direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Eschmarke Noord West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00056-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt in het kort beschreven wat de aanleiding en het doel van het bestemmingsplan “Eschmarke Noord West” is en wat de situering van het plangebied is binnen de gemeente Enschede. Tevens wordt ingegaan op het wettellijke kader voor bestemmingsplannen, wordt de bestemmingsplanprocedure beschreven en wordt ingegaan op het overleg met belanghebbenden.

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan “Eschmarke Noord West” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk. Daar waar nieuwe bebouwing kan worden gerealiseerd was dit ook al mogelijk op grond van de momenteel geldende bestemmingsplannen.

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro).

De wet verplicht dat elke 10 jaar een bestemmingsplan opnieuw wordt vastgesteld. Een bestemmingsplan ouder dan tien jaar wordt als niet meer actueel beschouwd.

 

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het bestemmingsplan “Eschmarke Noord West” heeft betrekking op gronden gelegen tussen de Gronausestraat, de Noord Esmarkerrondweg, de spoorlijn Enschede - Gronau en de Euregioweg.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00056-0003_0001.png"

1.3 Geldende juridische regelingen

Voor het gebied van onderhavig bestemmingsplan “Eschmarke Noord West” gelden momenteel de volgende juridisch-planologische regelingen:

a. bestemmingsplan "De Eschmarke" (1996);

b. nadere uitwerking Locatie Woonwagencentrum van het bestemmingsplan De Eschmarke" (2003);

c. bestemmingsplan "De Sleutelkamp" (2003);

d. bestemmingsplan "De Cascade 2006" (2006);

e. bestemmingsplan "Mirocenter" (2010).

1.4 Wettelijk kader

Wet ruimtelijke ordening

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad “voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven”.

Besluit ruimtelijke ordening

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden De toelichting moet daarom vermelden wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/ flora/ fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport, of sprake is van archeologie/ cultuurhistorie, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.

Deze toelichting is daarom een verplicht document (artikel 3.1.2 t/m 3.1.7. en art. 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro).

Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (art. 1.2.1 en 1.2.2 Bro).

Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

1.5.1 Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2003 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" is geen erkend wijkorgaan actief. Het bestemmingsplan behoeft dan ook niet om advies te worden voorgelegd.

1.5.2 Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

geen vooroverleg bestemmingsplan "Eschmarke Noord West"

Het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Regge en Dinkel, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg.

Wel is het ontwerp-bestemmingsplan ter kennisname toegezonden aan de provincie Overijssel en het Waterschap Regge en Dinkel.

1.5.3 Procedure

De procedure van een bestemmingsplan bestaat uit de volgende stappen:

Vooraankondiging nieuw bestemmingsplan

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een nieuw bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijke blad "Huis aan huis" en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen. (artikel 1.3.1 Bro) .

Het voornemen om voor het plangebied "Eschmarke Noord West" een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding te nemen is op 14 november 2012 gepubliceerd in het gemeentelijke blad "Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. De terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan huis" en langs "elektronische weg", dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging ontwerpplan-bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" en het kenbaar maken van de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is op 18 juni 2014 gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officiëleaankondigingen.nl.

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft tervisie gelegen van 19 juni 2014 tot en met 30 juli 2014.

Op 1 juli 2014 is er een informatiebijeenkomst over het ontwerp-bestemmingsplan gehouden in het Servicecentrum Oost aan de Gronausestraat in Enschede.

Zienswijzen

Tijdens de periode dat het bestemmingsplan ter inzage ligt, kan iedereen bij de gemeenteraad in een 'zienswijze' zijn mening geven over het bestemmingsplan. Met betrekking tot het ontwerpplan-bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" zijn twee zienswijzen ontvangen. Van deze zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan is een verslag gemaakt dat als bijlage bij deze toelichting is gevoegd. Eén van deze zienswijzen heeft aanleiding gegeven om wijzigingen aan te brengen in het ontwerpbestemmingsplan.

Vaststelling

Artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening schrijft eveneens voor dat de gemeenteraad binnen 12 weken na het einde van de periode van terinzagelegging besluit tot het vaststellen van het bestemmingsplan. Bij de besluitvorming tot vaststelling van het bestemmingsplan betrekt de gemeenteraad de eventueel ingediende zienswijzen. De gemeenteraad kan naar aanleiding van ingediende zienswijzen of op eigen initatief bij de vaststelling van het bestemmingsplan besluiten het ontwerpplan op onderdelen te wijzigen.

vaststelling bestemmingsplan "Eschmarke Noord West"

Eén van de ingediende zienswijzen heeft geleid tot aanpassingen in het ontwerp-bestemmingsplan en de raad wordt dan ook voorgesteld het het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" gewijzigd vast te stellen.

Naar aanleiding van de door de Gasunie ingediende zienswijze is het op de verbeelding aangegeven tracé van de aardgastransportleiding aangepast en zijn de daarbij behorende regels aangevuld.

Rechtsbescherming

Na de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West " is conserverend van aard en er is geen sprake van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, is een toets aan het hiervoor omschreven rijksbeleid niet noodzakelijk.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00056-0003_0002.jpg"

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Omdat het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" conserverend van aard is en er geen sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, is het niet nodig om nader in te gaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken die volgens de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening Overijssel 2009 van toepassing zijn op het plangebied.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020

De Toekomstvisie Enschede 2020, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 17 december 2007, beoogt op een inspirerende wijze richting te geven aan het gemeentelijk beleid tot 2020. Volgens de Toekomstvisie dient er voor worden gezorgd, dat Enschede in 2020:

  • een zeer sterke centrumpositie in de Euregio heeft met grootstedelijke allure en top culturele uitstraling;
  • een belangrijke werkgelegenheidsfunctie in de Euregio heeft en een goed opgeleide beroepsbevolking;
  • wijken heeft die de sociale stijging en binding van bewoners versterken;
  • groen en duurzaam onlosmakelijk verbonden heeft met het leven in Enschede.
  • het imago heeft van Europese kennisstad.

De drie strategische opgaven die in de Kadernota en in de programmabegroting zijn uitgewerkt: "Enschede werkt", "Stad Enschede" en "Ons Enschede" zijn belangrijke stappen in de realisatie van de ambities uit de Toekomstvisie.

2.3.2 Woonvisie Enschede 2025

De Woonvisie Enschede 2025, stad in beweging, is door de gemeenteraad van Enschede op 12 maart 2012 vastgesteld als structuurvisie als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen. In de Woonvisie gaat het om de vraag hoe gemeente, ontwikkelaars en alle andere partijen die actief zijn op de woningmarkt, ook op de langere termijn kunnen inspelen op de ontwikkelingen in de markt. De huidige woningmarkt is ontspannen en de dynamiek ontbreekt door de economische omstandigheden. De woonconsument is kritisch en wil voortaan kunnen kiezen om zijn woonwensen te verzilveren. De uitdaging op het gebied van wonen ligt vooral in het faciliteren van passende huisvesting voor de autonome bevolkingsgroei en huishoudens alsmede het faciliteren van de te huisvesten mensen als gevolg van de economische ambitie van Enschede (5e Kennisregio van Europa). In de stad is behoefte aan gedifferentieerde woonmilieus, zowel centrumstedelijke- als groene woonmilieus. De uitdaging ligt er in om op goede plekken de juiste nieuwe woningen te bouwen en een goed aanbod van woonmilieus in de regio te realiseren. De Enschedese ambitie om nieuwe (innovatieve) bedrijven aan te trekken, kan de vraag naar woningen beïnvloeden. Iedere woning moet 'raak' zijn.

Onderstaand worden de belangrijkste beleidsdoelstellingen van de Woonvisie kort beschreven. Om de doelstellingen van de Woonvisie te kunnen realiseren zijn aan de gemeente, ontwikkelaars, coöperaties en andere marktpartijen verschillende rollen en verantwoordelijkheden toegekend.

'van binnen naar buiten'

Om het centrum van de stad vitaal te houden, wordt gewerkt van binnen naar buiten: het centrum (inclusief Spoorzone en Stadsweide) heeft de voorkeur. Woonmilieus die qua karakter en woonwensen goed passen bij het centrum (inclusief Spoorzone en Stadsweide) worden met voorrang in dit gebied gerealiseerd. Voor de woonmilieus die minder goed in het centrum passen, geldt dat eerst in de ring om het centrum wordt gezocht en pas daarna naar de buitenwijken wordt opgeschoven.

levensloopgeschikt

Door de veelheid aan ontwikkelingen is het belangrijk om woongebieden zoveel mogelijk levensloopgeschikt te maken. Een levensloopgeschikt woongebied is een gedifferentieerd woongebied, waar bewoners de mogelijkheid hebben, naar gelang hun levensfase of zorgbehoefte, wooncarrière te maken. Alle woongebieden zijn daarmee ingericht op de levering van (zorg-)diensten en het bieden van mogelijkheden om anderen te ontmoeten. Dit is per gebied altijd maatwerk. De voorzieningen en diensten in het woongebied sluiten aan bij de behoeften van de mensen die er wonen.

studenten

Voor Enschede zijn studenten een belangrijk onderdeel van de motor van de stad. Zij voeden de kenniseconomie, zorgen voor levendigheid en houden de stad relatief jong. Enschede wil daarom ook voor studenten goede condities scheppen om te komen en te blijven wonen. Nieuwe wooneenheden worden bij voorkeur in het "15-minuten-gebied" gerealiseerd: het gebied tussen de UT en de binnenstad en het binnensingelgebied met een zone daaromheen. Het moet mogelijk blijven om in de stad studenten/jongeren te huisvesten voor wie de fietsafstand tot centrum en onderwijsinstelling niet leidend is. In sommige gebieden treedt een overconcentratie van studenten- en jongerenwoningen op, waardoor de woonomgeving onder druk kan komen te staan. Het is daarom belangrijk dat verder versnipperde huisvesting voor studenten in deze wijken wordt voorkomen.

toekomstbestendige woningvoorraad

Voorts wordt er gestreefd naar een woningvoorraad die geschikt is voor de toekomst. Een toekomstgeschikte woning is een woning, die zodanig goed aansluit bij de ontwikkelende wensen van de woonconsument, dat deze haar waarde behoudt of vergroot in een veranderende markt. Woningen die niet toekomstgeschikt zijn of die niet met een verantwoorde investering geschikt gemaakt kunnen worden, worden gesloopt. Na Velve-Lindenhof, Boswinkel en Bijvank zullen de corporaties geen grootschalige herstructureringsgebieden meer ontwikkelen, maar zal op kleinere schaal gesloopt en herontwikkeld worden.

energie en duurzaamheid

Verder zet de Woonvisie in op het beheersbaar houden van de energiecomponent van de woonlasten. De daarbij behorende strategie is geënt op de trias energetica. Kort gezegd komt die er op neer, dat op woningniveau eerst moet worden bekeken op welke manier er energie kan worden bespaard. De vervolgstap bestaat uit het zoveel mogelijk opwekken en gebruiken van duurzame energie. Blijft er dan nog een (fossiele) energievraag over, dan zal daarmee op een zo efficiënt mogelijke manier moeten worden omgesprongen. In de Woonvisie wordt er vanuit gegaan dat de hiervoor beschreven aanpak niet alleen leidt tot goede resultaten op het gebied van energiebesparing en het gebruik van duurzame energie, maar daarmee ook ten aanzien van de reductie van de uitstoot van CO2. Particuliere eigenaren worden, onder andere via de door de gemeente gefaciliteerde Maatschappelijke Investeringsopgave (MIO) Duurzame Woningen en Werkgelegenheid, uitgedaagd om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen om de woning op peil te brengen en te houden. De ambitie van de MIO Duurzame Woningen en Werkgelegenheid, is om circa 40.000 woningen (particulier- en corporatiebezit) te verduurzamen om de CO2 uitstoot rond 2020 met 30% te verminderen. Het corporatiebezit wordt hierbij gebruikt als hefboom om het particuliere bezit mee te krijgen. Voor nieuwbouw geldt dat vooruitlopend op de aanpassing van het Bouwbesluit het streven is om vanaf 2015 energieneutraal te bouwen, volgens het principe: niet meer dan anders.

openbare ruimte en woonwensen

Voor het woongenot is ook de openbare ruimte rond de woning van belang. De investering in de openbare ruimte vormt samen met architectuur een kwaliteitsfactor voor het woongenot en kan investeringen van derden in het eigen bezit stimuleren. Investeringen in de openbare ruimte en architectuur leiden tot een beter woonproduct, waardoor zowel het rendement van de ontwikkelaar kan verbeteren als de waarde van het totale gebied. De woonwensen van de consument worden een vast onderdeel van gebiedsvisies: zowel consumenten als stakeholders worden op passende wijze door de ontwikkelaar betrokken bij de visie. De bewoners van de stad zijn zich bewust van de eigen verantwoordelijkheid voor woning en woonomgeving en stellen zich actief op. Consumenten krijgen de mogelijkheid om te participeren. De initiatiefnemer organiseert de participatie zodanig dat de consument daadwerkelijk invloed kan uitoefenen op de totstandkoming en de vormgeving van het product. Met het instrument wijkbudgetten krijgen bewoners meer invloed op hun leefomgeving, ze kunnen het geld onder andere inzetten voor het schoon en heel houden van de openbare ruimte.

kwaliteit van de woningvoorraad

In het verleden heeft verkoop van corporatiebezit geleid tot waardeontwikkeling, verbetering van en investering in woningen. Verbetering van de kwaliteit van de woningvoorraad blijft als instrument waardevol en levert tegelijk nieuwe financiële slagkracht voor corporaties op. Er worden alleen toekomstgeschikte woningen verkocht. Bij verkoop van corporatiebezit wordt leegstand van woningen in het goedkope koopsegment voorkomen. Iedere nieuwe woning wordt levensloopgeschikt gebouwd, is bezoekbaar en aanpasbaar indien nodig. Zorgvoorzieningen worden aangebracht aan woningen volgens het principe: de bewoner toont initiatief als gevolg van anticipatie op de gevolgen van het ouder worden. Bewoners, corporaties en zorgaanbieders anticiperen op de gevolgen voor het wonen vanwege toekomstige zorgvragen. Daarom is de burger primair zelf verantwoordelijk voor zijn welzijn en dient op iedere levensfase, ook die waarin meer zorg nodig is, te anticiperen. De gemeente gaat met woningbouwcorporaties en zorgaanbieders scenario's verkennen. Op deze manier worden de kosten voor de aanpassingen van woningen beheersbaar en kan iedere burger wonen in een geschikte woning.

2.3.3 Stedelijke Koers

Onder de noemer “Stedelijke Koers” heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.4 Structuurvisies

Op grond van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken.

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld, waarin het belangrijkste bestaande ruimtelijk beleid uit diverse nota's is opgenomen en met elkaar in relatie is gebracht. Het gaat hier om de ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling. De structuurvisie bevat hiermee de kern van hoofdonderwerpen op stedelijk niveau.

Deze structuurvisie is een beleidsdocument dat continue in ontwikkeling is. De stad ontwikkelt zich en het ruimtelijk beleid groeit hierin mee. Het is de ambitie om in de toekomst meer ruimtelijk beleid of stedelijke ontwikkelingen op te nemen in de structuurvisie. Ook zal het bestaande beleid regelmatig worden herijkt. Hiermee is de structuurvisie dynamisch en kan altijd inspelen op actuele thema's. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid zal de structuurvisie worden aangevuld om zo mee te kunnen gaan in de dynamiek van stedelijke ontwikkeling en zo een actueel kader te vormen voor burgers en bedrijven. Daarom is gekozen voor een volledig digitale structuurvisie, waarbij sectorale en gebiedsgerichte uitwerkingen snel geïntegreerd kunnen worden. De structuurvisie beoogt geen sectorale of gebiedsgerichte beleidsstukken te vervangen, maar de hoofdlijnen van al dit beleid in samenhang te presenteren. Hiermee wordt de hoofdlijn van het langjarig ruimtelijk beleid vastgelegd en blijft er op projectniveau flexibliteit om op veranderingen te kunnen anticiperen. Hierdoor is de structuurvisie geen op zichzelf staand document, maar bevat het beleid voor gebieden en lijnen met verwijzingen naar de achterliggende beleidsstukken waarmee de bredere context en beleid duidelijk worden.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan hetgeen is opgenomen in de Structuurvisie. Het gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling. Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook drie sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld. Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

De tweede sectorale structuurvisie is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012, die op 23 januari 2012 is vastgesteld. In deze visie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

De derde sectorale structuurvisie is de Watervisie 2013-2025, die op 27 mei 2013 is vastgesteld. Deze visie heeft tot doel om bij te dragen aan de ambities uit de Toekomstvisie 2020 en daarnaast de verbetering van waterknelpunten in Enschede.

Structuurvisie gebiedsontwikkeling luchthaven Twente e.o.

Op 14 december 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente en omgeving vastgesteld. In deze gebiedsgerichte structuurvisie staat beschreven wat de gewenste toekomstige ruimtelijke invulling is van het terrein van de voormalige luchtmachtbasis Twenthe. Voor de herontwikkeling van het luchthaventerrein en directe omgeving worden in de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. twee ontwikkelingsvarianten beschreven,, één met en één zonder burgerluchthaven.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

3.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Het gebied waarop het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" betrekking heeft, ligt in stadsdeel Oost. Het wordt aan de noordkant begrensd door de spoorlijn Enschede-Gronau, aan de oostkant door de Euregioweg, aan de zuidkant door de Gronausestraat en aan de westkant door de Noord Esmarkerrondweg.

De Sleutelweg loopt van west naar oost door het plangebied en de Winterweg van noord naar zuid. Hierdoor is het gebied grofweg in te delen in vier kwadranten. In het noordwestelijke kwadrant ligt de Oosterbegraafplaats. In het noordoostelijke deel is een woonwagenlocatie en een sportveld gesitueerd. Het zuidoostelijke deel beslaat de woonwijk Cascade, een redelijk recente wijk, die gebouwd is als onderdeel van de Vinex-uitbreiding de Eschmarke. In het zuidwestelijke kwadrant is de functie minder eenduidig. Hier ligt bedrijventerrein Sleutelkamp, de Rooms Katholieke begraafplaats, de Joodse Begraafplaats en het winkelcentrum MIRO.

Hieronder een nadere beschrijving van de gebouwde omgeving in de kwadranten.

Woonwagenlocatie

Een tiental jaar geleden is de bestaande woonwagenlocatie opgeknapt. Ook zijn er huurwoningen toegevoegd. Naast de woonwagenlocatie liggen de sportvelden van voetbalvereniging FC 't Centrum. Deze voorziening wordt gebruikt door zowel bewoners van de woonwagenlocatie als door bewoners van Cascade.

Uitgangspunt bij de vernieuwing van de woonwagenlocatie was dat er een verweving met de omgeving kwam. Door het toevoegen van de huurwoningen aan de Sleutelweg werd er een gezicht naar buiten gemaakt. En er is een duidelijk herkenbare entree. De woonwagens zijn gesitueerd rondom twee groene plekken.

Cascade

Deze vrij nieuwe woonbuurt wordt afgeschermd van de hinder rondom het plangebied door het creëren van randen. In de bebouwing komt dat duidelijk tot uiting; het is compacter van vorm, is meer aaneengesloten en kent een hogere bebouwingshoogte dan het daarbinnen liggende gebied. Deze "kern" is opener van vorm en heeft lagere bebouwingshoogten dan de "rand".

Het hoogteverschil van de locatie van het plangebied wordt gebruikt als eigen identiteit van de nieuwe buurt door het visueel en beleefbaar te maken: de straten in oost-west richting als gelijkmatige trappen van hoog naar laag met een in het profiel zichtbaar hoogteverschil en de afvoer van regenwater over het maaiveld zijn hiervan uitwerkingen.

De verbinding tussen de "binnen" (de kern) en "buiten" (het onbebouwde gebied langs de Gronausestraat ) wordt zichtbaar gemaakt in de vorm van een "waterlijn" die het verzamelde regenwater verplaatst naar het buiten de kern gelegen laagste punt nabij het kruispunt Gronausestraat - Oostweg.

De rond deze "waterlijn" gevormde ruimte - in het vervolg cascade genoemd - verbindt zowel de zuidzijde (met de Gronausestraat) als de noordzijde (entree aan de Sleutelweg) met de omgeving. Tevens vormt deze ruimte het centraal gelegen, groene hart van de woonbuurt.

Sleutelkamp en Miro

De Sleutelkamp is een bestaand bedrijventerrein, waarop zo'n 15 bedrijven zijn gevestigd. Het bedrijventerrein is circa 6 hectare groot en kan worden aangemerkt als een gemengd bedrijventerrein. Op het bedrijventerreinen bevinden zich allerhande bedrijven.

Winkelcentrum Miro is een groot winkelcentrum met uitgebreid assortiment. De afgelopen jaren is dit terrein volledig nieuw ontwikkeld. Het grootste bouwvolume, aan de noordkant, bestaat grotendeels uit één bouwlaag en deels uit twee bouwlagen. Het andere gebouw, direct aan de Groanausestraat, bestaat uit twee bouwlagen.

3.1.1 Verkeer

Voor het verkeer volgt de gemeente Enschede het landelijk programma Duurzaam Veilig Verkeer waarbij onderscheid gemaakt wordt in verkeers- en verblijfsgebieden. De woongebieden Cascade en de woonwagenlokatie zijn verblijfsgebieden waarin het verblijven prioriteit heeft op de verkeersfunctie. De wegen in deze gebieden zijn dan ook als 30 km-zones aangewezen. De overige wegen behoren tot het hoofdwegennet van de gemeente Enschede (Gronausestraat, Euregioweg en Noord Esmarkerrondweg) of hebben een ontsluitende functie voor het bedrijventerrein "Het Sleutelkamp".

Autoverkeer

Voor het autoverkeer kent het plangebied een goede ontsluiting via een aantal wegen die deel uitmaken van het Enschedees hoofdwegennet. Aan de zuidzijde ligt de Gronausestraat welke een rechtstreekse verbinding vormt naar het centrum van Enschede en via de Oostweg aansluiting geeft op Rijksweg 35 - het landelijk hoofdwegennet. Aan de westzijde ligt de Noord Esmarkerrondweg en aan de oostzijde de Euregioweg. Via rechtstreekse aansluitingen of aansluitingen van de Winterweg en Sleutelweg worden de diverse woon- en werkgebieden aan deze hoofdwegen ontsloten.

Fietsverkeer

Ten behoeve van het fietsverkeer zijn langs de hoofdwegen een aantal belangrijke fietsvoorzieningen aanwezig. Zo vervullen de parallelwegen van de Gronausestraat een belangrijke rol in de oost-west fietsverbinding tussen Enschede enerzijds en de Eschmarke/Glanerbrug anderzijds. In de noord-zuid verbinding vervullen de fietsvoorzieningen langs de Noord Esmarkerrondweg en Euregioweg een belangrijke rol. De fietsverbinding langs de Euregioweg eindigt echter bij de rotonde met de Sleutelweg vanwege het gemis van een spoorwegovergang voor fietsers in de Euregioweg.

In de "Fietsvisie Enschede Fietsstad 2020" is de Sleutelweg welke in oost-west richting dwars door het plangebied loopt aangewezen als onderdeel van een zogenaamde ontvlochten fietsroute. Dat is een fietsroute door verblijfsgebieden waar het fietsverkeer dominant kan zijn op het autoverkeer. Het vervolg op deze fietsroute in oostelijke richting kent echter in de huidige situatie een missende schakel tussen Dolphia en de oostelijke ecozone nabij Voskamp II.

Openbaar vervoer

Het plangebied wordt goed ontsloten door het openbaar vervoer. Op de Gronausestraat is een busbaan aanwezig voor de oostelijk as van het Enschedese Hoogwaardig Openbaar Vervoer. Hierop rijdt een busdienst met een 10 minuten dienst. Voor het plangebied zijn er twee haltes nabij de kruispunten met respectievelijk de Noord Esmarkerrondweg en Winterweg.

Aan de noordzijde in het plangebied is een enkelspoor gelegen waarover een halfuursdienstregeling tussen Enschede en Gronau wordt onderhouden. In het plangebied is geen station aanwezig.

3.1.2 Groen, landschapswaarden en ecologie

Ecozone bos

In het plan voor de nieuwbouwwijk De Eschmarke zijn drie ecozones opgenomen om een verbinding te houden tussen de natuurgebieden in het noorden (Hoge Boekel en Dinkelgebied) en in het zuiden (Aamsveen). Elke zone heeft zijn eigen karakter: bos, heide en moeras.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00056-0003_0003.png"

 

De boszone die door dit plangebied loopt is bedoeld voor kleine zoogdieren, vogels, vleermuizen en vlinders. Ter plaatse van de Gronausestraat is een faunapassage aangelegd die de begraafplaats verbindt met het gebied de Leuriks aan de zuidzijde. De zone bestaat voornamelijk uit het groen aanwezig op de Oosterbegraafplaats en de RK-begraafplaats. Tussen het nieuwe Miro Center en de RK-begraafplaats wordt een groene strook ingericht om de ecologische verbindingszone te versterken. Deze wordt ingericht met wadi's voor berging van hemelwater en hierbij passende, inheemse bomen en struiken. Het groene dak van het nieuwe winkelcentrum gaat geleidelijk over in de groenstrook. Op die manier kan het dak als verlengstuk van de verbindingszone gezien worden.

Lijnvormige elementen

Er zijn een aantal lijnvormige elementen aanwezig in west-oostelijke richting, parallel aan de Gronausestraat. Deze hebben grote waarde voor diverse diersoorten en met name voor vleermuizen, die zich op de groene lijnvormige elementen oriënteren. Het spoortracé is markant aanwezig door de invloed van de hoogteverschillen van de stuwwalzone. De taluds die ontstaan, hebben een boombeplanting waardoor er sprake is van een van west naar oost lopend doorgaand groen tracé door de stad. Dit maakt het spoortracé zeer waardevol voor dieren. Kleine zoogdieren, vogels, vlinders en vleermuizen gebruiken het tracé om zich binnen de stad te verplaatsen. Daarnaast wordt in deze zone schuilgelegenheid, voedsel en broedgelegenheid gevonden. Tot enkele jaren geleden heeft hier de inmiddels in Nederland zeer zeldzaam geworden nachtegaal gebroed.

De Sleutelweg tussen Noord Esmarkerrondweg en de Winterweg heeft een landschappelijk karakter door de aanwezigheid aan weerszijden van de weg van een groene berm en een greppel. In de berm aan de noordzijde staan grote eiken die samen een laan vormen, de weg begeleiden en het groene karakter versterken. Uit ecologisch onderzoek uit 2004 is gebleken dat verschillende vleermuissoorten (gewone dwergvleermuis, baardvleermuis en laatvlieger) gebruik maken van de opgaande beplanting aan weerszijden van de weg. Naar verwachting is deze groene verbinding nog steeds van grote waarde voor vleermuizen. Ter hoogte van het bedrijventerrein aan de zuidzijde is een houtwal aanwezig die fungeert als groene buffer.

Begraafplaatsen

Er zijn drie begraafplaatsen aanwezig, namelijk de Oosterbegraafplaats, de Joodse begraafplaats en de RK-begraafplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00056-0003_0004.png"

De Oosterbegraafplaats stamt uit 1899 en is sinds 1998 een rijksmonument. Het parkontwerp is van H.F. Hartogh Heys van Zouteveen uit Amersfoort. De oprijlaan, het hoofdgebouw met de grote open ruimte ervoor en de dienstwoningen zorgen voor een karakteristiek beeld aan de Noord Esmarkerrondweg. De parkachtige aanleg en de bijzondere collectie oude bomen draagt er aan bij dat het niet alleen als gedenkpark fungeert, maar ook een groene ruimte is om te wandelen en tot rust te komen. Door dit parkachtige karakter is het rijk aan vogels en kleinere zoogdieren. Konijn, eekhoorn en steenmarter maken gebruik van de begraafplaats. Vogels die hier worden aangetroffen zijn bosuil, groene specht en zwarte roodstaart.

De RK-begraafplaats is sinds de jaren '80 overgenomen door de gemeente, er worden geen nieuwe graven uitgegeven.

De Joodse begraafplaats werd in 1928 gesticht door de Israëlitische gemeente. De aula en het toegangshek zijn ontworpen door dezelfde architecten als de synagoge van Enschede en zijn zichtbaar vanaf de Noord Esmarkerrondweg.

Groenstructuur Cascade

Het woongebied Cascade kent vier verschillende groene randen. Langs de Gronausestraat is er sprake van een “voortuin”. De laanbomen van de Gronausestraat bepalen voornamelijk het beeld. Functioneel gezien heeft deze ruimte een betekenis als onderdeel van het waterhuishoudingsysteem van de woonbuurt met een bergingsvijver. Langs de Winterweg is een groene zone die in de hindercontour van het bedrijventerrein valt en de houtwal fungeert dus als buffer voor het woongebied. Aan de noordzijde is een strook van het bestaande boscomplex, het zogenaamde Kattebos, gehandhaafd. In deze groenzone is een archeologische vindplaats aangetroffen. Deze wordt als beleefbare plek ingericht en als zodanig bewaard. De plek wordt ingericht met een moderne versie van vuurplaatsen die daar in de oertijd ook waren en waarvan de restanten in de grond zijn aangetroffen. De belevingsplek wordt aangevuld met een zandduin en groen. Op de nog niet bebouwde strook wordt een tijdelijke groeninrichting gerealiseerd met grassen en bloemmengsels. De geluidswal vormt de oostelijk rand van Cascade en heeft een groene inrichting en functioneert tevens als erfafscheiding voor de achtertuinen. Zoals overal in het plangebied geldt ook hier dat de lijnvormige groene structuren veel worden gebruikt door vleermuizen.

Groenstructuur woonwagencomplex

De groene randen langs de Sleutelweg en de Winterweg zijn van belang voor met name het visuele aspect. Het geeft de buurt een groene uitstraling. Centraal op het complex zijn twee groene ruimten aanwezig met een verblijfsfunctie. Tussen de sportvelden en de Euregioweg is een houtwal aanwezig die van belang is als lineair groenelement en als robuuste afscheiding zodat het verkeer en de sport elkaar niet storen.

3.1.3 Bedrijven

Binnenstedelijke bedrijvigheid valt uiteen in twee beleidsvelden te weten:

  • 1. Bedrijventerreinen; formele locaties met een minimale grootte van 2 ha.
  • 2. Bedrijvigheid in woonwijken; enclaves (bedrijvenclusters kleiner dan 2 ha) en functiemenging (gecombineerde woon-werk locaties).

De gemeente wil actief inzetten op het tegengaan van een verdere afname van de bestaande voorraad binnenstedelijk bedrijfslocaties en heeft hiervoor beleid ontwikkeld.

Ad 1. Bedrijventerreinen

Het Ministerie ILM hanteert de zogenoemde SER-ladder (Ruimtelijk Economisch Beleid, 1999) voor een selectief en doelmatig ruimtegebruik van Nederland. Uitgangspunt is de behoefteraming voor de lange termijn gebaseerd op het Transatlantic Market scenario zoals beschreven in de studie Welvaart en Leefomgeving (WLO).De aanpak loopt via een betere regionale samenwerking en planning en het versnellen van de herstructureringsopgave. Via een convenant met provincie en de VNG ( 2009) zijn de taken voor alle partijen vastgesteld.
De provincie Overijssel heeft één en ander vertaald in de Omgevingsvisie en het meerjarenprogramma Vitale bedrijvigheid (juni 2009). Met elke gemeente zijn meerjarenafspraken gemaakt over herstructurering en nieuwe uitleglocaties, ook weer vastgelegd in een convenant met prestatie-afspraken (november 2009). Deze afspraken zijn overgenomen in de herijking van de Omgevingsvisie (2012).
In 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd en is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' toegevoegd. Deze ladder ondersteunt gemeenten bij het vraaggericht programmeren van hun grondgebied.  

Met het programma 'Economie en Werk' en de economische visie 'Enschede in sterk Twente' (2012) blijft het creëren van fysieke ruimte voor bedrijvigheid hoog op de agenda staan waarbij inbreiding voor uitbreiding gaat. Het gaat dan om herstructurering, binnenstedelijke terreinen, variatie in kavels/terreinen en om de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Hiermee volgen wij de SER-ladder en de ladder voor duurzame verstedelijking. Ruimte voor modern gemengde bedrijvigheid is nodig voor het uitvoeren van de Toekomstvisie: behoud van het bestaande en ruimte geven aan vernieuwing. Het uiteindelijke doel is dat er ruimte wordt geboden aan groei van bedrijven zodat er (nieuwe) arbeidsplaatsen ontstaan in de stad/regio en een stevige economische basis wordt gelegd.

De gemeenten van de Netwerkstad Twente hebben in 2010 gezamenlijk een bedrijventerreinenvisie opgesteld. Uitgangspunt is het gezamenlijk ruimte kunnen aanbieden aan bedrijven die nieuwe ruimte nodig hebben. Ook is gekozen voor het nauw op elkaar afstemmen van de ontwikkeling van bedrijventerreinen zodat overcapaciteit voorkomen wordt en een gezamenlijke acquisitie in Netwerkstadverband. Doel is om alle typen bedrijvigheid te accommoderen. In de visie is ook aangegeven hoe de gemeenten en bedrijven (willen) bijdragen aan duurzaam ruimtegebruik. Daartoe worden diverse initiatieven ontwikkeld en uitgevoerd op het terrein van energiegebruik, milieumanagement, ruimtekwaliteit en parkmanagement. De uitgifte van bedrijventerreinen en de werkelijke ruimtebehoefte zullen jaarlijks gemonitord worden. In 2013 heeft een herijking van de bedrijventerreinenvisie Netwerkstad plaatsgevonden waarin extra aandacht is besteed aan het belang van regionale afstemming en planning van bedrijventerreinen. Enschede heeft meerdere locaties om aan de vraag te kunnen voldoen: via herstructurering (o.a. Havengebied, Hardick & Seckel), zoeken naar nieuwe binnenstedelijke locaties en uitleg (Usseler Es).

In het plangebied van bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" ligt het bedrijventerrein Sleutelkamp.

Ad 2. Bedrijvigheid in woonwijken

Enclaves

Naast de grote bedrijventerreinen in en om de stad bestaan zgn. bedrijfsenclaves in de (woon)wijken. Om naar de toekomst toe duidelijkheid te geven aan gebruiker en omwonenden is per enclave gekeken naar de functionele toekomstwaarde. Deze zijn in kaart gebracht en door het College vastgesteld op 18 januari 2011

In het plangebied van bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" ligt een te behouden enclave ten noorden van het Miroterrein.

Functiemenging

Het beleid ten aanzien van functiemenging is een overkoepelend beleid (zie ook detailhandel- en kantorenbeleid) ter stimulering van de werkgelegenheid en leefbaarheid in (woon)wijken. Het beleid sluit tevens aan bij het gemeentelijk startersbeleid. Het beleid ten aanzien van functiemenging in de woonwijken is in het kader van Stimuleren wijkeconomie nader uitgewerkt en is in de zomer 2009 vastgesteld.

Veel mensen starten een eigen bedrijf vanuit hun woning. De woning is zeker in de beginfase van het bedrijf een ideale vestigingslocatie. Het is goedkoop, flexibel en geschikt om werk te combineren met andere taken. Vanuit economisch opzicht leveren deze bedrijven aan huis een goede bijdrage aan de bedrijvigheid en dynamiek van de wijk. Bovendien wordt de werkgelegenheid hierdoor bevorderd. Ook al blijven deze bedrijven vaak klein en meestal beperkt tot een eenmans bedrijf, zoals bijvoorbeeld de zogenaamde ZZP-ers (zelfstandige zonder personeel).

Het bevorderen van het starten van een bedrijf vanuit de woning past ook bij de aandacht voor levendige wijken, het multifunctioneel bouwen en een meervoudig ruimtegebruik. In veel wijken zijn er grotere dan wel kleinere concentraties van ZZP-ers. Als voorbeeld kan worden genoemd Stroinkslanden-Zuid en Horstlanden Veldkamp. In totaal zijn alleen al ongeveer 4500 ZZP-ers in de stad gevestigd.

Voor de gemeente Enschede is het fenomeen “bedrijf aan huis”vanuit verschillende doelstellingen relevant:

  • Het bevorderen van werkgelegenheid in de wijk;
  • Het vergroten van de (sociaal-economische) dynamiek in de wijk door een vermindering van de nadruk op de woonfunctie (doorbreken van de monofunctie wonen);
  • Het bevorderen van sociale stijging;
  • Het terugdringen van mobiliteit.

Bij werken aan huis gaat het niet alleen over ZZP-ers, die bijvoorbeeld één kamer in de woning in gebruik hebben als kantoor/bedrijfsruimte. Vaak zijn er in doorgaande straten (stedelijke radialen of dorpse linten) meestal nog winkelplinten waar naast detailhandel en restaurants ook andere bedrijfjes gevestigd zijn. In het ruimtelijk beleid gelden voor detailhandel en horeca specifieke vereisten en daarom vallen deze bedrijven ook niet onder de definitie van functiemenging. De ruimten in plinten zijn echter vaak wel zeer interessant als vestigingsplaats voor bedrijfsruimtes waarbij de bedrijfsuitoefening niet thuis kan plaatsvinden omdat men bijvoorbeeld meer ruimte nodig heeft of het bedrijf in kwestie veel bezoekers trekt. Het bedrijf wordt meestal ook niet zo groot, dat verhuizing naar een (te bouwen) bedrijfspand op een bedrijventerrein een optie is. Bij plinten kan ook gedacht worden aan de begane grond van flats, waarbij bijvoorbeeld vanuit een garage een bedrijfje gevoerd kan worden.

Enschede is ingedeeld in landelijk gebruikte woonmilieus. Deze woonmilieus geven aan hoe een buurt is opgebouwd in de samenhang tussen stedenbouw, korrelgrootte en woningtype. Hieruit kan ook iets worden gezegd over parkeermogelijkheden en openbare ruimte. Vaak trekken bepaalde woonmilieus ook mensen aan met een bijbehorende leefstijl. Het ene woonmilieu leent zich daarom beter voor functiemenging dan het andere. In het schema is aangegeven in welk woonmilieu gekozen is voor welke mate van functiemenging.

Regeling functiemenging per woonmilieu:

  • A. De basisregeling functiemenging: max. 30 m2 bebouwde oppervlak, daarboven ontheffing aanvragen per geval;
  • B. 30 % van het bebouwde oppervlak standaard vrijgeven voor functiemenging, daarboven ontheffing aanvragen per geval;
  • C. Binnen de kaders van de 'Gids Buitenkans' geheel vrijlaten. Deze gids maakt veel ontwikkelingen mogelijk, mits ze versterkend zijn voor de kwaliteiten van het landschap;
  • D. Een aantal “hotspots” in de stad aangeven waarbinnen een 49% vrijstelling toegestaan wordt (daarboven is er sprake van bestemmingswijzigingsprocedure per individueel geval).

Deze categorieën gekoppeld aan de woonmilieus geven de volgende indeling:

Woonmilieu   Regeling functiemenging  
Landelijk milieu   C.  
Dorps woonmilieu   B.  
Villa's in het groen   B.  
Suburbaan   A.  
Groene woonwijk   A. (met experimenten (B) in de plinten).  
Wijkcentrum wonen   A.  
Stedelijk compact   A.  
Centrum stedelijk   A.  
Stedelijke villa's   B.  
Stedelijke radialen, dorpse linten en singels   B.  
“Hot Spots” in de stad   D.  

De binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" liggende woonmilieus vallen op basis van de Regeling functiemenging onder A. 'suburbaan'.

3.1.4 Detailhandel

Detailhandelsstructuurvisie 2012

In januari 2012 is de detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze visie wordt als beleidskader gehanteerd:

  • Versterking van de binnenstad door bundeling van marktinitiatieven;
  • Een fijnmazige, duurzame structuur van sterke boodschappencentra in elke wijk;
  • Herpositionering en kwaliteitsverbetering van lokaal verzorgende woonboulevard;
  • Versterking van een gevarieerd aanbod doe-het-zelfartikelen op aanvaardbare afstand van de consument;
  • Behoud van gevarieerd tuincentrumaanbod op bestaande (winkel-)locaties;
  • Zo mogelijk behoud voorzieningen in kleine kernen.

Detailhandelsbeleid specifiek voor het plangebied

Binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" ligt het winkelgebied Miro. Dit winkelgebied wordt in het detailhandelsbeleid aangemerkt als “supermarktcentrum” . Dit betekent dat de aanwezige ruimte voor reguliere detailhandel cq “centrum” (12.000 m2 bvo) geconsolideerd wordt. Het Miro Center heeft een bovenwijks verzorgingsgebied. Verdere uitbreiding van reguliere detailhandel op die locatie belemmert de ambitie om te komen tot behoud en versterking van vitale winkelcentra in elke wijk en is daarom niet gewenst. Op het Miro terrein is ook beperkt perifere detailhandel mogelijk.

3.1.5 Horeca

Ontwikkelingskader Horeca 2005 - 2015

Het Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015 is op 11 juli 2005 vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Het Ontwikkelingskader vormt het beleidskader voor een goede ruimtelijke en economische ontwikkeling van de horeca in Enschede.

Het Ontwikkelingskader:

  • beschrijft op hoofdlijnen het toekomstige horecabeleid in de gemeente Enschede en geeft aldus aan waar de gemeente zich de komende jaren op richt als het gaat om het realiseren van ambities in de horeca;
  • zorgt voor inbedding van de bestaande horeca en biedt gemeente én ondernemers een toetsingskader voor nieuwe horecaontwikkelingen en -initiatieven;
  • dient als basis voor de uitwerking van bestemmingsplannen (input voor gemeentelijke bestemmingsplannen en toetsingskader voor de provincie).

In het Ontwikkelingskader zijn de volgende nadere keuzes verwerkt:

  • de versterking van de (binnen)stad als (Eu)regionaal uitgaanscentrum door aanwijzing van gebieden waar bestaande en nieuwe marktpartijen voldoende ruimte krijgen om een (ver)nieuw(end) horeca-aanbod te introduceren;
  • de bundeling van horecabedrijvigheid in een aantal krachtige clusters, waarbij planologisch onderscheid is aangebracht tussen horecaconcentratiegebied, horeca-ontwikkelingsgebied, horecaconsolidatiegebied en sterlocaties. Concreet krijgt de horeca de komende jaren ruimte voor ontwikkeling op de volgende locaties: Oude Markt e.o., Muziekkwartier, Van Heekplein, Roombeek en Boekelo/Rutbeek e.o.;
  • de beperking van mogelijke overlast voor aanpalende overige functies;
  • de verruiming van de openingstijden in het horecaconcentratiegebied en de overige binnenstad.

Horeca in woonwijken

Met betrekking tot Horeca in woonwijken is voor het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" de in het Ontwikkelingskader opgenomen passage over horeca in woonwijken van belang. Daarover wordt het volgende opgemerkt:

"In de woonwijken treffen we naast winkels in de dagelijkse sector diverse afhaalchinezen, pizzeria's en cafetaria/snackbars, vaak in winkelcentra. Dit zijn normale en uit verzorgingsoptiek noodzakelijke representanten van de buurt- en wijkverzorgende horeca. Ook treffen we, vooral in de oudere wijken en dorpen, nog hoekcafés en buurtkroegen aan. Niet zelden vervullen deze voorzieningen een rol als sociaal trefpunt in de buurt.

Het beleid richt zich op behoud en, indien nadere marktanalyse hier aanleiding toe geeft, een beperkte uitbreiding van het aanbod buurt- en wijkverzorgende horeca, samen met kwaliteitsverbetering van het al bestaande aanbod. Net als voor de detailhandel geldt dat de kansen op behoud en versterking van het horeca-aanbod het grootst zijn bij concentratie in perspectiefvolle buurt- en wijkcentra. Een kwestie van marktwerking waar vanuit de gemeente niet actief op zal worden aangestuurd."

3.2 Cultuurhistorie en archeologie

Inleiding

Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Het Verdrag van Valetta) is in 1992 ondertekend. Het verdrag is geïmplementeerd via een wijziging van de Monumentenwet (Wet op de archeologische monumentenzorg), die op 1 september 2007 in werking is getreden.

Doelstelling is om zo veel mogelijk bodemschatten in de bodem te behouden, om zo aantasting van het bodemarchief te voorkomen. Verder wordt bevorderd dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de ruimtelijke ordening rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Uitgangspunt is tevens dat bodemverstoorders archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen betalen.

De Wet op de archeologische monumentenzorg legt de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed bij gemeenten en bepaalt dat archeologie voortaan binnen het instrumentarium van de ruimtelijke ordening dient te worden meegewogen. De kern van de nieuwe wetgeving is als volgt:

  • het Rijk blijft verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen ingevolge de Monumentenwet 1988 en dus voor de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten;
  • de provincie kan archeologische attentiegebieden aanwijzen die moeten worden opgenomen in een bestemmingsplan van een gemeente en kan verplichtingen opleggen bij ontgrondingen;
  • het inbedden van archeologie in ruimtelijke plannen;
  • het behouden en beschermen van waardevolle archeologie in de bodem;
  • verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoring;
  • de bodemverstoorder betaalt de kosten van archeologisch onderzoek.

De gemeente heeft ten aanzien van het omgaan met archeologie een substantiële inhoudelijke beleidsruimte om belangenafwegingen te maken. De uitvoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg draagt bij aan de kennis van het ontstaan van de stad en samen met de monumenten, landschapshistorie en bouwhistorie, aan de kwaliteit van de ruimte en de identiteit en het imago van de gemeente Enschede

Archeologiebeleid gemeente Enschede

Op 28 januari 2008 heeft de gemeenteraad van Enschede het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Hierin is opgenomen op welke wijze binnen de gemeente Enschede invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Op basis van het beleid dient archeologie op een dusdanig vroeg tijdstip te worden betrokken bij planontwikkelingen en/of aanvragen voor bouw-, sloop- of aanlegvergunningen dat de risico's van bodemverstoringen voor de archeologie voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart kunnen worden gebracht. Hierbij is het van belang dat inzicht bestaat in de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Daarbij geldt dat de geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zeer bepalend zijn voor de archeologische verwachtingswaarde. Gesteld kan worden dat tot de Middeleeuwen nederzettingen meestal gelegen waren op hooggelegen gronden (stroomruggen en oeverwallen). In de Middeleeuwen en daarna heeft zich op een deel van deze gronden een esdek gevormd. In deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. Op basis van kennis over het hiervoor genoemde kan een indicatie worden gegeven over hoe groot de kans is dat ergens waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Deze indicaties ten aanzien van gebiedsspecifieke verwachtingen zijn op een archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Enschede aangegeven. Voor gebieden met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde en waardevolle terreinen geldt een archeologische onderzoeksplicht.

Die onderzoeksplicht strekt ertoe dat voor ingrepen in de bodem met een oppervlakte van tenminste 250 m2 (gebied A) dan wel tenminste 2500 m2 (gebied B) en een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm eerst via archeologisch (voor)onderzoek dient te worden aangetoond of door die voorgenomen ingreep geen waardevolle archeologische resten zullen worden verstoord.

Archeologie en het plangebied "Eschmarke Noord West"

Op basis van de archeologische beleidskaart van de gemeente Enschede geldt voor slechts een klein deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" het beleidstype "onderzoeksgebied b" (deze zijn op bovenstaande kaartje aangegeven met een lichtgele kleur). Het gaat hierbij een locatie in de omgeving van het station De Eschmarke en een strook grond aan de noord westzijde van het plangebied. Het grootste gedeelte van het plangebied is echter momenteel bebouwd en hebben de gronden, net zoals de overige nog uit geven (braakliggende) percelen een lage verwachtingswaarde. Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde zijn vrijgesteld van een verplicht archeologisch onderzoek.

De gronden met het beleidstype B zijn op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" aangegeven met de aanduiding "archeologisch onderzoeksgebied b". Om de (mogelijke) archeologische waarden op genoemde locaties te waarborgen zijn in de regels bepalingen opgenomen.

Voor gebieden met de aanduiding "archeologisch onderzoek b" is bepaald dat op deze gronden geen bouwwerken mogen worden opgericht die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld en met een bodemverstorinsoppervlakte van meer dan 2500 m2. Burgemeester en wethouders mogen hiervan bij een omgevingsvergunning afwijken indien uit een archeologisch vooronderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of dar er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de aanwezige archeologische waarden.

Deze gronden hebben in het voorliggende bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijventerrein' en komen voor (bedrijfs)ontwikkeling in aanmerking. Het is aanneembaar dat deze terreinen, ook gezien de huidige economische situatie, vooralsnog niet tot ontwikkeling komen waardoor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek op dit moment niet aan de orde is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00056-0003_0005.jpg"

Archeologisch erfgoed

Het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" heeft op de gemeentelijke Archeologische Verwachtingenkaart deels een lage (in geel aangegeven), deels een middelhoge (oranje) en deels een hoge (rood) archeologische verwachting. Daarnaast is een deel in donderrood aangegeven, als zijnde waardevol. Het betreft hier de archeologische vindplaats Cascade die in dit bestemmingsplan is opgenomen als te beschermen archeologische waarde.

Gebieden met een lage verwachtingswaarde zijn vrijgesteld van de archeologische onderzoeksplicht. Archeologisch onderzoek is verplicht in gebieden met een middelhoge en hoge verwachtingswaarde bij activiteiten met een bodemverstoring van > 500 m2 en een diepte van > 50 cm.

Doordat het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" overwegend consoliderend van aard is, het gebied voor het merendeel is bebouwd en er op is gericht de bestaande situatie ter plaatse vast te leggen, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Mochten in het plangebied bij activiteiten met bodemverstoring toch archeologische resten worden aangetroffen dan geldt op grond van de Monumentenwet een meldingsplicht bij de gemeente Enschede.

Archeologische vindplaats Cascade

In het kader van de realisatie van de woonwijk "Cascade" zijn diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat de ter plaatse ontdekte archeologische vondsten afkomstig zijn uit de Midden-Steentijd (het Mesolithum, ca 9000 - 5000jaar v. Chr.). Tijdens opgravingen zijn resten gevonden van mogelijke kampementen van jagers-verzamelaars. Deze conclusie wordt getrokken op basis van de vondst van houtskool, verbrand vuursteen en speerpunten.

Gedurende het laatste archeologische veldonderzoek op deze locatie werd duidelijk dat de vindplaats groter was dan verwacht. Er is voor gekozen om niet de volledige archeologische vindplaats op te graven. Het deel van de vindplaats dat nog niet is opgegraven wordt "in situ", dus in de grond beschermd. De opgegraven putten zijn dichtgegooid en opgehoogd. Besloten is de archeologische vindplaats zichtbaar en leefbaar te maken. Dit wordt gedaan door de haarden terug te laten komen. Deze haarden worden verbeeld als stenen schijven. Hierin zijn splinters en scherven van gebruiksvoorwerpen verwerkt.

In het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" wordt de archeologische vindplaats beschermd als archeologische waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00056-0003_0006.jpg"

Monumenten

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" bevinden zich geen gemeentelijke monumenten, maar zijn wel twee rijksmonumenten aanwezig. Het betreft hier de "Oosterbegraafplaats" inclusief de daar aanwezige aula aan de Noord Esmarkerrondweg 407. Deze begraafplaats is in 1898 aangelegd. Tot de aanleg van een nieuwe algemene begraafplaats werd besloten omdat de bestaande algemene begraafplaatsen te beperkt van omvang waren.

Ook de aan de Noord Esmarkerrondweg 413 aanwezige "Joodse begraafplaats" met aula en toegangshek zijn aangemerkt als rijksmonument. Deze begraafplaats is in 1927 aangelegd in opdracht van de Nederlandse Israëlitische Gemeente in Enschede.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

De bomen aan de noordzijde van de Sleutelweg tussen Winterweg en Noord Esmarkerrondweg zijn aangemerkt als beschermwaardige bomen. Het gaat om ongeveer 35 eiken. Tevens zijn de eiken aan de oostzijde van de Winterweg nabij de Gronausestraat beschermwaardig. De Oosterbegraafplaats en de RK-begraafplaats zijn aangemerkt als bijzondere boomgebieden. Opvallend is de hoofdas met om en om acacia's en taxuszuilen. Andere bijzondere bomen die te vinden zijn op deze begraafplaats zijn onder andere vleugelnoot, rode beuk en tulpenboom.

Aangezien alle beschermwaardige bomen zich bevinden op gemeentegrond is een afzonderlijke bescherming in het bestemmingsplan niet noodzakelijk. De gemeente heeft de bescherming van deze bomen in eigen hand.

Conclusie

Vanuit een oogpunt van cultuurhistorie en archeologie zijn er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West".

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Stedelijke Koers

In paragraaf 2.3.3 van deze toelichting is reeds gezegd dat de gemeenteraad onder de noemer "Stedelijke Koers" op 24 september 2012 heeft ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. Voor wonen is er sprake van een overaanbod van woningen, waarvan een groot deel zit in de plannen voor de komende jaren. Dit komt omdat er de afgelopen jaren steeds plannen naar voren werden geschoven in de hoop dat de economie en daarmee de woningmarkt weer zou aantrekken. In de vele plannen zit een groot overschot van appartementen. Vanuit de Woonvisie en de gemeentelijke beleidsambities voor een sterk centrum scoren grondgebonden woningen in het centrum het hoogst en appartementen aan de buitenkant van de stad het laagst. Vanuit de koers van de stad, het staande beleid en de financiële aspecten is in de Stedelijke Koers een methodiek uitgewerkt om te komen tot een herprioritering van alle projecten. Onderdeel van de prioritering is een pakket maatregelen dat bestaat uit het stoppen van woningbouwplannen, het faseren van woningbouwplannen en het omzetten van bouwplannen voor appartementen naar grondgeboden woningen.

Stedelijke Koers en De Eschmarke

De Eschmarke heeft voor Enschede een belangrijke bijdrage geleverd aan het toevoegen van woningen. Er is een woonwijk gerealiseerd met goede woningen en goede voorzieningen. De laatste jaren is de vraag naar woningen in De Eschmarke sterk teruggelopen. Daarbij komt dat de gemeente de laatste jaren steeds meer koerst op wonen in en nabij het centrum van de stad. In De Eschmarke zijn veel gronden in eigendom van de gemeente. Het niet kunnen verkopen van deze kavels betekent voor de gemeente jaarlijks hoge rentelasten. De keuze voor het centrum, de sterk teruglopende vraag en de oplopende rentelast heeft in de Stedelijke Koers geleid tot het voorstel om voor De Eschmarke een groot deel van de nog te realiseren woningen uit het programma te halen. De kwaliteit van de wijk kan dit hebben, de gerealiseerde deelgebieden zijn afgeronde gehelen en door minder te bouwen blijft er in de wijk veel meer groene ruimte over. Wel zullen de projecten die nu in uitvoering zijn zorgvuldig worden afgerond. Door in De Eschmarke veel minder woningen te bouwen ontstaat de ruimte om bijna alle andere projecten met grondgebonden woningen in de stad wel door te kunnen laten gaan en daarbij waar nodig te kunnen faseren.

Stedelijke Koers en het plangebied "Eschmarke Noord West"

De consequenties van de beleidskeuzen in de Stedelijke Koers zijn enigszins van invloed op het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" voorzover het betreft de uitgifte van kavels voor particulier opdrachtgeverschap aan de noordzijde van het gebied "De Cascade". Bij de vaststelling van de Stedelijke Koers is bepaald dat de uitgifte van deze kavels wordt uitgesteld en gefaseerd zullen worden uitgegeven. Om uitgifte van de kavels en het realiseren van woningbouw daarop mogelijk te maken, zijn de betreffende gronden in het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" bestemd voor "Wonen".

4.2 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota 'Bouwen aan identiteit' is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. In de Welstandsnota gelden voor het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" diverse welstandsidentiteiten. Deze identiteiten hangen samen met de diverse bestemmingen en functies binnen het plangebied. De diverse identiteiten zijn aangegeven op onderstaande tekening "Identiteiten Welstandsnota".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00056-0003_0007.jpg"

Tekening "Identiteiten Welstandsnota

De in het gebied voorkomende welstandsidentiteiten zijn:

"Koop & rij locaties" voor het koopcentrum het zogenaamde Miroterrein (aangegeven in blauw op tekening );

"Buitenplaatsen en landgoederen" voor de begraafplaatsen (donkergroen);

"Bedrijventerrein" voor het bedrijventerrrein Sleutelkamp (paars);

"Rijke stadsvilla's" voor de vrijstaande woningen langs de Gronausestraat (rood);

"Regenboogwijken" voor de nieuwbouwwijk Cascade (oranje);

"Vrije landelijke bebouwing" voor de woonwagenlocatie (lichtgroen).

Voor de nog uit te geven kavels aan de noordzijde van het gebied Cascade geldt een afzonderlijk beeldkwaliteitplan "Cascade" (grijs).

Iedere identiteit kent z'n eigen specifieke criteria waaraan aanvragen om afgifte van omgevingsvergunning worden getoetst.

4.3 Duurzaamheid

De afgelopen jaren heeft de gemeenteraad van Enschede op verschillende momenten uitgesproken dat haar duurzaamgheidsambities verder reiken, dan waartoe wettelijke voorschriften of rijksbeleid de gemeente verplichten. Nota's waarin die ambities tot uitdrukking komen betreffen de nota Nieuwe energie voor Enschede en de Woonvisie Enschede 2025. In deze duurzaamheidsparagraaf worden achtereenvolgens eerst kort het rijksbeleid en wettelijk kader beschreven. Daarna wordt kort ingegaan op de Enschedese energie- en klimaatambities zoals die tot uitdrukking komen in genoemde nota's. Aansluitend wordt nader ingegaan op de mogelijkheden om binnen het plangebied invulling te geven aan de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Rijksbeleid en regelgeving

Het beleid van de Rijksoverheid is gericht op een duurzame toekomst waarin de ontwikkeling van de natuurlijke omgeving in Nederland een belangrijke rol speelt. Daarbij wordt ingezet op de volgende duurzaamheidsambities:

  • vermindering van de uitstoot van CO2;
  • vermindering van het energieverbruik;
  • stimulering van duurzame energie;
  • nieuwe woningen zijn in 2020 energieneutraal.

Om de duurzaamheidsambities te kunnen realiseren is de wetgeving daarop aangepast, dit geldt met name voor het Bouwbesluit. In het Bouwbesluit zijn de minimaal in acht te nemen energetische maatregelen bij nieuw- en verbouw beschreven. Bij nieuwbouw moet een minimale isolatiewaarde voor de schil van een gebouw (buitenmuren, vloer en dak) en voor deuren, ramen en kozijnen worden gerealiseerd. Bij verbouw gelden deze eisen uitsluitend voor dat deel dat wordt verbouwd. Daarnaast stelt het Bouwbesluit bij nieuwbouw eisen aan de energieprestatie van gebouwen met een bepaalde functie, die wordt uitgedrukt in de vorm van een zogenaamde energieprestatiecoëfficiënt.

Energie- en klimaatambities gemeente Enschede

Nota Nieuwe energie voor Enschede

Op 16 november 2009 heeft de gemeenteraad de nota Nieuwe energie voor Enschede vastgesteld. In deze nota heeft de gemeente Enschede zich het volgende ten doel gesteld op het gebied van energie en klimaat::

  • in 2020 wordt in Enschede 30 procent CO2 bespaard ten opzichte van 1990;
  • in 2020 voorziet duurzame geproduceerde energie in minimaal 20 procent van de behoefte aan energie;
  • in 2015 is de gemeentelijke organisatie klimaatneutraal;
  • In 2020 zijn alle scholen in Enschede klimaatneutraal.

Woonvisie Enschede 2025

In de op 12 maart 2012 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie Enschede 2025 is duurzaamheid één van de vier centrale thema's. Rondom dit thema zijn in deze visie de volgende uitgangspunten geformuleerd voor de op te stellen uitvoeringsagenda:

  • Inwoners (huurders en eigenaren) krijgen de mogelijkheid om tegen betaling de energiecomponent van de woonlast beheersbaar te houden.
  • Gemeenten, marktpartijen en corporaties onderzoeken en stimuleren de mogelijkheden voor decentrale energieopwekking in Enschede.
  • Er wordt naar gestreefd om vanaf 2015 alleen nog energieneutrale nieuwbouw te realiseren.
  • Via de maatschappelijke investeringsopgave Duurzaam Wonen en Werkgelegenheid worden vragers en aanbieders op het gebied van duurzaamheid gekoppeld.
  • Voor woningeigenaren met onvoldoende financiële draagkracht voor noodzakelijke ingrepen aan de woning wordt door marktpartijen en financiers een financieel instrumentarium ontwikkeld.
  • De gemeente geeft het goede voorbeeld met het verduurzamen van haar eigen gebouwen.

Mogelijkheden om binnen het plangebied invulling te geven aan de Enschedese energie- en klimaatambities

Het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" is conserverend van aard. Er worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarmee een bijdrage zou kunnen worden geleverd aan de gemeentelijke duurzaamheidsambities. Onderdeel van het plangebied is een ecologische verbindingszone. Hiermee wordt een verbinding tot stand gebracht tussen het landelijk gebied ten noorden en ten zuiden van De Eschmarke en Glanerbrug. De ecologische verbindingszone beoogt te zorgen voor het behoud en het versterken van de biodiversiteit en de leefbaarheid in de stad. Daarmee draagt de ecologische verbindingszone ook indirect bij aan de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of het plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland zit in een hervormingsfase. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk, mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West "

Het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" is hoofdzakelijk conserverend van karakter. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Voor gebieden die conserverend zijn bestemd kan een onderzoek naar de bodemgesteldheid achterwege blijven, omdat de resultaten van een dergelijk onderzoek de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloeden. Binnen het plangebied zijn wel enkele gevallen van ernstige en niet ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Hiermee dient bij eventuele toekomstige (her)ontwikkelingen rekening te worden gehouden.

Conclusie bodemkwaliteit:

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.2 Geluid

In artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder verplicht burgemeester en wethouders om bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die zijn gelegen binnen onderzoekszones van (spoor-)wegen en industrieterreinen, een akoestisch onderzoek in te stellen naar de geluidsbelasting die binnen die zones gelegen geluidgevoelige gebouwen en terreinen ondervinden. De geluidsbelasting mag de in de Wet geluidhinder genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

 

Wegverkeerslawaai:

Het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" is overwegend conserverend van aard en is er op gericht de bestaande situatie ter plaatse vast te leggen. Akoestisch onderzoek bij het vastleggen van deze bestaande situatie is niet nodig.

In het vigerende bestemmingsplan "De Cascade 2005" wordt op gronden gelegen ten zuiden van de Sleutelweg, voorzover gelegen tussen de Euregioweg en de Grasjuffer, de bouw van woningen mogelijk gemaakt. Het gaat daarbij om vijf woningen ten westen en vier woningen ten oosten van de Vuurjuffer. Deze negen woningen zijn nog niet gerealiseerd. De mogelijkheid om de woningen te realiseren blijft in het plan gehandhaafd en moet, op grond van de artikel 76, lid 3 van de Wet geluidhinder, als nieuwe situatie worden beschouwd.

Wettelijk kader

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.

Volgens artikel 76a/77 van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan of een projectbesluit, waarin nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, binnen onderzoekszones van wegen, als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, akoestisch onderzoek worden verricht.

De ten zuiden van de Sleutelweg te realiseren woningen zijn gelegen in stedelijk gebied en bevinden zich binnen de wettelijke zone van de Euregioweg en de Sleutelweg. De voorkeurswaarde op de woningen bedraagt 48 dB (artikel 82, eerste lid Wet geluidhinder). Indien deze waarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden verleend tot ten hoogste 63 dB (artikel 83, tweede lid Wet geluidhinder). Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 19 april 2011 door Burgemeester en Wethouders (gewijzigd) vastgesteld. Bij besluit van 15 januari 2013 is door Burgemeester en Wethouders de werkingsduur van de Geluidnota 2009-2012 verlengd totdat een nieuwe geluidnota is vastgesteld.

Akoestisch onderzoek

Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting die de toekomstige woningen ten zuiden van de Sleutelweg zullen ondervinden vanwege het wegverkeer is door de gemeente Enschede een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan Eschmarke Noordwest 2012, wegverkeerslawaai" van 20 februari 2013. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Voor de nog te realiseren woningen zijn in het plan twee bouwvlakken ten zuiden van de Sleutelweg opgenomen. De bouwvlakken worden van elkaar gescheiden door de Vuurjuffer. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op het ten westen van de Vuurjuffer gelegen bouwvlak vanwege de Euregioweg en de Sleutelweg wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

Op het bouwvlak ten oosten van de Vuurjuffer wordt vanwege de Euregioweg gedeeltelijk en vanwege de Sleutelweg geheel voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde wordt op het meest nabij de Euregioweg gelegen deel van het ten oosten van de Vuurjuffer gelegen bouwvlak vanwege de Euregioweg overschreden. Op dit bouwvlak bedraagt de geluidsbelasting ten hoogste 52 dB.

Uit het akoestisch rapport blijkt dat het vervangen van het huidige wegdek door stil asfalt stuit op technische bezwaren. Daarnaast ontmoeten afschermende voorzieningen bezwaren van stedenbouwkundige en financiële aard. Het treffen van maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren is niet mogelijk.

De woningen kunnen uitsluitend gerealiseerd worden als een hogere waarde wordt vastgesteld van 52 dB. Deze waarde is lager dan de maximaal vast te stellen hogere waarde van 63 dB. De zuidzijde van de woningen is geluidluw. De mogelijkheid om aan de geluidsluwe zijde verblijfsruimten en buitenruimten te realiseren is daarmee aanwezig. Aan de voorwaarden uit de Wet geluihinder en de Geluidnota om een hogere waarde vast te stellen wordt hiermee voldaan.


Conclusie

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de realisatie van woningen op het ten westen van de Vuurjuffer gelegen bouwvlak.

De woningen op het ten oosten van de Vuurjuffer gelegen bouwvlak kunnen alleen worden gerealiseerd als voor twee woningen een hogere waarde van 52 dB wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden voor het vast stellen van een hogere waarde wordt voldaan.

Gelijktijdig met de procedure voor dit bestemmingsplan wordt een procedure gestart voor het vaststellen van die hogere waarden.


Railverkeerslawaai:

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" is de spoorlijn Enschede-Gronau gelegen. Deze spoorlijn is een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn. Aangezien het bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is en met name gericht op het vastleggen van de bestaande situatie ter plaatse is onderzoek naar railverkeerslawaai niet nodig.

De spoorlijn heeft een zone met een breedte van 100 meter. De locatie van de negen nog te realiseren woningen ten zuiden van de Sleutelweg liggen ruimschoots buiten de zone van de spoorlijn. Railverkeer vormt dan ook geen belemmering voor deze nog te realiseren woningen.

Industrielawaai:

Het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" is gelegen in de directe nabijheid van het gezoneerde industrieterrein "Euregiobedrijvenpark". Op grond van Wet geluidhinder is rond dit industrieterrein een geluidscontour vastgesteld. Deze geluidscontour valt buiten de grenzen van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West". Industrielawaai vormt dan ook geen belemmering van het bestemmingsplan.

Luchtverkeerslawaai:

Het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveldt Twente, een op grond van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart gezoneerd vliegveld. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek voor het aspect luchtverkeerslawaai is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie Geluid:

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de geluidwetgeving en het geluidbeleid geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Tegelijkertijd met de procedure van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" wordt een procedure gestart voor het vaststellen van hogere grenswaarden ten behoeve van de te realiseren woningen op gronden gelegen ten zuiden van Sleutelweg.

5.1.3 Luchtkwaliteit

De Europese regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (WM). Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet Luchtkwaliteit geen belemmering voor de in artikel 5.16, lid 2 opgenomen besluiten en bevoegdheden indien:

  • geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

De regelgeving behorend bij de Wet Luchtkwaliteit is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en Ministeriële Regelingen. Zo zijn inmiddels de volgende besluiten en regelingen in werking getreden:

  • het Besluit 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • de Regeling 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007;
  • de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007;
  • het Besluit gevoelige bestemmingen.

Verder is in de Wet Luchtkwaliteit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geïntroduceerd. Het NSL bevat afspraken om op nationaal, provinciaal en plaatselijk niveau de gestelde luchtkwaliteitseisen te halen. De maatregelen hierbij zijn gericht op het halen van de grenswaarden voor PM10 uiterlijk medio 2011 en voor NO2 uiterlijk 2015. Kenmerk van de maatregelen die het NSL bevat, is het ervoor zorgen dat de huidige overschrijdingen worden opgelost en de negatieve effecten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 vastgesteld.

Luchtkwaliteit en het plangebied "Eschmarke Noord West "

Het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" is hoofdzakelijk conserverend van karakter. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waardoor geen sprake is van een negatieve invloed op de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie Luchtkwaliteit:

Uit het oogpunt van luchtkwaliteit (art. 5.16 WM, lid 1 onder b) ligt er geen belemmering voor de vaststelling van het plan.

5.1.4 Externe Veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.


Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi van toepassing is.


Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West” is een 12" hogedruk aardgasleiding met een werkdruk van 40 bar gelegen die onder het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" valt. De leiding kent geen 10-6 contour voor wat betreft het plaatsgebonden risico en binnen het invloedsgebied van 140 meter vinden geen wijzigingen plaats m.b.t. het aantal aanwezigen. Ook het huidige aantal aanwezigen is van dien aard dat deze, overeenkomstig de EV-visie bij een waarde van kleiner van 25% van de orientatiewaarde, geen relevant groepsrisico vormt.

Conclusie: 

De ligging van deze aardgasleiding vormt op grond van het BevB geen belemmering voor onderhavig plan. Berekening in Carola voor de hele Gemeente Enschede (rapport Carolaberekeningen Enschede van april 2014) bevestigt dit beeld.


Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent drie vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.


Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, met name bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West” is hemelsbreed op ruim 6000 meter van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans, vanwege de ligging ten opzichte van de baan, op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.


Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Bedrijven- en milieu-inventarisatie en milieuzonering

In het kader van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West” heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potientiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Aan de hand van veld- en dossieronderzoek is met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven en milieuzonering" van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied en in een straal van 200 meter rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige bebouwing aangegeven. Aan de hand van nader dossieronderzoek is beoordeeld in in hoeverre de (bedrijfs)activiteiten in werkelijkheid een knelpunt opleveren in relatie tot de milieugevoelige functies en bestemmingen in de omgeving en of terugschaling mogelijk is.

Onderzoeksresultaten:

Bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" zijn diverse bedrijven en voorzieningen aanwezig. Het merendeel van de bedrijven en voorzieningen zijn gevestigd op het bedrijventerrein "Sleutelkamp". Een aantal bedrijven ligt verspreid in het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. Uitgangspunt voor de bestaande situatie is dat bedrijven en voorzieningen die zijn ingedeeld in categorie 1 en 2 doorgaans toelaatbaar zijn in de nabijheid van woningen.

Een aantal bedrijven is qua milieuhinder ingedeeld in een hogere milieucategorie dan op basis van de aan de gronden gegeven bestemming is toegestaan. Voor een beschrijving van deze bedrijven wordt verwezen naar Bijlage 1 van deze toelichting ("Nadere beschouwing bedrijven met een hogere categorie dan 2")

Overzicht bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied

Adres   Naam   Omschrijving activiteit   Cat
 
Milieu-
aspect  
Indicatieve afstand
(in m1)  
Beursstraat 11   Het Centrum   Voetbalvereniging met kantine   3.1   Geluid   50 m  
De Sleutelkamp 2   Zwarts   Handel in oude metalen (oppervlak >1.000 m2)   3.2   Geluid   100 m  
De Sleutelkamp 6   Hoffman   Handel in oude metalen (oppervlak > 1.000 m2)   3.2   Geluid   100 m  
De Sleutelkamp 10   KPN   Zendmast   1   Gevaar   10 m  
Gronausestraat 407   RK Begraaf-
plaats  
Begraafplaats   1   Geluid   10 m  
Gronausestraat 425/451   Huuskes   Groothandel in vleeswaren, kaas, diepvriesproducten, vers vlees, groenten, kipproducten, convenience (kant- en klaarproducten) en DKW (droge kruideniers waren) alsmede het bewerken van kaas, vers vlees, groenten, kipproducten en het bereiden van convenience (p.o. > 1.000 m2)   3.2   Geur en geluid   100 m  
Noord Esmarkerrondweg 407   Ooster-
begraafplaats  
Begraafplaats   1   Geluid   10 m  
Noord Esmarkerrondweg 413/415   Israelische Begraafplaats   Begraafplaats   1   Geluid   10 m  
Noord Esmarkerrondweg 419   Staat te koop          
Noord Esmarkerrondweg 421/431
Gronausestraat 331  
Miro Winkel-
centrum  
Diverse winkels en een supermarkt   1   Geluid en gevaar   10 m  
Sleutelweg 70-74   DBP Holland   Machinale hout-
bewerkingsinrichting /groot-
handelhoutbewerkings-machines  
3.2   Geluid   100 m  
Winterweg 11   Design Car   Autoplaatwerkerij / -spuiterij   3.2   Geluid   100 m  
Winterweg 13/15   De Brug   Autohandel/auto-herstelinrichting   2   Geluid   30 m  
Winterweg 19   RH Installatie-
techniek  
Installatiebedrijf   2   Geluid   30 m  

Bedrijven en voorzieningen buiten het plangebied

Euregiobedrijvenpark:

Ten noord-oosten van het plangebied is het bedrijventerrein Euregiobedrijvenpark gelegen, dit is een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein (zie paragraaf 5.1.2 van deze toelichting).

De afstand tussen de bedrijvigheid op dit bedrijventerrein en de dichtstbijzijnde woning binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" bedraagt ca. 200 meter.

In het kader van het bestemmingsplan voor het Euregiobedrijvenpark is zowel een inwaartse als een uitwaartse milieuzonering gehanteerd. Dit betekent dat voor het Euregiobedrijvenpark vanuit de gevoelige functies -in dit geval woningen - binnen en buiten (dus ook vanuit de gevoelige functies binnen het plangebied van bestemmingsplan "Eschmarke Noord West") het bedrijventerrein is teruggezoneerd (inwaartse zonering).

Gelet op de ruime afstand tussen de woningen in het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" en het bedrijventerrein, de gehanteerde milieuzonering en het feit dat het Euregiobedrijventerrein gezoneerd is in het kader van de Wet geluidhinder kan geconcludeerd worden dat het Euregiobedrijventerrein geen belemmeringen oplevert voor het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West".

Overige bedrijven buiten het plangebied:

In de omgeving van het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" zijn een aantal bedrijven gelegen (zie "Overzicht" hieronder). De invloed van deze bedrijven is onderzocht. Hieruit is gebleken dat deze bedrijven geen belemmeringen opleveren voor het planbebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West".

Overzicht bedrijven en voorzieningen buiten het plangebied

Adres   Naam   Omschrijving activiteit   Cat
 
Milieu-
aspect  
Indicatieve afstand
(in m1)  
Invloed op plangebied  
Gronausestraat 216   Borent   Verhuurbedrijf machines en werktuigen   3.1   Geluid   50 m   Nee
 
Noord Esmarkerrondweg 372   Monuta   Uitvaartcentrum   1   Geluid   10 m   Nee
 
Noord Esmarkerrondweg 412   Autobanden-handel De Leeuw   Autobandenhandel   2   Geluid   30 m   Nee
 
Oosterstraat 311   Tuincentrum Toon Logtenberg   Tuincentrum   2   Geluid   30 m   Nee  
Oosterstraat 313-317   Art Dekor   Decorbouw   3.1   Geluid   50 m   Nee  
Oosterstraat 319   Luth   Handel in afval en schroot   3.1   Geluid   50 m   Nee
 
Oosterstraat 319   Q.L. Meester   Handel in afval en schroot   3.1   Geluid   50 m   Nee
 
Oosterstraat 319   Bennie Pril   Autohandel / auto-
herstelinrichting  
2   Geluid   30 m   Nee
 
Oosterstraat 319   Diamond Cars   Autohandel / auto-
herstelinrichting  
2   Geluid   30 m   Nee
 
Oosterstraat 325   Sabihi   Autohandel / auto-
herstelinrichting  
2   Geluid   30 m   Nee
 

Conclusie bedrijven- en milieu inventari en milieuzonering

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuzonering en milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Hemelwater dient zoveel mogelijk te worden verwerkt op eigen terrein. Indien dat redelijkerwijs niet of onvoldoende mogelijk is moet het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving.

Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in gebieden zonder gemengd rioleringsstelsel het afvalwater gescheiden van het hemelwater wordt aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Regge en Dinkel.

Grondwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen voor de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Eschmarke Noord West

Het bestemmingsplan “Eschmarke Noord West” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Vaak betekent dit ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen niet wezenlijk afwijken van die in het geldende bestemmingsplan.

Huidige situatie

Het gebied van het bestemmingsplan Eschmarke Noord-West heeft een oppervlak van ongeveer 22 hectare. In onderstaande tekening "'Waterkaart-Grondwater" staan de grenzen van het plangebied weergegeven. Deze tekening is ook als bijlage toegevoegd aan deze toelichting.

WATERKAART – GRONDWATER

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00056-0003_0008.png"

Maaiveld

De hoogte van het maaiveld verloopt van ca. NAP + 54 meter in het westen naar ca. NAP + 46,00 meter in het oosten.

Bodem en geohydrologie

Bodem

Aan de hand van de bodemkaart kan slechts een beperkt beeld verkregen worden van de bodemopbouw. Het grootste deel staat aangegeven als bebouwing. In het zuidoostelijke deel van het plangebied bestaat de bodem uit gooreerdgronden en veldpodzolgronden. Gooreerdgronden ontstonden in natte laagten in heideslenken en oorspronggebieden, gevoed door regenwater en lokaal grondwater. Veldpodzolgronden zijn ontstaan in gebieden waar het water niet via een beek kon worden afgevoerd, maar ter plekke in de grond moest trekken. Dit zijn infiltratiegebieden met afwisselend vochtige en droge omstandigheden (winter nat, zomer droog). De bodemkaart met daarop de ligging van de verschillende bodemtypen is weergegeven in afbeelding 1. Volgens verschillende boorprofielen uit het dinoloket bestaat de bodem uit een deklaag van zand (0,3 tot 1,2 meter) met daaronder klei.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00056-0003_0009.png"Afbeelding 1. Bodemopbouw en grondwatertrappen (bron: WRD bodemkaart 1:10000)

Doorlatendheid

De bodem binnen het plangebied heeft deels een zanderige samenstelling. De bodem is hier redelijk tot goed doorlatend. Locaties met (lokaal) leem/klei in de bodem hebben een beperkte doorlatendheid.

Gemiddeld hoogste en laagste grondwaterstanden

In het plangebied zijn de grondwatertrappen V, Vb en VI te onderscheiden. In tabel 1 zijn de definities van de grondwatertrappen gegeven. In afbeelding 1 zijn de grondwatertrappen die voorkomen in het plangebied weergegeven.

Tabel 1. Grondwatertrappen

Gt   V   Vb   VI  
GHG   < 0,4   0,25 – 0,4   0,4 - 0,8  
GLG   > 1,2   > 1,2   > 1,2  

Op basis van de grondwatertrappen kan worden geconcludeerd dat de grondwaterstanden binnen het plangebied sterk kunnen variëren. In droge periodes kunnen de grondwaterstanden diep wegzakken, terwijl in de natte periodes het grondwater dicht onder het maaiveld kan staan. Door de aanwezigheid van drainage worden hoge grondwaterstanden voorkomen.

Grondwaterstanden

Behalve een inschatting van de GHG's op basis van de grondwatertrappen kunnen ook meetgegevens worden gebruikt van een gemeentelijke peilbuis binnen het plangebied (905A) Op deze locatie zijn gedurende een langere periode de grondwaterstanden zijn opgenomen. De meetlocatie staat weergegeven op de kaart van bijlage I. De gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt op 35 centimeter beneden maaiveld. De gemiddeld laagste grondwaterstand op 85 centimeter beneden maaiveld. Wanneer deze waarden worden vergeleken met de grondwatertrappen dan valt op dat de grondwaterstanden minder ver uitzakken in de droge perioden.

Grondwateronttrekkingen

Binnen het plangebied zijn voor zover bekend geen actieve grondwaterbemalingen.

Riolering en afwatering

Afvalwater

Binnen het plangebied bevinden zich woonwijken en bedrijventerreinen. Het huishoudelijk afvalwater en/of bedrijfsafvalwater van de panden aan de oostzijde van het plangebied lozen op het gemengd rioolsysteem. Dit afvalwater gaat naar de zuivering Enschede West. Afvalwater van panden en aan de westzijde wordt afgevoerd via het vuilwaterriool dat afvoert naar de zuivering Glanerbrug. De ligging van het rioolsysteem staat aangegeven in onderstaande tekening "'Waterkaart-Riolering" . Deze tekening is ook als bijlage toegevoegd aan deze toelichting.

WATERKAART - RIOLERING

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00056-0003_0010.png"

Regenwater

Ongeveer de helft van het plangebied is niet bebouwd. Bij het bedrijventerrein Miro en de woonwijk Cascade wordt regenwater apart ingezameld en afgevoerd naar een bergende voorziening. Van hieruit infiltreert het water in de bodem of voert vertraagd af naar het oppervlaktewater. Bedrijventerrein Het Sleutelkamp en de wijk Het Centrum lozen hemelwater op een verbeterd gescheiden rioolsysteem. Enkele panden aan de Noordeschmarkerrondweg voeren hemelwater af naar de gemengde riolering.. De wijze van regenwaterafvoer staat weergegeven op bijlage II.

Grondwater

Voor zover bekend is binnen het plangebied geen drainage aanwezig om wegen en woningen te ontwateren. Greppels en sloten zorgen voor de ontwatering van het wegcunet.

Oppervlaktewater

Net buiten het plangebied, aan de zuidzijde, loopt een leggerwatergang in Oostelijke richting. Deze beek staat op de legger van het waterschap en zorgt voor de afvoer van overtollig hemelwater en grondwater. Deze watergang voert af naar de Heutinkbeek.

Geprojecteerde ontwikkelingen

Voor zover bekend vinden er binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen plaats die gevolgen hebben voor de waterhuishouding.

Conclusie:

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Voor de meeste Natura 2000 gebieden is gedeputeerde staten het bevoegd gezag. Alleen voor een aantal expliciet in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 genoemde gebieden is de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie het bevoegd gezag. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied "Eschmarke Noord West "

Het plangebied van het bestemmingsplan “Eschmarke Noord West” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de directe omgeving daarvan. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Aamsveen” en “Dinkelland” zijn op respectievelijk ca. 3 ten zuidoosten en 2,5 kilometer ten noordoosten van het plangebied gelegen. Voor activiteiten die mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied dient een passende beoordeling en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden uitgevoerd om te bepalen of en zo ja er daadwerkelijk sprake is van significant negatieve effecten voor kwalificerende soorten. Indien significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, zijnde Gedeputeerde Staten van Overijssel. Gelet op het feit dat het bestemmingsplan “Eschmarke Noord West” conserverend van aard is en geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt kan een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet achterwege blijven.

Conclusie:

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Op grond van de Flora- en faunawet zijn alle dieren en planten van onvervangbare waarde en dus dienen mensen daarmee zorgvuldig om te gaan. Daarom is in de wet ook een algemene zorgplicht (artikel 2) opgenomen, die inhoudt dat een ieder 'voldoende zorg' in acht dient te nemen voor álle in het wild voorkomende dieren en planten (dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving. Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dan dient in de regel ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

De Flora- en faunawet en het plangebied "Eschmarke Noord West "

Het bestemmingsplan “Eschmarke Noord West” heeft hoofdzakelijk een consoliderend en conserverend karakter. In het bestemmingsplan zijn geen ontwikkellocaties gelegen. In verband hiermee behoeft er in het kader van dit ruimtelijk plan geen nader onderzoek of ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet plaats te vinden. Met conserverend bestemmen wordt bedoeld dat in dit plan overwegend de bestaande situatie juridisch-planologisch is vastgelegd.

Conclusie:

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De Ecologische Hoofdstructuur heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De EHS beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De EHS is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden doorvertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

De EHS en het plangebied "Eschmarke Noord West "

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Eschmarke Noord West” zijn geen gronden gelegen die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur. Het plangebied grenst aan de zuidzijde wel direct aan gebieden die als "beheersgebied" deel uitmaken van de EHS. Zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00056-0003_0011.png"

Gronden binnen de EHS dienen op grond van de provinciale Omgevingsvisie en –verordening van een beschermende bestemming te worden voorzien. Er is geen sprake van een wettelijk beschermingsregime voor de EHS en de EHS heeft ook geen externe werking. Aangezien binnen het plangebied geen tot de EHS behorende gronden zijn gelegen, kan een verdere toetsing aan de Ecologische Hoofdstructuur achterwege blijven.

Conclusie:

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de EHS geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verplichtingen op grond van de Wet ruimtelijke ordening, de plansystematiek en de bestemmingsmethodiek, de indeling van de planregels met een korte beschrijving van de bestemmingen en tenslotte de handhaafbaarheid van het plan.

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Voor het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" is gekozen voor het onder a. genoemde "traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan" dat grotendeels de bestaande ruimtelijke en planologische situatie regelt.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

6.2 Indeling en beschrijving van de planregels en bestemmingen

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.


De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels;

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels;

Hoofdstuk 3: Algemene regels;

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West".

In Artikel 1 - Begrippen zijn definities van de in de planregels gebruikte begrippen opgenomen, waarmee een eenduidige interpretatie van de begrippen is vastgelegd.

In Artikel 2 - Wijze van meten zijn opgenomen bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen weer. Het geeft regels omtrent de bebouwing die is toegestaan en waar die is toegestaan. Bij de bestemmingen is een doeleindenomschrijving gegeven met daarbij, voorzover van toepassing, nadere bebouwingsregels en gebruiksregels. Verder zijn opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden teneinde enige flexibiliteit in dit plan te kunnen waarborgen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit algemene afwijkingsregels, wijzigingsregels, procedureregels, bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, overige regels en anti-dubbeltelregel.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen.

De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan waarmee de regels kunnen worden aangehaald.

6.2.1 De bestemmingen

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de bestemmingsregels. Deze regels bevatten een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" voorkomende en op de verbeelding weergegeven bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt overeenkomstig de SVBP een vaste volgorde aangehouden.

De gronden begrepen in het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" zijn bestemd voor de hierna genoemde bestemmingen.

Artikel 3: Bedrijf

De bestemming "Bedrijf" is toegekend aan de gronden gelegen aan de Noord Esmarkerrondweg 419. Tot voor kort was in de bedrijfspanden een bedrijf voor kunststofverwerking gevestigd. Momenteel staan deze bedrijfspanden leeg en worden te koop aangeboden.

Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij de planregels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1 bij deze planregels), met uitzondering van garagebedrijven en risicovolle inrichtingen. Bedrijven op deze Lijst zijn ingedeeld in categorieën op basis van de hinder die zij voor de woonomgeving kunnen veroorzaken. De bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 zijn door hun aard en invloed van de milieubelasting toelaatbaar in de onmiddellijke nabijheid van woningen. Bedrijven die niet op de lijst voorkomen, maar kunnen aantonen dat zij een vergellijkbare hinder (of minder) veroorzaken, kunnen via een ontheffing worden toegestaan.

Artikel 4: Bedrijventerrein

De bestemming "Bedrijventerrein" is toegekend aan de gronden die deel uitmaken van het bedrijventerrein "De Sleutelkamp". Deze gronden zijn primair bestemd voor de vestiging van bedrijven genoemd in de categorieën 2, 3.1 en 3.2.. Door middel van een inwaartse zonering in het plangebied (in dit geval vanuit de milieugevoelige bestemming Wonen) zijn de milieucategorieën bepaald. Deze milieucategorieën corresponderen met de Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen die als Bijlage 2 bij de regels is opgenomen.

Daarnaast zijn op deze gronden bedrijfsgebonden niet-zelfstandige horeca in de vorm van een kantine of bedrijfsrestaurant en niet-zelfstandige kantoorfuncties toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding "Specifieke vorm van bedrijf" met vermelding van een volgnummer zijn de gronden tevens bestemd voor bedrijven overeenkomstig de bedrijfsactiviteiten zoals die zijn omschreven onder het corresponderende volgnummer van de bij de regels behorende bijlage 4.

Daar waar dit op de verbeelding is aangegeven zijn bedrijfswoningen toegestaan.

Binnen de bestemming "Bedrijventerrein" zijn (perifere) detailhandel, zelfstandige horeca en zelfstandige kantoren niet toegestaan.

Artikel 5: Centrum

De bestemming "Centrum" is toegekend aan de in het plangebied gelegen buurtwinkelcentrum op de hoek van de Gronausestraat en de Noord Esmarkerrondweg; het zogenoemde "Miro Center". De bestemming "Centrum" maakt de vestiging van diverse functie mogelijk: detailhandel, winkelondersteunende horeca, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen.

Daarnaast zijn de gronden bestemd voor het realiseren van bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Artikel 6: Detailhandel-Perifeer

De gronden direct gelegen op de hoek Gronausestraat - Noord Esmarkerrondweg zijn bestemd voor "Detailhandel - Perifeer". Het daar gerealiseerde "hoekgebouw" is bestemd voor de vestiging van perifere detailhandel. Onder perifere detailhandel wordt verstaan detailhandel in volumineuze goederen die wegens aard en omvang en de specifieke vestigingseisen met name op het gebied van bereikbaarheid en parkeren, niet thuishoort in het kernwinkelgebied of bestaande winkelcentra. Het betreft hier detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, tuininrichtingsartikelen, bouwmarkten, woninginrichting en meubelen.

Daarnaast zijn de gronden bestemd voor het realiseren van bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Door middel van functieaanduidingen op de verbeelding is kenbaar gemaakt dat de gronden tevens bestemd zijn voor de vestiging van maatschappelijke functies, cultuur en ontspanning en voor sportcentrum.

Artikel 7: Groen

De groenvoorzieningen die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groenstroken, plantsoenen, bospercelen, bermstroken aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn waterpartijen, waterlopen, wadi's en overige voorzieningen in het kader van de waterbeheersing toegestaan. Het aanleggen van wandel- en fietspaden en speelvoorzieningen is eveneens toegestaan.

Bebouwing van de voor “Groen” aangewezen gronden is slechts toegestaan in het kader van de bestemming. Hierbij kan worden gedacht aan de plaatsing van straatmeubilair, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Artikel 8: Maatschappelijk-Begraafplaats

De bestemming "Maatschappelijk-Begraafplaats" geeft de bestemming aan van de in het plangebied aanwezige drie begraafplaatsen.

Bebouwing ten behoeve van deze bestemming is slechts toegestaan in de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken met een maximale bouwhoogte zoals die op de verbeelding is aangegeven .

Artikel 9: Sport

De gronden waarop de in het plangebied aanwezige voetbalvereniging F.C. Het Centrum" is gevestigd, zijn bestemd voor "Sport". Deze gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen genoemd in categorieën 1 en 2 van de hoofdgroep Sport van de Lijst van Bedrijfstypen (Bijlage 1 van de regels), voor niet-zelfstandige horeca alsmede voor bij de bestemming behorende bouwwerken, terreinen en voorzieningen, zoals kantines, kleedruimtes, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.

Artikel 10: Verkeer

De bestemming "Verkeer” is in dit bestemmingsplan toegekend aan de strookje grond gelegen langs de Gronausestraat en de Noord Esmarkerrondweg.

Binnen deze bestemming zijn onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg mogelijk.

Op de verbeelding is middels een specifieke bouwaanduiding aangegeven dat ter plaatse een luifel is toegestaan.

Artikel 11: Verkeer-Parkeren

De bestemming "Verkeer - Parkeren" is toegekend aan het parkeerterrein dat behoort bij het appartementengebouw aan de Grasjuffer, ten oosten van de Winterweg.

Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor het realiseren van parkeerterreinen en bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen. Hierbij valt te denken aan straatmeubilair en groen- en nutsvoorzieningen.

Daar waar dit op de verbeelding is aangegeven mogen "bergingen" worden gebouwd.

Artikel 12: Verkeer-Railverkeer

De spoorlijnverbinding Enschede-Gronau met de daarbij behorende gronden vormen de noordelijke begrenzing van het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Noord West" en zijn bestemd voor "Verkeer - Railverkeer". Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor verkeers- en vervoersdoeleinden per rail, spoorwegvoorzieningen, stationvoorzieningen en railvoorzieningen. Op de voor "Verkeer - Railverkeer" aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van deze bestemming.

Artikel 13: Verkeer-Verblijfsgebied

De bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” is bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

Artikel 14: Wonen

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. Voor deze bestemming wordt een ruime bestemmingsomschrijving gehanteerd, waarbinnen allerlei soorten woonvormen zijn toegestaan. Hierbij kan worden gedacht aan eengezinswoningen, appartementen, woonzorgwoningen, serviceflats en kamerbewoning. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Waar dit wel het geval is (bijvoorbeeld twee-aaneen, maximaal aantal woningen op een perceel of maximaal twee-aaneen) is dit op de verbeelding aangegeven.

In de planregels zijn algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen. Voor nutsvoorzieningen gelden daarvan afwijkende bepalingen.

De beleidsuitgangspunten voor aan huis gebonden beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten hebben een juridische vertaling gekregen in de specifieke gebruiksregels binnen de woonbestemming. De uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis in samenhang met wonen is toegestaan onder de volgende ruimtelijke en functionele randvoorwaarden:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis is niet groter dan 30 m²;
  • b. bedrijfsmatige activiteiten zijn beperkt zijn tot bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage A1);
  • c. er is geen sprake van verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. er is geen sprake van detailhandel en/of horeca;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De bestemmingsregels bevatten enkele flexibiliteitsbepalingen, waardoor het mogelijk is om in de concrete situatie af te wijken van de bouwregels voor een groter vloeroppervlak en voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in een hogere milieucategorie.

Dubbelbestemmingen

Met een dubbelbestemming kunnen ruimtelijke relevante belangen worden veiliggesteld die niet of onvoldoende met de "onderliggende" bestemmingen kunnen worden gewaarborgd. Met de dubbelbestemming samenhangende belangen hebben in beginsel voorrang op de belangen van de onderliggende bestemmingen.

Artikel 15 Leiding, gas

De voor “Leiding, gas” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming(en) mag op de gronden met de bestemming “Leiding, gas” niet worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming. Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de gasleiding.

Daarnaast is het mogelijk een omgevingsvergunning te verlenen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, mits deze niet de veiligheid van de gasleiding kan schaden of de continuïteit van de gasvoorziening in gevaar kan brengen.

Artikel 16 Waarde - archeologie

De voor "Waarde - archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, waarbij de bestemming "Waarde-Archeologie" voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming(en) mag op de gronden met de bestemming “Waarde - archeologie   ” niet worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming. Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige archeologische waarde.

Daarnaast is het mogelijk een omgevingsvergunning te verlenen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, mits deze de aanwezige archeologische waarde niet kan schaden.

6.3 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Het plan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, met uitzondering van de nog uit te geven kavels aan de noordzijde van het gebied Cascade. Het accent ligt dan ook voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie.

kavels Cascade 

Het realiseren van woningbouw in het gebied "Cascade" is bijna volledig afgerond. Aan de noordzijde van het gebied ligt nog een strook grond waar kavels voor woningbouw voor particulier opdrachtgeverschap kunnen worden uitgegeven. De gronden zijn gemeentelijk bezit.

Het deelplan "Cascade" maakte tot en met 2012 deel uit van de Grondexploitatie Eschmarke. Per 1 januari 2013 is de besluitvorming van de Stedelijke Koers en de uitwerking daarvan in het Ontwikkelingsplan Eschmarke 2012 verwerkt in het Meerjaren Perspectief Grondbedrijf (MPG). Zowel in de Stedelijke Koers als in het Ontwikkelingsplan Eschmarke is voorzien in uitgifte van deze kavels.

geen exploitatieplan noodzakelijk

Aangezien het bestemmingsplan “Eschmarke Noord West” geen bouwplannen of andere nieuwe ontwikkelingen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening mogelijk maakt, is het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk. Het kostenverhaal van grondexploitatie is anderszins verzekerd.

Conclusie

Op grond van het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan “Eschmarke Noord West” voldoende aangetoond.