direct naar inhoud van 3.8 Water
Plan: Evenementenhal Hardenberg 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00022-VG01

3.8 Water

3.8.1 Algemeen

Hieronder wordt de huidige en mogelijke toekomstige situatie voor het wateraspect beschreven. De gemeente Hardenberg heeft overleg gevoerd met het waterschap Velt en Vecht over de waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied.

3.8.2 Huidige situatie

De uitbreiding van het terrein van de Evenementenhal vindt plaats op het terrein van transportbedrijf Veurink. Dit terrein is grotendeels verhard. De toename van de verharding bestaat uit het nu onverharde terrein ten noorden van de bestaande Evenementenhal en heeft een oppervlak van circa 5.000 m². De parkeerplaatsen aan de zuidkant van het plangebied zijn al planologisch geregeld en worden slechts overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan, er is geen sprake van een nieuwe situatie.

De bodem is op de Bodemkaart van Nederland niet gekarteerd (kaartblad 22 West). Ten zuiden van het bedrijventerrein, en op gelijke afstand van de Vecht, is de bodem gekarteerd als een Hoge zwarte enkeerdgrond of een Veldpodzol. Beide zijn zandgronden van leemarm en zwak lemig fijn zand. Deze bodemopbouw wordt bevestigd door ter plaatse uitgevoerde bodemonderzoeken. Gegevens van het Dioloket (TNO) bevestigen de zandige bodem. Daarnaast geven deze boringen aan dat het zandpakket zich uitstrekt tot circa 12 à 13 m-mv, waaronder zich een kleipakket bevindt.

De Hoge zwarte enkeerdgronden zijn droger (grondwatertrap VII) dan de Veldpodzolgronden (grondwatertrap V en VI), waardoor deze langer in gebruik zijn als landbouwgrond en zich een dikkere humeuze bovengrond heeft kunnen vormen. Uit gegevens van waterschap Velt en Vecht blijkt dat de GHG (Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand) zich tussen 1,6 en 1,8 m-mv bevindt, de GLG (Gemiddelde Laagste Grondwaterstand) tussen 2,4 en 2,6 m-mv. Uit het Dinoloket van TNO blijkt dat de grondwaterstanden op de locatie in natte perioden kunnen stijgen tot 8,5 m+NAP (0,2 m-mv). Deze peilbuis staat op de locatie Veurink. In de droge zomerperiode zakt de grondwaterstand tot circa 7,5 m+NAP (1,2 m-mv).

In het gebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Op 500 m ten noorden van het gebied is een watergang gelegen. 1000 m ten westen van het plan stroomt de Overijsselsche Vecht. Het plan valt binnen peilvak 644. Het zomer- en winterpeil is respectievelijk 8,20 en 7,50 m+NAP en valt onder het stroomgebied van de Radewijkerbeek.

Het plangebied is niet aangewezen als kwetsbaar water of grondwaterbeschermingsgebied. In het gebied zijn geen zuiveringstechnische werken aanwezig.

Uit milieukundige onderzoeken op het terrein zijn geen verontreinigingen aangetroffen die het gebruik van de locatie belemmeren.

3.8.3 Kansen/knelpunten ten aanzien van de toekomstige inrichting

Gezien de mate van verharding dient de waterparagraaf en het bestemmingsplan voorgelegd te worden aan waterschap Velt en Vecht.

Wat betreft de afhandeling van water dient de gebruikelijke voorkeursvolgorde gevolgd te worden. Vuil water wordt van schoon water gescheiden. Vuilwater van binnen het gebouw (DWA) wordt afgevoerd naar de riolering van Hardenberg. Het hemelwater wordt separaat opgevangen. Daarbij kan het dakwater aangemerkt worden als schoon, het terreinwater is daarentegen licht vervuild. Hergebruik van hemelwater is gezien de benodigde investering niet haalbaar. Infiltratie van hemelwater in de bodem is vanuit bodem en grondwaterstanden bezien mogelijk. Daarbij dient voor het terreinwater rekening gehouden te worden met een zuiverende voorziening als een bodempassage of een olieafscheider.

De toekomstige inrichting van het gebied bestaat enkel uit verharding van parkeerterrein en dakoppervlak. Indien blijkt dat het niet mogelijk is om het hemelwater bovengronds dan wel ondergronds op eigen terrein te verwerken, dient met de gemeente Hardenberg overlegd te worden of het hemelwater op de riolering mag worden aangesloten. Ook de capaciteit van de bestaande riolering op openbaar gebied dient nagekeken te worden.

Waterschap Velt en Vecht hanteert bij uitbreidingen en toename van verhardingen een compensatie-eis ten aanzien van water van T=100+20% (regenduurlijnen). Deze compensatie dient op eigen terrein ingevuld te worden. Helaas is hiervoor geen standaard hoeveelheid te benoemen. De infiltratiemogelijkheden van het gebied lijken beperkt door de hoge grondwaterstanden.

Tussen de terreinverharding en het vloerpeil dient 30 cm hoogteverschil te zijn. Dit om problemen (wateroverlast) met afstromend hemelwater in de bebouwing tijdens hevige regenbuien te voorkomen.

De ontwatering (afstand tussen hoogste grondwaterstand en huidig maaiveld) is voldoende voor de beoogde functies. Ophoging is vanuit ontwatering bezien niet noodzakelijk.

3.8.4 Advies waterschap

In het kader van het overleg conform artikel 3.1.1 van het Bro is het plan onder andere naar het waterschap gestuurd.

Het waterschap wijst erop dat het verharde oppervlak binnen het plan toeneemt met circa 5.000 m2. De parkeerplaatsen in het plangebied, zijn echter al gerealiseerd met een artikel 19-procedure, en worden binnen onderhavig plan overgenomen. De nieuwe ontwikkeling die binnen het plangebied mogelijk wordt gemaakt is kleiner dan deze 5000 m2.

Voor compensatie van het verharde oppervlak hanteert het Waterschap de 10% vuistregel. Dit houdt in dat 10% van de toename van het verharde oppervlak, uitgedrukt in kubieke meters, ingericht moet worden als waterberging.

In het plan zijn de opmerkingen van het waterschap verwerkt. Het bergen van water kan bijvoorbeeld op daken, onder parkeerplaatsen, wadi, het toepassen van waterdoorlatende verharding, et cetera. Het waterschap adviseert om dit goed in de waterparagraaf te beschrijven. De trits vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren dient hierbij als uitgangspunt. Bij de inrichting van het terrein en de gebouwen zal rekening gehouden worden met de norm zoals deze door het waterschap is opgesteld.