direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal beleid
Plan: Buitengebied Avereest, locatie Hoofdweg 15 te Balkbrug
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00042-VG01

2.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie (2009)

Sinds de Omgevingsvisie voor de provincie Overijssel op 1 juli 2009 is vastgesteld, is het Streekplan Overijssel 2000+ komen te vervallen. Het ruimtelijke beleid van de gemeente wordt nu geregeld binnen de Omgevingsvisie die de rol vervult van onder meer:

  • Structuurvisie onder de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening.
  • Regionaal Waterplan onder de (nieuwe) Waterwet (en Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet).
  • Mileubeleidsplan onder de Wet mileubeheer.
  • Bodemvisie in kader van ILG-afspraak met het rijk.

De Omgevingsvisie behandelt de provinciale belangen en het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. In vergelijking met het Streekplan Overijssel 2000+ worden verschillende beleidsonderwerpen beter op elkaar afgestemd. De provincie wil meer op voorhand gaan sturen en is meer gefocust op gebiedsontwikkeling. In de Omgevingsvisie vormen duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit de rode draad. De sturing daarop is vertaald in de generieke regels. Hierbij worden drie stappen onderscheiden allereerst moeten ontwikkelingen getoetst worden aan generieke beleidskeuzes. Deze stap stelt de vraag aan de orde of er wel een opgave is. De tweede stap is de toets van ontwikkelingen aan de ontwikkelingsperspectieven. Deze stap stelt de vraag aan de orde waar deze opgave een plek zou kunnen krijgen. De derde stap is de toets van ontwikkelingen aan de gebiedskenmerken en stelt de vraag aan de orde hoe de opgave op een goede wijze kan worden ingepast.

Ruimtelijke kwaliteit

Omdat ruimtelijke kwaliteit subjectief is, is een goede ruimtelijke kwaliteit lastig vast te stellen. De provincie hanteert daarom de volgende definitie: ruimtelijke kwaliteit is datgene dat ruimte geschikt maakt en houdt, voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. De provincie Overijssel is rijk en gevarieerd. De verschillende typen gebieden met hun karakteristieke kenmerken, moeten met de Omgevingsvisie versterkt en vernieuwd worden. In de Omgevingsvisie is het "spectrum aan verschillende gebiedskenmerken" gegroepeerd in vier "lagen". Zo is er de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, een stedelijke laag en een lust- en leisure- laag.

Aan de hand van deze lagenbenadering zet de provincie in op nieuwe verbindingen tussen bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, maar ook tussen oud en nieuw, tussen snel en traag, tussen stad en land, tussen rood en groen, tussen opbrengsten en kosten. De ambitie is een kwaliteitsontwikkeling in gang te zetten, waarbij elk project, elke ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving. Als basis voor de inhoudelijke sturing worden de aanwezige gebiedskenmerken genomen. Deze kenmerken moeten niet alleen maar beschermd worden, maar juist ook verbonden worden met nieuwe ontwikkelingen.

Omgevingsverordening

Op 1 juli 2009 is de Omgevingsverordening vastgesteld. In deze verordening zijn bepalingen opgenomen waarmee rekening gehouden dient te worden in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen. Voor bestemmingsplannen worden onder meer principes voor zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik opgenomen. Extra ruimtebeslag op een groene omgeving mag bijvoorbeeld alleen indien (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk is of als de mogelijkheden voor functiecombinaties op bestaande erven optimaal zijn benut.

Met betrekking tot de ruimtelijke kwaliteit moet in de toelichting worden onderbouwd hoe nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Ook dient inzichtelijk te worden gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagen-benadering en op welke wijze de catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing. Daarnaast dient in de toelichting te worden gemotiveerd dat een nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 voor het gebied is neergelegd.

Hieronder wordt mede aan de hand van de omgevingsvisie een uitwerking gegeven aan de paragraaf 2.1 van de verordening: Sturen op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid.

Principe van concentratie (art. 2.1.2)

Op de planlocatie is momenteel een kinderdagverblijf gevestigd binnen de bestemming woondoeleinden. Er is daarmee geen sprake van een nieuwe functie maar één die momenteel al aanwezig is maar die beter past binnen de bestemming maatschappelijk. Naast een herbestemming van het terrein vindt er tevens een uitbreiding plaats op het erf van het huidige kinderdagverblijf en het naastgelegen perceel, waardoor een soort van cluster ontstaat. Er is daarom geen sprake van een nieuwe functie in het buitengebied, maar van een uitbreiding daarvan. De functie voorziet in een lokale behoefte.

SER ladder (art. 2.1.3)

De uitbreiding van het kinderdagverblijf op het huidige erf en het naastgelegen perceel betreft een uitbreiding van de huidige functie. De functie past goed in het buitengebied omdat het gaat om een extensieve vorm van kinderopvang (24 m2 per kind) in een agrarische setting met beesten, fruitbomen etcetera. De kinderopvang is bovendien bedoelt voor kinderen uit de directe omgeving. Een opvang in het stedelijk gebied van bijvoorbeeld Nieuwleusen of Balkbrug zou daarom ook niet logisch zijn. Omdat het kinderdagverblijf nu ook op deze locatie gevestigd is, is er geen sprake van een nieuwe functie in het buitengebied maar een uitbreiding van de huidige functie.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (art. 2.1.4)

In het plan is sprake van een een bestemmingswijziging van "woondoeleinden" naar "maatschappelijk" waarbij een uitbreiding van het kinderdagverblijf op het huidige erf en het naastliggende perceel plaatsvindt. Het deel van de boerderij waarin de kinderopvang nu plaatsvindt is te klein geworden. Omdat het gaat om een uitbreiding van de huidige functie is de ontwikkeling aan deze locatie gebonden. In het inrichtingsplan (paragraaf 4.2) wordt omschreven hoe het gebruik van de ruimte wordt op een zorgvuldige manier wordt ingevuld volgens principes die gelden voor een voor dit gebied karakteristiek boerenerf.

Ruimtelijke kwaliteit (art. 2.1.5)

Momenteel zijn de gronden die vallen onder bestemming "woondoeleinden" in gebruik voor de functies wonen en kinderopvang. Voor de belendende percelen die in deze ontwikkeling worden meegenomen geldt momenteel een agrarische bestemming waarbinnen diverse ontwikkelingen mogelijk zijn. Voorgestane ontwikkeling past daar overigens niet in. Vanwege de "groene inpassing" van de functie, die weergegeven wordt in het inrichtingsplan (paragraaf 4.2) is er geen sprake van een verlies van ruimtelijke kwaliteit, maar een versterking conform de geldende gebiedskenmerken.

Naast het herinrichten van het bestaande erf is er vanuit maatschappelijk oogpunt behoefte aan uitbreiding omdat de vraag naar kinderopvang groot is. De mogelijkheid van een combinatie van functies zal door de kinderopvang en het gastouderbureau optimaal worden benut. Ook zal er op het erf een kinderboerderij komen die past in de groene omgeving.

Gebiedskenmerken

Natuurlijke laag: "Dekzandvlakte en Ruggen"

De norm die geldt voor dit gebiedskenmerk is dat dekzandvlakten en ruggen een beschermende bestemmingsregeling krijgen, die gericht is op instandhouding van de hoofdlijnen het huidige reliëf . Het reliëf wordt met dit plan niet aangetast. De (strekkings)richting van het landschap is voor het hierbij behorende inrichtingsplan ook het uitgangspunt.

Laag van het Agrarisch cultuurlandschap: "Jonge heide- en broekontginningslandschap"

Voor dit gebied is transformatie van landbouwerven tot burgererven en de introductie van het "hobby"- vrijetijds/woonlandschap met bijbehorende vormen van grondgebruik en dierhouderij in ontwikkeling. Voor dit gebied is ruimte voor ontwikkelingen mits deze binnen het raamwerk van wegen, lanen en waterlopen plaatsvindt. Het plan voor de uitbreiding van de kinderopvang vormt geen belemmering voor het beleid van de provincie en vice versa.

Ontwikkelingsperspectief

Voor het plangebied is het ontwikkelingsperspectief: "Buitengebied, accent productie" van toepassing. Voor dit gebied geldt dat er ruimte is voor schaalvergroting en verbreding. Ruimte bieden aan nieuwe economische dragers van het buitengebied die ook een bijdrage leveren aan de leefbaarheid van hun omgeving en aan het verbreden van het spectrum aan werkmilieus. Een kinderopvang kan kan zo'n economische drager zijn, die bijdraagt aan de leefbaarheid, omdat de ouders van de kinderen in de omgeving kunnen blijven wonen en werken. De functie past daarom goed op deze locatie en binnen het beleid van de provincie Overijssel.

Kwaliteitsimpuls groene omgeving (art. 2.1.6)

De Kwaliteitsimpuls is van toepassing omdat het hier gaat om een uitbreiding van een gebiedsvreemde functie in het buitengebied. Er zijn verschillende categorieën van ontwikkelingen waarop de Kwaliteitsimpuls van toepassing is. In het geval van de kinderopvang is er sprake van een uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf in het buitengebied. Het college heeft besloten om middels een art. 19 lid 1 WRO vrijstelling kinderopvang mogelijk te maken. De vrijstelling is op 26 augustus 2008 verleend na het volgen van een artikel 19 lid 1 WRO vrijstellingsprocedure op grond van hergebruik van voormalige agrarische (bedrijfs)bebouwing (VAB). De provincie heeft daarbij een verklaring van geen bezwaar afgegeven. Derhalve is sprake van een uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf in het buitengebied. Met betrekking tot de kwaliteitsimpuls is het doel dat de ontwikkeling past in de omgeving en bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en sociale en economische vitaliteit van het buitengebied.

Effect uitbreiding op de groene ruimte

De impact van de ontwikkeling op de groene omgeving is gering. Het betreft hier namelijk een uitbreiding van een kinderopvang met één gebouw van 96 vierkante meter. Het terrein is verder ingericht conform het gebiedskenmerk "Jonge heide- en broekontginningslandschap" uit de catalogus gebiedskenmerken van de omgevingsvisie. Binnen het raamwerk van lanen, bosstroken en waterlopen is ruimte voor ontwikkeling van erven. Voorwaarde is dat het (lineaire) raamwerk in stand blijft en ruimtelijk, visueel dominerend is. Waar mogelijk wordt dit raamwerk versterkt. Het perceel aan de Hoofdweg 15 voldoet aan deze voorwaarden en kan door aanplant van opgaand groen langs de zijgrens (langs de waterloop) bijdragen aan versterking van het raamwerk. Een groene kinderopvang in een agrarische setting met beesten en fruitbomen is een kwalitatieve en groene inpassing die past in deze omgeving. Het ruimtelijke kwaliteitsplan geeft een verdere onderbouwing van de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling. De initiatiefnemers hebben een overeenkomst gesloten met de gemeente om het ruimtelijke kwaliteitsplan conform hetgeen is omschreven uit te voeren.

Sociaal-economische redenen

Pinkeltje is een groene kinderopvang voor dagopvang en buitenschoolse opvang. Door de ligging onderscheidt Pinkeltje zich van kinderdagverblijven in stedelijk gebied door een grote buitenruimte per kind met veel natuur en speelruimte. Het kinderdagverblijf heeft minimaal 24 vierkante meter buitenruimte per kind, (verplicht is 3,5 vierkante meter). Ook is er een kinderboerderijtje waar de kinderen de dieren kunnen voeren en kunnen leren omgaan met dieren. Het betreft een agrarische setting, door het planten van fruitbomen en het genoemde kinderboerderijtje. Hiermee voldoet Pinkeltje aan een bepaalde behoefte die er bestaat voor ouders die hun kinderen graag in het buitengebied (met veel ruimte om zich heen) onderbrengen. Bijkomend voordeel is dat een dergelijke voorzieningen ervoor zorgt dat ouders van de kinderen in deze omgeving kunnen blijven wonen en werken.