direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Recreatiepark Rutbeek
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00175-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Recreatiepark Rutbeek ” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen. Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een recreatiepark mogelijk. In het geldende bestemmingsplan is dit ook al planologisch vastgelegd. Omdat het plan voor het recreatiepark op onderdelen is aangepast ten opzichte van eerdere plannen, is een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

Dit plan maakt een recreatiepark met maximaal 250 recreatiewoningen met bijbehorende voorzieningen mogelijk. Het park zal vanaf de Hegebeekweg ontsloten worden. De Hegebeekweg zal daarom deels verhard worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0001.png"

Afbeelding 1: globale ligging plangebied

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Recreatiepark Rutbeek ” betrekking heeft wordt globaal begrensd door de Usselerveenweg in het noorden, de Hegebeekweg in het oosten, de Leppeweg in het zuiden en het water van het Rutbeek in het westen en ligt in het stadsdeel Zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0002.png"

Afbeeelding 2: Plangebied

1.3 Geldende juridische regelingen

In eerdere bestemmingsplannen is al de mogelijkheid van een recreatiepark opgenomen. Het bestemmingsplan 'Rutbeek'', vastgesteld door de gemeenteraad op 4 juni 1993, voorzag als eerste plan daarin. De bestemming die de bouw van recreatiewoningen mogelijk maakte, is daarna overgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidoost - Leppeweg 196-198. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 14 februari 2011.

Het Recreatiepark 'Het Rutbeek' is vervolgens opgenomen in het bestemmingsplan “Buitengebied - Zuidoost”, dat op 27 mei 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede en daarna in werking is getreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0003.png"

Afbeelding 3.: bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost

In het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost" hebben de gronden van het Recreatiepark 'Het Rutbeek' de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' (artikel 22). De gronden zijn bestemd voor 'het bedrijfsmatig gelegenheid bieden voor verblijfsrecreatie in een complex van recreatiebungalows, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een restaurant, een kinderdagverblijf, een receptie'. Daarnaast zijn er twee bedrijfswoningen mogelijk en verder, mantelzorg, ondergrondse infrastructurele voorzieningen en evenementen.

De bouwregels maken binnen het bouwvlak maximaal 290 recreatiewoningen mogelijk met een oppervlakte van maximaal 75 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter. Van 6 procent van het aantal gebouwde recreatiewoningen mag, de maximale oppervlakte 85 m², de bouwhoogte maximaal 7 meter en de goothoogte 3,5 meter bedragen.

De bouwhoogte van de centrale voorzieningen mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter.

Als specifieke gebruiksregel is een verbod tot het permanent bewonen van een opstal met de functie-aanduiding 'recreatiewoning' of 'verblijfsrecreatie' opgenomen.

De Hegebeekweg heeft de bestemming 'Verkeer - Zandweg'. Deze gronden mogen niet worden verhard.

Het water van het Rutbeek heeft de bestemming 'Water' met de functieaanduiding 'recreatie'. Dat wil zeggen dat de gronden tevens bedoeld zijn voor dagrecreatie. In het midden van het water is er een functieaanduiding 'brug' en noordelijk daarvan ligt een functieaanduiding 'specifieke vorm van water - waterskibaan'.

Er mogen in het water aanlegsteigers gebouwd worden. Deze mogen gerekend vanaf de wal een maximale lengte hebben van 5 meter.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.


Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Rondom het plangebied van het bestemmingsplan Recreatiepark Rutbeek ” zijn de (erkende) wijkorganen Dorpsraad Boekelo, Buurtkring Usselo en Buurtkring Broekheurne actief.

De wijkorganen zijn gevraagd schriftelijk advies uit te brengen na toezending van de analoge en digitale versie van het concept-ontwerpbestemmingsplan.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

In het voortraject van de bestemmingsplanprocedure heeft overleg plaatsgevonden met de provincie Overijssel. Hieruit is naar voren gekomen dat zij akkoord gaan met de beoogde ontwikkeling en dat nader vooroverleg niet nodig is. Dit mede omdat het vigerende bestemmingsplan de ontwikkeling van een recreatiepark ook al mogelijk maakt.

Specifiek vooroverleg met het Waterschap heeft plaatsgevonden. De beoogde ontwikkeling past binnen het beleid van het Waterschap en er kan derhalve gebruik gemaakt worden van de standaard waterparagraaf. Wel dient er een waterhuishoudingsplan opgesteld te worden voor bij de vergunningsaanvraag

Verder kan aangegeven worden dat er bij de totstandkoming van de beoogde ontwikkeling een klankbordgroep is opgericht waar de wijkorganen (wijkraad Boekelo, buurtkring Usselo en buurtkring Broekheurne) ook in vertegenwoordigd zijn. Het gehele proces is regelmatig met de klankbordgroep besproken. Verder hebben de drie erkende wijkorganen het concept-ontwerpbestemmingsplan toegestuurd gekregen en hebben ze een mondelinge toelichting gekregen op het plan. Afgesproken is dat de klankbordgroep verder betrokken blijft bij de verdere uitwerking van de inrichting van het park en de inrichting van de Hegebeekweg.

Verder hebben de Stichting Dorpsraad Boekelo, de Buurtkring Usselo en de Buurtkring Broekheurne in het kader van de erkende wijkraden (notitie ”Wijkraden en adviesafspraken”) het concept-ontwerpbestemmingsplan toegezonden gekregen en heeft er een mondelinge toelichting plaatsgevonden. Zij hebben een gezamenlijk advies ingebracht waarin aangegeven wordt dat zij, na bestudering van het plan, op dit moment slechts één opmerking hebben. Deze heeft betrekking op de ontsluiting van het park. Dat het recreatiepark aan de noordzijde via de Hegebeekweg ontsloten zal worden heeft niet hun voorkeur. Mogelijk kan er door middel van het nemen van verkeersmaatregelen tegemoet gekomen worden aan de punten van de omliggende dorpsraden. Hier zal verder naar gekeken worden en indien wenselijk zal hier een apart traject voor worden opgestart.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Recreatiepark Rutbeek ” in voorbereiding te nemen op 20 juni 2018 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Recreatiepark Rutbeek ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen zal gepubliceerd worden in het blad "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in de Staatscourant.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het Rijksbeleid heeft geen speifiek beleid dat van toepassing is op dit bestemmingsplan.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0004.png"

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de ' Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Voor het gebied waar het 'Recreatiepark Rutbeek' is gelegen, geldt het ontwikkelingsperspectief 'het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Dit perspectief richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

Laag van de beleving
In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving. De laag van de beleving is de laag van de verbinding en het netwerk; tussen het stedelijke en het landelijke, de cultuur en de natuur, snel en traag, oud en nieuw, tussen nut en schoonheid. De laag van de beleving benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen, maar voegt ook eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis.

De verblijfsrecreatiecomplexen, de attracties, de routes voor wandelen, fietsen en varen zijn een belangrijke economische factor geworden met een vergelijkbaar aandeel in de economie als de agrarische sector. Dit alles verandert het aanzien, de gewenste gebruiksmogelijkheden en betekenis van het buitengebied. Aan het ‘belevingslandschap' ontleent Overijssel zijn tijdsdiepte, maar ook zijn aantrekkingskracht. Steeds vaker worden de kwaliteiten uit het verleden ingezet in plannen door daar met nieuwe kwaliteiten, gebruiks- en verschijningsvormen op voort te bouwen. Belangrijk in deze laag is het oude en nieuwe ‘erfgoed’ van de provincie.

Het plangebied ligt in kleinschalig mixlandschap waar het uitgangspunt is het behouden en versterken van de leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0005.png"

Afbeelding: wonen en werken in kleinschalig mixlandschap


Het plangebied ligt buiten het gebied dat van belang is voor het agrarisch natuurbeheer en buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0007.png"

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

In het plangebied is verblijfsrecreatie onder voorwaarden toegestaan.

In en rondom het plangebied liggen wandel- en fietsroutes die toegang geven tot het gebied en de mogelijkheid geven tot recreëren en het beleven van de landschappelijke waarden van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0009.png"

Fietsroutenetwerk Overijssel Wandelroutenetwerk Overijssel

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Conclusie:

Het bestemmingsplan 'Recreatiepark Rutbeeek' kan in termen van het provinciale beleid en regelgeving niet aangemerkt worden als nieuwe ontwikkeling. Een nieuwe ontwikkeling is volgens artikel 1.1.1 een ruimtelijke ontwikkeling waarvoor het geldende bestemmingsplan moet worden aangepast, uitgewerkt of gewijzigd voordat daaraan medewerking kan worden verleend. Het bestemmingsplan 'Recreatiepark Rutbeek' is weliswaar een nieuw bestemmingsplan, maar de wijzigingen ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan zijn beperkt. In hoofdstuk 4 Planbeschrijving zijn de wijzigingen benoemd.

Afgezien dat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt, past de ontwikkeling van het recreatiepark in het provinciale beleid en regelgeving. Het gebied ligt in het kleinschalig mixlandschap. Hier wordt de verblijfsrecreatie op zorgvuldige wijze gemixed met de andere functies in het gebied, zoals dagrecreatie, agrarische bedrijvigheid en wonen.

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Richting aan Ruimte

Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0010.png"

afbeelding: het 'RAR kompas'

2.3.4 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De Watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de protectie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.

Specifiek voor de gebiedsontwikkeling van de voormalige militaire vliegbasis Twenthe heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.

2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Recreatiepark Rutbeek" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in het gebied kunnen worden getoetst.

3.1 Functionele ontwikkeling en structuur

Voor 1850 landbouw was de enige aanwezige functie in het overgrote deel van Nederland. Met de opkomst van de industrie, mobiliteit en mede door de landbouwcrisis aan het eind van de 19e eeuw kwam er een grote trek van het platteland naar de stad op gang. De stad breidde zich daartoe uit, waardoor het areaal landbouwgrond sterk werd teruggedrongen.

Om diverse redenen werden op de ontgonnen heidegronden bossen aangelegd: houtproduktie, werkverschaffing, welstand van grootgrondbezitters.

De naoorlogse verstedelijking heeft de gebruiksfunctie en -vormen van het landschap in belangrijke mate beïnvloed. Naast de agrariër en landgoedeigenaar ging ook de stedeling het buitengebied bevolken.

Door verdergaande verstedelijking, woningnood en suburbanisatie nam de trek naar buiten sterker toe. Was het niet mogelijk buiten de stad te wonen, dan zocht menigeen toch een tijdelijk verblijf in de vorm van zomerhuisjes, welke zowel in de vorm van complexen als losstaande huisjes in het buitengebied terecht kwamen. Naast zomerhuisjescomplexen zijn er andere grootschalige recreatieve voorzieningen in het buitengebied gekomen, waardoor de agrarische functie is teruggedrongen. Veel bezochte plekken zijn het Rutbeek als watersport- en recreatiegebied, de volkstuincomplexen en de toegankelijke landgoederen.

Andere nieuwe elementen die aan het landschap zijn toegevoegd betreffen infrastructurele werken, zoals snelwegen, spoorlijnen en hoogspanningslijnen.

Een groot deel van de spoorlijnen is buiten gebruik of opgeheven. Overblijfselen daarvan zijn nog zichtbaar. Grote gebieden zijn uit cultuur genomen vanwege stedelijke uitbreidingen, de situering van respectievelijk het vliegveld met bijbehorende functies, de Boeldershoek, recreatiegebied Rutbeek en de Universiteit Twente.

3.2 Verkeer, parkeren en bereikbaarheid

De huidige ontsluitingsweg en parkeerplaatsen van het recreatiepark zijn hierna weergegeven.De groene weg betreft ontsluitingsweg van het park, de paarse zijn de hoofdwegen voor de verbinding van de regio.

Momenteel wordt het park via drie wegen ontsloten op de oude N18 voor de toestroom vanuit de westelijke richting, namelijk de Zonnebeekweg, Oude Boekelerdijk en de Usselerveenweg.

Verkeer vanuit Enschede-Zuid het park bezoekt maakt gebruik van twee wegen namelijk de Geesinkweg en de Groot Bruninkstraat.

Voor de bereikbaarheid van het toekomstige recreatiepark Het Rutbeek is in dit plan gekeken naar de mogelijkheden om te ontsluiten op oude N18

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0011.png"

afbeelding: hoofdwegen en toegangswegen gebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0012.png"

afbeelding: centrale parkeervoorzieningen rondom het recreatieterrein

Naast het gemotoriseerd vervoer vinden er rondom het Rutbeek ook veel verkeersbewegingen plaats van langzaam verkeer.

Hierna is de fietsroute (Rukbeekroute) ronde het Rukbeek weergegeven. Deze fietsroute is gebaseerd op het fietsknopen netwerk. Deze route gaat over het fietspad dat gelegen is op het toekomstige terrein van het Resort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0013.png"

afbeelding: langzaam verkeersroutes (groen) en aanrijroutes recreatiepark (rood)

Bij de realisatie van het recreatiepark Het Rutbeek zal het fietsrondje rondom Het Rutbeek gehandhaafd blijven.

3.3 Locatie en bestaande situatie

Het Rutbeek is één van de drie recreatieparken van Regio Twente en is aangewezen als openluchtzwemwater door de Provincie Overijssel. Het totale oppervlak van het recreatiepark bedraagt 120 ha. Circa 35 ha. hiervan bestaat uit water. Het Rutbeek ligt ten zuidwesten van Enschede. De voormalige zandwinplas heeft een grillige vorm en rondom de plas is een afwisselend gebied met bossen, stranden, vijf ligweiden, weilanden en recreatieve voorzieningen.

Activiteiten

Rondom en in de plas zijn veel activiteiten te ondernemen: zwemmen, wandelen, fietsen, mountainbiken, paardrijden, vissen, kanoën, surfen, waterskiën (kabelwaterskibaan), outdooractiviteiten, duiken, klimbos, escaperoom paintball en skiën (borstelbaan).

Routes

Rondom de plas loopt een fiets-/wandelpad. Dit pad is tevens aangesloten op een aantal fiets- en wandelroutes die via Het Rutbeek lopen. Ook een mountainbikeroute ontbreekt niet. Het Rutbeek ligt midden in het Paardrijnetwerk Twente. Dit is een knooppuntsusteem dat meer dan 500 km paardrijroutes aan elkaar koppelt.

Evenementen en overige activiteiten

Op het terrein zijn twee horecagelegenheden gevestigd. Eén bij de waterskibaan en één in het paviljoen aan de andere kant van de plas. Op drukke dagen is er een kiosk geopend. Het terrein leent zich uitstekend voor de organisatie van evenementen. Naast muziek en dansfestivals worden ook culturele- en sportieve activiteiten zoals triatlons, survivalruns en sport- en speldagen georganiseerd.

In de omgeving zijn vele activiteiten te ondernemen. Enschede met vele uitgaansmogelijkheden ligt dichtbij. Boekelo is met de Stichting Museum Buurt Spoorweg, de Grolschbrouwerij en de Zoutboortoren een toerischtische attractie. In de buurt ligt het familiepretpark De Waarbeek (Hengelo).

Het toerisch aanbod in de regio is vrijwel volledig gericht op dagrecreatie. Verblijfsrecreatie is er nauwelijks. Een bungalowpark zal de bestaande voorzieningen versterken en omgekeerd kunnen ook de bestaande voorzieningen het bungalowpark versterken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0014.png"

Functies/activiteiten in het gebied

3.4 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

Het Rutbeek is een recreatiegebied en het bevindt zich zuidwestelijk van Enschede, in de richting van het naburige Buurserzand en de gemeente Haaksbergen. Het Rutbeek is ontstaan door zandafgraving. Al in de jaren zestig van de vorige eeuw waren er plannen voor de aanleg van een recreatiegebied. In 1977 werd gestart met de aanleg, in 1978 werd het eerste gedeelte voor het publiek opengesteld, en in 1982 werd het gebied voltooid. Het Rutbeek is in beheer bij Regio Twente, een intergemeentelijk samenwerkingsverband.

Rond een grote plas met grillige vorm en een oppervlakte van 35 hectare ligt een recreatiegebied met een oppervlakte van 120 ha. De waterdiepte van de plas is gemiddeld drie, en maximaal acht meter. De afstand van een wandeling om het water bedraagt vier tot vijf kilometer. Het Rutbeek bestaat uit vijf stranden met bijbehorende zonneweiden, evenemententerreinen, circa 36 ha bos, 10 ha weilanden, 4 ha moeraszone en 2 ha heideterreintjes..

Archeologisch erfgoed in het plangebied

Op de Archeologische Verwachtingskaart van Enschede heeft het buitengebied zowel hoge, als middelhoge en lage archeologische verwachtingswaarden. Een deel van het gebied is enigszins verstoord. In het gebied bevinden zich een aantal landweren, (verdwenen) watermolens en meerdere (verdwenen) oude erven. De gebieden met middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarden hebben een archeologische onderzoeksplicht. In het buitengebied gebied liggen drie archeologische monumenten die planologisch worden beschermd. De twee bij het Rutbeek zijn Wettelijk beschermde Rijksmonumenten.

In gebieden die zijn vrijgesteld van verplicht archeologisch onderzoek kunnen toch toevalsvondsten worden aangetroffen. In die gevallen geldt op grond van de wet de meldingsplicht. In dat geval zijn de kosten voor archeologisch onderzoek voor de Gemeente Enschede.

Aangrenzend (noordoostelijke zijde) aan het plangebied zijn de overblijfselen van bewoning aan de Usselerveenweg (archeologische rijksmonument) gelegen.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

In het plangebied van het bestemmingsplan "Recreatiepark Rutbeek" zijn geen monumentale en daarmee beschermwaardige bomen aanwezig.

De bescherming van bomen is geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Op het bij de APV behorende bomenoverzicht zijn de beschermde bomen en boomgroepen weergegeven, voor het vellen waarvan in ieder geval een omgevingsvergunning (kapvergunning) op grond van de APV is vereist.

Op het bomenoverzicht zijn niet alle beschermde bomen weergegeven. Ook de gemeentelijke bomen die niet op het bomenoverzicht zijn weergegeven zijn beschermd op grond van de APV.

Het bij de APV behorende bomenoverzicht is een interactieve bomenkaart die is te raadplegen op de website van de gemeente Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0015.png"

afbeelding: fragment interactieve bomenkaart

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet bevat bepalingen over de bescherming van natuur en dier- en plantensoorten, maar ook over de bescherming van houtopstanden buiten de bebouwde kom Boswet. Alle provincies hebben verordeningen vastgesteld waarin is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

Aanleiding

Recreatiepark Het Rutbeek heeft een uitgebreid aanbod aan outdoor activiteiten. Daarnaast worden er door het jaar heen diverse concerten en evenementen georganiseerd. Echter, de bezoekersaantallen en inkomsten lopen terug. Dit is het gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen en verbreding van het aanbod op het gebied van recreatie en toerisme. De gemeente Enschede en Regio Twente (verder: de Regio) zijn van mening dat de laagdrempelige dagrecreatieve functie van Het Rutbeek van groot belang is.

De Regio heeft daarom in januari 2010 een visie vastgesteld met als doel het genereren van een grotere bijdrage van de parken, die in eigendom zijn van de Regio, aan de toeristische en economische ontwikkeling ('Fase 1, hoofdkoers, de visie op hoofdlijnen algemeen per park' en 'Fase 2, Ontwikkelstrategie per park, uitwerking per park'). Daarnaast zijn er in de visie mogelijkheden verkend om het rendement op de exploitatie van de parken te verbeteren.

De daling van het bezoekersaantal is één van de aanleidingen om projecten te ontwikkelen die leiden tot verbreding van het gebruik van de parken en het aantrekken van nieuwe doelgroepen.

De Regio Twente heeft 3 recreatieparken in beheer met een totale omvang van 390 ha. Het zijn parken in Wierden (Het Lageveld), Oldenzaal (Het Hulsbeek) en Enschede (Het Rutbeek). Het Hulsbeek en Het Rutbeek staan in de top 4 van toeristische attracties in Overijssel en worden bezocht door mensen uit de hele regio en uit alle lagen van de bevolking.

Een van de projecten uit de visie is de realisatie van een bungalowpark van hoge kwaliteit en een aantrekkelijk jaarrond geopende horecavoorziening, die tevens kan voorzien in de wensen van dagrecreanten op Het Rutbeek. De randvoorwaarden van Regio Twente zijn met een ontwikkelende partij vertaald naar een ontwerp dat als basis heeft gediend voor een bestemmingsplan.

In 2013 is het plan voor de realisatie van een recreatiepark aan het Rutbeek aan de gemeenteraad voorgelegd. Naar aanleiding daarvan zijn er een aantal aandachtspunten naar voren gekomen en deze zijn meegenomen bij het verdere proces. Het recreatiepark voor 290 recreatiewoningen is vervolgens planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan “Buitengebied Zuidoost” welke in 2013 is vastgesteld.

Het plan

Naar aanleiding van het behoefte-onderzoek is naar voren gekomen dat er tegenwoordig veel meer vraag is naar 6-persoons recreatiewoningen. Het vigerende bestemmingsplan maakt deze maatvoering niet mogelijk. Vandaar een nieuw bestemmingsplan waarbij het aantal recreatiewoningen zal afnemen van 290 naar 250, maar waarbij een iets grotere oppervlakte en hogere bouwhoogte wordt toegestaan. Het plan omvat 250 bungalows met een gevarieerd ontwerp en gevarieerde grootte. Het oppervlaktewater wordt geïntegreerd in het bungalowpark. Daarnaast wordt aangesloten op het bestaande landschap. Het noordelijk deel van het plangebied grenst aan het bosgebied waar het monument van de 'Laag van Usselo' is gesitueerd. Vanwege de archeologische waarde in het gebied, zijn in dit deel van het plangebied geen woningen gepland. De hindercirkel van een aangrenzend agrarisch bedrijf aan de zuidzijde van het plangebied is van invloed geweest op het ontwerp. In het zuidelijk deel is daarom het parkeerterrein gesitueerd.

4.1 Ladder Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e tot en met 4e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt in de toelichting moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. Bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, moet inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Wanneer de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt alleen betrekking heeft op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet, heeft het onderzoek naar de behoefte slechts tot doel om na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Indien het bestemmingsplan de betreffende stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting bij het bestemmingsplan ook een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Bijvoorbeeld onvoldoende mogelijkheden voor benutting van (geschikte) beschikbare gronden of voor herstructurering of transformatie.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden. Ook wanneer er sprake is van 'saldering' (verplaatsing van een stedelijke ontwikkeling, zonder netto extra (planologisch) ruimtebeslag of waarbij bebouwing wordt gereduceerd, zoals de 'Ruimte voor Ruimte' regelingen) is er meestal geen sprake van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. In de uitspraak 201608869/1/R3 geeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een overzicht op hoofdlijnen van alle relevante aspecten waar aan moet worden getoetst om te bepalen of sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro en zo ja, welke eisen er worden gesteld aan de beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Recreatiepark Rutbeek "

In het bestemmingsplan "Recreatiepark Rutbeek" worden diverse ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Aangegeven kan worden dat er bij de beoogde ontwikkeling geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dat komt omdat het vigerende bestemmingsplan reeds een recreatiepark voor 290 rcreatiewoningen mogelijk maakt. Hier is zelfs al een vergunning voor verleend. Het onderhavige plan beoogd een afname van het aantal recreatiewoningen.

4.2 Stedenbouwkundig plan

In deze paragraaf wordt ingegaan op de toekomstige ruimtelijk-stedenbouwkundige hoofdopzet en invulling van de nieuwe ontwikkeling:

  • a. ruimtelijk-stedenbouwkundige aspecten;
  • b. verkeer, bereikbaarheid en parkeren;
  • c. groen, oppervlaktewater en ecologie.

4.2.1 Ruimtelijk-stedenbouwkundige aspecten

Het park wordt gerealiseerd aan de zuidoostkant van Het Rutbeek. Het gebied wordt deels uitgegraven zodat er een soort eiland ontstaat waarop een groot deel van de woningen wordt gerealiseerd. Door deze opzet worden veel woningen gesitueerd aan het water. Water bij de recreatiewoning wordt positief beoordeeld door toeristen.

De basis voor de lay-out van het park is in een eerdere ontwikkelingsfase vastgelegd. Het belangrijkste element daarin is vergroting van wateroppervlak en oeverlengte. In de uitwerking wordt deze lay-out als uitgangspunt genomen waarbij belangrijke aandachtspunten zullen zijn:

- Heldere routing autoverkeer

- Kwalitatief goede langzaamverkeersroute los van autoverkeer

- Recreatie woningen in 3 hoofdtypes: oeverwoningen, boswoningen en Twents –erf-woningen.

- Diversiteit en vermijding repetitie

- Ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing met behoud van de gebieden met hoge

archeologische waarde.

- Zorgvuldige parkeeroplossingen.

- Duurzaamheid, energie 0 woningen.

Gebieden met archeologische waarde, oa heidevelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0016.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0017.png"

In overleg met diverse instanties worden de 2 aangewezen gebieden volledig in de lay-out van het park opgenomen. Zie voor meer informatie paragrafen 3.4 en 4.5 van deze toelichting. Deze genoemde percelen worden tevens iets uitgebreid en aan elkaar verbonden.

Het park bevat kleinschalige elementen in de vorm van vrijstaande recreatiewoningen met afmetingen van ongeveer van 7m x 9 a 10 m. Op een beperkt aantal plekken worden de woningen geclusterd in de vorm van tweekappers.

De grotere elementen zijn onder andere het receptiegebouw, het restaurant, een winkel, kantoor en eventueel een zwembad, alsmede de groepsaccommodaties. Deze zullen afmetingen hebben vergelijkbaar met een oude hoeve, of een kleine hofboerderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0018.png"

tekening: impressie inrichting bungalowpark

Het park bestaat uit 250 recreatiewoningen met een capaciteit van 4,6,8 en 10 personen. Op het park worden verschillende typen woningen gecreëerd:

  • boswoningen op een open plek in het bos;
  • Twentse erven, bestaande uit een erf met boerderij (10- en 4 persoonswoningen) en schuren (6-8 persoonswoningen)
  • oeverwoningen (4-6 personen) aan het water met ruim uitzicht over de plas.

Nagenoeg alle elementen hebben een kap. Een plat dak is niet toegestaan, wel een lessenaarsdak. De kap kan uitgevoerd worden als lessenaarsdak, als zadeldak, als schildkap, als langs- of dwarskap. Centrale voorzieningen kunnen samengestelde kappen hebben. De kaprichting houdt rekening met de zon i.v.m. te plaatsen zonnepanelen.

Massa bebouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0019.png"

Bergingen zijn onderdeel van het hoofdvolume. De grotere volumes hebben als uitgangspunt 1 laag met kap, aangevuld met kleinere volumes.

Er is een separaat beeldkwaliteitsplan opgesteld en deze zal in procedure gebracht worden ter vervanging van het huidige welstandsregiem. Er zal specifiek ingegaan worden op de verschillende bebouwingstypen. Zie voor het beeldkwaliteitsplan paragraaf 4.6 van deze toelichting.

Voor elke woning is parkeerruimte voor 2 auto's beschikbaar op het park.

De centrale voorzieningen bestaan uit een centrumgebouw met een receptie, kantoorruimten, winkel, verhuur (fietsen, bootjes enz.) en welnessvoorzieningen.

Verder komt er een eetcafé met afhaalmogelijkheid en een restaurant met terras dat uitzicht biedt over de plas. Voor bezoekers van het restaurant is er voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers van het recreatiepark. Rondom het restaurant worden sport- en spelvoorzieningen gecreëerd. Op het park worden diverse strandjes en vissteigers gecreëerd.

Uit oogpunt van toezicht en beheer worden er twee bedrijfswoningen gerealiseerd.

Architectuur

Twentse architectuur is uitgangspunt op passende wijze aangevuld met eigentijdse elementen. Op deze wijze wil het park onderscheidend zijn en een geheel eigen kwaliteit uitstralen. Verder is er één 'special' toegestaan op het park, te weten het restaurant. Deze mag gebouwd worden in twee lagen met een plat dak.

4.2.2 Verkeer, bereikbaarheid en parkeren

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0020.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0021.png" 

afbeelding: ontsluiting recreatiepark

Het Recreatiepark Rutbeek komt in het zuidwesten te liggen van het recreatieterrein. De ontsluiting van het recreatiepark Rutbeek dient gerealiseerd te worden via de Hegebeekweg.

De openbare fiets- en wandelroute die nu rond het Rutbeek loopt, zal gehandhaafd blijven bij de realisatie van het recreatiepark. Ook na de realisatie van het park zullen recreanten het rondje Rutbeek kunnen lopen/fietsen waarbij een gedeelte door het nieuwe park zal lopen. Verder is ook aandacht besteed aan de mtb-route. Ook deze zal verwerkt worden in de verdere uitwerking van het recreatiepark.

De Hegebeekweg (blauw) is momenteel een zandweg met parallel daaraan een watergang. De Hegebeekweg is aangewezen als ontsluitingsweg van het beoogde recreatiepark. Het gedeelte van de Hegebeekweg tot de beoogde toegang van het recreatiepark Het Rutbeek zal verhard gaan worden. Voor de beoogde inrichting van de het gedeelte van de Hegebeekweg dat verhard zal gaan worden, wordt verwezen naar bijlage 2 van de regels behorende bij dit bestemmingsplan.

Het gedeelte van de Hegebeekweg dat niet verhard wordt, zal afgesloten worden voor het gemotoriseerde doorgaande verkeer. Het langzame verkeer kan nog steeds gebruik maken van dit gedeelte.

Het huidige gebruik van de Hegebeek betreft voornamelijk agrarische verkeer. De erftoegangsweg dient geschikt te zijn voor tweezijdig verkeer. Deze wegbreedte voldoet voor een functie van een personenauto en twee fietsers, twee auto’s of een landbouwvoortuig en een fietser. Ook wordt getracht een ruiterpad op te nemen binnen het toekomstige ontwerp van de ontsluiting op de Hegebeekweg. Verkeer zal zich vanaf de Hegebeekweg gaan verdelen richting de Geesinkweg en de Haaksbergerstraat. Deze routes hebben voldoende restcapaciteit. Dit is conform het onderzoeksrapport van RHDHV dat is opgenomen als bijlage16 bij deze toelichting. In dit onderzoek gaat het hoofdzakelijk om de verkeersstromen van en naar het recreatiepark. De precieze inrichting van het recreatiepark zelf is nog niet duidelijk vandaar dat er een kaartje is opgenomen in het onderzoeksrapport met een mogelijke inrichting.

De aansluiting van de Hegebeekweg op de Usselerveenweg betreft een T-kruising. Doordat de situatie minder overzichtelijk is, dient er een vertragende maatregel getroffen te worden.

Ten aanzien van het parkeren kan aangegeven worden dat er voor elke recreatiewoning 2 parkeerplaatsen op het park gerealiseerd worden. Daarvoor zal tevens een centrale parkeervoorziening gerealiseerd worden. Tevens zal er een parkeervoorziening gerealiseerd worden bij het restaurant op het park.

In 2014 heeft de gemeenteraad besloten dat de ontsluiting van het recreatiepark via de Hegebeekweg te laten lopen. Ook na recentelijke studies in het kader van stikstofdepositie naar aanleiding van raadsvragen uit 2017 heeft de raad, op advies van het college, het standpunt ingenomen dat het besluit inzake de ontsluiting uit 2014 in stand gehouden wordt.

4.2.3 Groen, water en ecologie

Water

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is een waterparagraaf opgesteld worden. Zie paragraaf 5.2.

Er is een aanpassing van het drukriool nodig is. En de zwemwaterkwaliteit van Het Rutbeek dient gewaarborgd te zijn. Er mag geen water op de zwemplas afgevoerd worden. Dit geldt uiteraard voor het rioolwater, maar ook voor het regenwater van de huisjes en de verharde oppervlakten binnen het bungalowpark plangebied. Een waterhuishoudingsplan zal worden opgesteld zodat bij de omgevingsvergunningsaanvraag getoetst kan worden aan de waterhuishoudkundige criteria.

Ecologie/Landschap/Groen

Richtinggevend voor de beoogde ontwikkeling als recreatiepark zijn de natuurlijke omstandigheden van water en bodem en een hoge kwaliteit van natuur, landschap en cultureel erfgoed. Dit zijn aanwezige kwaliteiten die bijdragen een de behoefte en uitstraling van het beoogde recreatiepark.

Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Overijssel een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden, verwonden en het opzettelijk beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties’, als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen verwonden en doden of om opzettelijk rust- en voortplantingslocaties te mogen beschadigen en te vernielen. In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.

Voor meer informatie wordt verwezen naar paragraaf 5.3 van deze toelichting.

 

4.3 Economie

De ontwikkeling van het recreatiepark Het Rutbeek zal met een gevarieerd aanbod van faciliteiten, verschillende typen recreatiebungalows voor zowel individuen, families als groepen, goed op de behoefte in de markt aansluiten. Het Rutbeek zal voorzien in kwalitatief hoogwaardige toeristische overnachtingsmogelijkheden. Het Rutbeek zal gericht zijn op sportieve, water- en natuurgebonden recreatie met respect voor de omgeving. Met natuurlijk een waardevolle toevoeging aan de recreatieve en toeristische voorzieningen en de werkgelegenheid in de regio. De ontwikkeling van verblijfsrecreatie leidt tot directe en indirecte positieve werkgelegenheidseffecten in de regio. Directe werkgelegenheid ontstaat ten gevolge van de arbeidsplaatsen op bijvoorbeeld beheer, toezicht, onderhoud, lesactiviteiten, horeca etc. Daarnaast levert de ontwikkeling ook indirecte arbeidsplaatsen op. Zo zullen onder andere de horeca en de levensmiddelenbranche in de regio baat hebben bij de komst van vakantiepark Het Rutbeek. Ten opzichte van de landbouwsector levert een recreatieve voorziening per hectare meer werkgelegenheid op dan waaraan de grond wordt onttrokken. Verwacht mag worden dat dit een economisch structuur versterkende impuls zal leveren aan de regio mede gezien het feit dat de werkgelegenheid in de landbouw in deze regio sterk terug loopt.

Werkgelegenheid

Binnen de regio Twente is het van belang om het toerisme te stimuleren. Hiermee kan extra werkgelegenheid worden gecreëerd, in dit geval zullen circa 125 mensen een baan vinden. Naast deze belangrijke stimulans van de werkgelegeneheid zal het ook de uitstraling en de bekendheid van Twente in een groter verband ten goede komen.

4.4 Behoefte

In 2018 heeft het behoeftenonderzoek recreatiewoninigen recreatiepark Het Rutbeek (Van der Reest advies, zie bijlage 2 van de ze toelichting) plaatsgevonden. Hierin is het volgende naar voren gekomen.

Het Rutbeek is een aantrekkelijke locatie voor mensen die actief bezig willen zijn. Een recreatiepark gericht op actieve doelgroepen is een goede aanvulling waardoor het productaanbod van Het Rutbeek als geheel wordt versterkt. De opzet van het park wordt beoordeeld als positief. Door meer water in te brengen ontstaat er een aantrekkelijk park, waar veel woningen zich aan het water bevinden. Veel kopers en huurders zullen dit weten te waarderen.

Belangrijke trends in de recreatiesector zijn de vraag naar meer luxe en comfort, een stijgend aantal korte vakanties en de factor beleving wordt steeds belangrijker. Mede hierdoor stijgt de vraag naar vakanties in recreatiewoningen. Voor het Rutbeek is dit een positieve ontwikkeling.

Ook in Overijssel en Twente stijgt de vraag naar recreatiebungalows harder dan het aanbod groeit waardoor de gemiddelde bezetting een stijging laat zien. De vraag naar recreatiewoningen ontwikkelt zich positief. Parken die zich richten op specifieke doelgroepen en hun concept op deze doelgroepen toespitsen zijn kansrijk. In Twente is een duidelijk overschot aan parken die zich richten op doelgroepen die rust en ruimte belangrijk vinden. Mensen die meer op zoek zijn naar actief bezig zijn en avontuur vinden onvoldoende aanbod in Twente. Er is ruimte in de markt voor een park dat zich richt op deze doelgroepen. De natuurlijke omgeving van Het Rutbeek leent zich uitstekend om deze doelgroep te bedienen. Het concept van het park sluit bovendien goed aan op de eisen en wensen van deze doelgroep. De marktkansen voor de verhuurmarkt worden dan ook positief ingeschat.

Om een park met recreatiewoningen te creëeren, is de verkoop van de woningen noodzakelijk. Voor de haalbaarheid van dit plan zijn ook de kopers van recreatiewoningen belangrijk. Uit de marktanalyse blijkt dat vanuit de kopers volop belangstelling is voor nieuwe recreatiewoningen. Aan de Noordzeekust is de vraag het grootst, maar is het aanbod beperkt. In Twente/Salland wordt de marktruimte neutraal ingeschat. Dat betekent dat er voldoende vraag is mits aantrekkelijke recreatiewoningen op toeristisch aantrekkelijke locaties worden gerealiseerd. Het Rutbeek voldoet aan deze voorwaarden. De marktruimte voor dit park wordt positief ingeschat.

Er kan geconcludeerd worden dat er voldoende marktperspectief gezien wordt in zowel kopers als de huurdersmarkt om positief te adviseren op de ontwikkeling van het recreatiepark Het Rutbeek.

4.5 Cultuurhistorie in relatie tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Hieronder volgt een verantwoording van de wijze waarop in de planontwikkeling rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Archeologisch onderzoek

Er zijn diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd op Het Rutbeek in het kader van de onderhavige ontwikkeling. Op basis van conclusies uit deze rapportages is er een besluit  genomen. In het kort; de 3 oranjezones in het onderstaande kaartje zijn aangeduid met een zeer hoge archeologische waarde. Na afronding van het hierboven genoemde archeologische onderzoeken is er een selectiebesluit genomen en zijn de tweede zuidelijke deelgebieden met een zeer hoge archeologische waarde vrijgegeven. Het noordelijk deel van het plangebied is echter niet geheel vrijgegeven, aantasting van het bodemprofiel dient hier vermeden te worden. Het gaat daarbij om het noordelijke deel van het noordelijke gebied. Op de onderstaande tekening is met rode stipjes het betreffende gebied aangegeven. In dit gebied is het verboden om zonder toestemming van de bevoegde instantie de grond te verstoren. Aangezien dit noordelijke deel buiten de plangrenzen van het bestemmingsplan valt, hoeven er verder geen regels aan verbonden te worden in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0022.png"

Afbeelding: Archeologische rapportage Oranjewoud

4.6 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Recreatiepark Rutbeek" geldt welstandsidentiteit "Vrije landelijke bebouwing, nieuwe landschappen"   en de belangrijkste uitgangspunten en sturingselementen daarvan zijn;

In het gevarieerde landschap rond Enschede staan behalve boerderijen en landgoederen ook her en der vrije, landelijke woningen en gebouwen met een bijzondere functie. Ruimtelijk spelen ze een bescheiden rol: de gebouwen staan min of meer ‘toevallig’ verspreid in het landschap, in het bos, tussen de open weiden, aan een boerenerf, langs een weg of op een kruispunt, eenzaam en alleen of in een kleine buurtschap bij elkaar.

De woningen zijn vrijstaand of twee-onder-een-kap, met een alzijdige oriëntatie op het landschap. In grootte variëren ze van kleine huizen tot villa’s met bijgebouwen. In architectuur lopen ze uiteen, er is geen dominante stijl of traditie. Er zijn hele oude en hele nieuwe huizen te vinden, zeer onnadrukkelijke en zeer expressieve. In sommige woningen zijn specifiek Twentse kenmerken verwerkt: blankhouten kopgevels, witte en versierde daklijsten, puntige, soms geknikte kappen. Elk huis is anders en zeker in de buurtschapjes zorgt de afwisseling van kappen, grootte, materialen en plaatsing op de kavel voor een landelijk, informeel beeld. Door hun natuurlijke materialen en kleuren, harmoniëren ze meestal wel met elkaar en met het landschap. Elke woning heeft een forse tuin, vaak met sierbeplanting, hagen en grote bomen, die het gebouw inkadert, maar niet verstopt. Hierdoor dragen de woningen bij aan de groene ruimtelijkheid van het landschap. Recreatieterreinen met een goede architectuur en een verzorgde beplanting kunnen ook zo’n positieve rol spelen. De gebouwen met een bijzondere (aan het landelijk gebied gebonden) functie, zoals een manege, een officiersmess of een golfclub, hebben vaak een afwijkende architectuur. Daardoor en door hun grotere afmetingen spelen ze een dominantere rol in het landschapsbeeld, maar ze komen niet zoveel voor.

Beeldkwaliteitplan

De welstandscriteria behorende bij de welstandsidentiteit "Vrije landelijke bebouwing, nieuwe landschappen" sluit niet aan bij de beoogde ontwikkeling van het recreatiepark en er is daarom een Beeldkwaliteitsplan opgesteld voor de beoogde ontwikkeling van het recreatiepark. Dit beeldkwaliteitsplan is als bijlage 15 van deze toelichting. Het beeldkwaliteitsplan zal de welstandsnota voor dit gebied vervangen. Daarmee zal een nieuw zelfstandig toetsingskader (het beeldkwaliteitsplan) voor de stadsbouwmeester van toepassing zijn.

Twentse architectuur is in het beeldkwaliteitsplan uitgangspunt op passende wijze aangevuld met eigentijdse elementen. Op deze wijze wil het park onderscheidend zijn en een geheel eigen kwaliteit uitstralen.

Alle elementen hebben een kap, met uitzondering van het restaurant. Een plat dak is niet toegestaan (behalve bij het restaurant), wel een lessenaarsdak. De kap kan uitgevoerd worden als lessenaarsdak, als zadeldak, als schildkap, als langs- of dwarskap. Centrale voorzieningen kunnen samengestelde kappen hebben. De kaprichting houdt rekening met de zon i.v.m.te plaatsen zonnepanelen.

Vrijwel alle kappen hebben voldoende overstek, zowel bij de topgevels als aan de gootzijde, tenzij het ontwerp er op gericht is dak en gevel in elkaar te laten doorlopen.

Op 1 of 2 plekken wordt vanuit de centrale voorziening contact gemaakt met het water middels houten terrassen en strand. Het buitenmeubilair wordt eveneens gekozen in natuurlijke materialen.

Het landelijk karakter wordt in detail versterkt door sfeervolle lantaarnpalen, eventuele lage verlichting in het groen, een aantal zitbanken en laagblijvend groen en riet bloeiend in verschillende seizoenen.

Procedure wijziging Welstandsnota  

Gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan zal het ontwerp-beeldkwaliteitsplan met bijbehorende kaart ter besluitvorming aan het college worden voorgelegd. Vervolgens zullen beide plannen gelijktijdig ter inzage worden gelegd en ook de vaststelling zal gelijktijdig door de gemeenteraad plaatsvinden.

4.7 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.7.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen

Zelf het goede voorbeeld geven, is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

4.7.2 Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan

In deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Algemeen

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Energie :

Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Klimaatadaptatie :

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden, het vrij houden van bebouwing langs beken of van lage plekken die natuurlijke waterbergingen vormen, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Circulaire economie:

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval.

Biodiversiteit :

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

Overige actiepunten :

Voor de overige actiepunten uit het Actieplan Duurzaamheid kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Conclusie

In samenwerking met HVE (HUIS VOOR ENERGIE) wordt een totaal energieconcept ontwikkeld voor het totale park, gasloze recreatiewoningen en gebruik makend van de meest moderne technieken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0023.png"

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Recreatiepark Rutbeek " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten m.e.r., milieuzonering, bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden dan wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd. Daarbij is er al snel sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Besluit m.e.r. (categorie D11.2). Voorbeelden van een stedelijke ontwikkeling zijn bijvoorbeeld:

  • Realisatie van een (omvangrijke) bouwmarkt;
  • Realisatie van nieuwe woningen;
  • Realisatie van (omvangrijke) parkeervoorzieningen;
  • Realisatie van nieuwe detailhandel.

In tegenstelling tot de ladder voor duurzame verstedelijking is er bij het Besluit m.e.r. geen sprake van een ondergrens wat aantallen woningen betreft. In de meeste gevallen kan hierbij worden volstaan met het opnemen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Toetsing bestemmingsplan aan Besluit m.e.r.

Het realiseren van recreatieve voorzieningen is niet als activiteit opgenomen in de C-lijst van het Besluit MER. In de D-lijst is de volgende activiteit opgenomen: ‘de aanleg wijziging of uitbreiding van vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

1. 250.000 bezoekers of meer per jaar;

2. Een oppervlakte van 25 hectare of meer, of;

3. Een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.

In voorliggend geval is geen sprake van een recreatiepark dat meer dan 250.000 bezoekers per jaar trekt. Daarnaast is het plangebied niet gelegen binnen een gevoelig gebied. Het plangebied in zijn totaliteit bedraagt circa 25 hectare. Het deel waar de daadwerkelijke milieubelastende voorzieningen worden gerealiseerd (de recreatieappartementen en de centrale voorzieningen) is aanzienlijk kleiner dan 24 hectare. Een groot deel van het plangebied wordt in gebruik genomen als natuur, groen, verkeer en water.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

Conclusie vormvrije m.e.r.-beoordling

Voor de beoogde ontwikkeling is door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie ten behoeve van de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld,  welke in bijlage14 bij deze plantoelichting is opgenomen. Uit de notitie blijkt dat de beoogde ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. Op basis van de notitie hebben burgemeester en wethouders besloten het besluit te nemen dat het niet noodzakelijk is om een (formele) m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapport op te stellen.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Recreatiepark Rutbeek" aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" is van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de projectlocatie de milieucategorie bepaald. Vervolgens is nagegaan of bedrijven en voorzieningen gelegen zijn binnen de op grond van de milieucategorie aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige functies. Van die bedrijven en voorzieningen is door middel van nader dossieronderzoek beoordeeld of de feitelijke (bedrijfs)activiteiten een knelpunt opleveren voor een goed woon- en leefklimaat en of terugschaling mogelijk is. De resultaten van het onderzoek met de bijbehorende milieuzonering zijn weergegeven in de rapportage Bedrijven- en milieu-inventarisatie bestemmingsplan Recreatiepark Rutbeek ”, zoals hieronder is weergegeven.

Onderzoeksresultaten

Bedrijvigheid

Bedrijvigheid

Bedrijven binnen het plangebied

Binnen het plangebied wordt een recreatieterrein aangelegd met daarop onder meer enkele bedrijfswoningen, meerdere recreatiewoningen (250 stuks), een winkel en een restaurant,

Recreatieterrein

Het recreatieterrein heeft een milieucategorie van 3.1 (geluid 50 m, geur 30 m en gevaar 30 m).

Gelet daarop en de aangehouden afstanden is de geluidsbelasting van het recreatieterrein op de omgeving onderzocht. Uit dit geluidsonderzoek blijkt dat de geluidsbelasting (inclusief de gevolgen van de verkeersbewegingen op de nabijgelegen woningen) binnen de daarvoor geldende normen valt. Er kan worden voldaan aan de geluidsvoorschriften. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. Gelet op de aangehouden afstanden vormen de overige milieuaspecten eveneens geen belemmering voor de ontwikkeling.

Voor wat betreft de milieuaspecten is er sprake van een goed woon- en leefklimaat (in en nabij het plangebied liggende woningen).

Bedrijven direct buiten het plangebied

In de directe omgeving van het plangebied zijn een aantal bedrijven ((milieu)categorie (Cat) > 2) gelegen met een mogelijke invloed in het plangebied. Tevens is onderzocht of deze en mogelijk nog andere bedrijven in de omgeving van het plangebied door de ontwikkeling van het plangebied worden beïnvloed.

Adres   Naam   Omschrijving activiteit   Cat
 
Milieuaspect   Indicatieve afstand(in m1)   Invloed op plan-gebied  
Jacobsrietweg 182   Regio Twente
Rutbeek  
Sport, horeca en recreatie (dansfeesten)   4.2   Geluid   300 m   Nee  
Jacobsrietweg 175   Waterskicenter
Twente  
Sport, horeca en recreatie (cable waterski en wakeboarden)   3.1   Gevaar   50 m   Nee
 
Eggelmorsweg 35   Engelbertink   Bouw- en timmerbedrijf   3.1   Geluid   50 m   Nee  
Leppeweg 196-198   Boon   Agrarisch bedrijf
(IPPC bedrijf)
(pluimveehouderij,
camping, winkel)  
4.1   Geur   200 m   Nee  
Leppeweg 201   Dalenoord   Agrarisch bedrijf
(rundveehouderij)  
3.2   Geur   100 m   Nee  

Gelet op de belangrijkste milieuaspecten van de bovengenoemde bedrijven (milieubelasting) en de afstand van de bedrijven tot het plangebied zijn de bedrijven Regio Twente Rutbeek en Boon nader onderzocht.

Regio Twente Rutbeek, Jacobsrietweg 182

Het bedrijf Regio Twente Rutbeek is nabij het plangebied gelegen. Dit bedrijf is onder meer betrokken bij de organisatie van evenementen en (dans)feesten op (hun) betreffende deel van het recreatiegebied (overzijde van het plangebied (andere zijde van het water)). De nabijgelegen recreatiewoningen binnen het plangebied worden niet opgevat als geluidsgevoelige bestemmingen.

Er komen echter wel enkele bedrijfswoningen binnen het plangebied te liggen. Gelet daarop is een geluidsonderzoek uitgevoerd, waarbij de geluidsbelasting is onderzocht op deze bedrijfswoningen.

Er kan worden voldaan aan de geluidsvoorschriften. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. Gelet op de aangehouden afstanden vormen de overige milieuaspecten eveneens geen belemmering voor de ontwikkeling.

Voor wat betreft de milieuaspecten is er sprake van een goed woon- en leefklimaat (in het plangebied liggende (bedrijfs)woningen).

Boon, Leppeweg 196-198

Uit het voorgaande blijkt verder dat pluimveehouderij Boon met een milieucategorie 4.1 met een indicatieve afstand van 200 meter in verband met geur nabij het plangebied is gelegen.

De aangehouden afstand van de grens van de inrichting tot het plangebied is iets minder dan 200 meter. Gelet op het milieu en de ruimtelijke ordening is er een geuronderzoek uitgevoerd. Recreatiewoningen worden wel beschouwd als geurgevoelige objecten. Uit het geuronderzoek blijkt dat er wordt voldaan aan de (wettelijke) geurnormen, de milieukwaliteit is redelijk goed.

Het aspect geur vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. Gelet op de aangehouden afstanden vormen de overige milieuaspecten eveneens geen belemmering voor de ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00175-0002_0024.png"

Geurcontour pluimveehouderij Leppeweg 196-198.

Voor wat betreft de milieuaspecten is er sprake van een goed woon- en leefklimaat (in het plangebied liggende woningen).

Beïnvloeding van de bedrijven door ontwikkelingen binnen plangebied

Verder is onderzocht of de in het bovenstaande overzicht genoemde bedrijven door de ontwikkeling van het plangebied niet onevenredig worden belemmerd in de bedrijfsuitvoering.

Gelet op de afstanden (bedrijven-ontwikkeling (binnen) plangebied) en de uitgevoerde werkzaamheden van de bedrijven (milieubelasting op omgeving) is dit eveneens voor de beide genoemde bedrijven Regio Twente Rutbeek en Boon onderzocht in de genoemde onderzoeken.

Uit de onderzoeken blijkt dat de genoemde bedrijven door de voorgenomen planontwikkeling niet onevenredig in zijn of haar belangen worden geschaad. Verder zijn er eveneens geen andere bedrijven nabij het plangebied gelegen welke door de ontwikkeling binnen het plangebied worden beïnvloed (gelet op de afstanden).

Conclusie

De gevolgen van de nieuwe ontwikkelingen binnen (van) het plangebied op de omgeving zijn uitgewerkt. De milieubelasting van de nabijgelegen bedrijven op het plangebied is eveneens uitgewerkt. Beide uitwerkingen hebben geen bijzonderheden gegeven.

Er zijn geen belemmeringen voor de ontwikkeling.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodem naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.

Bodemonderzoek Het Rutbeek

In het kader van de voorgenomen herontwikkeling van recreatiepark Het Rutbeek, is er in de periode 2010-2013 in opdracht van de Regio Twente bodemonderzoek uitgevoerd door Ingenieursbureau Oranjewoud. Het betreft het Verkennend bodemonderzoek Het Rutbeek te Enschede met projectnummer 236183 van 5 januari 2011 (zie bijlage 6 van deze toelichting), het Verkennend bodemonderzoek toekomstig saunaterrein Het Rutbeek te Enschede met projectnummer 249990 van 22 februari 2013 en het Nader bodemonderzoek toekomstig bungalowpark Het Rutbeek te Enschede van 26 november 2013 (zie bijlage 7 van de toelichting). Voor het besluit Wet bodembescherming wordt verwezen naar bijlage 10 van deze toelichting.

Conclusie

Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat er plaatselijk sprake is van sterk verhoogde gehalten aan PAK en zink. Naast deze parameters zijn plaatselijk ook licht en matig verhoogde gehalten aangetroffen aan andere zware metalen, PAK, PCB, minerale olie en asbest. Deze verhoogde gehalten zijn te relateren aan de aangetroffen puin-, sintel- en afvalresten.

In het grondwater is op een ander terreindeel plaatselijk sprake van sterk verhoogde concentraties aan kobalt en nikkel. Omdat er geen aanwijzingen zijn dat deze verhoogde concentraties het gevolg zijn van menselijk handelen, wordt deze grondwaterverontreiniging niet beschouwd als een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Wegverkeerslawaai

Het bestemmingsplan Bungalowpark Rutbeek voorziet niet in de realisatie van geluidgevoelige bestemmingen binnen de zones van de relevante wegen. Het wegverkeer vormt daarmee geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan.

Railverkeerslawaai

Het bestemmingsplan Bungalowpark Rutbeek voorziet niet in de realisatie van geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van spoorwegen. Het railverkeer vormt daarmee geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan.

Industrielawaai

Het bestemmingsplan Bungalowpark Rutbeek voorziet niet in de realisatie van geluidgevoelige bestemmingen binnen zones van gezoneerde industrieterreinen. Industrielawaai vormt geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan.

Luchtvaartlawaai

Het bestemmingsplan Bungalowpark Rutbeek voorziet niet in de realisatie van geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van de Luchthaven Twente. Luchtvaartlawaai vormt geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan.

5.1.5 Geluid - RO

Om te kunnen voldoen aan het uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening dient het instrument milieuzonering te worden toegepast. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende inrichtingen (bedrijven of voorzieningen) en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woonwijken. Door het in acht nemen van de indicatieve afstanden, zoals vermeld in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering, tussen de inrichting en de geluidgevoelige objecten kan een goede leefkwaliteit worden gewaarborgd. De richtafstanden volgen in dit geval uit de VNG-brochure uit 2009.

De afstanden zoals vermeld in de brochure zijn indicatief en hier kan gemotiveerd van worden afgeweken. Het geplande bungalowpark betreft een categorie 3.1 inrichting, waarbij tussen de inrichting en de meest nabijgelegen gevoelige bestemming in beginsel 50 meter afstand dient te worden aangehouden. Omdat de inrichting een omvangrijk gebied betreft is een akoestisch onderzoek opgesteld. Hierbij is op basis van de ontwerptekening de representatieve situatie doorgerekend. Hieruit blijkt dat de relevante bronnen zich op een afstand van meer dan 50 meter ten opzichte van de woningen bevinden en er voldaan wordt aan de richtafstanden. De omgeving kan worden getypeerd als landelijk gebied waardoor de aan te houden afstand nog met één stap kan worden gereduceerd en zou middels het aanhouden van 10 meter afstand een voldoende woon- en leefklimaat kunnen worden gewaarborgd. In de onderhavige situatie bedraagt de afstand tussen het bungalowpark en de meest nabijgelegen woning ca. 30 meter. Gelet op de omvang van het bungalowpark en de hiermee gemoeide verkeersgeneratie is er desondanks voor gekozen de geluidsbelasting op de omgeving middels een akoestisch onderzoek inzichtelijk te maken. Hiertoe is door adviesbureau Windmill het rapport 'Akoestisch onderzoek industrielawaai Recreatiepark Rutbeek Enschede” opgesteld, dd 9 oktober 2018, 17.109.01-04. (zie bijlage 4 van deze toelichting).

Toetsingskader

Op het bungalowpark zal het Activiteitenbesluit Milieubeheer van toepassing zijn. Hierin zijn in artikel 2.17 zowel normen opgenomen voor de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten als normen voor de geluidsbelasting in in- of aanpandige woningen.

Naast het Activiteitenbesluit hanteert de gemeente Enschede gebiedsgericht geluidbeleid. In dit beleid, dat is opgenomen in de Geluidnota Gemeente Enschede 2009-2012, op 3 april 2018 (gedeeltelijk) herzien vastgesteld, wordt afhankelijk van het gebiedstype een beschermingsniveau toegekend aan de geluidsgevoelige objecten in dat gebied. In het onderhavige geval vallen de maatgevende woningen in het gebiedstype 'Buitengebied'. Voor dit gebiedstype geldt een richtwaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde, welke qua hoogte en qua tijdsindeling van de etmaalperioden afwijkt van de standaard norm uit het Activiteitenbesluit. Voor de aspecten waar de Geluidnota niet in voorziet gelden onverkort de bepalingen in het Activiteitenbesluit.

Bij het beoordelen van indirecte hinder als gevolg van het wegverkeer van en naar de inrichting hebben wij gebruik gemaakt van de circulaire 'Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer' van 29 februari 1996 (hierna de Circulaire).

Beoordeling rapportage

Het onderzoek is beoordeeld en akkoord bevonden. Uit de resultaten blijkt dat voor wat betreft het langtijdgemiddelde geluidniveau wordt voldaan aan de richtwaarden uit het gemeentelijk geluidbeleid (en daarmee ook aan het Activiteitenbesluit). M.b.t. de hoogte van de piekniveau's kan worden gesteld dat deze voldoen aan het Activiteitenbesluit.

De indirecte hinder voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde volgens de Circulaire.

Conclusie

Uit de resultaten blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van Bungalowpark Rutbeek voldoet aan de normering uit het Activiteitenbesluit en het gemeentelijk geluidbeleid. Op grond hiervan is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, waardoor er vanuit akoestisch oogpunt dan ook geen belemmering is voor de ruimtelijke ontwikkeling.

5.1.6 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Luchtkwaliteit en het plangebied “Recreatiepark Rutbeek

Het bestemmingsplan Recreatiepark Rutbeek ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat er een recreatiepark met 250 recreatiewoningen en centrale voorzieningen gerealiseerd wordt aan het water.

De aangevraagde activiteiten leveren een bijdrage aan concentraties verontreinigende stoffen in de buitenlucht. Om aan te tonen dat er wordt voldaan aan de wettelijke luchtkwaliteitseisen, heeft de aanvrager een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit laten voeren (zie bijlage 3.van deze toelichting)

Beschouwde stoffen en grenswaarden

In de Nederlandse situatie zijn de concentraties NO2 en PM10 kritisch ten opzichte van de grenswaarden. In het kader van deze aanvraag zijn de concentraties van die stoffen in detail berekend en getoetst aan de wettelijke grenswaarden, inclusief het effect van de aangevraagde activiteiten. In onderstaande tabel zijn de grenswaarden opgenomen.

Tabel 1. Grenswaarden NO2 en PM10

Stof   Grenswaarde   Toetsingsperiode  
NO2
(stikstofdioxide)   
40 ìg/m³   Jaargemiddelde  
  200 ìg/m³   Uurgemiddelde, mag max. 18 keer per kalenderjaar overschreden worden  
PM10 
(fijn stof)  
40 ìg/m³   Jaargemiddelde  
  50 ìg/m³   24 uurgemiddelde, mag maximaal 35 keer per kalenderjaar overschreden worden.  

Wat betreft de stoffen zwaveldioxide, stikstofoxiden, lood, koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, arseen, cadmium, nikkel en ozon treden de laatste jaren nergens in Nederland overschrijdingen van grens- of richtwaarden op. De concentraties van deze stoffen vertonen een dalende trend en zijn dermate laag, dat overschrijding van de daarvoor geldende grens- of richtwaarden in Overijssel redelijkerwijs uitgesloten is. De voornoemde stoffen zijn daarom niet nader in detail in beeld gebracht.

Grenswaarde PM2,5

Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een grenswaarde van 25 µg/m3 als jaargemiddelde concentratie. In het NSL zijn maatregelen opgenomen om te voldoen aan de grenswaarde voor PM10. Deze maatregelen zijn er tevens op gericht om te voldoen aan de grenswaarde voor PM2,5. Wij gaan er daarom vanuit dat wanneer aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, tevens aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Luchtkwaliteitsonderzoek

In het luchtkwaliteitsonderzoek dat is opgesteld in het kader van de realisering van de recreatiewoningen zijn de concentraties NO2 en PM10 berekend, inclusief de bijdrage t.g.v. de activiteiten binnen het recreatiepark. De beschouwde bronbijdragen betreffen binnen de inrichtingsgrenzen de twee dienstengebouwen en de daarbij behorende emissiebronnen van de stookinstallaties en de vervoersbewegingen van de van personenwagens en vrachtwagens. Buiten de inrichtingsgrenzen zijn de bronbijdragen t.g.v. de vervoersbewegingen van de toevoerwegen relevant. Op basis van bovenstaande bronbijdragen zijn de concentraties berekend met het verspreidingsmodel Geomilieu versie 4,41, conform de voorschriften in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

Toetsing concentraties NO2 en PM10 

Het luchtkwaliteitsonderzoek toont aan dat met de aangevraagde activiteiten in 2018 m.b.t. NO2 de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie en het aantal toegestane overschrijdingen van de uurgemiddelde grenswaarde niet overschreden worden. Ook de grenswaarde voor de jaargemiddelde PM10 grenswaarde en het aantal toegestane overschrijdingen van de etmaalgemiddelde PM10 grenswaarde worden in2018 niet overschreden. Vanwege afnemende prognoses voor de achtergrondconcentraties, is overschrijding in toekomstige jaren redelijkerwijs uitgesloten.

Conclusie luchtkwaliteit

De aangevraagde activiteiten leiden niet tot overschrijding van grens- en richtwaarden uit bijlage 2 bij de Wm. Daarmee kan worden vastgesteld dat de voorgenomen realisering van de recreatiewoningen en de bijbehorende dienstgebouwen en verkeersbewegingen niet in betekende mate tot een verslechtering zullen leiden van de luchtkwaliteit in de omgeving.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.7 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Recreatiepark Rutbeek” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is. Bovendien wordt de vestiging van risicovolle inrichtingen in het bestemmingsplan "Recreatiepark Rutbeek" expliciet uitgesloten. Een nadere toetsing aan het Bevi en/of het BRZO kan daarmee achterwege blijven.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Recreatiepark Rutbeek” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is. Het tracé uit de “Structuurvisie Buisleidingen 2012-2035”, met een toetsingsgebied van 175 meter, is op ca. 800 meter gelegen, en vormt geen belemmering. Een nadere toetsing aan het Bevb kan daarmee achterwege blijven.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water is recentelijk nieuwe wet- en regelgeving in werking getreden voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van deze nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Recreatiepark Rutbeek” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. Een nadere toetsing aan het Basisnet Weg kan daarmee achterwege blijven.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Recreatiepark Rutbeek” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water. Een nadere toetsing aan het Basisnet Water kan daarmee achterwege blijven.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Recreatiepark Rutbeek” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor. Een nadere toetsing aan het Basisnet Spoor kan daarmee achterwege blijven.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Het Rutbeek kent alleen toevoer door kwel en regen water. Om de water kwaliteit te kunnen  garanderen geldt dat toevoer alleen plaatsvind middels kwelwater en regenwater. Dit is uitgewerkt in de eis voor hemelwater.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken. In het onderhavige geval geld dat het water van verharding gezuiverd en vertraagd geloosd dient te worden. Het meest voor de hand liggend is een bodempassage zoals een wadi.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt ervoor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. In dit plan is wel aansluiting mogelijk op de drukriolering.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan. Watergangen in beheer bij het waterschap vallen onder de keur en zijn ontheffingsplichtig bij werkzaamheden binnen 5 meter van de insteek.

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen voor de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceel niveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Mits de randvoorwaarden zijn uitgewerkt in het ontwerp en er een waterhuishoudkundig plan is opgesteld ter goedkeuring aan de gemeente bij de vergunningsaanvraag.

5.3 Natuur

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming (Wnb) bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Beschermde natuurgebieden en het plangebied “Recreatiepark Rutbeek

Het plangebied van het bestemmingsplan “Recreatiepark Rutbeek” ligt ten zuidoosten van de recreatieplas het Rutbeek en bestaat in de huidige situatie uit bos en weilanden. Met het bestemmingsplan wordt de realisatie van een bungalowpark met bijbehorende voorzieningen en infrastructuur mogelijk gemaakt.

Wet natuurbescherming, hoofdstuk gebiedsbescherming en het plangebied:

Het plangebied is gelegen op een afstand van minder dan 2 kilometer van twee Natura 2000 gebieden. Gelet hierop kan op voorhand niet worden uitgesloten dat als gevolg van de planontwikkeling door stikstofdepositie en/of verzuring mogelijke negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden kunnen optreden. Het uitvoeren van een voortoets of een effectenbeoordeling is noodzakelijk. Voor de overige mogelijke verstoringseffecten kan een nadere toetsing aan hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming achterwege blijven. Dat zou alleen noodzakelijk zijn geweest als het plangebied in of in de directe nabijheid van een Natura 2000 gebied zou zijn gelegen. Ten behoeve van de uitvoerbaarheidstoets van het bestemmingsplan is in 2019 door bureau Windmill een onderzoek inzake de stikstofdepositie (bijlage 8) opgesteld en is er door adviesbureau Bureau Waardenburg (bijlage 17) een effectenbeoordeling stikstofdepositie uitgevoerd, zonder daarbij te toetsen aan de Programmatische Aanpak Stikstofdepositie (PAS). Uit deze effectenbeoordeling blijkt dat de beoogde ontwikkeling voor diverse habitats in nabijgelegen Natura 2000 gebieden additionele stikstofdepositie tot gevolg heeft. Tevens is onderzoek uitgevoerd naar de stikstofdepositie in de aanlegfase. In de effectenbeoordeling wordt voldoende objectief aannemelijk gemaakt dat de geconstateerde toenames dusdanig gering zijn dat daardoor redelijkerwijs geen sprake zal zijn van negatieve effecten op de aanwezige natuurlijke habitats of habitats van soorten dan wel de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van de betreffende Natura 2000 gebieden (zie bijlagen 8, 9, 12 en 17). Door de toename is een vergunning Wnb nodig en dit traject zal in gang gezet worden. Voor vaststelling dient in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan inzichtelijk gemaakt te worden dat er zicht is op het verkrijgen van de vergunning.

Conclusie Wet natuurbescherming, bescherming natuurgebieden

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft de gebiedsbescherming (natuurgebieden) op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt en dat vaste rust- en verblijfplaatsen en groeiplaatsen opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden (zie bijlagen 11, 12 en 13).

Beschermde soorten en het plangebied “Recreatiepark Rutbeek

Wet natuurbescherming, hoofdstuk soortenbescherming en het plangebied:

In het plangebied zijn de afgelopen tien jaar diverse ecologische onderzoeken uitgevoerd. Er is daarmee een goed beeld verkregen van de aanwezige soortenrijkdom en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten. Ten behoeve van de uitvoerbaarheidstoets van het bestemmingsplan is in 2019 door adviesbureau Natuurbank Overijssel een geactualiseerde integrale effectenbeoordeling uitgevoerd (zie bijlage 12). Uit deze effectenbeoordeling blijkt dat voor levendbarende hagedis en eekhoorn een ontheffing Wet natuurbescherming noodzakelijk is alvorens de beoogde ontwikkeling gerealiseerd kan worden. In de effectenbeoordeling is voldoende aannemelijk gemaakt dat de noodzakelijke ontheffingen ook redelijkerwijs verleend zullen kunnen worden door het bevoegd gezag Wet natuurbescherming. Voor levendbarende hagedis is het noodzakelijk om net buiten de ontwikkellocatie compenserende maatregelen uit te voeren ter behoud van voldoende geschikt leefgebied. De realisatie van deze maatregelen heeft een directe relatie met de in het bestemmingsplan mogelijk te maken ruimtelijke ontwikkeling en de tijdige uitvoering daarvan zal dus ook in het bestemmingsplan moeten worden geborgd.

Conclusie Wet natuurbescherming, bescherming van planten- en diersoorten

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft de bescherming van planten- en diersoorten op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en het plangebied:

Het plangebied is niet gelegen op gronden die onderdeel uitmaken van het NNN. Een inhoudelijke toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.

Conclusie NNN

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat het NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Conclusie Wet natuurbescherming:

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Recreatiepark Rutbeek.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het bestemmingsplan "Recreatiepark Rutbeek" is gekozen voor een mix tussen een gedetailleerd en een globaal eindplan. Er wordt vastgelegd hoeveel, waar en hoe hoog e.d. er gebouwd mag worden en ook het beoogde gebruik wordt vastgelegd. Het is alleen niet dusdanig gedetalieerd dat er individuele bouwvlakken zijn opgenomen voor de recreatiewoningen. In het onderhavige geval is gekozen voor één groot bouwvlak voor het te bebouwen gebied.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Recreatiepark Rutbeek" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Recreatiepark Rutbeek ”.

In Artikel 1, Begrippen, zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd.

Artikel 2, Wijze van meten, geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

Hieronder worden de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen en aanduidingen beknopt beschreven.

6.3.1 Bestemmingen

Bos (artikel 3)

De voor Bos aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de houtproductie en voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden.

Natuur (artikel 4)

De gronden die uitsluitend een natuurfunctie hebben, zijn bestemd als "Natuur" Dat betekent, dat zij zijn bestemd voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische, archeologische en natuurlijke waarden. Kleinschalige vormen van recreatie zoals wandelen en fietsen, zijn toegestaan voor zover de genoemde waarden hierdoor niet worden geschaad.

Recreatie - Verblijfsrecreatie (artikel 5)

De bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" is toegekend aan het gebied dat daadwerkelijk wordt ingezet voor het gebruik en bebouwing voor het recreatiepark. De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor het bedrijfsmatig gelegenheid bieden voor verblijfsrecreatie in een complex van recreatiebungalows, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een restaurant, een kinderdagverblijf, een receptie, met daaraan ondergeschikt twee bedrijfswoningen en overige bijbehorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag, groen- en speelvoorzieningen.

Verkeer (artikel 6)

De bestemming "Verkeer" is toegekend aan de hoofdverkeerswegen in het plangebied, met de daarbij behorende gronden, bouwwerken en voorzieningen. Op gronden met deze bestemming mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming, straatmeubilair en (openbare) nutsvoorzieningen worden gebouwd. Bestaande functies die afwijken van hetgeen is toegestaan binnen deze bestemming zijn met een maatwerkfunctieaanduiding positief bestemd.

6.3.2 Functieaanduidingen

Parkeren (artikel 5.2.5)

Binnen de recreatieve bestemming is een zone aangegeven die bedoeld is voor een parkeervoorziening behorende bij het restaurant. Aangezien ook mensen die niet op het park verblijven gebruik kunnen maken van de horecafaciliteiten is de parkeervoorziening apart aangeduid. De centrale parkeervoorziening die geheel tot het park en het verblijf aldaar behoort is daarom niet apart als aanduiding opgenomen.

Horeca (artikel 5.2.4)

Binnen de recreatieve bestemming is een zone aangegeven die bedoeld is voor de realisatie van het restaurant op het park.

6.3.3 Algemene regels

anti-dubbeltelregel (artikel 7)

De anti-dubbeltelregel is een wettelijk voorgeschreven regel die bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen voor die grond buiten beschouwing blijft. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

algemene bouwregels (artikel 8)

In de algemene bouwregels zijn twee categorieën bouwregels opgenomen: bouwregels die uitsluitend van toepassing zijn wanneer daar in de bouwregels van een bestemming naar wordt verwezen en bouwregels die van toepassing zijn bij alle bestemmingen. De eerste categorie betreft algemene bouwregels voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, bebouwing buiten het bouwvlak en overige bouwwerken met de daarbij behorende afwijkingsregels. De tweede categorie betreft het onderkelderen van gebouwen en terreinen en het bouwen van nutsvoorzieningen.

algemene gebruiksregels (artikel 9)

In de algemene gebruiksregels zijn naast een algemeen gebruiksverbod ook enkele op specifieke situaties gerichte gebruiksregels opgenomen.

In het algemeen gebruiksverbod is geregeld dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel dat niet in overeenstemming is met de in dit bestemmingsplan aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming(en). Van deze regel uitgezonderd is het van het afwijkend gebruik dat door burgemeester en wethouders is toegestaan bij een omgevingsvergunning voor handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving.

De op specifieke situaties gerichte gebruiksregels hebben betrekking op het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis in combinatie met wonen, het verbod op de verkoop, vervaardiging, verwerking en opslag van vuurwerk en het gebruik van gronden en bouwwerken die niet zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein als geluidzoneringsplichtige inrichting.

algemene afwijkingsregels (artikel 10)

In de algemene afwijkingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in concrete gevallen bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen (algemene) bouw- en/of gebruiksregels.

algemene procedureregels (artikel 11)

In de algemene procedureregels wordt verwezen naar de wettelijk voorgeschreven procedureregels voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden, aangevuld met enkele specifieke gemeentelijke procedureregels.

overige regels (artikel 12)

In het artikel 'overige regels' zijn regels opgenomen die aanvullende werking hebben op de bouw- en gebruiksregels in het bestemmingsplan. Het betreft de regels voor het op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor parkeren en laden en lossen en de regels voor het bij nieuwbouw op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor het bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Binnen het plangebied is het hoofddoel de ontwikkeling van het recreatiepark Het Rutbeek.

De gronden in het plangebied zijn eigendom van de Regio Twente.

Exploitatieovereenkomst

De gebieden in het plangebied die geen gemeentelijk eigendom zijn worden in samenwerking met de gemeente Enschede door particulieren en/of projectontwikkelaars ontwikkeld, waarbij de gemeente de kosten zal verhalen op grond van de (anterieure) exploitatieovereenkomst met de betreffende particuliere ontwikkelaars. Deze exploitatieovereenkomst is op 6 december 2016 tussen partijen gesloten. Van deze overeenkomst is overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.24 Wro op 21 december 2016 in de "Huis aan Huis" mededeling gedaan.

Exploitatieplan

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Gelet op het bovenstaande onder "Exploitatieovereenkomst" kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende aangetoond.