direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Dedemsvaart, bedrijventerrein Rollepaal Oost, zuidelijk gedeelte
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00061-VG01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:
    'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    met dien verstande dat de volgende ingevolge het vorenstaande toelaatbare bedrijven niet toegestaan zijn:
    • 1. bedrijven gericht op het vervaardigen en/of de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    • 2. risicovolle bedrijven;
    • 3. bedrijven die voldoen aan de activiteitomschrijvingen in kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage;
    • 4. zelfstandige kantoren;
    • 5. geluidszoneringsplichtige inrichtingen die niet behoren tot de categorieën van bedrijven als hierboven genoemd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermende beplanting', uitsluitend voor beplanting ter landschappelijke inpassing en afscherming van het bedrijventerrein, met bijbehorende paden;

met de daarbij behorende:

  • c. verkeersvoorzieningen;
  • d. parkeer- en groenvoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.
3.1.2

Het aantal rijstroken van wegen bedraagt ten hoogste twee.

3.1.3

Detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover dit aan te merken is als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteit van het bedrijf en als het daaraan ondergeschikt blijft;

3.1.4

Buitenopslag van zaken voor de voorgevel van gebouwen is niet toegestaan;

3.1.5

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • c. bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 80;
  • d. afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 m;
  • e. de afstand van gebouwen tot het aanduidingsvlak 'specifieke vorm van groen - afschermende beplanting' bedraagt minimaal 5 m;
  • f. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijkant van een interne ontsluitingsweg bedraagt minimaal 10 m.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 geldt voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening dat de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.

3.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bouwwerken bedraagt:
    • 1. maximaal 1 m aan de voorgevel van gebouwen (en het denkbeeldig verlengde daarvan);
    • 2. maximaal 2 m achter de voorgevel van gebouwen (en het denkbeeldig verlengde daarvan);
  • b. de bouwhoogte van schoorstenen, antennes en silo's bedraagt maximaal 30 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 15 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.2.1 onder b en toestaan dat de bouwhoogte maximaal 25 m mag bedragen;
  • b. het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d en toestaan dat de afstand tot de bouwperceelgrens minimaal 0 m bedraagt;
  • c. het bepaalde in artikel 3.2.1 onder e en toestaan dat afstand tot het aanduidingsvlak 'specifieke vorm van groen - afschermende beplanting' minimaal 0 m bedraagt;
  • d. het bepaalde in artikel 3.2.3 onder c voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte maximaal 20 m bedraagt.
3.3.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 wordt uitsluitend verleend voor zover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermende beplanting'.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder a voor het toestaan van bedrijven welke naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane categorieën van bedrijven, mits:

  • a. het bedrijf in vergelijking met de ter plaatse toegestane categorieën van bedrijven geen grotere en/of onevenredige afbreuk doet aan het woon-, werk- en leefmilieu door hinder en/of gevaar;
  • b. bedrijven zoals opgenomen in artikel 3.1.1 onder a sub 1 tot en met 5 worden uitgesloten;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.4.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder a voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in de naasthogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse is toegestaan, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van die naasthogere categorie, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat door hinder en/of gevaar;
  • b. bedrijven zoals opgenomen in artikel 3.1.1 onder a sub 1 tot en met 5 niet zijn toegestaan;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.4.3

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder a voor het toestaan van een risicovolle inrichting, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat door hinder en/of gevaar;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van hout- of struikgewassen of overige vegetatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermende beplanting'.
3.5.2 Weigering

De onder 3.5.1 bedoelde omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen onherstelbare schade aan de landschappelijke inpassing en afscherming van het bedrijventerrein en beeldbepalende waarde van de betreffende beplanting wordt aangebracht.

3.5.3 Uitzonderingen

Het onder 3.5.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en het beheer van het gebied betreffen.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor consumentenvuurwerk

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Bedrijventerrein zodanig wijzigen dat de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is toegestaan. De afstand tussen een vuurwerkopslagplaats en (geprojecteerde) kwetsbare objecten, zoals in het Vuurwerkbesluit bedoeld, bedraagt ten minste de veiligheidsafstand die in het Vuurwerkbesluit is voorgeschreven.

3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid voor 'specifieke vorm van groen - afschermende beplanting'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermende beplanting' zodanig wijzigen dat de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermende beplanting' vervalt, mits:

  • a. de beplanting vanuit het oogpunt van landschappelijke inpassing/afscherming niet meer noodzakelijk is;
  • b. ter plaatse geen sprake meer is van waardevolle beplanting.