direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Centrum Haaksbergen, partiële herziening Marktplan deelgebied Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1124-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het centrum van Haaksbergen is al enige tijd aan vernieuwing toe. Het gebied rond de Markt heeft dringend een impuls nodig. Met het oog op de toekomst is het nodig om de leefbaarheid en de kwaliteit van het centrum en de lokale en regionale centrumfunctie voor de toekomst te waarborgen. Een sterk dorpshart vraagt om samenhang en identiteit. Het centrum zal een verbouwing ondergaan, met verschillende nieuwe gebouwen en een nieuwe openbare ruimte. Doel is de aantrekkelijkheid van het centrum te versterken zodat wonen, winkelen, werken en recreëren in een aangename omgeving kunnen plaatsvinden en meer mensen uit de regio de weg zullen vinden naar het centrum van Haaksbergen.

In 2006 is het Marktpromenadeplan (MPP) opgesteld voor versterking van het winkelaanbod in de omgeving van de Markt in Haaksbergen. Door gewijzigde omstandigheden is de realisatie van het project onzeker geworden.

Het college heeft daarom besloten om te komen tot een haalbaarheidsstudie naar een alternatief plan rondom de Markt gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • versterking van de huidige structuur door middel van verdere concentratie en versterking van ‘het hart van het centrum’ rondom de Markt;
  • kleinschaliger programma met een beperkte toevoeging van winkelaanbod.

Na het besluit van het college is een presentatie gehouden in een besloten gemeenteraadsvergadering op 21 maart 2011. Vervolgens zijn alle ondernemers binnen het centrum van Haaksbergen op 18 april 2011 uitgenodigd om kennis te nemen van de laatste stand van zaken. Ze zijn tevens uitgenodigd een ondernemersenquête in te vullen met als doel meer grip te krijgen op de gewenste hoeveelheid detailhandel in het centrum van Haaksbergen. Gebaseerd op de laatste economische ontwikkelingen en de ingevulde enquêtes is de haalbaarheidsstudie opgesteld.

Op 30 november 2011 heeft de gemeenteraad besloten definitief niet verder te gaan met de uitvoering van het masterplan Marktpromenade. De keuze werd gemaakt om de Haalbaarheidsstudie De Markt Centraal als ruimtelijk kader aan te nemen voor de ontwikkelingen in het centrum van Haaksbergen. Hierbij zijn twee mogelijke varianten uitgewerkt. In variant 1 wordt voorzien in een supermarkt. Variant 2 voorziet in de afronding van de Markt zonder supermarkt.

Dit ruimtelijk kader is vertaald in het bestemmingsplan 'Centrum Haaksbergen, partiële herziening Marktplan' en op 23 november 2012 in ontwerp ter inzage gelegd. Planvorming voor het oostelijke deel is inmiddels dusdanig concreet, dat dit deel vooruitlopend in een afzonderlijk bestemmingsplan is opgenomen.

Het bestemmingsplan Centrum Haaksbergen, partiële herziening Marktplan deelgebied Oost is inhoudelijk gebaseerd op het (ontwerp) bestemmingsplan Centrum Haaksbergen, partiële herziening Marktplan, voor zover relevant voor het oostelijk deel. Op ondergeschikte onderdelen heeft aanpassing plaatsgevonden.

1.2 Doel van het plan

Het doel van dit bestemmingsplan is even helder als complex: het in planologische zin ruimte bieden van de ontwikkelingen in het centrum van Haaksbergen. Het eerste belang is gelegen in het bieden van vrijheid en ruimte aan een veelheid van functies die passen binnen de ontwikkeling tot een levendig centrum, waarbij een goed woon- en leefklimaat nagestreefd wordt. Hierin past het zo weinig mogelijk beperkingen opleggen aan functies en een zorgvuldige inpasbaarheid van (nieuwe) bebouwing en openbare ruimte.

Het tweede belang is gelegen in het waarborgen van de bestaande rechten van aanwezige ondernemers en bewoners. Zij moeten er op kunnen vertrouwen dat zij gebruik kunnen blijven maken van de mogelijkheden die zij hebben. Hierin past dat bestaande rechten zoveel mogelijk worden vastgelegd.

1.3 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het gebied ten oosten van de Markt, dat centraal gelegen is in het centrum van Haaksbergen, zie onderstaande afbeelding voor de begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1124-0002_0001.jpg"

Ligging plangebied

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Het plangebied valt grotendeels binnen het bestemmingsplan Haaksbergen-Centrum, zoals dat door de gemeenteraad van Haaksbergen op 29 januari 2003 is vastgesteld en op 9 september 2003 door Gedeputeerde Staten van Overijssel is goedgekeurd. Een klein deel valt in het 'oude' bestemmingsplan Haaksbergen-Centrum, vastgesteld door de gemeenteraad op 15 juli 1981 en goedgekeurd op 20 juli 1982 door Gedeputeerde Staten van Overijssel.

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • In hoofdstuk 1 worden aanleiding en doel uiteengezet voor het opstellen van het bestemmingsplan.
  • In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. De historische ontwikkeling, de belangrijkste karakteristieken en de bestaande ruimtelijke situatie staan daarbij centraal.
  • In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid verwoord.
  • In hoofdstuk 4 worden de uitgangspunten van het plan beschreven.
  • De uitvoerbaarheidaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk 5.
  • De juridische planopzet wordt behandeld in hoofdstuk 6. Hierin worden de gewenste ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Daarmee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de regels.
  • Vervolgens komen in hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

Ruimtelijke structuur

De Markt met de Pancratiuskerk is het ruimtelijke middelpunt van Haaksbergen. Dit is van oudsher het centrale plein waar het gemeentehuis is gelegen en vele evenementen worden gehouden, waaronder de wekelijkse warenmarkt. Publieksgerichte voorzieningen zijn hoofdzakelijk gelegen aan de Spoorstraat, Jhr. von Heijdenstraat en Molenstraat. Op het centrale marktplein komen al deze straten samen. Rondom het centrum ligt de hoofdontsluitingsroute bestaande uit de Meester Eenhuisstraat, Blankenburgerstraat, Sterrebosstraat, Zeedijk, Eibergsestraat en Lansinkstraat. Het plangebied voor het project aan de Markt (voormalig MPP) ligt aan de westzijde van het centrale marktplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1124-0002_0002.jpg"

Branchering

Het zwaartepunt van het winkelaanbod in het centrum ligt in het gebied bestaande uit de Spoorstraat en het westelijke deel van de Blankenburgstraat. Ook in de Molenstraat en Jhr. von Heijdenstraat is winkelaanbod gevestigd. De supermarkten in het centrum liggen voornamelijk aan de uiteinden van de centrumstraten en zijn vanaf de hoofdontsluitingsroute goed te bereiken. Het zijn belangrijke trekkers waar veel bezoekers op af komen. De bebouwing rondom de Markt is ingevuld met horecagelegenheden (inclusief terrassen), het gemeentehuis, de kerk en de pastorie. Het winkelaanbod aan de Markt is relatief beperkt. Wel is warenhuis Hema een belangrijke publiekstrekker.

Routing

Het winkelaanbod in het centrum ligt niet in één aaneengesloten gebied. Er is sprake van diverse clusters van winkels rondom één of meer publiekstrekkers. Tussen deze clusters is het winkelaanbod beperkt en wordt het winkelfront onderbroken door woningen, leegstand, park, dienstverlening of andere functies. Hierdoor is de functioneel-ruimtelijke relatie tussen de verschillende winkelclusters matig. Het combinatiebezoek tussen deze clusters is naar verwachting laag. In grote delen van het centrum is het aantal bezoekers per uur (te) beperkt. Een aantal publiekstrekkers heeft een kleinschalige omvang. De supermarkten Albert Heijn en Em-Té zijn relatief klein in vergelijking met moderne maten van supermarkten. Ook warenhuis Hema is voor een centrum als Haaksbergen aan de kleine kant.

Verkeer en parkeren

Rondom het centrum ligt een verkeersring vanwaar een groot deel van de parkeerlocaties is te bereiken. De parkeerlocatie aan de westzijde van de Markt is vanaf de verkeersring lastig te bereiken. Dit kan via de Spoorstraat of vanaf de Lansinkstraat en via lokale ontsluitingswegen in de woonwijk, zoals 't Meuke.

Een relatief klein deel van het centrum is ingericht als voetgangersgebied. Het gaat om een groot deel van de Markt en het begin van de Spoorstraat. In de overige centrumstraten is sprake van éénrichtingsverkeer. Uit parkeeronderzoek (BVA 2009, Parkeeronderzoek Haaksbergen) blijkt dat er over het algemeen in het centrum voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. Wel is op enkele momenten in bepaalde deelgebieden sprake van een hogere parkeerdruk (woensdag in het zuidelijk deel van het centrum, zaterdag in het noordelijk deel van het centrum).

Beeldkwaliteit

Rondom de Markt en het begin van de Jhr. von Heijdenstraat zijn diverse rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig. Dit deel van het centrum heeft een aantrekkelijke historische uitstraling. Ook in de Spoorstraat zuid en de Blankenburgstraat west zijn diverse panden met een hoge beeldkwaliteit aanwezig. Deze panden hebben een aantrekkelijke architectonische uitstraling en zijn goed onderhouden. In grote delen van de Spoorstraat en de Molenstraat laat de beeldkwaliteit van panden te wensen over. Er zijn veel panden met een lage architectonische kwaliteit en/of slecht onderhoud. Over het algemeen is het investeringsniveau aan gevels, puien en reclamevoering laag en van matige kwaliteit. Dit geldt, met uitzondering van de Markt, ook voor de openbare ruimte. Een en ander hangt mogelijk deels samen met de stagnatie rond het MPP.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het integrale beleid samengevat dat relevant is voor het plangebied. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een ‘doorzetting’ van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

3.1 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke opgaven en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Gekozen is voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • Vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • Verbeteren van de bereikbaarheid.
  • Zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

In zijn algemeenheid streeft het Rijk wat betreft de thema's wonen en werken naar het aansluiten van de woon- en werklocaties in steden en dorpen op de (kwalitatieve) vraag en hierbij zo veel mogelijk locaties voor transformatie en herstructurering te benutten. Hierbij speelt ladder van duurzame verstedelijking een rol. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.

Ten aanzien van woningen speelt de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad een belangrijke rol. In paragraaf Provinciaal beleid onder SER-ladder wordt hier nader op ingegaan.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en omgevingsverordening

De Omgevingsvisie Overijssel vormt het provinciale richtsnoer voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in de periode tot 2030. Provinciale Staten hebben deze visie en de Omgevingsverordening op 1 juli 2009 vastgesteld. De Omgevingsvisie heeft de gecombineerde status van (provinciale) structuurvisie onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, regionaal waterplan, milieubeleidsplan, provinciaal verkeer- en vervoersplan en bodemvisie. Bepaalde beleidsregels uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vastgelegd in de Omgevingsverordening Overijssel 2009.

Provinciaal belang

In de Omgevingsvisie formuleert de provincie ambities en doelstellingen die zij van provinciaal belang noemt en hoe zij die denkt te realiseren. Daarbij legt de provincie sterk de nadruk op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De provincie zegt selectief te zijn in het benoemen van wat zij als haar belang acht. De leidraad is dat die publieke belangen van provinciaal belang worden genoemd, die op dat niveau het meest effectief zijn te beïnvloeden. Door selectief te zijn, stelt de provincie de gemeenten in de gelegenheid om op lokaal schaalniveau doelmatig en doeltreffend afwegingen te maken.

De Omgevingsvisie bevat een overzicht van de thema's die van provinciaal belang worden geacht. Aan elk van deze thema's koppelt de provincie ambities en beleidsregels. Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn daarvan de belangrijkste:

Woonomgeving

  • Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus met een voldoende en flexibel woningaanbod, dat voorziet in de vraag.
  • Concentreren van de bovenlokale vraag naar woningen en voorzieningen in stedelijke netwerken. Dit sluit aan bij de ambitie om zowel de kwaliteit van het landschap als de draagkracht van steden in stand te kunnen houden. Vanwege de leefbaarheid van dorpen is het belangrijk dat gemeenten buiten de stedelijke netwerken woningen voor de lokale behoefte realiseren en een basisniveau aan voorzieningen behouden.
  • De provincie maakt met de gemeenten prestatieafspraken over diverse facetten van de woonopgave.
  • Gemeenten dienen hun bestemmingsplannen te baseren op een woonvisie of structuurvisie waarin staat hoe zij het woningbouwprogramma invullen.

Veiligheid en gezondheid

  • Zorgen voor waterveiligheid, externe veiligheid en verkeersveiligheid.
  • Zorgen voor een gezond leefmilieu.

Ondergrond

  • Beschermen van aardkundige en archeologische waarden.

Duurzaamheid en ruimtelijke inrichting

De nadruk op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit in de omgevingsvisie komt onder andere tot uiting in de focus op het eigen karakter. Aansluiten op het eigen karakter noemt de provincie het vertrekpunt om het palet aan woon-, werk- en mixmilieus in Overijssel verder te verbreden. In de praktijk betekent dit onder andere dat eerst de mogelijkheden voor herstructureren/transformeren van bestaande woon-/werkmilieus (bedrijventerreinen, woonwijken, erven) ten volle moeten worden benut voordat kan worden overgegaan tot uitbreiden. Dit principe wordt het hanteren van de zogenaamde SER-ladder genoemd. Ook het beter verbinden van dorpen en steden via 'poorten' met de natuur noemt de provincie een belangrijke kwaliteitsdoelstelling. Hetzelfde geldt voor de bereikbaarheid van het omliggende landschap door het zorgvuldig inrichten van dorpsranden.

Ontwikkelingsperspectieven

Op de kaart ontwikkelingsperspectieven van de omgevingsvisie maakt het plangebied deel uit van een zone die is aangeduid als 'Steden als motor' en 'Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus'.

Uitvoeringsmodel

Bij het doorlopen van het Uitvoeringsmodel uit de Omgevingsvisie is het volgende op te merken.

Generieke beleidskeuze

De woningbouwopgave is gebaseerd op de gemeentelijke woonvisie, 'Keuzes voor de toekomst, woonvisie van nu naar 2020' (2012). Tussen 2011 en 2015 is er een woningbehoefte van totaal 341 woningen in de gehele periode.

SER-ladder

De SER-ladder is een methode die is gericht op zuinig ruimtegebruik. Dit houdt in dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden. In het kort gezegd komt het er op neer dat als een bestemmingsplan nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt (bij recht of door middel van een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid), in de toelichting moet worden beschreven dat deze voorzien in een actuele regionale behoefte. Achtergrond van de bepaling is dat bouwen voor leegstand, waarbij beslag wordt gelegd op schaarse grond, ook al is dat in stedelijk gebied moet worden voorkomen.

De SER-ladder sluit daarmee tevens aan bij de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Met ingang van 1 oktober 2012 is het op grond van artikel 3.1.6. lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht dat de toelichting van een bestemmingsplan inzicht moet geven in:

  • Behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan.

De gemeentelijke woonvisie geeft voor de kern Haaksbergen een nieuwbouwbehoefte aan van totaal 341 woningen tussen 2011 en 2015. Dit is met de provincie afgestemd. In paragraaf 3.3 onder Woonvisie wordt dieper ingegaan op de programmatische onderbouwing.

Voor wat betreft detailhandel en dienstverlening geldt dat er aangesloten is bij de gebruiksmogelijkheden uit het geldend bestemmingsplan, met een beperkte toevoeging van circa 300 m2 aan centrumvoorzieningen in het centrum van Haaksbergen, waaronder begrepen horeca en detailhandel.

  • Binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties.

De locatie maakt onderdeel uit van de bebouwde kom van Haaksbergen en is in provinciale en gemeentelijke beleidsdocumenten aangemerkt als stedelijk gebied. Met de uitvoering van dit bestemmingsplan worden beschikbare gronden binnen het bestaand stedelijk gebied benut.

  • Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.

De locatie is binnenstedelijk en goed bereikbaar per bus (busstation ligt dichtbij), auto, fiets en te voet.

Het bestemmingsplan voldoet aan de ladder voor duurzame ontwikkeling en SER-ladder.

Ontwikkelingsperspectief

In de omgevingsvisie valt het plangebied in het Perspectief 'Steden als motor' en 'Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus'. Aan historische kernen / binnensteden van Overijssel wordt volgens de bij de Omgevingsvisie behorende gebiedskenmerkenkaart de volgende betekenis toegekend: Ruimte voor multifunctioneel milieu gebaseerd op voorzieningen (winkels, cultuur, ov, et cetera en versterking van de eigen identiteit gebaseerd op het historisch karakter, het erfgoed en de monumenten. Het plan sluit aan bij dit ontwikkelingsperspectief.

Gebiedskenmerken

  • Natuurlijke laag: het plangebied is onderdeel van een laag die wordt aangeduid als 'dekzandvlakte', Dit is voor het plan niet relevant, omdat het ook deel uitmaakt van de stedelijke laag (zie hierna).
  • Laag van het agrarische cultuurlandschap: het plangebied maakt deel uit van een laag die wordt aangeduid als 'essenlandschap'. Ook dit is voor het plan niet relevant, omdat het deel uitmaakt van de stedelijke laag (zie hierna).
  • Stedelijke laag: het plangebied ligt in een zone die wordt aangeduid als 'stedelijke laag: historische centra, binnenstad'.
  • Lust- en leisurelaag: in deze laag zijn geen aanduidingen voor het plangebied.

Het plan voldoet aan de gebiedskenmerken, vooral door de ligging in de zone 'stedelijke laag: historische centra, binnenstad'.

3.3 Gemeentelijk beleid

Woonvisie

De Woonvisie met als ondertitel 'Keuzes voor de toekomst, een woonvisie van nu naar 2020' is op 21 december 2011 vastgesteld. Hierin verwoordt de gemeente de behoefte aan woningen. Keuzevrijheid, flexibiliteit en jong & oud zijn belangrijke thema's in de woonvisie. Bouwen voor leegstand moet voorkomen worden en een evenwichtige bevolkingsopbouw wordt nagestreefd.

De woonvisie is leidend voor de ontwikkelingen ten aanzien van woningbouw. Tussen 2011 en 2015 is er een woningbehoefte van totaal 341 woningen in de gehele periode. Voorlopig lijkt dit op basis van de woningbouwplannen tot 2015 gerealiseerd te worden (waaronder Marktpromenadeplan). De woonvisie zal in de toekomst worden geëvalueerd en waar nodig worden bijgesteld aan de hand van de aangepaste bevolkingsgroeiprognoses.

Toekomstvisie Haaksbergen (2005)

Op 14 december 2005 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie 2030 vastgesteld. Deze visie bevat een wensbeeld voor Haaksbergen in 2030 en omvat verder strategische doelen op het gebied van wonen, werken en welzijn. Met betrekking tot het plangebied wordt het wensbeeld voor het centrum beschreven als een centrum waar iets te beleven valt voor de toeristen en vooral ook voor de eigen inwoners. Onder meer door een divers aanbod van woningen, winkels en horeca en een bijzondere en gezellige inrichting met de Markt als middelpunt van alle voorzieningen en activiteiten. Woningen boven winkels kunnen, vooral ook buiten de openingstijden van de winkels voor extra levendigheid zorgen. Ook is er daardoor meer sociale controle en veiligheid in het centrumgebied. Binnen voorliggend bestemmingsplan wordt het wonen boven winkels mogelijk gemaakt hetgeen goed aansluit bij de Toekomstvisie Haaksbergen.

Structuurvisie 2030

De structuurvisie is een toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Haaksbergen voor de periode tot 2020 en geeft een doorkijk naar 2030. De visie geeft aan hoe de gemeente omgaat met de thema's infrastructuur, platteland, economie, wonen en duurzaamheid.

Doel voor het centrum van Haaksbergen is om het voorzieningenniveau op peil te houden en waar mogelijk naar een hoger plan te tillen en de dorpse groene sfeer en de gezelligheid te versterken zonder dat dit ten koste gaat van de bereikbaarheid.

Prestatieafspraak

De gemeente heeft in 2012 prestatieafspraken Wonen gemaakt met de provincie Overijssel. Voor wat betreft het kwantitatieve aspect is hierbij onder andere het volgende afgesproken. Het uitgangspunt is dat 75% van de woningbouwopgave zal worden gerealiseerd in binnenstedelijke inbreidingslocaties en 25% in uitbreidinglocaties. Eén en ander is conform de prestatieafspraken Wonen gemeente Haaksbergen 2010-2015 die met de provincie Overijssel zijn vastgelegd. De geprognosticeerde groei op basis van Primos 2007 inclusief sloop en vervangende nieuwbouw bedraagt in deze periode 480 woningen waarvan dan 360 woningen binnenstedelijk zullen worden gerealiseerd

Welstandsnota

Op grond van de Woningwet zijn gemeenten voor het welstandstoezicht verplicht te beschikken over een door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota. De Welstandscommissie dient vervolgens de bouwplannen aan deze, door de gemeenteraad geformuleerde en voor iedereen kenbare, uitgangspunten te toetsen. De Welstandsnota Haaksbergen is niet gericht op het realiseren van dergelijke ingrijpende invullingen in de bestaande structuur. Om deze reden is voor de toetsing van onderhavig plan een separaat beeldkwaliteitsplan opgesteld dat tezamen met het bestemmingsplan zal worden vastgesteld, zie ook paragraaf 4.5.

Haalbaarheidsstudie De Markt Centraal

Op 30 november 2011 heeft de gemeenteraad De Haalbaarheidsstudie De Markt Centraal als ruimtelijk kader vastgesteld voor de ontwikkelingen in het centrum van Haaksbergen. In de haalbaarheidsstudie zijn de belangrijkste uitgangspunten en de ontwikkelingskansen voor een centrumproject rondom de Markt uiteengezet. Deze studie is daarmee de onderlegger voor het bestemmingsplan en wordt in navolgend hoofdstuk beschreven.

Flankerend beleid

Het rapport 'Flankerend beleid Ontwikkeling Marktpromenadeplan' (12 december 2007) is opgesteld om de toekomstwaarde van de panden in de straten in het centrumgebied duidelijk in beeld te krijgen. Het beleid is er niet op gericht om bestaande rechten vast te leggen. Het wil door het bieden van eventueel extra functionele en ruimtelijke mogelijkheden de eigenaren stimuleren om te verplaatsen naar het Marktplan (voorheen Marktpromenadeplan) en tegelijkertijd de vrijkomende locaties te herontwikkelen, zodat ook een positieve impuls wordt gegeven aan de overige straten in het centrumgebied van Haaksbergen. Belangrijkste aandachtspunt is daarbij de concentratie van detailhandel binnen de centrumring.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie vanuit ruimtelijk oogpunt en per functie beschreven. Vervolgens worden de uitgangspunten van het planvoornemen beschreven zoals opgenomen in de haalbaarheidsstudie.

4.1 Gewenste ruimtelijk-functionele structuur

Tweepolenstructuur

Het winkelaanbod in het centrum van Haaksbergen wordt bij voorkeur geclusterd in een compact gebied en ‘opgespannen’ tussen twee sterke polen. De polen bestaan uit winkel(s) waar grote aantallen bezoekers op af komen en de bijbehorende parkeercapaciteit.

Versterking zuidelijke pool

In deze visie bestaat het kernwinkelgebied uit de Spoorstraat, Blankenburgerstraat west en de Markt (zie ook Detailhandelsvisie Haaksbergen 2006). De noordelijke pool wordt gevormd door supermarkt Jumbo. Op dit moment is Jumbo de grootste trekker van het centrum met veruit het grootste aantal bezoekers per week (indicatie > 15.000). De zuidelijke pool bestaat uit warenhuis Hema. Bij voorkeur wordt vooral deze zuidelijke pool (en vervolgens het tussenliggende gebied) verder versterkt.

Overige centrumstraten

De Molenstraat en de Jhr. von Heijdenstraat hebben een eigen positie binnen het centrumgebied. In dit soort aanloopstraten nemen de potenties voor winkels af. Deze (autobereikbare) centrumstraten blijven, naast doelgericht bezochte winkels, geschikt voor andere commerciële en niet-commerciële publieksfuncties.

Bijdrage Marktplan aan gewenste structuur

De Markt functioneert als scharnierpunt waar alle functies en bezoekers samenkomen. Dit plein heeft naast winkels ook een functie voor horeca, verblijven, warenmarkt, evenementen, toerisme, het gemeentehuis en de kerk. Om ook op doordeweekse dagen voldoende levendigheid op de Markt te creëren zijn de thans aanwezige functies niet toereikend. Toevoeging van een substantiële publiekstrekker is gewenst. De ontwikkeling van het nieuwe Marktplan draagt bij aan deze gewenste functioneel-ruimtelijke structuur (tweepolenstructuur).

4.2 Functioneel programma

Uitbreidingsmogelijkheden beperkt

De marktpotenties voor substantiële uitbreiding van het winkel- en overige voorzieningenaanbod in het centrum van Haaksbergen zijn zeer beperkt. Alle branches en type winkels en bedrijven die in Haaksbergen centrum verwacht mogen worden, zijn reeds aanwezig. Het nieuwe Marktplan zal dan ook voornamelijk ingevuld moeten worden door verplaatsing en/of uitbreiding van bestaande aanbieders.

Interesse voor verplaatsing naar Marktplan

Om inzicht te krijgen in de interesse van bestaande aanbieders in het centrum is een ondernemersenquête gehouden. In totaal heeft 23% van alle ondernemers de enquête ingevuld. Hier wordt ingegaan op de belangrijkste resultaten. 20 ondernemers hebben aangegeven mogelijk interesse te hebben in een vestigingslocatie in het nieuwe Marktplan. Het grootste deel wil graag een unit van 100 á 500 m² bvo.

Ook diverse supermarktondernemers / organisaties in Haaksbergen zijn eventueel geïnteresseerd in verplaatsing naar het Marktplan. Uit de resultaten van de ondernemersenquête is op te maken dat, vanuit de bestaande supermarkten in Haaksbergen, behoefte is aan een unit van 1.500 á 2.000 m² brutovloeroppervlak (bvo). De meeste mogelijk geïnteresseerde ondernemers geven aan enkele randvoorwaarden te hebben bij verplaatsing naar de Markt. Het gaat dan om voorwaarden als een kooppand, aantrekkelijk huurniveau en een gunstige vestigingslocatie. Hierdoor (en uit ervaring elders in het land) kan ervan uitgegaan worden dat het aantal ondernemers, dat uiteindelijk daadwerkelijk bereid en in staat is te verhuizen naar de Markt, beperkt zal zijn. Naar schatting gaat het uiteindelijk om 5 á 6 ondernemers, mede afhankelijk van het Marktplan.

Bescheiden commercieel programma

Voor de invulling van deelgebied Oost wordt in dit stadium uitgegaan van een beperkte toevoeging aan het centrumprogramma.

4.3 Varianten

Deze uitgangspunten leiden tot een variant voor het Marktplan waarin een supermarkt is ingepast en een alternatief plan voor het geval de inpassing van een supermarkt op barrières stuit. Deze varianten vormen de basis voor het Marktplan en dienen in een later stadium nog te worden uitgewerkt.

Variant 1

In de eerste variant wordt een supermarkt ingepast en is ruimte voor enige overige detailhandel aan de Markt. Aan de Marktzijde worden twee lagen appartementen met kap gerealiseerd. Aan de Hibbertstraat is sprake van één laag appartementen met kap en grondgebonden woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1124-0002_0003.png"

Variant 1

Variant 2

Voor de inpassing van de supermarkt is medewerking nodig van een groot aantal partijen (o.a. vastgoedeigenaren, supermarktorganisatie/ondernemer etc.). Mocht de realisatie van de supermarkt op de gewenste locatie niet haalbaar blijken, dan is een alternatief plan voor de Markt denkbaar. Omdat in die situatie geen grote publiekstrekker aan de Markt (als bronpunt) wordt gerealiseerd, is de meerwaarde voor de beoogde ruimtelijk-functionele centrumstructuur beperkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1124-0002_0004.png"

Variant 2

4.4 Invulling deelgebied oost

Voorgaand is een tweetal varianten beschreven. Een variantkeuze is nog niet gemaakt. Deze varianten zijn voor deelgebied oost gelijk. Onderstaand wordt nader ingegaan op dit deelgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1124-0002_0005.png"

Impressie nieuwe invulling (indicatief)

Functies

Aan de zuidkant van de Markt worden nieuwe centrumvoorzieningen op de begane grond gecreëerd (circa 300 m² wvo) en circa 11 appartementen op de verdiepingen. De bouwhoogten passen bij omliggende bebouwing.

Parkeren

Voor het parkeren wordt uitgegaan van 11 appartementen in de lagere/middenklasse. Volgens de richtlijnen van de CROW is de minimale parkeerbehoefte 1 per woning. Omdat de locatie in de kern van het centrum ligt, is parkeren op eigenterrein niet realiseerbaar. In het parkeerbeleidsplan zijn rond het centrum parkeervoorzieningen aangewezen voor langparkeerders, de werkenden en de centrum bewoners. De bewoners van het te realiseren complex kunnen hun auto kwijt op de langparkeervakken aan de rand van het centrum.

4.5 Beeldkwaliteit

De Welstandsnota voorziet niet in dergelijke ingrijpende wijziging in de bestaande bebouwing. Om deze reden is voor het project een afzonderlijk beeldkwaliteitplan opgesteld ten behoeve van de welstandstoetsing. Het beeldkwaliteitplan kan worden gezien als een aanvulling op en wijziging van de Welstandsnota.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante milieuaspecten binnen het plangebied. De te behandelen milieuaspecten hebben betrekking op geluidhinder wegverkeer, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, ecologie, archeologie en water. De genoemde aspecten bepalen mede de ruimtelijke mogelijkheden voor het plangebied.

5.1 Milieueffectrapportage

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging die daarin is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, een toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend is. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Wanneer dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden liggen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.- beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling.

In het plangebied is sprake van een functiewijziging binnen een bestaande bestemming ‘Centrum’. Er is geen sprake van toevoeging van extra bebouwing. De activiteit horeca met de beoogde omvang geldt niet als een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit conform het Bor artikel 2.2.a. In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plangebied niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied is gelegen. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

5.2 Bodem

Bij transformatie van (delen van) het plangebied naar nieuwe functies dient rekening te worden gehouden met de bodemsituatie. Weliswaar zijn de aspecten van bodemverontreiniging en de noodzaak van sanering geregeld in afzonderlijke wetgeving met eigen procedures, dat neemt niet weg dat aannemelijk moet zijn gemaakt dat de aanwezige bodemverontreiniging aan de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Indien blijkt dat de bodemkwaliteit niet direct geschikt is voor de gewenste bestemming, zal een afweging gemaakt moeten worden over de in acht te nemen saneringswijze in relatie tot de maatschappelijke en financiële lasten.

Onderzoek

Voor de planlocatie is de bodemkwaliteit in beeld gebracht door middel van de volgende onderzoeken:

Resultaten

  • Deellocatie Markt 15a: Hier is bij één boring in de bovengrond een sterk verhoogd gehalte aan PAK's aangetoond. Waarschijnlijk wordt deze verontreiniging veroorzaakt door de slakken die in de bovengrond zijn aangetroffen. Aanbevolen wordt om deze verontreiniging bij de herinrichting van het terrein onder milieukundige begeleiding te verwijderen.

Op een aantal locaties is tijdens het onderzoek asbest verdacht materiaal aangetroffen. Dit materiaal is inmiddels verwijderd.

Conclusie

Gelet op de ligging van de verontreinigingen kan gesteld worden dat het geen belemmering oplevert voor het beoogde gebruik.

5.3 Archeologie

Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem. Daardoor zijn ze niet eenvoudig te karteren. Het plangebied ligt op de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Haaksbergen in een zone die is aangemerkt als historisch centrum, op de kaart aangeduid met een bruine kleur. Als beleid hiervoor geldt behoud van archeologische waarde in situ als preferente optie. Bij bodemingrepen dient in overleg met het bevoegd gezag (de gemeente) gestreefd te worden naar maatwerk.

Onderzoek

In het kader van het Marktpromenadeplan is daartoe al een onderzoeksstap uitgevoerd zoals die in het reguliere onderzoeksproces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) en de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie ook gangbaar is. Er is in 2007 door een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek uitgevoerd (RAAP rapport 1610 d.d. 16 oktober 2007) zoals opgenomen in Bijlage 4 Programma van Eisen d.d. 31 oktober 2007. Op basis daarvan is een advies afgegeven dat door het bevoegd gezag, destijds nog de provincie, is overgenomen. Het advies houdt in dat er in zones waarin er als gevolg van de plannen bodemverstoringen zijn te voorzien, eerst een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd moet worden. Daartoe is er door RAAP ook een Programma van Eisen d.d. 31 oktober 2007 opgesteld. Dit programma van eisen is door het bevoegd gezag goedgekeurd.

Aangezien voorliggend bestemmingsplan een kleiner plandeel betreft, is na overleg met het bevoegd gezag besloten dat de aanvrager voor een activiteit bouwen van een bouwwerk groter dan 50 m² en met een diepte van 50 cm of meer, een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Dit is dan ook als voorwaarde opgenomen in de bestemmingsplanregels.

Conclusie

Voorafgaand aan de nieuwbouw zal een proefsleuvenonderzoek worden uitgevoerd, indien meer bodemroeringen plaatsvinden in de ondergrond over een oppervlakte van 50 m2 of meer. Dit is opgenomen in het bestemmingsplan. Dit betekent dat in de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan op het aspect archeologie is voorzien.

5.4 Water

Watertoets

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening.

Uitgangspunten

Vanuit het oogpunt van duurzaamheid wordt gestreefd naar een zoveel mogelijk gesloten waterbalans. Voor een toename van de afvoer van water door uitbreiding van verharde oppervlakken dienen waterbeheersmogelijkheden te worden gecreëerd. Op deze manier worden eventuele problemen betreffende waterafvoer niet op omliggende gebieden afgewenteld. Door voldoende bergingsoppervlakte en een gedoseerde afvoer van het water op het hoofdwatersysteem zal de afvoer van het deelstroomgebied niet groter zijn dan in de huidige situatie.

Gemeentelijk beleid inzake waterhuishouding

Op 28 november 2012 heeft de gemeente Haaksbergen haar Gemeentelijk Rioleringsplan 2013-2016 vastgesteld. In dit plan staat de gehele waterhuishouding van de gemeente Haaksbergen beschreven. Onderstaand zijn de belangrijkste punten voor hemelwater bij nieuwbouw en renovatie concreet uitgewerkt.

  • 1. Hemelwater is in principe schoon en wordt zo min mogelijk verontreinigd. Ongecoate uitlogende materialen bij voorkeur niet toepassen.
  • 2. Bovengrondse afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven riolering. Zichtbaarheid biedt de beste garantie tegen foutieve aansluiting van afvalwater op het hemelwatersysteem en draagt bij aan bewustwording.
  • 3. Transport van hemelwater moet worden geminimaliseerd. Benodigde voorzieningen blijven dan klein en het risico op verontreiniging beperkt. Het beste is om hemelwater te infiltreren vlakbij de plek waar het valt, dus bij voorkeur op de kavel. Overloop van de voorziening naar de tuin.
  • 4. Infiltratie kan het beste plaatsvinden via een graspassage. De doorworteling en het bodemleven houden de infiltratiecapaciteit op peil en zorgen voor afbraak en binding van diverse verontreinigingen.
  • 5. Rechtstreekse lozing op oppervlaktewater is vaak een goede oplossing voor percelen die grenzen aan het water. Dit moet eerst worden overlegd met het waterschap.
  • 6. Samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten zodanig ontwerpen dat het hemelwater zoveel mogelijk bovengronds naar de gewenste plek wordt afgevoerd.
  • 7. Wadi's verdienen de voorkeur als een centrale infiltratievoorziening nodig is. Een wadi is een doordachte groene voorziening en geeft retentie, zuivering, infiltratie en gedoseerde afvoer. Een goed ontworpen wadi biedt bovendien ruimtelijke kwaliteit, natuurontwikkeling en recreatief medegebruik.
  • 8. De keuze voor bovengrondse hemelwaterafvoer richting een wadi of andere centrale infiltratievoorziening impliceert dat hiermee rekening moet worden gehouden in het stedenbouwkundige plan en de civiele planuitwerking. Het gaat met name om de detaillering vanaf regenpijp via perceelsgoot en straatgoot richting infiltratievoorziening, met de notie dat water van hoog naar laag stroomt.
  • 9. Dimensionering van infiltratievoorzieningen op basis van onderstaande richtlijnen voor de berging en de overloop, waarbij de berging wordt betrokken op daken plus verharding:
    • a. Nieuwbouw: 40 mm bestaande uit infiltratie en/of wadi en/of retentievijver met noodoverloop naar oppervlaktewater. Bij extreme situaties mag geen waterschade ontstaan. Daarvoor moet de inundatienorm T = 100 + 10% worden aangehouden. Hierbij is overleg met het waterschap vereist.
    • b. Bodemverbetering toepassen voor zover nodig, zodanig dat de voorziening na één tot enkele etmalen weer geheel beschikbaar is. Gedetailleerde eisen voor dit aspect zijn niet relevant omdat de bodem sterk gevarieerd is van opbouw en slechts ruw kenbaar middels metingen.
    • c. In overeenstemming met de gemeente kan de vereiste voorziening à € 1.000,--per m3 berging worden afgekocht, waarbij de gemeente het t.z.t. inpast in een grotere voorziening.
  • 10. Dimensionering van retentievoorzieningen en overig oppervlaktewater in overleg met het waterschap.
    • a. Uitgangspunt is voor elke kern een totale berging van de voorzieningen tezamen van 40 mm en een gedoseerde afvoer van 2,5 l/s/ha.
    • b. De retentie kan worden aangelegd als separate vijver, maar kan ook worden geïntegreerd in het watersysteem in en rond het stedelijk gebied. Hier treedt een raakvlak op met het beleid van het waterschap. Daarbij kan in overleg worden gezocht naar maatwerk, gericht op doelmatige oplossingen met zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
  • 11. Infiltratie kan in sommige omstandigheden leiden tot grondwateroverlast. Op dit punt raakt het beleid voor hemelwater aan het beleid voor grondwater.
    • a. In het zandplateau van Oost Nederland wordt grondwateroverlast vooral veroorzaakt door ligging in een lokale laagte met toestroom van grondwater vanuit hoger gelegen regio's. Grondwateroverlast wordt in dergelijke gebieden nauwelijks beïnvloed door infiltratie van hemelwater in stedelijk gebied.
    • b. In geval de bodem ondiepe storende lagen kent, ligt de zaak complexer door schijngrondwaterspiegels die overlast kunnen geven bij toepassing van infiltratie.
    • c. In buurten met grondwateroverlast verdient bij nieuwbouw de aanleg van drainage aanbeveling. Dit laat zich dikwijls goed combineren met de toepassing van wadi's.

Huidige situatie waterhuishouding

De bodem bestaat in het algemeen uit fijn tot matig fijn zand. Plaatselijk is een storende laagleem aangetroffen. De ontwateringsdiepte in het gebied is beperkt. In de directe omgeving is geen open water en zijn ook geen duikers of regenafvoeren door het plangebied of in de directe nabijheid van het plangebied aanwezig. In en rondom het plangebied ligt een gemengd rioolstelsel.

Watertoets op basis van de toekomstige situatie waterhuishouding

Naar aanleiding van een digitaal uitgevoerde watertoets op 11 november 2014 heeft er een nader overleg plaatsgevonden tussen het waterschap Vechtstromen en de gemeente Haaksbergen over de relevante waterhuishoudkundige aspecten voor het Marktplan Deelplan Oost. Uit dit overleg volgt de volgende conclusie:

Conform het bestemmingsplan Marktplan Deelplan Oost zal er geen sprake zijn van toename van verhard oppervlak groter dan 1500 m² en zullen er geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater plaats vinden. Er is ook geen sprake van grondwateroverlast. Voor het waterschap worden er dus geen waterbelangen geraakt.


5.5 Flora en fauna

Er is een verkennende natuurtoets uitgevoerd. Op grond van de bevindingen in het rapport Verkennende natuurtoets zoals opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting, luidt de conclusie dat de aanwezige natuurwaarden geen belemmeringen opleveren voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.6 Geluid

Wegverkeerslawaai

Het bestemmingsplan biedt onder andere de mogelijkheid tot het realiseren van woningbouw. De Wet geluidhinder beschouwt woningen als geluidgevoelige gebouwen. Onderzocht dient te worden of toetsing aan de Wet geluidhinder dient plaats te vinden.


In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones. Bij de bouw van geluidsgevoelige objecten binnen deze zones dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Dit geldt niet voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt. De zone in binnenstedelijk gebied bedraagt 200 m uit de as van de weg. Voor het grootste deel van de wegen in en direct rondom het plangebied is sprake van een woonervenregime of een 30 km/uur gebied. Voor de overige wegen geldt dat deze de functie hebben van erftoegangsweg, waar de vormgeving en het functionele gebruik op aansluiten. Voor deze wegen is nader onderzoek niet nodig.

Op enige afstand van het plangebied liggen de Blankenburgerstraat en de Eibergsestraat. Deze wegen kennen een 50 km/uur regime en derhalve ook een zone. De te realiseren woningen liggen binnen deze onderzoekszone.


Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige objecten binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB. Bij het voorbereiden van een plan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op grond behorende bij een zone, dienen burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen.


Indien de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB te boven gaat, kunnen burgemeester en wethouders, mits gemotiveerd, een hogere waarde vaststellen tot 63 dB (artikel 83 van de Wet geluidhinder).


Berekeningen

Bij de berekeningen is gebruik gemaakt van het geluidsmodel van de gemeente Haaksbergen. Dit model spreekt een verwachting uit van de avondspits-intensiteit in 2020. Bij de berekening is er van uitgegaan dat dit 10% van de etmaalberekening betreft. Op grond van het feit dat het een prognose voor 2020 betreft is gelet op de looptijd van het plan rekening gehouden met een extra groei van het verkeer van 4% tot het jaar 2022. In de berekeningen is er verder van uitgegaan dat het wegdek van beide wegen bestaat uit standaard asfaltverharding. In onderstaande tabel zijn de gebruikte gegevens weergegeven.

Weg   Wegdektype   Etmaal   Verdeling  
    intensiteit   % per uur   samenstelling  
      dag   avond   nacht   lv   mv   zv  
Blankenburgerstraat   DAB   6.600   6,8   3,5   1,1   96   3   1  
Eibergsestraat   DAB   7.050   6,8   3,5   1,1   96   3   1  

Met behulp van Standaard Rekenmethode I is voor de betreffende wegen de ligging van de 48 dB-geluidscontouren voor het jaar 2022 berekend onder vrije veldcondities. Dat wil zeggen dat geen rekening is gehouden met de afschermende werking van de naastgelegen bebouwing. In de berekeningen is op grond van artikel 110g van de Wgh 2006, 5 dB afgetrokken. De resultaten van de geluidberekeningen voor 6 bouwlagen zijn opgenomen in Bijlage 1 Berekening geluid.


Conclusie

De nieuwbouw is geprojecteerd op meer dan 150 m uit de as van zowel de Blankenburgerstraat als de Eibergsestraat en kent dus een geluidsbelasting vanwege deze wegen die lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Dit houdt in dat in de zin van de Wet geluidhinder geen sprake is van geluidhinder vanwege deze wegen.

5.7 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Mg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 10.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 20.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Conclusie

Dit plan bevat niet één van deze ontwikkelingen. Geconcludeerd kan worden dat door de ontwikkeling, die in het onderhavige plan mogelijk wordt gemaakt, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Aan het bepaalde betreffende luchtkwaliteit wordt dan ook voldaan.

 

5.8 Externe veiligheid

5.8.1 Inrichtingen

In oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden (gewijzigd 13 februari 2009).

Dit besluit geeft grenswaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd. Deze grenswaarde wordt uitgedrukt in de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Onder kwetsbare objecten worden bijvoorbeeld woningen verstaan, terwijl met beperkt kwetsbare objecten wordt gedoeld op bijvoorbeeld kantoren en hotels.

Daarnaast gaat het Bevi in op het groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval in een inrichting. In het Bevi wordt het groepsrisico gedefinieerd als de (cumulatieve) kans dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting (tot waar nog dodelijke slachtoffers kunnen vallen). Dit wordt weergegeven in een groepsrisicocurve en vergeleken met de oriënterende waarde (aanvaardbaar risico).

Wanneer de oriënterende waarde wordt overschreden of de nieuwe ontwikkeling een verhoging van het groepsrisico met zich meebrengt, dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden conform de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (november 2007).

Onderzoek

Om te bepalen of nabij het plangebied risicovolle inrichtingen liggen die een belemmering vormen voor het planvoornemen, is de risicokaart van de provincie Overijssel geraadpleegd. De navolgende figuur geeft de situatie rond het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1124-0002_0006.jpg"

Uitsnede provinciale risicokaart

De risicokaart geeft weer dat op circa 800 m ten oosten van het plangebied een lpg-tankstation ligt en op circa 500 meter ten westen vuurwerkverkoop plaatsvindt. Vanwege deze grote afstanden ligt het plangebied buiten de invloedssfeer van deze inrichtingen.

De (overige) risicovolle inrichtingen liggen op een dusdanig grote afstand dat zij, mede gezien het risico dat zij uitdragen, het planvoornemen niet belemmeren.

5.8.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen

Het thema vervoer van gevaarlijke stoffen kan worden onderverdeeld in wegen, spoor en water. In 2001 en 2003 zijn voor deze onderwerpen risicoatlassen opgesteld, waarin staat vermeld of langs de route een plaatsgebonden risico en/of een groepsrisico aanwezig zijn. Tevens zijn voor wegen in 2006-2007 nieuwe verkeerstellingen verricht.

Het Rijk is op dit moment bezig met het opstellen van een nieuwe wetgeving rond transportroutes; het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) met bijbehorende basisnetten wegen, spoor en water.

Deze wetgeving gaat de huidige Circulaire Risiconormering Vervoer van Gevaarlijke Stoffen vervangen. Naar verwachting treedt deze nieuwe wetgeving binnen de planperiode van dit bestemmingsplan in werking (2012), waardoor reeds is geanticipeerd op de bepalingen uit deze wetgeving.

Onderzoek

Op circa 400 m ten zuidoosten van het plangebied ligt de rijksweg N18 (wegvak N18: afrit N347 Haaksbergen–A35). Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het betreffende wegvak heeft geen veiligheidszone (PR-Max, vergelijkbaar met het plaatsgebonden risico) en een Plasbrandaandachtsgebied (gebied waarbinnen de oprichting van objecten ten behoeve van minder-zelfredzame personen in principe niet is toegestaan). De weg beschikt wel over een zone van 200 m waarbinnen het groepsrisico moet worden beschouwd. Het plangebied ligt hier ruimschoots buiten.

De (overige) wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, liggen op dusdanig grote afstand dat het plangebied niet binnen de invloedssfeer ligt.

5.8.3 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmerende strook (5 m), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Onderzoek

Op circa 500 m ten zuidwesten van het plangebied ligt een aardgastransportleiding van de Gasunie (N-569-81-KR-004). De druk bedraagt 40 bar en de diameter 6 inch, waardoor deze leiding een grootste afstand van 70 m heeft (invloedsgebied van het groepsrisico). Het plangebied valt hier ruim buiten.

Overige leidingen zijn niet aanwezig in de nabijheid van het plangebied, waardoor geen belemmeringen optreden ten aanzien van het planvoornemen.

Conclusie

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen, (spoor)wegen, vaarwegen en buisleidingen gelegen die in het kader van externe veiligheid en beperking vormen voor de beoogde ontwikkeling.

 

5.9 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Het hinderonderzoek richt zich op hinder in de vorm van geur, geluid, stof en gevaar vanwege bedrijven in de omgeving. De mogelijke hinder vanwege omliggende bedrijven wordt inzichtelijk gemaakt door gebruik te maken van de aanbevolen richtafstanden uit de publicatie Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009).

Onderzoek

Dit bestemmingplan maakt de ontwikkeling van woningen en winkels mogelijk. Het centrum van Haaksbergen waar dit plan betrekking op heeft bestaat voornamelijk uit dezelfde functies. Een concflict in kader van de bedrijven en milieuzondering is dan ook niet te verwachten.

Conclusie

De conclusie is dat er op het gebied van bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen voor de beoogde functies in het plangebied optreden.

5.10 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied liggen geen regionale leidingen en hoofdleidingen en -kabels die planologische beperkingen opleggen ten aanzien van de voorziene ontwikkelingen. Om na te gaan of er eventueel lokale leidingen aanwezig zijn die bij de uitvoering van het plan van belang zijn, is februari 2012 een zogeheten KLIC-melding gedaan.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Inleiding

In dit onderdeel van de toelichting wordt nader ingegaan op de vormgeving van de verbeelding en de regels. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben juridische betekenis.

De regels zijn ondergebracht in de volgende vier hoofdstukken:

  • hoofdstuk 1 (inleidende regels) bevat de begrippen en de wijze van meten. Deze regels beogen een juiste interpretatie en toepassing van de regels in de overige hoofdstukken te waarborgen;
  • hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) bevat de eigenlijke regels bij de bestemmingen. Per bestemming zijn een bestemmingsomschrijving, de bouwregels en eventueel een nadere eis of afwijkingsregel opgenomen;
  • hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat de anti-dubbeltelregel, algemene afwijkings- en gebruiksregels alsmede de algemene wijzigings- en procedureregels;
  • hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels) bevat het overgangsrecht en de slotregel.

Het bestemmingsplan is overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening vervat in een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden aangegeven. De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) sluiten tevens aan bij de eisen van het Besluit ruimtelijke ordening en de SVBP 2012. In het voorliggende bestemmingsplan worden de nieuwe begrippen voorzover van toepassing, uit de Wabo gehanteerd.

Planvorm

Een bestemmingsplan kan op verschillende manieren worden opgezet. Er kan globaal of gedetailleerd worden bestemd en er kan met zogenaamde flexibiliteitsbepalingen worden gewerkt. In het voorliggende bestemmingsplan is er voor gekozen middels een gedetailleerde opzet nieuwe ontwikkelingen vast te leggen, namelijk de realisatie van centrumvoorzieningen.

6.2 Bestemmingen

Centrum - 1

Binnen deze bestemming worden in beginsel geen beperkingen opgelegd aan die functies en activiteiten, die een goede centrumontwikkeling bevorderen. Binnen deze bestemming zijn detailhandel (met uitzondering van supermarkten), zakelijke dienstverlening, maatschappelijke doeleinden en ambachtelijke dienstverlening op de begane grond toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', geldt dat detailhandel ook op de verdiepingen is toegestaan. Wonen, al dan niet in combinatie met het aan huis verbonden beroep en/of bijzondere woonvoorzieningen is op alle bouwlagen toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1124-0002_0007.jpg"

Verbeelding bestemmingsvlak Centrum - 1

Centrum - 2

Deze bestemming is voor wat betreft de functies gelijk aan de bestemming 'Centrum - 1'. Voorts is in tegenstelling tot de bestemming 'Centrum - 1' wonen binnen de bestemming uitsluitend toegestaan op de verdiepingen van de gebouwen en zijn horecabedrijven in de categorieën horeca-1 en horeca-2 uitsluitend op de begane grond toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1124-0002_0008.jpg"

Verbeelding bestemmingsvlak Centrum - 2

Waarde - Archeologie - historische kern

Ter bescherming van de in het plangebied aanwezige archeologische waarden binnen de historische kern is een dubbelbestemming opgenomen. Voor een activiteit bouwen van een bouwwerk groter dan 50 m² en met een diepte van 50 cm of meer, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

6.3 Afwijkings- en wijzigingsregels

Algemene afwijkingsregels

In het bestemmingsplan zijn een aantal algemene afwijkingen opgenomen om bij omgevingsvergunning af te wijken van de bestemmingsregels.

Er kan onder andere incidenteel afgeweken worden voor de in het plan gegeven maten (waaronder de dakhelling), afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Verder zijn kleine utilitaire gebouwen, zoals transformatorstations, gemalen en gasdrukregel- en meetstations via afwijking mogelijk, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 20 m² en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 4 m.

Voor wat betreft de te volgen procedure is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Algemene wijzigingsregels: Wetgevingzone - wijzigingsgebied

In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De bestemming Centrum - 1 aan de Markt 13 en 14 kan worden gewijzigd ten behoeve van horecabedrijven in de categorieën 1 en 2. Voorwaarde voor wijziging is onder meer dat geen afbreuk mag worden gedaan aan een goed woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1124-0002_0009.jpg"

Verbeelding Wetgevingzone - afwijkingsgebied

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening geeft de toelichting inzicht in de uitvoerbaarheid van het plan. Voor de deelgebieden die de gemeente in eigendom heeft is dekking georganiseerd. Deze dekking leidt tot een haalbare realisatie. Ten aanzien van de deelgebieden waarvan de gemeente geen eigendom heeft neemt zij geen risicodragende positie in. Voor die gronden is het bestemmingsplan slechts het voorwaardenscheppende kader voor de gewenste ontwikkelingen. Voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheden die zijn opgenomen geldt dat zulks eventueel gefaseerd gebeurt en wel voor eigen rekening en risico van de exploitant.

Ingevolge het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een krachtens het Bro aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan kan de raad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Aan die voorwaarde wordt voldaan. Voor zover het bestemmingsplan voorziet in bouwplannen heeft de gemeente ter plaatse een grondpositie of is een anterieure overeenkomst gesloten. In die hoedanigheid kan zij voorzien in het benodigde kostenverhaal. Dit betekent dat de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan niet aan de orde is.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op 8 februari 2012 is het Marktplan besproken met de provincie Overijssel. De provincie concludeert dat het wettelijk voorgeschreven vooroverleg met provincie achterwege kan blijven op basis van de door haar opgestelde lijst. Met het waterschap Vechtstromen heeft tevens afzonderlijk overleg plaatsgevonden (zie hiervoor paragraaf 5.4 Water).

Het voorliggend bestemmingsplan heeft van 19 december 2014 tot en met 29 januari 2015 voor een periode van 6 weken in ontwerp ter inzage gelegen. Tijdens de periode van de terinzagelegging van het plan konden belanghebbenden een reactie op het plan geven. Er zijn drie zienswijzen ingediend. Ook de provincie Overijssel en het waterschap Vechtstromen heeft gereageerd op het ontwerp-bestemmingsplan. De provincie Overijssel heeft aangegeven dat het plan geen reden biedt om GS te adviseren een zienswijze in te dienen. Het waterschap heeft aangegeven dat er geen waterschapsbelangen worden geraakt.

De zienswijzen zijn samengevat, beoordeeld en voorzien van een antwoord in de Zienswijzennotitie behorende bij "Centrum Haaksbergen, partiële herziening Marktplan deelgebied Oost" d.d. 24 februari 2015. Dit heeft ertoe geleid dat het bestemmingsplan op enkele onderdelen is gewijzigd/aangepast.