direct naar inhoud van 5.1 Milieu
Plan: Hangar 11
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.PB00007-0003

5.1 Milieu

De ruimtelijke ordening moet nadrukkelijk rekening houden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu en de beperkingen die milieuaspecten opleggen. Een goede ruimtelijke ordening vereist dat aandacht wordt besteed aan de diverse relevante milieuaspecten die bij ruimtelijke afwegingen een belangrijke rol spelen. De afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu is voor een deel verankerd in beleid, wet- en regelgeving. In de praktijk is een omgevingsvergunning een belangrijk instrument voor een integrale afstemming tussen milieuaspecten en de ruimtelijke ordening en het doorvertalen van ruimtelijk relevante onderdelen van het milieubeleid. In dit hoofdstuk wordt aangegeven of en zo ja, op welke wijze rekening is gehouden met de verschillende milieuaspecten.

5.1.1 Bodemkwaliteit

In het plangebied is een verontreiniging aanwezig met minerale olie in de grond en het grondwater. Minerale olie kan afgebroken worden in de loop der jaren. Op basis van de bij de gemeente bekende gegevens blijkt dat in dit geval daar ook sprake van is. In het grondwater zijn geen matige tot sterke verontreinigingen aan vluchtige aromaten aangetroffen. Het is niet waarschijnlijk dat er vluchtige aromaten in de hal aanwezig zullen zijn. In het kader van het projectafwijkingsbesluit vinden geen bodemwerkzaamheden plaats. Binnen het gebied waarvoor een ruimtelijke onderbouwing wordt gevraagd verandert de ruimtelijke invulling niet, alleen het gebruik wijzigt. Aanvullende maatregelen of financiële beperkingen zijn daarom niet aan de orde. Het aspect bodem is daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.2 Geluid

Ten behoeve van het mogelijk maken van besloten bijeenkomsten, beurzen, tentoonstellingen, fairs, sportevenementen (behoudens gemotoriseerde sporten) en vergelijkbare activiteiten in Hal 11 zijn de gevolgen met betrekking tot geluid inzichtelijk gemaakt.


Gebiedsgericht geluidbeleid

Het BARIM (Activiteitenbesluit) maakt het mogelijk om gebiedsgericht geluidbeleid voor inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer vast te stellen. De gemeente Enschede heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij de vaststelling van de Geluidnota Enschede 2009-2012. Dit beleid is vastgesteld in april 2009 en in april 2011 op onderdelen gewijzigd en voor onbepaalde tijd verlengd. Het beleid geldt alleen voor nieuwe inrichtingen. Bij het beleid hoort een gebiedstypenkaart waarop per te onderscheiden gebied, meestal een wijk of buurt, richtwaarden zijn vastgelegd. De richtwaarden gelden op geluidsgevoelige bestemmingen of op 50 meter vanaf de grens van een inrichting indien zich binnen 50 meter geen geluidsgevoelige bestemmingen bevinden. Voor Hal 11 die is gelegen in het buitengebied gelden de volgende normen:

  • 45 dB(A) in de dagperiode (van 6.00 uur tot 19.00 uur)
  • 40 dB(A) in de avondperiode (van 19.00 uur tot 22.00 uur)
  • 35 dB(A) in de nachtperiode (van 22.00 uur tot 6.00 uur)


Toetsing akoestisch onderzoek

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting van de activiteiten op de omgeving. Uit dit onderzoek ("Akoestisch onderzoek voor aanvraag omgevingsvergunning hangar 11, Enschede" van 17 september 2013, kenmerk 077282056, bijlage 1) blijkt dat op de nabijgelegen woningen wordt voldaan aan de richtwaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde voor het gebied.


Uitgangspunten bij het onderzoek zijn:

  • De activiteiten vinden plaats in de dag-, avond- en nachtperiode.
  • De ventilatie op het dak van de hangar is in bedrijf gedurende de activiteiten. Hiervoor zijn 4 ventilatoren meegenomen met een bronvermogen van 92 dB(A).
  • Per dag zijn er maximaal 5000 bezoekers.
  • Tijdens de activiteiten zal het heersende geluidsniveau in de hal lager zijn dan 75 dB(A).
  • Verkeer bestaat uit personenauto's en vrachtwagens met respectievelijk een bronvermogen van 89 dB(A) en 105 dB(A). De activiteit 4.000 voertuigbewegingen met auto's verdeeld over de dag en 20 vrachtwagens in de dagperiode genereerd.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op de referentiepunten op 50 meter wordt, behoudens de dagperiode, niet voldaan aan de richtwaarde voor het gebiedstype "Buitengebied" . In de avond- en nachtperiode treedt, op een beoordelingshoogte van 5,0 meter een overschrijding op van de richtwaarden. In de avondperiode is de geluidsbelasting ten hoogste 43 dB(A) en in de nachtperiode ten hoogste 38 dB(A). De genoemde overschrijdingen van 3 dB(A) worden veroorzaakt door de vervoersbewegingen en de ventilatoren. Op grond van het feit dat op de plaats waar de overschrijdingen plaatsvinden geen geluidsgevoelige objecten liggen, er sprake is van een beperkte overschrijding én de installaties en activiteiten binnen de inrichting voldoen aan het BBT-principe, worden deze overschrijdingen toelaatbaar geacht.


Naast de directe hinder is ook de indirecte hinder onderzocht. Indirecte hinder wordt veroorzaakt door het aan- en afrijden van voertuigen (auto's, vrachtwagens van bezoekers en leveranciers) van de openbare weg naar het plangebied.


Met betrekking tot indirecte hinder geldt dat voor de woningen Oude Deventerweg 151 en 153, Vliegveldweg 221, 225, 229 en Snellenweg 4 de voorkeursgrenswaarde van 50 wordt overschreden.


Voor de woningen 151 en 153 met een geluidsbelasting van 60 dB(A) wordt de voorkeursgrenswaarde met 10 dB(A) overschreden maar wordt voldaan aan de grenswaarde van 65 dB(A). Deze 2 woningen zijn in het kader van het isolatieproject van Defensie meegenomen. De woningen liggen nl. binnen de zogenaamde 40 KE-contour en zijn derhalve geïsoleerd waardoor een gevelwering van 30 dB(A) is bereikt.


Voor de woningen Vliegveldweg 221, 225, 229 en Snellenweg 4 heerst een geluidbelasting van respectievelijk 57, 56, 58 en 53 dB(A). Ook hier wordt de grenswaarde niet overschreden. De geluidwering van de gevel van de woning dient respectievelijk 22, 21, 23 en 18 dB(A) te zijn (geluidbelasting minus 35 dB(A) (binnenniveau uit het Bouwbesluit)). Voor een nieuwbouwwoning wordt uitgegaan van een standaard geluidisolatie waarde van de gevel van 20 a 25 dB(A). De gevels van de voornoemde woningen beschikken over relatief weinig te openen delen aan de wegzijde. Verwacht mag worden dat daardoor deze woningen voldoen aan de vereiste gevelwering. Hierdoor vormt het aspect 'geluid' geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Veel potentiële conflictsituaties waarbij milieuaspecten in het geding zijn, kunnen worden voorkomen door toepassing van zonering. Zonering is in zijn algemeenheid een ruimtelijk middel voor het invullen en beheren van de ruimte. Hierbij wordt een scheiding tussen verschillende, vaak conflicterende, functies aangehouden. Vanwege dit ruimtelijk structurerend karakter kan een zonering in het bestemmingsplan juridisch worden vastgelegd.

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter vergroting van de leefkwaliteit. Bij integrale milieuzonering wordt bovendien rekening gehouden met cumulatieve effecten. Voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming is de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” (2009) in de praktijk een belangrijk hulpmiddel. Deze publicatie geeft voor vele bedrijfstypen, opslagen en installaties aan welke milieuaspecten een rol kunnen spelen en biedt een handreiking ten aanzien van welke gemiddelde afstanden tot woonbebouwing vanuit een goede ruimtelijke ordening 'passend' zijn. De genoemde richtafstanden zijn slechts indicatief, waardoor maatwerk op lokaal niveau noodzakelijk is.

In verband met de voorbereiding van de omgevingsvergunning "Hangar 11" heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en geprojecteerde bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in en rondom het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende contouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.

Aan de hand van nader onderzoek is bezien in hoeverre de indicatieve hindercontouren, die gebaseerd zijn op de potentiële milieubelasting van de bedrijven en voorzieningen, in werkelijkheid een knelpunt opleveren in relatie tot de bestemmingen.

Hieronder volgen de conclusies van het onderzoek:

Bedrijven binnen het plangebied

De algemene conclusie luidt dat de bedrijven en voorzieningen in het plangebied geen milieuhinder veroorzaken die van invloed is op de wijze van bestemmen van functies op aangrenzende gronden binnen het plangebied of knelpunten opleveren voor de omgeving buiten het plangebied.

Invloed van omliggende bedrijven

Uit het onderzoek is gebleken dat de geïnventariseerde inrichtingen (bedrijven en voorzieningen) buiten het plangebied vanuit milieuhinder geen knelpunt opleveren in relatie tot de bestemmingen binnen het plangebied.

Conclusie:

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van de omgevingsvergunning.

 

5.1.4 Externe veiligheid

Het plan is getoetst aan de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid en de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Getoetst is ondermeer aan het BRZO, het BEVI, REVI, de 'circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (cRNVGS) en het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen). Geconcludeerd kan worden dat het plan, het gebruik van het bestaande gebouw ten behoeve van evenementen, geen belemmeringen ondervindt ten aanzien van externe veiligheid.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Het gebouw met de voorgenomen activiteiten maakt deel uit van het project Luchthaven Twente dat onder projectnummer 802 is opgenomen in het NSL. Dit betekent dat gelet op artikel 5.16 bij de goedkeuring van de planologische maatregel geen afzonderlijke toetsing aan de in bijlage 2 opgenomen grenswaarden hoeft plaats te vinden. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit ligt er dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het projectbesluit.