direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0007-0301

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  • a. agrarische bedrijfsvoering;
  • b. intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1;
  • c. de uitoefening van nevenfuncties bij bestaande agrarische bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (nummer)' en weergegeven in bijlage 2;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  • e. het op hobbymatige basis houden van dieren;
  • f. detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgebonden producten;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • i. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  • j. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt', ook voor boomteelt;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', ook voor een evenemententerrein;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' en 'houtwallen', ook voor het instandhouden van landschapswaarden en houtwallen;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' ook voor een recreatiewoning;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', ook voor het instandhouden van cultuurhistorische waarden;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' ook voor (veld)schuren;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'silo' ook voor een mestfoliebassin;
  • r. tuinen, erven en terreinen;
  • s. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • t. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per agrarisch bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' worden de gronden van de betreffende percelen aangemerkt als één bouwvlak;
  • b. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt ;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 12o en niet meer dan 45o bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' is uitsluitend een (veld)schuur toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt;
  • g. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit(en) mag maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de op het perceel aanwezige gebouwen bedragen, dan wel het bestaande oppervlak indien deze meer bedraagt;
  • h. in afwijking van het gestelde in 5.1, geldt voor agrarische bedrijven:
    • 1. dat nieuwvestiging en hervestiging van een intensieve veehouderij(tak), omschakeling naar intensieve veehouderijen alsmede de uitbreiding hiervan binnen het extensiveringsgebied niet is toegestaan;
    • 2. dat uitbreiding van de agrarische bebouwing ten behoeve van de bestaande intensieve veehouderij(tak), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1, gelegen binnen het extensiveringsgebied uitsluitend toegestaan is in het kader van dierwelzijn en veterinaire gezondheid;
    • 3. dat het (deel van het) agrarische bouwvlak, dat gebruikt wordt ten behoeve van een bestaande intensieve veehouderij(tak), als bedoeld in sub 1 tot en met 2, maximaal 10% mag worden uitgebreid met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • indien en voor zover deze uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de wettelijke eisen van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid en
      • uitgegaan wordt van de aanwezige (vergunde) veestapel;
    • 4. dat bij de uitbreiding, als bedoeld in sub 2. tot en met 3., waarbij vergroting van het agrarische bouwvlak noodzakelijk is, toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsprocedure, als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening.
    • 5. dat nieuwvestiging van een intensieve veehouderij(tak) binnen het verwevingsgebied niet is toegestaan;
    • 6. dat uitbreiding van de agrarische bebouwing ten behoeve van de bestaande intensieve veehouderij(tak), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1, gelegen binnen het verwevingsgebied binnen het bestaande bouwvlak is toegestaan;
    • 7. dat bij de uitbreiding, als bedoeld in sub 6., waarbij vergroting van het agrarische bouwvlak noodzakelijk is, toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsprocedure, als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, waarbij geldt dat de omvang van het bouwvlak maximaal 1,5 hectare mag bedragen;
    • 8. dat (her)vestiging van een intensieve veehouderij(tak) binnen het verwevingsgebied op een locatie anders dan de locaties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1, niet is toegestaan;
    • 9. in afwijking van het bepaalde in sub 7. kan aan een intensief veehouderijbedrijf een bouwvlak groter dan 1,5 hectare worden toegekend, mits het gaat om de start of de uitbreiding van de niet-intensieve tak van een gemengd bedrijf of de niet agrarische tak.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Binnen deze bestemming mogen bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per agrarisch bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het gestelde in 5.2.2 onder a. is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • d. in afwijking van het gestelde in 5.2.2 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2e bedrijfswoning' twee bedrijfswoningen toegestaan / aanwezig;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt ;
  • g. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt ;
  • h. herbouw van bestaande bedrijfswoningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen bedrijfswoning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfwoning(en).
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het agrarisch bedrijf worden opgericht, waarbij geldt dat:
    • 1. terrein- en erfafscheidingen vanaf de voet gemeten maximaal 1 meter hoog mogen zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen;
    • 2. mestsilo's maximaal 8,5 meter hoog mogen zijn;
    • 3. overige silo's maximaal 15 meter hoog mogen zijn;
    • 4. antenne's maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 6 meter hoog mogen zijn;
  • b. buiten het bouwvlak mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals afrasteringen ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'silo' uitsluitend een mestfoliebassin mag worden gerealiseerd waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen ;
  • c. buiten het bouwvlak en/of op percelen zijn ter plaatse van de aanduiding "bomenteelt" teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van tunnels en hagelschermen toegestaan, met dien verstande dat het een tijdelijke voorziening - alleen toegestaan tijdens het groeiseizoen - ten behoeve van seizoensgebonden teelten dient te betreffen; de hoogte van de tunnels mag maximaal 3 meter bedragen;
  • d. het bouwen van sleufsilo's, buiten het agrarisch bouwvlak, is niet toegestaan;
  • e. ten behoeve van het recreatief medegebruik is het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, bewegwijzering, picknicktafels en dergelijke met een maximale bouwhoogte van 2 meter.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 5.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

5.4 Ontheffing van de bouwregels

Voor alle in deze bestemming opgenomen ontheffingsbevoegdheden die uitbreidingsmogelijkheden (bouwmogelijkheden) bieden voor agrarische bedrijven geldt, ongeacht of voldaan kan worden aan de overige gestelde voorwaarden, dat de ontheffing alleen kan worden verleend indien door het verlenen hiervan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.

5.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

  • a. van het bepaalde in 5.2.1 onder b. teneinde een beperkte overschrijding van het agrarisch bouwvlak door agrarische bebouwing toe te staan, mits:
    • 1. de overschrijding noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de overschrijding niet meer bedraagt dan 20 meter, gerekend vanuit de grens van het agrarisch bouwvlak;
  • b. van het bepaalde in 5.2.2 onder a. teneinde een tweede agrarische bedrijfswoning op een agrarisch bouwvlak toe te staan. Een tweede agrarische bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de tweede bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf en er een bedrijfsomvang van minimaal 120 nge aanwezig is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf; dienaangaande kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan een onafhankelijk ter zake deskundige;
    • 2. de inhoud van de tweede bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
    • 3. de voorgevel van de tweede agrarische bedrijfswoning dient, voor zover mogelijk, ter hoogte van de voorgevel van de bestaande bedrijfswoning te worden geplaatst;
    • 4. de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en de eerste bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m;
    • 5. de geluidbelasting op de gevel vanwege wegverkeerslawaai mag niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde die geldt op het moment van het verlenen van de ontheffing. Hiervan kan worden afgeweken indien door de gemeente Hengelo een hogere waarde is vastgesteld;
    • 6. de geluidbelasting op de gevel vanwege railverkeerslawaai mag niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde die geldt op het moment van het verlenen van de ontheffing. Hiervan kan worden afgeweken indien door de gemeente Hengelo een hogere waarde is vastgesteld;
  • c. van het bepaalde onder 5.2.2 onder h. teneinde herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn toe te staan mits:
    • 1. de herbouw in ieder geval plaatsvindt binnen het bouwvlak;
    • 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 3. door de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. van de voorgeschreven goot-, bouwhoogten, met dien verstande dat:

de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met maximaal 2 meter mogen worden vergroot. Indien de vergroting meer bedraagt dan 10% van de toegestane hoogte, deze vergroting uit- sluitend kan worden toegestaan indien de hogere goot- en of bouwhoogte noodzakelijk is ter uitvoering van wetgeving in het kader van de milieu- en/of bouwregelgeving dan wel het dierenwelzijn;

  • e. van de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. van de bouwhoogte van antennes tot maximaal 15 meter;
  • g. teneinde sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen toe te staan op een agrarisch bouwvlak. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
    • 1. de ontheffingsbevoegdheid heeft uitsluitend betrekking op de percelen waar ontheffing is verleend ten behoeve van het kleinschalig kamperen;
    • 2. er dient bij voorkeur gebruik te worden gemaakt van bestaande gebouwen;
    • 3. de bebouwde oppervlakte van de sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  • h. van het bepaalde in 5.2.3 onder b. teneinde het bouwen van gebouwtjes in de vorm van schuilstallen en dergelijke te kunnen toestaan, mits voldaan wordt aan de criteria uit de 'Beleidsnotitie schuilstallen' zoals opgenomen in bijlage 12;
  • i. van het bepaalde in 5.2.3 onder d. teneinde het oprichten van sleufsilo's buiten de agrarische bouwpercelen toe te staan, mits:
    • 1. het oprichten van een sleufsilo buiten het agrarische bouwvlak noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering; dienaangaande kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan een onafhankelijk ter zake deskundige;
    • 2. de sleufsilo direct aangrenzend aan het agrarisch bouwvlak wordt opgericht;
    • 3. de bebouwde oppervlakte van de onderhavige sleufsilo's niet meer bedraagt dan 500 m2;
    • 4. de bebouwingshoogte niet meer bedraagt dan 2 meter;
  • j. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde als nevenactiviteit bij een bestaand agrarisch bedrijf, extensieve vormen van recreatie, dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, functies met een recreatief karakter en agrarisch verwante activiteiten toe te staan, die enige relatie hebben met het buitengebied. Voor het toestaan van nevenactiviteiten gelden voorts de volgende voorwaarden:
    • 1. de nevenactiviteiten vinden plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
    • 3. indien sprake is van verblijfsrecreatieve activiteiten in de vorm van bed en break-fastvoorzieningen en/of verbouw tot appartementen geldt als belangrijke randvoorwaarde dat de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2 en voor zover het appartementen betreft, maximaal 5 appartementen zijn toegestaan; De maximale oppervlakte van een appartement bedraagt 50 m2 en de inhoud maximaal 250 m3;
    • 4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 5. de belangen van de omliggende agrarische bedrijven mogen niet worden aangetast;
    • 6. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • k. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde bestaande bedrijfsgebouwen bij een bestaand agrarisch bedrijf te gebruiken voor opslag, stalling van caravans, boten, vouwwagens of kampeerwagens. Voor het toestaan gelden voorts de volgende voorwaarden:
    • 1. de activiteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking van de activiteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • 3. bij opslag dient dit milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
    • 4. de ontheffing betreft maximaal 50% van de oppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing;
    • 5. opgeslagen goederen mogen niet ter plekke worden verkocht;
  • l. van het verbod tot bouwen binnen 5 meter aan weerszijden van de watergang zoals opgenomen in artikel 5.1 onder i., mits de waterbeheerder is gehoord;
  • m. van het bepaalde in deze bestemming, teneinde hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en het bijbehorende erf toe te staan, mits voldaan wordt aan de VAB-criteria zoals opgenomen in bijlage 6.
5.4.2 Procedure ontheffing

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 5.4.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.3 van het plan.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Kleinschalig kamperen

Het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen, als bedoeld in artikel artikel 2 juncto 1 sub f. van de verordening op de verblijfsrecreatie, wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, met dien verstande dat:

  • a. het kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan op gronden gelegen op of direct aangrenzend aan een agrarisch bouwvlak;
  • b. het kamperen uitsluitend is toegestaan binnen de periode 15 maart t/m 31 oktober;
  • c. het slechts kampeermiddelen betreft met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
  • d. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • e. indien de kampeermiddelen worden geplaatst op gronden direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak, de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 50 meter gerekend vanaf de grens van het agrarisch bouwvlak;
  • f. bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 meter tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
  • g. afhankelijk van de plaatselijke situatie kunnen voorwaarden worden gesteld met het oog op de cultuurhistorische-, landschappelijke of natuurwaarde van het gebied. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de functie van het betreffende gebied. Deze functie mag niet wezenlijk worden aangetast;
  • h. het kleinschalig kamperen mag niet leiden tot een meer dan marginale vergroting van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur;
  • i. het kleinschalig kamperen mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden in het plangebied; aandachtspunten hierbij zijn niet alleen de locatie waar het kleinschalig kamperen plaatsvindt, maar ook de te verwachtten uitstraling die daarvan uitgaat.
5.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse geteelde producten van het agrarisch bedrijf;
  • d. voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen.
5.6 Ontheffing van de gebruiksregels
5.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in artikel 5.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  • b. het in gebruik nemen van vrijkomende en vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen, mits, wordt voldaan aan de VAB-criteria, zoals opgenomen in bijlage 6.
5.6.2 Procedure ontheffing

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 5.6.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.3 van het plan.

5.7 Aanlegvergunning
5.7.1 Aanlegvergunning

Het is verboden op de tot 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. voor zover het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" en "houtwallen":
    • 1. het verwijderen van houtopstanden;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • b. het aanbrengen van mestplaten, folie- en waterbassins buiten het agrarisch bouwvlak;
  • c. het aanbrengen van verhardingen, met uitzondering van de aanleg van kavel- en koepaden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een maximale breedte van 3 meter;
  • d. het aanbrengen van houtopstanden, niet zijnde boomteelt;
  • e. boomteelt, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bomenteelt".

De onder a. tot en met e. bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

5.7.2 Uitzondering

Het onder 5.7.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. welke plaatsvinden op een agrarisch bouwvlak;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of beheer.
5.7.3 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 5.7.1 is het bepaalde in artikel 39.4 van toepassing.

5.8 Wijzigingsbevoegdheid

Voor alle in deze bestemming opgenomen wijzigingsbevoegdheden die uitbreidingsmogelijkheden (bouwmogelijkheden) bieden voor agrarische bedrijven geldt, ongeacht of voldaan kan worden aan de overige gestelde voorwaarden, dat de wijziging alleen kan worden verleend indien door het verlenen hiervan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.

5.8.1 Wijzigingsregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" wijzigen ten behoeve van vergroting of vormverandering van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de vergroting/vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling; omtrent het noodzakelijkheidscriterium kan advies worden gevraagd aan een ter zake deskundige;
    • 2. indien dit in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is kan de vergroting plaatsvinden door middel van het toekennen van een gekoppeld bouwvlak;
    • 3. bij zowel vergroting als vormverandering dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
    • 4. de vergroting/vormverandering mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
    • 5. bij vergroting van het agrarische bouwvlak dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de Natuurbeschermingswet.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" ter plaatse van de aanduiding "agrarisch bouwvlak" wijzigen in de bestemming "wonen", waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning voor wonen kan worden toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning (inclusief inpandige stal/deel/bijgebouw) mag niet worden vergroot;
    • 2. de agrarische verschijningsvorm mag – voor zover nog herkenbaar - niet worden aangetast;
    • 3. de bestaande situering mag niet worden gewijzigd;
    • 4. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m2 per woning; indien sprake is van het amoveren van voormalige bedrijfsgebouwen kan een bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 100 m2 vermeerderd met 20% van de bebouwde oppervlakte van de geamoveerde gebouwen tot een totaal maximum bebouwde oppervlakte van 200 m2; indien er op het perceel cultuurhistorisch waardevolle panden aanwezig zijn, die vanwege hun cultuurhistorische waarde niet mogen worden gesloopt, worden deze panden niet meegerekend bij de toegestane bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen;
    • 5. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 5. is woningsplitsing toegestaan met dien verstande dat:
      • woningsplitsing uitsluitend is toegestaan bij panden waarvan de inhoud minimaal 1000 m3 bedraagt;
      • het pand mag worden gesplitst in maximaal 2 woningen;
      • de beide woningen dienen na splitsing een inhoud te hebben van minimaal 350 m3;
      • per woning mogen vrijstaande bijgebouwen van totaal max. 100 m2 worden gebouwd; de voormalige bedrijfsgebouwen dienen, voor zover de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen wordt overschreden te worden geamoveerd.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" ter plaatse van de aanduiding "agrarisch bouwvlak" wijzigen in de bestemming "Wonen" teneinde deelname aan de rood voor rood regeling toe te staan, mits voldaan wordt aan de Rood voor Rood criteria, zoals opgenomen in bijlage 5;
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" ter plaatse van de aanduiding "agrarisch bouwvlak" wijzigen in de bestemming "Wonen", "Wonen-Landhuis" met eventueel de dubbelbestemmming "Waarde-Landgoed" teneinde deelname aan de nieuwe landgoederen regeling toe te staan, mits voldaan wordt aan de Nieuwe Landgoederen criteria, zoals opgenomen in bijlage 7;
  • e. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)" wijzigen en toestaan dat het betreffende perceel als sterlocatie wordt aangewezen, mits voldaan wordt aan de criteria zoals opgenomen in bijlage 10 én het perceel is gelegen in het verwevingsgebied;
  • f. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 9 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen.
5.8.2 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 5.8.1 is het bepaalde in artikel 39.1 van toepassing.