direct naar inhoud van 3.6 Algemene reactie op toetsingsadvies Commissie m.e.r.
Plan: Buitengebied Haaksbergen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1036-0011

3.6 Algemene reactie op toetsingsadvies Commissie m.e.r.

In het kader van de definitieve vaststelling van de Natura 2000-gebieden is per gebied een beheerplan in voorbereiding. Het beheerplan wordt opgesteld om te bewerkstelligen dat de gestelde natuurdoelstellingen worden gerealiseerd.
De kritische depositiewaarde van ammoniak en stikstof is voor bepaalde natuurdoelen een belangrijke factor, terwijl de bestaande depositie al aanzienlijk hoger is. Om de kritische depositiewaarde toch te kunnen realiseren zullen diverse maatregelen moeten worden getroffen, die zich voor een groot deel buiten de reikwijdte van de planologie en daarmee het bestemmingsplan afspelen.

Een groot deel van de depositie is afkomstig van bronnen buiten de invloedssfeer van het gebied en de omgeving daarvan. Door middel van generieke maatregelen wordt beoogd de depositie daarvan terug te dringen. Hierbij lijkt overigens ook de algemene economische situatie, al dan niet van tijdelijke aard, van grote invloed te zijn op de ontwikkeling van het achtergrondniveau van de depositie van stikstof.
Een deel van de verlaging van de kwetsbaarheid voor depositie van ammoniak en stikstof is te bereiken door herstellende beheer- en inrichtingsmaatregelen, bijvoorbeeld door vernatting van natuurgebied en systeemherstel van stroomgebieden.

Helaas is (nog) onzeker wanneer en welke resultaten met beheer- en inrichtingsmaatregelen worden bereikt. Dit is mede afhankelijk van de inzet van middelen door rijk en provincie. Ten aanzien van de agrarische sector zijn en worden verschillende maatregelen getroffen om de bijdrage van deze sector aan de depositie te verminderen. De maatregelen zijn voornamelijk vastgelegd in landelijke milieu- en mestwetgeving.

Voor de komende decennia wordt een verdere terugloop van de depositie van stikstof voorzien.

In vergevorderde voorbereiding is de programmatische aanpak van stikstof (PAS) die gekoppeld is aan de speciale bescherming van Natura 2000-gebieden en op basis waarvan het landelijk rekeninstrument AERIUS is ontwikkeld voor het beheersen van de emissie en de depositie afkomstig van veehouderijbedrijven die binnen de directe invloedsfeer van een kwetsbaar Natura 2000-gebied aanwezig zijn, of afkomstig van nieuwe bronnen.

De PAS zal er voor zorgen dat de depositie extra daalt, waarbij een deel van de afname wordt gebruikt voor ontwikkelruimte. In de situatie die zo ontstaat, neemt de depositie van stikstof nog steeds af. Dit betekent dat in het kader van de PAS de werkelijke ontwikkeling van stikstofdepositie nauwlettend zal worden gevolgd.

De PAS is gericht op het bieden van ontwikkelruimte voor de veehouderij, mede ten behoeve van het kunnen realiseren van nieuwe stalsystemen, waarbij de depositie van ammoniak en stikstof afkomstig van veehouderijbedrijven in en in de omgeving van een Natura 2000-gebied (per saldo) in elk geval niet toeneemt.

Nieuwe regels, voor bijvoorbeeld het uitrijden van dierlijke mest, zijn gericht op het terugdringen van de uitstoot van ammoniak in de landbouw.

In de AMvB Huisvesting worden hogere eisen gesteld aan nieuwe stallen om de emissie te verminderen. Verder gaat het om nieuwe maatregelen op het gebied van veevoer en bedrijfsmanagement.

Uit de verkenning van de PAS in de provincies is gebleken dat in bijna alle gebieden een combinatie van depositiedaling en herstelstrategieën kan worden gevonden, die het vertrouwen geeft dat de instandhoudingsdoelen van Natura 2000 worden gehaald.

De definitieve inhoud en de wettelijke toepassing van de PAS is echter nog niet duidelijk en laat waarschijnlijk nog enige tijd op zich wachten.

Aangenomen moet worden dat de beheerplannen en de PAS ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan nog geen rechtskracht zullen hebben.

Er zijn diverse ontwikkelingen met betrekking tot generieke en regionale maatregelen gaande, op basis waarvan er vertrouwen in mag worden gesteld dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied. Echter moet worden vastgesteld dat het maatregelenpakket nog niet (in volle omvang) in werking is.

Aan vorenstaande ontleent de gemeente, dat het binnen het kader van "een goede ruimtelijke ordening" noodzakelijk en rechtmatig is om bij de vaststelling van het bestemmingsplan op Natura 2000-beleid toegesneden aanvullende bepalingen in het bestemmingsplan op te nemen.

De aanvullende bepalingen betreffen het bouwen en het uitbreiden van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het realiseren van stalruimte voor uitbreiding van de veestapel, waarbij de stikstofdepositie toeneemt. Uitbreiding van de veestapel is dan wel mogelijk als de depositie wordt verlaagd of in ieder geval gelijk blijft.

Als vast komt te staan dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied, kan van deze regel worden afgeweken.

In de passende beoordeling zijn de stikstofberekeningen gebaseerd op de bij recht geboden planologische ruimte van het bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen". In deze stikstofberekeningen is geen rekening gehouden met de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden. Volgens de Commissie zou hiermee wel rekening moeten worden gehouden. Indien wel met de ruimte in de wijzigingsbevoegdheden rekening wordt gehouden, dan kunnen significante effecten op de Natura 2000-gebieden niet uitgesloten worden.

De gemeente is van mening dat er voldoende argumenten zijn om in de berekening geen rekening te houden met de opgenomen wijzigingsbevoegdheden. Het gaat om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en om de aannemelijkheid dat de wijzigingsbevoegdheden die zijn opgenomen in het bestemmingsplan, uitvoerbaar zijn. Voor deze beoordeling is het niet nodig om alle maximale mogelijkheden die deze wijzigingsbevoegdheden bieden, door te rekenen. Er mag rekening gehouden worden met de toekomstige ontwikkelingen in het gebied. Het verschil is immers dat datgene wat wordt toegestaan op grond van een wijzigingsbevoegdheid, niet rechtens wordt toegestaan.

Van belang is dat de verwachting bestaat dat komende jaren veel agrarische bedrijven die op dit moment een positieve bestemming hebben gekregen, zullen staken. Omdat niet van tevoren duidelijk is welke bedrijven dit zijn hebben alle actieve bedrijven in Haaksbergen een positieve bestemming gekregen. Tegelijkertijd zal een gedeelte van de bedrijven die wel doorgaan, behoefte hebben aan uitbreiding. Deze uitbreiding zal in de regel plaats kunnen vinden door middel van saldering (in dat geval wordt gebruik gemaakt van de stikstofbaten van het stakende bedrijf). Ook is de verwachting dat deze uitbreiding mogelijk zal zijn door het treffen van mitigerende maatregelen (om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat het bedrijf BBT++ wordt ingericht).

Om dit te borgen is in de planregels van het bestemmingsplan een zogenaamde vangnetregeling opgenomen. Hierin is opgenomen dat de uitbreiding alleen maar plaats kan vinden als is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Ook zou de uitbreiding volgens de planregels kunnen plaatsvinden als tegelijkertijd de depositie van een ander bedrijf op hetzelfde habitattype binnen hetzelfde Natura 2000-gebied wordt teruggebracht.