direct naar inhoud van 3.7 Aanvulling
Plan: Buitengebied Haaksbergen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1036-0011

3.7 Aanvulling

Naar aanleiding van het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. is de aanvulling op het MER en de passende beoordeling opgesteld (Grontmij, Plan-MER Bestemmingsplan Buitengebied Haaksbergen - Aanvulling, 31 oktober 2012). Deze aanvulling is opgenomen in Bijlage 27.

In de aanvulling van het MER en de passende beoordeling is ingegaan op alle onderdelen welke in het toetsingsadvies van de Commissie zijn aangegeven.

Daarvoor is een publieksvriendelijke beschrijving gegeven van het gevolgde proces alsmede een beschrijving van de wijze waarop het voorkeursalternatief in het bestemmingsplan is opgenomen. Ook is een nadere toelichting gegeven op de gebruikte referentiesituatie en de uitgangspunten voor de emissieberekeningen. Vervolgens is het voorkeursalternatief vergeleken met de referentiesituatie. Tenslotte worden eventueel noodzakelijke extra of mitigerende maatregelen beschreven.

De Commissie m.e.r. heeft het volgende geadviseerd in een aanvulling op het MER:

  • Het voorkeursalternatief te vergelijken met de juiste referentiesituatie en eventueel ook met de andere alternatieven die in het MER zijn beschouwd.
  • Het voorkeursalternatief, inclusief de daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheden te vergelijken met de huidige feitelijke situatie en te beoordelen of aantasting van natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden kan worden uitgesloten.

Vergelijking voorkeursalternatief met referentiesituatie en overige alternatieven

Het voorkeursalternatief is gebaseerd op de in de passende beoordeling doorgerekende "nul-effectensituatie". Deze "nul-effectensituatie" is een afgeleide van het vigerende bestemmingsplan.

De bestemmingsplanprocedure is in het bijzonder opgestart in verband met een actualisatie van het plan in combinatie met een ontwikkelingsgerichte strategie voor de agrarische sector. De ontwikkelingsgerichte strategie bleek zoals eerder beschreven niet mogelijk. Nu het voorkeursalternatief geënt is op het vigerende bestemmingsplan zijn de milieueffecten ook beperkter. Op het aspect stikstofdepositie is zelfs naar een neutrale situatie toegewerkt door 50 bedrijven in de zogenoemde WAV zones, plus de 250 m omringende zone en 24 piekbelasters conform de vergunde situatie te bestemmen.

Voor de effectbeoordeling voor het aspect Natura 2000-gebieden is gebruik gemaakt van de feitelijke situatie als referentiesituatie.

De Commissie m.e.r. heeft aangegeven dat in het MER niet de juiste referentie is gehanteerd. In het MER is de referentiesituatie beschreven als de situatie volgens het bestemmingsplan plus autonome ontwikkeling tot maximaal 1 hectare en nieuwvestiging. De commissie geeft aan dat hiermee effecten mogelijk worden onderschat. Immers de in het vigerende bestemmingsplan aanwezige nog niet benutte latente ruimte moet als nieuwe ontwikkeling worden beschouwd.

De formulering in het MER van de referentiesituatie is te kort door de bocht geformuleerd en daarmee onjuist. De omschrijving moet luiden "de referentiesituatie bestaat uit de huidige feitelijke situatie (alle vergunde activiteiten die zijn gerealiseerd, uitgezonderd illegale activiteiten), de toekomstig zekere ontwikkelingen binnen en buiten het plangebied (dit zijn bestemde en vergunde activiteiten die zeker binnenkort ingevuld worden) en generieke, planoverstijgende ontwikkelingen.

Bij de beoordeling van de milieueffecten is echter wel uitgegaan van de juiste referentiesituatie. De latente ruimte en de mogelijkheid voor nieuwvestiging zijn niet in de referentie opgenomen. De beoordeling is daarom gehandhaafd.

Op de afbeelding "Effectenbeoordeling" is de beoordeling van de milieueffecten van het Voorkeursalternatief (VKA) weergegeven. Onder de tabel worden de meest in het oog springende afwijkingen van het Voorkeursalternatief ten opzichte van de overige alternatieven toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1036-0011_0013.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1036-0011_0014.jpg"

Afbeelding: Effectenbeoordeling

Natuur (Natura 2000-gebieden, EHS): De negatieve invloed op de Natura 2000-gebieden in de alternatieven A en B wordt voorkomen. De positieve effecten uit alternatief C zijn van de baan omdat er geen sanering in enkele deelgebieden meer aan de orde is.

Landschap: De beoordeling is neutraal. De negatieve invloed zoals die optreedt bij de ontwikkelingen in de alternatieven A en B is niet meer van toepassing.

Cultuurhistorie: De beoordeling is neutraal. De positieve effecten uit alternatief C zijn van de baan omdat er geen sanering in enkele deelgebieden meer aan de orde is.

Infrastructuur: De beoordeling is neutraal. De positieve effecten uit alternatief C zijn van de baan omdat er geen sanering in enkele deelgebieden meer aan de orde is.

Geur: De beoordeling is gering negatief. De negatieve score van alternatief A en B wordt niet gehaald omdat er veel minder ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor agrarische bedrijven. Ten opzicht van alternatief C is de score ongeveer gelijk, er zijn minder ontwikkelingsmogelijkheden maar dan wel over het gehele plangebied in tegenstelling tot C waar de ontwikkelingsmogelijkheden beperkt zijn tot enkele deelgebieden.

Geluid: De beoordeling is neutraal. De positieve effecten uit alternatief C zijn van de baan omdat er geen sanering in enkele deelgebieden meer aan de orde is.

Beoordeling of aantasting van natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden kan worden uitgesloten

Het voorkeursalternatief is gebaseerd op de in de passende beoordeling doorgerekende "nul-effectensituatie". In die situatie zijn, met enkele beperkingen, de in het bestemmingsplan geboden mogelijkheden bij recht meegenomen. In het bestemmingsplan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Concluderend is de gemeente van mening dat de in het bestemmingsplan opgenomen regeling uitvoerbaar is, dat aantasting van natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden kan worden uitgesloten en dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan kan worden genomen.

Eventueel aanvullende of mitigerende maatregelen

De commissie heeft geadviseerd om in een aanvulling op het MER de gevolgen voor het voornemen te beschrijven en zo nodig aan te geven welke extra of mitigerende maatregelen zullen worden genomen.

Door de in het bestemmingsplan geboden mogelijkheden zijn er voor de veehouderijbedrijven mogelijkheden om zich, binnen de aangegeven kaders, te ontwikkelen waarbij zekerheid bestaat dat de natuurlijke eigenschappen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

In een passende beoordeling is het volgens vaste rechtspraak toegestaan om met mitigerende maatregelen rekening te houden. De inrichting BBT++ van agrarische bedrijven kan als zodanig worden aangemerkt. Om te borgen dat significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten zijn, vangnetconstructies opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. Deze vangnetregeling borgt tevens dat de in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen ontwikkelingsmogelijkheden voor veehouderijbedrijven geen aantasting van Natura 2000-gebieden veroorzaken.

De gemeente voert een actief beleid om van stakende bedrijven de vergunning in te trekken. Zodoende wordt de latente ruimte (van ammoniakdepositie) geminimaliseerd, kunnen mogelijkheden voor saldering worden benut en kunnen ook andere maatschappelijke ontwikkelingen worden gefaciliteerd (onder andere via het beleid voor Rood voor Rood en Vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen).