direct naar inhoud van 4.2 Ruimtelijke kwaliteit
Plan: Buitengebied Avereest, locatie Hoofdweg 15 te Balkbrug
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00042-VG01

4.2 Ruimtelijke kwaliteit

Omdat de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van toepassing is aan de hand van de gebiedskenmerken uit de omgevingsvisie een lanschapsinpassingsplan gemaakt. Op deze manier wordt geregeld dat de ontwikkeling passend wordt ingepast in de omgeving.

Landschapsstructuur

Het perceel is gelegen op het hogere gedeelte van het heide-ontginningslandschap van Overijssel. Dit landschap wordt doorsneden door diverse beekdalen. Er is sprake van een sterk rechtlijnige, orthogonale ontginning, met een open, weids karakter. Haaks op de ontwikkelings/ontginningsassen en op enige afstand van elkaar liggen bosstroken met daarin of daaraan vast de (voormalige) boerenerven. De boerenerven worden omsloten door houtwallen met, al dan niet verkavelingssloten aan de zijkanten. Het zicht van/naar achteren is vaak open. De voorzijde van het erf ligt aan een ontginningsas, de (Hoofd)weg. Het wegprofiel is eenvoudig: een rijbaan met aan weerszijden bermen en deels bomenrijen; een greppel met bij de opritten duikers. Het perceel Hoofdweg 15 betreft één van de boerenerven uit het heide- ontginningslandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00042-VG01_0002.jpg"

Principe heide-ontginningslandschap: Hoofdweg (de ontginningsas) met dwars hierop de verkavelingsrichting en houtwallen. Boerenerven liggen aan, en zijn gericht op de hoofdweg. De achterzijde is veelal open, de zijkanten worden van de omgeving afgeschermd door opgaand groen (houtwallen of bomenrijen).

Vanuit de provinciale Omgevingsvisie wordt voor dit gebied ruimte geboden voor ontwikkelingen zoals erftransformaties (naar bijvoorbeeld kinderopvang). Binnen het raamwerk van lanen, bosstroken en waterlopen is ruimte voor ontwikkeling van erven. Voorwaarde is dat het (lineaire) raamwerk in stand blijft en ruimtelijk, visueel dominerend is. Waar mogelijk wordt dit raamwerk versterkt. Het perceel Hoofdweg 15 voldoet aan deze voorwaarden en kan door aanplant van opgaand groen langs de zijgrens (langs de waterloop) bijdragen aan versterking van het raamwerk.

Perceelsstructuur

Qua typologie gaat het hier om jonge boerenerven. Deze zijn in dit gebied ontstaan vanaf circa 1930. De bebouwing is hierbij gericht op de weg en de erfstructuur is orthogonaal. Er zijn weinig bijgebouwen, vrijwel alles is onder de kap van de vaak grote boerderijen geplaatst.

Belangrijk is het verschil tussen de voor- en achterzijde van het erf. De voorzijde, waaraan ook vaak het woongedeelte van de boerderij gelegen is, is representatief en bestaat vaak uit een siertuin. Kenmerkend voor dit gebied zijn de grote solitaire bomen in de voortuin van een inheemse soort (linde, beuk, etc.). De achterzijde is vaak rommeliger van opzet en wordt gebruikt voor zaken als opslag en verharding. Zaken als een bosstrook of moestuin kunnen zich zowel aan de voor- als achterzijde van het erf bevinden, echter wel naast de boerderij.

Binnen het perceel is vaak sprake van een eigen orthogonale ordening van gebouwen en tuinen in meerdere vlakken. Deze ordening is minder strak dan die van het landschap. Dit vertaalt zich in kleine verspringingen en overlappingen van de vlakken. Er zijn vaak enkele doorgaande (scheidings)lijnen herkenbaar.

Het inrichtingsplan voor het perceel Hoofdweg 15 komt in grote lijnen overeen met de bovenstaande beschrijving van een voor dit gebied karakteristiek boerenerf: Er is sprake van een voor- en achterkantsituatie. Aan de achterzijde bevinden zich grote verhardingsvlakken en opslagvoorzieningen. Aan de voorzijde zijn de speelvoorzieningen aangebracht en is ruimte voor representatieve groenaanplant. Het inrichtingsplan is orthogonaal geordend in vlakken met hier en daar enige overlap. In het geval van de Hoofdweg 15 zijn bijvoorbeeld de volgende vlakken herkenbaar: de boerderij, de kinderboerderij/boomgaard, het parkeerterrein, het grasveld, de skatebaan etcetera. Tussen de vlakken liggen paden. In het inrichtingsplan wordt voorgesteld de verdeling in vlakken te accentueren door de aanplant van hagen (tot 1m hoog, geen belemmering van zicht op gebouwen).

De achtergrens is in dit geval niet open, maar bestaat uit laag (in verband met verminderen schaduwwerking) opgaande beplanting. De zijgrenzen bestaan uit hoog opgaande beplanting met dito bomen. De voorzijde is representatief en open. Enkele groepjes struiken op een grasstrook langs de greppel komen overeen met een voor dit gebied gangbare inrichting. Alle op het erf aanwezige beplanting is van een inheemse soort.

Beplantingsplan

De windsingel bestaat uit hakhout. In de windsingel wordt bosplantsoen aangeplant in een gevarieerd en inheems sortiment, zodat een afwisselende en natuurlijke beplanting ontstaat. Vanwege de functie van het terrein, een kinderdagverblijf, is er voor gekozen om geen doornhoudende soorten of soorten met giftige bessen toe te passen. In de bosplantsoenstrook worden enkele bomen aangeplant in een grotere maat.

Het bosplantoen, in groepsgewijs aan te planten (maat 40-60):

  • Veldesdoorn (Acer campestre)
  • Hazelaar (Coryllus Avellana)
  • Krenteboompje (Amelanchier Lamarkii)
  • Zoete kers (Prunus Avium)
  • Witte Kornoelje (Cornus Alba)

Aan te planten solitaire bomen (maat 18-20)

  • Zomereik (Quercus robur)
  • Ruwe Berk (Betula Pendula)
  • Es (Fraxinus Excelsior)

Aan de voorzijde wordt voorgesteld een Rode Beuk (Fagus Sylvatica 'Atropunicea') aan te planten in de maat 18-20.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00042-VG01_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00042-VG01_0004.png"

Principe indeling van het boerenerf. Afbeelding boven: verschil tussen voor- en achtererf. Afbeelding onder: voorbeeld inrichting van 'jong boerenerf'.

Resumé

Met het onderhavige inrichtingsplan is sprake van een goede landschappelijke inpassing van de uitbreiding van het perceel Hoofdweg 15 te Balkbrug en wel vanwege de volgende punten.

  • 1. Het plan past binnen het landschappelijk raamwerk van het heide-ontginningslandschap en versterkt deze door aanplant van een nieuwe houtwal aan de zijgrens (zuidoostzijde).
  • 2. De inrichting is gebaseerd op die van het karakteristieke jonge boerenerf met dito inrichting/gebruik van het voor- en achtererf.
  • 3. Daarnaast is er sprake van een, enigszins losse, orthogonale ordening van gebouwen en 'tuinen' (de vlakken) op het erf.
  • 4. Er wordt gebruik gemaakt van inheemse soorten bij de groenaanplant.