direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijf
Plan: Bestemmingsplan Dedemsvaart
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00007-VG02

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en instellingen zoals vermeld in de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven;
  • b. bestaande bedrijven, uitsluitend in de bestaande omvang, voor zover deze niet vallen onder a;
  • c. wonen in bestaande bedrijfswoningen;

met de daarbij behorende:

  • d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;

en tevens voor:

  • g. autospuiterij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – autospuiterij';
  • h. verkooppunt motorbrandstoffen met lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • i. busremise, ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation';
  • j. tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  • k. openbare nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.

Detailhandel is uitsluitend binnen de bestemming begrepen voor zover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is.

Onder de bedrijfsactiviteiten is het vervaardigen en/of de opslag van vuurwerk niet begrepen.

Met uitzondering van de ter plaatse met 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangeduide inrichtingen, zijn geen risicovolle inrichtingen toegestaan.

In de bestemming zijn geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder toegestaan.

Onder het sub j bedoelde tuincentrum zijn tevens begrepen het verkopen van planten en aanverwante artikelen, hoveniersbedrijf, kwekerij van gewassen ten behoeve van hoveniersbedrijven/tuincentra en het houden van exposities, ondergeschikte horeca en detailhandel direct verband houden met de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten zijn tevens toegestaan.

6.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen, gelden de volgende regels:
  • 1. voor zover een bouwvlak is weergeven, dient binnen dit bouwvlak te worden gebouwd; voor het overige geldt dat de gebouwen de rooilijn niet mogen overschrijden;
  • 2. de afstand tot de perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de zijdelingse perceelgrens indien deze minder bedraagt;
  • 3. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 60% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het percentage aan bestaande bebouwing indien deze meer bedraagt;
  • 4. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • 5. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 115% van de bestaande bouwhoogte, dan wel niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.

  • b. Voor het bouwen van kassen ten behoeve van het tuincentrum gelden de volgende regels:
  • 1. kassen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kas' worden gebouwd;
  • 2. de bouwhoogte van kassen bedraagt niet meer dan 5 m;
  • 3. het bebouwingspercentage van de kassen ter plaatse van de aanduiding 'kas' bedraagt niet meer dan 65%.

  • c. Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1 m lager moet zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw en met dien verstande dat de bouwhoogte van bestaande bijgebouwen mag worden gehandhaafd indien deze meer bedraagt;
  • 2. de goothoogte van een bijgebouw en de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande goot-, dan wel bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • 3. de bijgebouwen worden achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw gebouwd, met dien verstande dat bijgebouwen minimaal 3 m, dan wel minimaal de afstand van het bestaande bijgebouw indien deze minder is, achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op carports;
  • 4. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen, inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen, die niet voldoen aan de eisen van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 60 m²;
  • 5. de onder 4 bepaalde oppervlakte is alleen toegestaan indien niet meer dan 60% van het bouwperceel wordt bebouwd, dan wel niet meer dan het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt, met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage van 60% ook van toepassing is op overkappingen.

  • d. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  • 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.

  • e. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt;
  • 2. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2, sub a, onder 2:

met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m dient te bedragen, dan wel indien er reeds bestaande gebouwen worden vervangen, ook binnen deze afstand mag worden gebouwd;

  • b. lid 6.2, sub a, onder 3:

voor het verhogen van het bebouwingspercentage met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;

  • c. lid 6.2, sub a, onder 5:

voor het verhogen van de toegestane bouwhoogte met maximaal 15%;

  • d. lid 6.2, sub c, onder 1 en 2:

mits de bouwhoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel de goothoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de goothoogte van het hoofdgebouw;

  • e. lid 6.2, sub e, onder 2:

voor het verhogen van de toegestane bouwhoogte van erf- en perceelafscheiding tot maximaal 3 m.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. opslag voor de voorgevel van gebouwen en overkappingen, anders dan bestaand.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.4 en lid 6.1, sub a, onder 1:

voor het toestaan van bedrijven die niet zijn genoemd in categorie 1 tot en met 2 van de Staat van bedrijven, maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 tot en met 2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;

  • b. lid 6.4 en lid 6.1, sub a, onder 1:

voor het toestaan van bedrijven genoemd in categorie 3.1 van de Staat van bedrijven, die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 tot en met 2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld.