direct naar inhoud van 4.7 Externe veiligheid
Plan: Buitengebied Hardenberg, Biogasinstallatie Duitslandweg Hardenberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00114-VG01

4.7 Externe veiligheid

Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat gericht is op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Sinds 1 januari 2010 moet voldaan worden aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water, en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

In de ''Externe Veiligheidsvisie gemeente Hardenberg'' is de situatie in de gemeente Hardenberg geïnventariseerd en in kaart gebracht. Uit de inventarisatie is gebleken dat binnen de gemeente een aantal risicobronnen aanwezig zijn, waarop het externe veiligheidsbeleid betrekking heeft. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om een transparant toetsingskader te hebben voor het omgaan met huidige maar ook eventuele toekomstige externe veiligheidssituaties.

Aan de hand van de provinciale risicokaart is een inventarisatie uitgevoerd van de risicobronnen in en rond het plangebied. Hieruit blijkt dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid voor wat betreft de risicobronnen in de omgeving.

Externe veiligheid ten aanzien van plangebied

Het RIVM heeft een classificatie uitgevoerd op basis van de Seveso-regelgeving, hieruit blijkt dat het Besluit Risico's Zware Ongevallen en het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet van toepassing is. Door het RIVM is ook onderzoek gedaan naar het veiligheidsrisico van biogasinstallaties. Voor kwetsbare objecten buiten de inrichting (woningen, andere bedrijven) zijn de volgende veiligheidsafstanden voor het plaatsgebonden risico voorgesteld:

  • 5 meter rond het reservoir van vergistingtanks met een gasvolume < 100 m³ en
  • 10 meter rond het reservoir van vergistingtanks met een gasvolume van 100 – 500 m³.

Voor biogasreservoirs met een groter volume dan 500 m3 geldt een grotere afstand dan 10 m. Aan deze eisen wordt voldaan.

Voor de opslag van grote hoeveelheden biogas zijn door het RIVM berekeningen gemaakt van de effect- en risicoafstanden. Bij de biogasinstallatie bij Frits Lammers BiogasPlus BV. hebben de drie hoofdvergisters een biogasopslagcapaciteit van ongeveer 1.750 m3 en de navergister een capaciteit van ongeveer 2.500 m3. De beide eindopslagsilo's hebben ongeveer 1.000 m3 biogasopslagcapaciteit. Binnen de afstanden, die gelden voor dergelijke opslagen, bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten. De gastoevoerleiding van de leverancier van de installatie, BioGast Installatie zal op basis van de gaswassingstechniek van Cirmac, naar verwachting slechts 5 inch zijn. Hiermee is het Bevi niet van toepassing.

Explosiegevaar van het biogasmengsel treedt pas op wanneer er een mengsel ontstaat met meer dan 90% lucht en 5 tot 10% methaan. Tijdens het vergistingsproces zal dit mengsel niet kunnen ontstaan, omdat biogas doorgaans tussen de 55 en 60% methaan bevat. In een mengverhouding van 5 – 10% methaan en 95 – 90% lucht ontstaat een explosief mengsel. Als dit ontstoken wordt, is een ontploffing het resultaat. Een dergelijk explosief mengsel kan ontstaan bij lekkage van de gasleidingen in de ruimten waar de gasmotoren worden opgesteld. Deze worden daarom in ruime mate met buitenlucht geventileerd. De vergisters worden in de open lucht opgesteld.

Er bevinden zich binnen de effectafstanden geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten. De dichtstbijgelegen burgerwoning ligt op 175 meter afstand van de eerste vergistersilo.

De parkeerplaats (geprojecteerde parkeervakken) behorende bij de Evenementenhal komt op ten minste 100 meter te liggen.

Alle apparatuur in explosiegevoelige ruimten wordt uitgevoerd conform de van toepassing zijnde ATEX-richtlijnen (ATEX staat voor ontplofbare atmosfeer). Ten aanzien van de interne veiligheid is de arbeidsinspectie de bevoegde instantie. De arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de interne veiligheidseisen.

De leverancier van de vergistinginstallatie kan in geval van een storing binnen 12 uur een mobiele fakkel op de locatie beschikbaar hebben om het overtollige biogas af te fakkelen, totdat de normale bedrijfsdruk weer bereikt is. In een nog op te stellen onderhoudscontract zal deze verplichting worden opgenomen.

Ter preventie van calamiteiten zal de gehele vergistinginstallatie voldoen aan de eisen zoals gesteld door de geldende richtlijnen zoals het toetsingskader [SenterNovem 2003] en de preventierichtlijnen [FOV 2005]. Rond de installatie zal een veiligheidszone van 5 meter worden gehanteerd zoals gesteld door NPR 7910-1. Deze zone zal van de vereiste waarschuwingsmiddelen worden voorzien. Binnen deze zone geldt een open vuur- en rookverbod. Hiervoor worden duidelijke zichtbare verbodsborden geplaatst op strategische plaatsen binnen de inrichting. Zo veel mogelijk wordt voorkomen dat leidingen komen bloot te liggen. Indien dit niet mogelijk blijkt zullen de leidingen door fysieke barrières tegen beschadiging van buitenaf worden beveiligd. Om de kans op het vrijkomen van biogas zo klein mogelijk te houden dient een onderhoudsschema te worden nagekomen.

Alle maatregelen betreffende brandpreventie zullen worden getroffen om de ruimtes te beveiligen. In samenspraak met de commandant van de plaatselijke brandweer en vertegenwoordigers van andere door de vergunninghouder noodzakelijk geachte organisaties of instanties zullen ongevallenscenario's worden opgesteld en de daarbij vereiste alarmsignalering en instructies in geval van nood. Ter hoogte van de parkeerplaats aan de westzijde zal een calamiteitenontsluiting met een breedte van ten minste 3,5 meter worden gerealiseerd. De vijver kan als secundaire bluswatervoorziening dienen. Het kanaal, gelegen op 300 meter afstand van het plangebied, kan als tertiaire bluswatervoorzieningen fungeren. Aan de behoefte aan voldoende bluswatercapaciteit wordt daarmee voldaan.

De volledige externe veiligheidsparagraaf is als Bijlage 12 Externe veiligheidsparagraafbij deze toelichting gevoegd.