direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijventerrein
Plan: Bestemmingsplan Dedemsvaart
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00007-VG02

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven:
  • 1. behorende tot de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, dan wel bedrijven die daarmee vergelijkbaar zijn, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • 2. behorende tot de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, dan wel bedrijven die daarmee vergelijkbaar zijn, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • 3. behorende tot de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, dan wel bedrijven die daarmee vergelijkbaar zijn, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • 4. behorende tot de categorieën 1 tot en met 4.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, dan wel bedrijven die daarmee vergelijkbaar zijn, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  • 5. behorende tot de categorieën 1 tot en met 4.2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, dan wel bedrijven die daarmee vergelijkbaar zijn, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
  • b. wonen in bestaande bedrijfswoningen en voor nog te realiseren bedrijfswoningen geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal één bedrijfswoning per bedrijf is toegestaan;

en tevens voor:

  • c. detailhandel in volumineuze goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  • d. bestaande bedrijven, uitsluitend in de bestaande omvang, voor zover deze niet vallen onder a;
  • e. medische en paramedische doeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • f. fietscrossterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sport';
  • g. internetwinkels;
  • h. clubhuis voor een motorclub, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – clubhuis';

met de daarbij behorende:

  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. water.

Onder de bedrijfsactiviteiten zijn het vervaardigen en/of de opslag van vuurwerk, anders dan ten behoeve van consumentenverkoop, niet begrepen.

Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' geldt voor de gronden aan de Kelvinstraat 28 dat maximaal 1.850 m² van de verkoopvloeroppervlak voor detailhandel mag worden gebruikt, voor Kelvinstraat 33 geldt dat maximaal 600 m² van de verkoopvloeroppervlak voor detailhandel mag worden gebruikt.

Binnen de bestemming, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', is detailhandel uitsluitend toegestaan voor zover deze detailhandel een geïntegreerd en ondergeschikt deel uitmaakt van een productiebedrijf en/of een ambachtelijk bedrijf, een en ander in of vanuit een verkoopruimte met een vloeroppervlakte van ten hoogste 10% van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 100 m2. Er zijn geen lpg-verkooppunten toegestaan.

In de bestemming zijn:

  • risicovolle inrichtingen;
  • geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
  • m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen, met uitzondering van de bedrijven welke bedoeld onder d;

niet toegestaan.

De strook ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - afschermende beplanting' dient te worden ingericht als groenstrook in de vorm van afschermende beplanting met een minimale breedte van 10 m.

De strook ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - laanbeplanting' dient te worden ingericht als voet-/fietspad met behoud van de aanwezige laanbeplanting en afschermende beplanting.

7.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen, gelden de volgende regels:
  • 1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • 2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 115% van de bestaande bouwhoogte, dan wel bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • 3. de goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer 115% van de bestaande goothoogte;
  • 4. op elk bouwperceel dient voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's te zijn aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke;
  • 5. de afstand van gebouwen tot de perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de zijdelingse perceelgrens indien deze minder bedraagt;
  • 6. bedrijfswoningen worden in de rooilijn gebouwd;
  • 7. de bouw van een bedrijfswoning mag uitsluitend plaatsvinden indien voorafgaand hieraan of gelijktijdig de op hetzelfde bouwperceel gelegen bijbehorende bedrijfsbebouwing is gerealiseerd;
  • 8. de goot- en bouwhoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen bedragen niet meer dan respectievelijk 6 m en 11 m.

  • b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  • 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 12 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van de bestaande reclamemasten die deze hoogte overschrijden niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
7.3 Awijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • parkeervoorzieningen;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2, sub a, onder 1:

met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m dient te bedragen;

  • b. lid 7.2, sub a, onder 1:

voor de uitbreiding van een bebouwde oppervlakte van maximaal 200 m², mits wordt aangesloten bij het overige bepaalde in artikel 7.2, onder a;

  • c. lid 7.2, sub a, onder 2:

en toestaan dat daar waar ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven dat deze maximaal 12 m mag bedragen, de bouwhoogte tot maximaal 15 m mag worden verhoogd, met uitzondering voor de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  • d. lid 7.2, sub a, onder 2:

en toestaan dat daar waar ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven dat deze maximaal 15 m mag bedragen, de bouwhoogte tot maximaal 20 m mag worden verhoogd;

  • e. lid 7.2, sub a, onder 4:

en toestaan dat de parkeer- of stallingsruimte beperkt wordt, indien in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;

  • f. lid 7.2, sub a, onder 5:

met dien verstande dat de afstand tot naast liggende bebouwing ten minste 1 m bedraagt;

  • g. lid 7.2, sub a, onder 8:

voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15%;

  • h. lid 7.2, sub b:

voor een verhoging van de bouwhoogte met ten hoogste 15%.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. de vestiging van volumineuze detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  • b. het bewonen van een bedrijfswoning anders dan ten dienste van een bedrijf;
  • c. opslag voor de voorgevel van gebouwen en overkappingen, anders dan bestaand.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • 1. lid 7.4 en lid 7.1, sub a, onder 1:

voor het toestaan van bedrijven die niet zijn genoemd in categorie 1 tot en met 2 van de Staat van bedrijven, maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 tot en met 2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;

  • 2. lid 7.4 en lid 7.1, sub a, onder 1:

voor het toestaan van bedrijven genoemd in categorie 3.1 van de Staat van bedrijven, die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met categorie 2 kunnen worden gelijkgesteld;

  • 3. lid 7.4 en lid 7.1, sub a, onder 2:

voor het toestaan van bedrijven die niet zijn genoemd in categorie 1 tot en met 3.1 van de Staat van bedrijven, maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 tot en met 3.2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;

  • 4. lid 7.4 en lid 7.1, sub a, onder 2:

voor het toestaan van bedrijven genoemd in categorie 3.2 van de Staat van bedrijven, die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met categorie 3.1 kunnen worden gelijkgesteld;

  • 5. lid 7.4 en lid 7.1, sub a, onder 3:

voor het toestaan van bedrijven die niet zijn genoemd in categorie 1 tot en met 3.2 van de Staat van bedrijven, maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 tot en met 3.2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;

  • 6. lid 7.4 en lid 7.1, sub a, onder 3:

voor het toestaan van bedrijven genoemd in categorie 4.1 van de Staat van bedrijven, die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met categorie 3.2 kunnen worden gelijkgesteld;

  • 7. lid 7.4 en lid 7.1, sub a, onder 4:

voor het toestaan van bedrijven die niet zijn genoemd in categorie 1 tot en met 4.1 van de Staat van bedrijven, maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 tot en met 3.2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;

  • 8. lid 7.4 en lid 7.1, sub a, onder 4:

voor het toestaan van bedrijven genoemd in categorie 4.2 van de Staat van bedrijven, die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met categorie 4.1 kunnen worden gelijkgesteld;

  • 9. lid 7.4 en lid 7.1, sub a, onder 5:

voor het toestaan van bedrijven die niet zijn genoemd in categorie 1 tot en met 4.2 van de Staat van bedrijven, maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 tot en met 3.2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;

  • 10. lid 7.4 en lid 7.1, sub a, onder 5:

voor het toestaan van bedrijven genoemd in categorie 5.1 van de Staat van bedrijven, die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met categorie 4.2 kunnen worden gelijkgesteld;

  • 11. lid 7.4 en 7.1, sub d:

voor het toestaan van een bedrijf ter plaatse van een bestaand bedrijf als bedoeld in lid 7.1, sub d dat naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar minder effecten sorteert dan, dan wel gelijkwaardig is aan het bestaande bedrijf;

en met dien verstande dat voor zover een bedrijf in een hogere categorie van de Staat van bedrijven voorkomt dan volgens het gestelde in lid 7.1 is toegestaan, de aanvrager van de omgevingsvergunning dient aan te tonen dat het betreffende bedrijf, naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, kan worden gelijkgesteld met de bedrijven die volgens lid 7.1 zijn toegestaan.

  • Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.4 en 7.1 voor het toestaan van risicovolle inrichtingen en vuurwerkopslag, indien is aangetoond dat er geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour (op grond van het Bevi of Vuurwerkbesluit) ligt of deze ook daarbinnen niet zijn te verwachten, alsmede het groepsrisico niet in belangrijke mate worden verhoogd.