.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 Wro de bestemming te wijzigen betreffende de aanduidingen met betrekking tot milieuzonering en/of externe veiligheid, indien en voor zover hiervoor aanleiding bestaat vanwege de resultaten van geactualiseerd onderzoek, vanwege het treffen van milieumaatregelen, dan wel vanwege de feitelijke milieusituatie binnen of buiten het plangebied.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend toepassing geven aan de in dit lid genoemde wijzigingsbevoegdheden, indien hierdoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.