direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan H22I Schukkinkweg 33
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.TAMH22I-0002

Regels

Preambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het mogelijk maken van één woning met bijgebouw op het perceel Schukkinkweg 33 te Enschede en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22I) van het omgevingsplan van de gemeente Enschede. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl (https://omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart/) uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22I van het omgevingsplan van de gemeente Enschede. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22I.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage ‘22I.’ gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • 1. De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  • 2. De regels in afdeling 22.2 (activiteiten met betrekking tot bouwwerken, open erven en terreinen) en de regels in afdeling 22.3 (milieubelastende activiteiten) van het omgevingsplan van de gemeente Enschede, zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • 3. De regels in dit hoofdstuk (22I) zijn van toepassing op de locatie Schukkinkweg 33 en Kromhofsweg 10, 10A en 10B te Enschede, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0153.TAMH22I-0002 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl en/of https://omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart/.

Artikel 2 Toepassing begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in artikel 3 daarvan is afgeweken.

Artikel 3 Aanvullende begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:

3.1 plan:

de omgevingsplanwijziging TAM-omgevingsplan H22I Schukkinkweg 33 met identificatienummer NL.IMRO.0153.TAMH22I-0002 van de gemeente Enschede.

3.2 ambachtelijke bedrijvigheid:

kleinschalige consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd.

het leveren van goederen is toegestaan, mits:

  • dit naar aard en omvang een ondergeschikte activiteit is, en;
  • de goederen verband houden met de betreffende bedrijfsactiviteit.

tot 'ambachtelijke bedrijvigheid' kunnen in ieder geval de volgende bedrijfsactiviteiten worden gerekend: fietsenmaker, schoen- en/of kledingreparatie, modeontwerp, kledingmakerij, woningstoffeerderij, lijstenmakerij, naaiatelier, sleutelmakerij, klompenmakerij, uurwerkreparatie, reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen, computerservice, digitale en informatietechnische bedrijvigheid, grafische vormgeving, decorbouw, goud- en/of zilversmederij en beoefening van scheppende en beeldende kunst.

3.3 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.4 bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch of anderszins veelal kortdurend verblijf, met de mogelijkheid tot het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woning of een daarbij behorend gebouw en wordt geëxploiteerd door de bewoners van de betreffende woning.

3.5 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

3.6 beroep of bedrijf aan huis:

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, digitaal of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten of een ambachtelijk bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij:

  • a. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en;
  • b. degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is.
3.7 bestaande bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en niet zijnde een tijdelijk toegestaan bouwwerk, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig of rechtmatig in uitvoering zijn, dan wel na dat tijdstip zijn of mogen worden opgericht krachtens een verleende omgevingsvergunning, die vóór dat tijdstip is aangevraagd.

3.8 bijgebouw:

een bij een hoofdgebouw behorend, op maaiveldniveau staand gebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

3.9 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

3.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

3.11 bouwlaag:

het doorlopende gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw of kelder en zolder.

3.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

3.13 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

3.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

3.15 cultuurhistorisch deskundige:

persoon of groep van personen die aantoonbaar expert is op het gebied van monumentenzorg en cultuurhistorie en handelt namens de gemeente.

3.16 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk en/of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.

3.17 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

3.18 dakopbouw:

een constructie, niet zijnde een dakkapel, op een hellend dak waarin een of meerdere ramen zijn opgenomen en die voorzien is van zijwanden en een hellend dak, waarbij de nok van deze constructie hoger ligt dan de nok van het oorspronkelijke dak.

3.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop en het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een afhaalzaak is geen detailhandel.

3.20 eigen terrein als bedoeld in de regelingen voor parkeren en bergen van hemelwater:

het terrein en/of bouwwerk dat de aanvrager in eigendom of in gebruik heeft en waarover hij kan beschikken en die bij het te realiseren (bouw)plan en/of het bouwwerk horen.

3.21 huishouden:

een verzameling van één of meerdere personen die samen één zelfstandige huishouding voeren die zich kenmerkt door continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

3.22 huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie tenminste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van die woning.

3.23 infrastructureel kunstwerk:

een bouwwerk ten behoeve van verkeersdoeleinden en/of de waterhuishouding, zoals een viaduct, een brug, een dam, een duiker, een sluis, beschoeiingen en remmingswerken, met uitzondering van (aanleg)steigers.

3.24 kantoor:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is om uitsluitend of in hoofdzaak te worden gebruikt voor zakelijke dienstverlening, waarbij hoofdzakelijk werkzaamheden aan een bureau of in een overlegruimte of vergelijkbaar plaatsvinden en het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

3.25 kelder:

het beneden peil gelegen gedeelte van een gebouw.

3.26 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

3.27 maatschappelijke basisfuncties

buurt- of wijkgerichte maatschappelijke voorzieningen met geen of zeer beperkte invloed op het woon- en leefklimaat in de omgeving. Deze functies zijn hoofdzakelijk alleen op weekdagen en tijdens kantooruren en/of gedurende een deel van de avond in gebruik/toegankelijk (geen overnachting).

Hieronder vallen in dit omgevingsplan uitsluitend:

  • apotheek;
  • bibliotheek;
  • praktijkruimte, zoals artsenpraktijk en fysiotherapeut;
  • gebruik door/voor lichte activiteiten (zoals een vergadering of workshop) van een buurtvereniging/wijkraad, culturele vereniging, sportvereniging, toneelclub en daarmee vergelijkbare organisaties (telkens voor zover verenigbaar met de woonomgeving).
3.28 normaal onderhoud

het onderhoud, dat gelet op de activiteit regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden die tot de betreffende functie behoren.

3.29 nutsvoorzieningen:

gebouwde dan wel ongebouwde en/of ondergrondse infrastructurele voorzieningen, met uitzondering van hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen, ten behoeve van algemene nutsdoeleinden zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening, warmte-koude opslag of het (tele)communicatie-verkeer.

3.30 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,5 meter boven peil is gelegen.

3.31 ondergeschikt bouwdeel:

bouwdeel van beperkte afmetingen, dat buiten de gevel of het dakvlak van een bouwwerk uitsteekt, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken.

3.32 overig bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde.

3.33 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand, niet zijnde een luifel.

3.34 perceelsgrens:

de grens van een (bouw)perceel.

3.35 plangebied:

het gebied waarop de omgevingsplanwijziging TAM-omgevingsplan H22I Schukkinkweg 33 van toepassing is.

3.36 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee naar aard te vergelijken gebied.

3.37 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

3.38 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

3.39 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, constructies en objecten voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en andere, met de hiervoor genoemde gelijk te stellen bouwwerken, constructies en objecten.

3.40 verdieping:

iedere voor mensen toegankelijke ruimte in een gebouw die is gesitueerd boven de ruimte(en) op de begane grond.

3.41 voorgevelrooilijn:

een denkbeeldige lijn ter plaatse van het buitenwerks vlak van de voorgevel en het verlengde daarvan tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

3.42 vuurwerkbedrijf:

inrichting of bedrijf voor de vervaardiging, verwerking en/of opslag van vuurwerk en/of groothandel in vuurwerk.

3.43 warmte-koude opslag:

energievoorziening in de vorm van het opslaan van warmte en/of koude in de bodem waarbij gebruik wordt gemaakt van de temperatuur van het grondwater om gebouwen te verwarmen in de winter en/of af te koelen in de zomer.

3.44 werkingsgebied:

een gebied waarop regels van toepassing zijn.

3.45 woning:

een (gedeelte van een) gebouw / een complex van ruimten met woonfunctie, dat door zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van en het gebruik door één afzonderlijk huishouden. Daarbij zijn alle voorzieningen (keuken, badkamer en toilet) aanwezig en direct bereikbaar zonder daarvoor eerst een gemeenschappelijke verkeersruimte te moeten betreden.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

Bij toepassing van de regels in dit hoofdstuk wordt als volgt gemeten:

4.1 afstand tot de perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de perceelsscheiding van het bouwperceel.

4.2 afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

4.3 bouwdiepte van een bouwwerk:

tussen de voorgevel en de achtergevel gemeten ter hoogte van het peil.

4.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

4.5 buitenwerks gevelvlak van een bouwwerk:

het gedeelte van het bouwwerk dat, voor zover van wanden voorzien, van buitenaf zichtbaar is. Voor bouwwerken die niet of niet aan alle zijden door wanden omsloten worden, wordt de loodrechte projectie van de dakrand op het maaiveld als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

4.6 dakhelling:

de hoek van het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

4.7 gebruiksoppervlak van een woning / wooneenheid:

de gemeten vloeroppervlakte tussen de dragende muren van de ruimte of groep van ruimtes in een woning of wooneenheid.

4.8 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

4.9 inhoud minimum bergingsopgave hemelwater

het grondoppervlak van de te realiseren bebouwing vermenigvuldigd met het aantal millimeters bergingsopgave per m2, uitgedrukt in kubieke meters: .. m2 x 0,055 m = .. m3 bergingsopgave.

4.10 inhoud van een bouwwerk (volume):

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

4.11 minimum/maximum bebouwingspercentage:

het aangegeven bebouwingspercentage moet worden berekend over het gehele bouwperceel, met inbegrip van de buiten de bouwgrens gelegen gronden. Voor de berekening blijven bouwwerken gelegen beneden peil buiten beschouwing.

4.12 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en functiegrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

4.13 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

4.14 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk 22I.

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
7.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging op het omgevingsplan (het plan) legaal aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het omgevingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit en indien van toepassing een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.2 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging op het omgevingsplan en hiermee in strijd is mag, mits dit strijdige gebruik naar aard en omvang niet wordt vergroot, worden voortgezet of hervat als:

  • a. het gebruik niet in strijd was met het voor deze wijziging van het omgevingsplan geldende omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat omgevingsplan.
  • b. het gebruik niet langer dan een periode van een jaar is/wordt onderbroken na de inwerkingtreding van deze wijziging op het omgevingsplan.

Hoofdstuk 2 Algemene activiteiten

Artikel 8 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functie(s).

Tot een strijdig gebruik met activiteit(en) en functie(s) wordt, tenzij anders bepaald in de betreffende regels, in ieder geval gerekend:

  • a. een seksinrichting;
  • b. iedere vorm van wonen;
  • c. indien wonen is toegestaan op basis van de regels: het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor iedere vorm van bewoning, anders dan huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
  • d. detailhandel;
  • e. horeca;
  • f. zelfstandige kantoren;
  • g. garagebedrijven;
  • h. vuurwerkbedrijven en andere bedrijven die activiteiten verrichten die risicovol zijn voor de omgeving;
  • i. (andere) vergunningplichtige milieubelastende activiteiten in de zin van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Artikel 9 Algemene beoordelingsregel voor omgevingsplanactiviteiten, voor zover van toepassing verklaard

9.1 Criteria

Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:

  • a. Woon- en leefklimaat;
  • b. Straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. Verkeersveiligheid;
  • d. Parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • e. Groenwaarden in de openbare ruimte;
  • f. Sociale veiligheid;
  • g. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • h. Milieusituatie;
  • i. Beschermde natuurwaarden;
  • j. Cultuurhistorische waarde;
  • k. Gebruiks- en bouwmogelijkheden van aangrenzende gronden.
9.2 Betrekken resultaat van vooraf doorlopen proces

Als het gaat om een vergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken, worden de landschapsmaatregelen als genoemd in artikel 12.2 onder c betrokken bij de beoordeling van de criteria in lid 9.1.

Artikel 10 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit bouwwerken algemeen

10.1 Algemene bouwregel
  • a. De bouwregels in dit hoofdstuk (22I) gelden als beoordelingsregels als bedoeld in artikel 22.29 van het Omgevingsplan van gemeente Enschede voor de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken zoals opgenomen artikel 22.26 van het Omgevingsplan van gemeente Enschede.
  • b. Bouwen is alleen toegestaan als dit in overeenstemming is met de ter plaatse toegestane functies en activiteiten op basis van dit omgevingsplan.
  • c. De bouwregels in dit hoofdstuk (22I) gelden in aanvulling op of (bij strijdigheid) in afwijking van:
    • 1. artikel 22.29 (Beoordelingsregels binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken).
    • 2. artikel 22.27 (Uitzonderingen op vergunningplicht artikel 22.26 – omgevingsplan onverminderd van toepassing).
10.2 Beeldkwaliteit Schukkinkweg 33

In afwijking van het bepaalde in artikel 22.7 lid 1 van het omgevingsplan van de gemeente Enschede geldt dat het uiterlijk van bouwwerken die met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakt kunnen worden niet in strijd zijn met de criteria voor beeldkwaliteit als afgebeeld en beschreven in het rapport "Erve de Kulver" in bijlage 1 (artikel 4.19 Omgevingswet).

10.3 Bestaand bouwwerk

Voor een bestaand bouwwerk dat afwijkt van de in dit omgevingsplan toegestane maatvoeringen geldt bij (gedeeltelijke) nieuwbouw die afwijkende maatvoering als toegestane maatvoering.

10.4 Bestaande woningen niet splitsen

Bestaande woningen mogen niet bouwkundig worden gesplitst in meerdere woningen.

10.5 Gebouwen
  • a. Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen een op de kaart aangegeven bouwvlak.
  • b. De maximum bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen is 5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
  • c. De maximum goothoogte van vrijstaande bijgebouwen is 3 meter, met dien verstande dat de goothoogte niet hoger mag zijn dan de goothoogte van het hoofdgebouw.
10.6 Overige niet elders genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. De maximum bouwhoogte van erf - en perceelafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1 meter.
  • b. In afwijking van a mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter zijn als wordt voldaan aan de beoordelingsregels in artikel 9.
  • c. De maximum bouwhoogte van erf - en perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt 2 meter;
  • d. Op locaties waar geen sprake is van een voorgevelrooilijn bij gebouwen en/of bouwvlakken, zoals bedoeld in artikel 3.41, bedraagt de maximum bouwhoogte van erf - en perceelafscheidingen 2 meter.
  • e. Binnen een bouwvlak zijn andere, niet elders genoemde, overige bouwwerken uitsluitend toegestaan achter de voorgevelrooilijn.
  • f. Voor overkappingen gelden dezelfde bouwregels als voor gebouwen.
  • g. De maximum bouwhoogte van andere, niet elders genoemde, overige bouwwerken bedraagt 5 meter.
10.7 Kelders

Daar waar het bouwen of verbouwen van gebouwen is toegestaan, is het tevens mogelijk deze gebouwen geheel of gedeeltelijk te onderkelderen of van een onderbouw te voorzien, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De kelder of onderbouw mag maximaal 3 meter horizontaal buiten de boven het peil gelegen buitenwerkse gevelvlakken van het gebouw liggen.
  • b. De bovenkant van de vloer van de kelder of onderbouw ligt maximaal 5 meter onder het peil.
  • c. In afwijking van het bepaalde in a is het mogelijk om gebouwen en terreinen te onderkelderen met een geheel of gedeeltelijk ondergrondse parkeervoorziening als:
    • 1. dit ten behoeve van parkeren op eigen terrein is en
    • 2. dit uit een oogpunt van functionaliteit en/of veiligheid noodzakelijk is.
  • d. In alle gevallen wordt voldaan aan de beoordelingsregel in artikel 9.
10.8 Maximum bouwhoogte

Ter plaatse van een gebied met een norm (maatvoering) voor de 'maximum bouwhoogte (m)', geldt de daar aangegeven maximale bouwhoogte in meters.

10.9 Maximum goothoogte

Ter plaatse van een gebied met een norm (maatvoering) voor de 'maximum goothoogte (m)', geldt de daar aangegeven maximale goothoogte in meters.

10.10 Maximum aantal woningen

Ter plaatse van het gebied met een norm (maatvoering) voor 'maximaal aantal woningen', geldt het daar aangegeven maximale aantal woningen.

10.11 Nutsvoorzieningen

Daar waar het bouwen van nutsvoorzieningen is toegestaan, gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. De maximum oppervlakte van een bouwwerk bedraagt 25 m².
  • b. De maximum goothoogte van een bouwwerk bedraagt 3 meter.
  • c. De maximum bouwhoogte van een bouwwerk bedraagt 5 meter.
10.12 Beoordelingsregels voor algemene afwijkingsmogelijkheden voor bouwwerken
10.12.1 Overige gevallen

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken gelden in aanvulling op de beoordelingsregels in dit plan de volgende beoordelingsregels:

  • a. het met ten hoogste 10% afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen, percentages, bouw- en gebruiks-/functiegrenzen voor het realiseren van voorzieningen in het kader van opwekking van duurzame energie en/of klimaatadaptieve voorzieningen.
  • b. het uitvoeren van een bouwplan, indien op grond van de definitieve uitmeting van het bouwperceel of in verband met de verkaveling of situering blijkt dat aanpassing van het omgevingsplan noodzakelijk zou zijn en de horizontale afwijking van de bouw- en/of gebruiks-/functiegrens niet meer bedraagt dan 3 meter.
10.12.2 Algemene beoordelingsregel van toepassing

De omgevingsvergunningen als bedoeld in dit artikel 10.12.1 worden alleen verleend als wordt voldaan aan de beoordelingsregel in artikel 9.

Artikel 11 Beroep of bedrijf aan huis

11.1 Regeling beroep of bedrijf aan huis

Voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis in samenhang met wonen gelden de volgende regels:

  • a. het maximum vloeroppervlak voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis bedraagt 30% van het totale vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de daarbij behorende bergruimten en bijgebouwen en met een maximum van 100 m2;
  • b. buitenopslag van goederen en bedrijfsmatige activiteiten in het openbaar toegankelijk gebied, anders dan laden en lossen, zijn niet toegestaan;
  • c. horeca en detailhandel zijn niet toegestaan;
  • d. er is geen sprake van bedrijfsactiviteiten die geheel of grotendeels zijn gebaseerd op het ontvangen van groepen klanten, tenzij wordt voldaan aan de hierna genoemde criteria:
    • 1. tijdens de reguliere kantooruren is het ontvangen van groepen klanten van maximaal 5 personen gelijktijdig toegestaan;
    • 2. buiten de reguliere kantooruren is het ontvangen van groepen klanten van maximaal 2 personen gelijktijdig toegestaan.
11.2 Omgevingsplanactiviteit beroep en bedrijf aan huis

De volgende activiteiten zijn alleen toegestaan met een omgevingsvergunning:

  • a. Een groter vloeroppervlak dan bepaald in lid 11.1 voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, tot een maximum van 49%.
  • b. Een bed and breakfast (in afwijking van begripsbepaling beroep en bedrijf aan huis).
11.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit beroep en bedrijf aan huis

De omgevingsvergunningen als bedoeld in lid 11.2 worden alleen verleend als wordt voldaan aan de beoordelingsregels in artikel 9.

Hoofdstuk 3 Activiteiten per functie

Artikel 12 Functie wonen

12.1 Gebruiksactiviteiten wonen
12.1.1 Algemeen
  • a. Binnen het werkingsgebied Wonen is wonen toegestaan, niet zijnde een kamerverhuurpand, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis: (artikel 11).
  • b. Binnen het werkingsgebied Wonen mogen de gronden gebruikt worden voor bij het wonen behorende bouwwerken, erven, terreinen, voorzieningen en activiteiten, zoals:
    • 1. woningen, bergingen en trappenhuizen;
    • 2. parkeervoorzieningen en laden en lossen;
    • 3. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals sloten, beken, vijvers, poelen, wadi's en andere voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
    • 4. voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag;
    • 5. groenvoorzieningen en tuinen;
    • 6. (openbare) nutsvoorzieningen;
    • 7. uit- en inritten, toegangswegen, wandel- en fietspaden.
12.1.2 Specifieke gebruiksregels
  • a. Voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis als bedoeld in lid 12.1.1 onder a gelden de regels van artikel 11.
  • b. Het gebruik van gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning is verboden.
  • c. Per hoofdgebouw is 1 woning toegestaan.
12.2 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit bouwwerken
  • a. Aanvullend op de beoordelingsregels voor bouwen in artikel 10 en hoofdstuk 4 gelden de beoordelingsregels in dit lid 12.2 voor bouwactiviteiten.
  • b. Binnen een bouwvlak mag maximaal één wooneenheid met daarin maximaal één woning aanwezig zijn, tenzij door middel van een aanduiding anders is aangegeven en voldaan wordt aan het gestelde in lid c
  • c. Het maximaal aantal woningen als aangegeven in artikel 10.10 is toegestaan mits:
    • 1. in het kader van de Rood voor Rood regeling de daarvoor in aanmerking gekomen gebouwen, gewaardeerd als 'niet waardevol' in het cultuurhistorische beoordelingsrapport voor Schukkinkweg 33 (zie bijlage 2 van deze planregels) op het perceel Schukkinkweg 33 te Enschede, kadastraal bekend gemeente Lonneker, sectie AA, nummers 3836, 3838, 3839 en 3841 en het beoordelingsrapport voor Kromhofsweg 10 op het perceel Kromhofsweg 10, 10A en 10B te Enschede, kadastraal bekend gemeente Lonneker, sectie AA, nummers 964 en 3056 (zie bijlage 3 van deze planregels), inclusief de daarbij behorende erfverharding, putten en funderingen zijn gesaneerd.
    • 2. is voorzien in de uitvoering en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 bij de regels opgenomen 'Erfinrichtingsplan Erve de Kulver', met dien verstande dat deze maatregelen alleen toezien op de gronden aangewezen met de functie wonen.
    • 3. is voorzien in de uitvoering van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 4 bij de regels opgenomen 'Erfinrichtingsplan Kromhofsweg 10', met dien verstande dat deze maatregelen alleen toezien op de gronden aangewezen met de functie wonen.
  • d. In afwijking op het bepaalde onder c2 en c3 mogen gronden en bouwwerken ter plaatse van het bouwvlak overeenkomstig de functie en activiteiten worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van dit plan is voorzien in de uitvoering en instandhouding van het in bijlage 1 opgenomen "Erfinrichtingsplan Erve de Kulver''.
  • e. De afstand van een vrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 3 meter.
  • f. De inhoud van een woning bedraagt ten hoogste 750 m3.
  • g. De oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning maximaal 100 m2 bedragen.

Artikel 13 Functie agrarisch

13.1 Gebruiksactiviteiten agrarisch
13.1.1 Algemeen

De voor de functie Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor het weiden van vee en telen van gewassen, alsmede het behoud van landschapselementen, met daaraan ondergeschikt:

  • a. het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  • b. agrarisch natuurbeheer,
  • c. extensieve recreatie;
  • d. ondergrondse infrastructurele voorzieningen (hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen uitgezonderd);
  • e. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden en bergen van water;
  • f. terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.
13.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze functie wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van zand, stenen en naar aard daarmee gelijk te stellen materialen buiten het bouwvlak gedurende langer dan zes maanden per jaar;
  • b. het gebruik van grond als volkstuin;
  • c. het houden van een evenement, zonder te hebben voldaan aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening.
  • d. het winnen van zand.
13.3 Omgevingsplanactiviteiten gebruik

De volgende activiteiten zijn verboden zonder omgevingsvergunning:

  • a. Het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    • 1. het rooien en verwijderen/afgraven van houtwallen, c.q. het rooien van singels;
    • 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, buiten een bouwvlak en met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
  • b. Het uitvoeren van volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op gronden die zijn gelegen op een afstand van minder dan 50 meter vanaf gronden met de functie Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden, Agrarisch met waarden - Agrarische functie met ecologische waarden, Bos of Natuur:
    • 1. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
    • 2. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
    • 3. het leggen van drainagebuizen.
  • c. De onder a en b van dit lid bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan (TAM-omgevingsplan H22I Schukkinkweg 33).
  • d. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschapselementen in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
  • e. De omgevingsvergunning als bedoeld onder b van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke waarden van de in de omschrijvingen van de onder b genoemde functies in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
13.4 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit bouwwerken
13.4.1 Algemeen
  • a. Op de voor Agrarisch aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 13.1.
  • b. De bouw van boogkassen is niet toegestaan.
13.4.2 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in de leden 3.2.2 en 3.2.4 gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen.

Hoofdstuk 4 Activiteiten per thema

Artikel 14 Archeologie

14.1 archeologische onderzoeksgebieden
14.1.1 Verbod archeologisch onderzoeksgebied b

Ter plaatse van het werkingsgebied "archeologisch onderzoeksgebied b” mogen, in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, geen bouwwerken worden gebouwd en/of werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden worden uitgevoerd die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte van meer dan 2.500 m².

14.1.2 Omgevingsplanactiviteiten archeologische onderzoeksgebieden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1.1 voor de bouw van bouwwerken en/of uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden ten behoeve van de daar voorkomende functies en toegestane activiteit(en).

14.1.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteiten archeologische onderzoeksgebieden

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.1.2 wordt alleen verleend als:

  • a. Uit archeologisch vooronderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel indien daardoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van de aanwezige archeologische waarden.
  • b. Burgemeester en wethouders afzien van het laten uitvoeren van archeologisch vooronderzoek als bedoeld onder a indien zij van oordeel zijn dat door bodemingrepen het terrein ter plaatse reeds zodanig is verstoord dat er redelijkerwijs geen sprake meer is van mogelijke aantasting van archeologische waarden.
  • c. Burgemeester en wethouders advies hebben gevraagd aan de regioarcheoloog.

Artikel 15 Cultuurhistorisch waardevol

15.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorie" is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning wijzigingen aan te brengen in de karakteristieke hoofdvorm en/of karakteristieke elementen van bebouwing. Daaronder wordt ook het geheel of gedeeltelijk slopen van bebouwing verstaan.

15.2 Uitzondering waardering

Het verbod als bedoeld in lid 15.1 geldt niet voor wijzigingen aan bebouwing:

  • a. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit plan (TAM-omgevingsplan H22I Schukkinkweg 33) een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering waren;
  • c. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • d. anders dan bedoeld onder a t/m c en waarbij de cultuurhistorisch deskundige oordeelt dat er geen sprake is van een wijziging van de karakteristieke hoofdvorm en/of karakteristieke elementen van de bebouwing. Het betreft bijvoorbeeld delen van een bouwwerk die niet bijdragen aan de karakteristiek van het bouwwerk.
15.3 Toepassingscriteria
  • a. Bij de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.1 wordt getoetst aan de beleidsregel 'Koesteren cultuurhistorie' dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde respectievelijk vervangende beleidsregel.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.1 wordt in ieder geval verleend in de volgende gevallen:
    • 1. de karakteristieke hoofdvorm en karakteristieke elementen zijn niet langer aanwezig en kunnen niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing worden hersteld;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm en karakteristieke elementen zijn in redelijkheid niet langer te handhaven;
  • c. Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.1 wordt verleend, vragen burgemeester en wethouders altijd advies aan de cultuurhistorisch deskundige.

Artikel 16 Bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater

16.1 Beoordelingsregels waterberging bij omgevingsplanactiviteit voor bouwwerken
  • a. In verhouding met de oppervlakte van bouwwerken moeten voldoende voorzieningen gerealiseerd worden voor het bergen en/of in de bodem infiltreren van hemelwater afkomstig van bouwwerken, bij voorkeur in combinatie met drainage.
  • b. De onder a genoemde voorzieningen worden gerealiseerd en in stand gehouden op eigen terrein.
  • c. De minimum bergingsopgave als bedoeld onder a bedraagt 55 mm per m2 bebouwd oppervlak.
  • d. De onder a bedoelde berging of infiltratie van hemelwater dient het (teveel aan) water af te wateren op een voorziening voor de ontvangst van hemelwater in het openbaar toegankelijk gebied.
16.2 Specifieke beoordelingsregel waterberging bij omgevingsplanactiviteit voor bouwwerken

Als wordt voldaan aan de algemene beoordelingsregel in artikel 9 kunnen Burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 onder b indien berging of infiltratie van hemelwater op eigen terrein redelijkerwijs niet op doelmatige wijze mogelijk is.

Artikel 17 Parkeren

17.1 Beoordelingsregels parkeren bij omgevingsplanactiviteiten bouwen en gebruik
  • a. Bij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit voor het (ver)bouwen van bouwwerken en/of voor het wijzigen van het gebruik van bouwwerken en/of gronden moet, gelet op de omvang en het gebruik daarvan, in voldoende mate worden voorzien in ruimte voor:
    • 1. het parkeren van auto's;
    • 2. het stallen van fietsen;
    • 3. het stallen van brommers, scooters en andere soortgelijke vervoersmiddelen.
  • b. Bij de beoordeling of er wordt voldaan aan het genoemde onder a wordt getoetst aan de parkeernormen en andere richtlijnen (zoals afmetingen van parkeerplaatsen) in de beleidsregel 'Nota Parkeernormen Enschede 2017' of in een beleidsregel die deze nota wijzigt of vervangt.
  • c. De onder a genoemde voorzieningen worden gerealiseerd en in stand gehouden op eigen terrein.
  • d. Als wordt voldaan aan de algemene beoordelingsregel in artikel 9 kunnen Burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde onder b voor zover bij de betreffende omgevingsvergunning aantoonbaar op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 18 Leidingzone - Hoogspanning

18.1 Aanduidingsomschrijving

Binnen het werkingsgebied van de aanduiding "Leidingzone - Hoogspanning" mogen de gronden gebruikt worden voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2 Verbod bouwen

Binnen het werkingsgebied van de aanduiding "Leidingzone - Hoogspanning" is het oprichten van bouwwerken verboden.

18.3 Uitzondering

Van het onder 18.2 beschreven verbod is uitgezonderd:

  • a. de oprichting van bouwwerken ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening, waarvoor een maximale bouwhoogte geldt van 50 meter;
  • b. het bouwen van nutsvoorzieningen, waarvoor een maximale goothoogte van 3 meter, een maximale bouwhoogte van 5 meter en een oppervlakte (per bouwwerk) van maximaal 25 m² geldt.
18.4 Omgevingsplanactiviteit bouwen

Op voorwaarde van een omgevingsvergunning het bouwen (in afwijking van het bepaalde in lid 18.2) van bouwwerken mogelijk.

18.5 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteiten bouwwerken
  • a. Bij een aanvraag omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in lid 18.4 wordt beoordeeld of dit vanuit een oogpunt van de volksgezondheid, c.q. het doelmatig functioneren van de bovengrondse hoogspanningsverbinding geen bezwaren ontmoet.
  • b. Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.4 wordt verleend, vragen burgemeester en wethouders advies aan bij de beheerder van de leiding.
18.6 Omgevingsplanactiviteit uitvoeren van werken en werkzaamheden
18.6.1 Omgevingsplanactiviteit

Binnen het werkingsgebied van de aanduiding "Leidingzone - Hoogspanning" is het niet toegestaan om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en/of bomen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • d. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- en weghoogte.
18.6.2 Uitzondering

De onder 18.6.1 bedoelde verboden gelden niet voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de grond betreffen, of die reeds is uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt.

18.6.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit werkzaamheden en werken

Een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit binnen het werkingsgebied "Leidingzone - Hoogspanning" als bedoeld in lid 18.6.1, wordt alleen verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 18.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoogspanningsverbinding en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
  • b. Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.6.1 wordt verleend, vragen burgemeester en wethouders advies aan bij de beheerder van de leiding.