direct naar inhoud van 2.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Herfstweg 151-153
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00012-0004

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020

De Toekomstvisie Enschede 2020, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 17 december 2007, beoogt op een inspirerende wijze richting te geven aan het gemeentelijk beleid tot 2020. Volgens de Toekomstvisie dient er voor worden gezorgd, dat Enschede in 2020:

  • een zeer sterke centrumpositie in de Euregio heeft met grootstedelijke allure en top culturele uitstraling;
  • een belangrijke werkgelegenheidsfunctie in de Euregio heeft en een goed opgeleide beroepsbevolking;
  • wijken heeft die de sociale stijging en binding van bewoners versterken;
  • groen en duurzaam onlosmakelijk verbonden heeft met het leven in Enschede.
  • het imago heeft van Europese kennisstad.

De drie strategische opgaven die in de Kadernota en in de programmabegroting zijn uitgewerkt: "Enschede werkt", "Stad Enschede" en "Ons Enschede" zijn een eerste belangrijke stap in de realisatie van de ambities uit de Toekomstvisie.

2.3.2 Structuurvisie

Op grond van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken.

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de structuurvisie vastgesteld, waarin het belangrijkste bestaande ruimtelijk beleid uit diverse nota's is opgenomen en met elkaar in relatie is gebracht. Het gaat hier om de ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling. De structuurvisie bevat hiermee de kern van hoofdonderwerpen op stedelijk niveau.

Deze structuurvisie is een beleidsdocument dat continu in ontwikkeling is. De stad ontwikkelt zich en het ruimtelijk beleid groeit hierin mee. Het is de ambitie om in de toekomst meer ruimtelijk beleid of stedelijke ontwikkelingen op te nemen in de structuurvisie. Ook zal het bestaande beleid regelmatig worden herijkt. Hiermee is de structuurvisie dynamisch en kan altijd inspelen op actuele thema's. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid zal de structuurvisie worden aangevuld om zo mee te kunnen gaan in de dynamiek van stedelijke ontwikkeling en zo een actueel kader te vormen voor burgers en bedrijven. Daarom is gekozen voor een volledig digitale structuurvisie, waarbij sectorale en gebiedsgerichte uitwerkingen snel geïntegreerd kunnen worden. De structuurvisie beoogt geen sectorale of gebiedsgerichte beleidsstukken te vervangen, maar de hoofdlijnen van al dit beleid in samenhang te presenteren. Hiermee wordt de hoofdlijn van het langjarig ruimtelijk beleid vastgelegd en blijft er op projectniveau flexibliteit om op veranderingen te kunnen anticiperen. Hierdoor is de structuurvisie geen op zichzelf staand document, maar bevat het beleid voor gebieden en lijnen met verwijzingen naar de achterliggende beleidsstukken waarmee de bredere context en beleid duidelijk worden.

2.3.3 Woonvisie Enschede 2025

De Woonvisie Enschede 2025 is op 12 maart 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Woonvisie gaat het om de vraag hoe gemeente, ontwikkelaars en alle andere partijen die actief zijn op de woningmarkt, ook op de langere termijn kunnen inspelen op de ontwikkelingen in de markt. Aan de gemeente, ontwikkelaars, corporaties en andere marktpartijen zijn verschillende rollen en verantwoordelijkheden toegekend.

De huidige woningmarkt is ontspannen en door de economische omstandigheden ontbreekt de dynamiek. De woonconsument is kritisch en wil voortaan kunnen kiezen.

De uitdaging op het gebied van wonen ligt vooral in het faciliteren van passende huisvesting voor de autonome bevolkingsgroei en huishoudens, alsmede het faciliteren van de te huisvesten mensen als gevolg van de economische ambitie van Enschede (5e Kennisregio van Europa en faciliteren van innovatiebedrijven). In de stad is behoefte aan gedifferentieerde woonmilieus, zowel centrumstedelijke- als groene woonmilieus. De uitdaging is om op de goede plekken de juiste nieuwe woningen te bouwen en goed aanbod van woonmilieus in de regio te realiseren. De Enschedese ambitie om nieuwe (innovatieve) bedrijven aan te trekken kan de vraag naar woningen beïnvloeden. Iedere woning moet 'raak' zijn.

Levensloopgeschiktheid woningen

Door de veelheid aan ontwikkelingen is het belangrijk om woongebieden zoveel mogelijk levensloopgeschikt te maken. Een levensloopgeschikt woongebied is een gedifferentieerd woongebied waar bewoners de mogelijkheid hebben om een wooncarrière te maken naar gelang hun levensfase of zorgbehoefte. Alle woongebieden zijn daarmee ingericht op de levering van zorgdiensten en het bieden van mogelijkheden om anderen te ontmoeten. Dit is per gebied altijd maatwerk. De voorzieningen en diensten in het woongebied sluiten aan bij de behoeften van de mensen die er wonen.

Iedere nieuwe woning wordt levensloopgeschikt gebouwd, is bezoekbaar en aan te passen indien nodig. Zorgvoorzieningen aan woningen worden aangebracht volgens het principe: de bewoner toont initiatief als gevolg van anticipatie op de gevolgen van het ouder worden. Bewoners, corporaties en zorgaanbieders anticiperen op de gevolgen voor het wonen vanwege toekomstige zorgvragen. Daarom is de burger primair zelf verantwoordelijk voor zijn welzijn en dient op iedere levensfase, ook die waarin meer zorg nodig is, te anticiperen. De gemeente gaat met woningcorporaties en zorgaanbieders scenario's verkennen. Op deze manier worden de kosten voor de aanpassingen van woningen beheersbaar en kan iedere burger wonen in een geschikte woning.

Studentenhuisvesting

Voor Enschede zijn studenten een belangrijk onderdeel van de motor van de stad. Zij voeden de kenniseconomie, zorgen voor levendigheid en houden de stad relatief jong. Enschede wil daarom ook voor studenten goede condities scheppen om te komen en te blijven wonen. Nieuwe wooneenheden worden bij voorkeur in het “15-minuten-gebied” gerealiseerd: het gebied tussen de UT en de binnenstad en het binnensingelgebied met een zone daaromheen. Het moet mogelijk blijven om in de stad studenten/jongeren te huisvesten voor wie de fietsafstand tot centrum en onderwijsinstelling niet leidend is. In sommige gebieden treedt een overconcentratie van studenten- en jongerenwoningen op, waardoor de woonomgeving onder druk kan komen te staan. Het is daarom belangrijk dat verder versnipperde huisvesting voor studenten in deze wijken wordt voorkomen.

Duurzaamheid woningvoorraad

Voorts wordt er gestreefd naar een woningvoorraad die geschikt is voor de toekomst. Een toekomstgeschikte woning is een woning die zodanig goed aansluit bij de ontwikkelende wensen van de woonconsument, dat deze haar waarde behoudt of vergroot in een veranderende markt. Woningen die niet toekomstgeschikt zijn of die niet met een verantwoorde investering geschikt gemaakt kunnen worden, worden gesloopt. Na Velve-Lindenhof, Boswinkel en Bijvank zullen de corporaties geen grootschalige herstructureringsgebieden meer ontwikkelen, maar zal op kleinere schaal gesloopt en herontwikkeld worden. Particuliere eigenaren worden, onder andere via de door de gemeente gefaciliteerde Maatschappelijke Investeringsopgave (MIO) Duurzame Woningen en Werkgelegenheid, uitgedaagd om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen om de woning op peil te brengen en te houden.

Energieverbruik woningen

Verder zet de Woonvisie in op het beheersbaar houden van de energiecomponent van de woonlasten. De daarbij behorende strategie is geënt op de trias energetica. Kort gezegd komt die er op neer dat op woningniveau eerst moet worden bekeken op welke manier er energie kan worden bespaard. De vervolgstap bestaat uit het zoveel mogelijk opwekken en gebruiken van duurzame energie. Blijft er daarna nog een energievraag over, dan zal daarmee op een zo efficiënt mogelijke manier moeten worden omgesprongen. De Woonvisie gaat ervan uit dat de hiervoor beschreven aanpak niet alleen leidt tot goede resultaten op het gebied van energiebesparing en het gebruik van duurzame energie, maar ook ten aanzien van de reductie van de uitstoot van CO2.

Particuliere eigenaren worden, onder andere via de door de gemeente gefaciliteerde MIO Duurzame Woningen en Werkgelegenheid, uitgedaagd om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen om de woning op peil te brengen en te houden. De ambitie van de MIO Duurzame Woningen en Werkgelegenheid, is om circa 40.000 woningen (particulier- en corporatiebezit) te verduurzamen om de CO2 uitstoot rond 2020 met 30% te verminderen. Het corporatiebezit wordt hierbij gebruikt als hefboom om het particuliere bezit mee te krijgen.

Voor nieuwbouw geldt dat, vooruitlopend op de aanpassing van het Bouwbesluit in 2020, het streven is om vanaf 2015 energieneutraal te bouwen, volgens het principe: niet meer dan anders.

Kwaliteit woonomgeving

Voor het woongenot is ook de openbare ruimte rond de woning van belang. De investering in de openbare ruimte vormt, samen met architectuur, een kwaliteitsfactor voor het woongenot en kan investeringen van derden in het eigen bezit stimuleren. Investeringen in de openbare ruimte en architectuur leiden tot een beter woonproduct waardoor zowel het rendement van de ontwikkelaar kan verbeteren als de waarde van het totale gebied.

Participatie consument

De woonwensen van de consument worden een vast onderdeel van gebiedsvisies: zowel consumenten als stakeholders worden op passende wijze door de ontwikkelaar betrokken bij de visie. De bewoners van de stad zijn zich bewust van de eigen verantwoordelijkheid voor woning en woonomgeving en stellen zich actief op. Consumenten krijgen de mogelijkheid om te participeren. De initiatiefnemer organiseert de participatie zó dat de consument daadwerkelijk invloed kan uitoefenen op de totstandkoming en de vormgeving van het product. Met het instrument wijkbudgetten krijgen bewoners meer invloed op hun leefomgeving, ze kunnen het geld onder andere inzetten voor het schoon en heel houden van de openbare ruimte.

Kwaliteitsverbetering woningvoorraad

In het verleden heeft verkoop van corporatiebezit geleid tot waardeontwikkeling, verbetering van en investering in woningen. Verbetering van de kwaliteit van de woningvoorraad blijft als instrument waardevol en levert tegelijk nieuwe financiële slagkracht voor corporaties op. Er worden alleen toekomstgeschikte woningen verkocht. Een toekomstgeschikte woning is een woning die zodanig goed aansluit bij de ontwikkelende wensen van de woonconsument, dat deze haar waarde behoudt of vergroot in een veranderende markt. Bij verkoop van corporatiebezit wordt leegstand van woningen in het goedkope koopsegment voorkomen.

2.3.4 Duurzaamheid

In de structuurvisie, zie paragraaf 2.3.2 van deze toelichting, wordt onder een duurzame ontwikkeling verstaan: "een ontwikkeling waarbij  in de behoeften van de huidige generatie wordt voorzien, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". De structuurvisie onderscheidt de volgende facetten van duurzaamheid:

Energie- en klimaatbeleid

Het energie- en klimaatbeleid van de gemeente Enschede is zowel gericht op het voorkomen van (mitigatie) als op het aanpassen aan (adaptie) de gevolgen van klimaatverandering. In de op 16 november 2009 door de gemeenteraad vastgestelde beleidsnota Nieuwe energie voor Enschede heeft de gemeenteraad de ambitie uitgesproken om de CO2-uitstoot in Enschede in 2020 met 30 procent te hebben gereduceerd ten opzichte van het niveau in 1990. Bovendien is aangegeven dat gestreefd wordt naar een aandeel duurzame energie van 20 procent in het totale energiegebruik in 2020. Met deze ambitieuze opgaven wordt ingezet op vermindering van de snelheid en omvang van de klimaatverandering door het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen.

De beoogde energietransitie verloopt langs de volgende sporen:

Thema   Omschrijving  
Bestaande gebouwde omgeving   Blijven intensiveren op energiebesparing in de bestaande woningvoorraad (zowel met particuliere eigenaren als met corporaties).
Bovendien doorgaan met de combinatie van energiebesparingsprojecten, binnenluchtkwaliteit, voorlichting en gedragsverandering gericht op klimaatneutrale en frisse scholen.  
Duurzame gebiedsontwikkeling   Duurzaamheid is een sturend thema bij de (actualisatie van) gebiedsontwikkeling.  
Duurzame energieopwekking   Actief initiëren, faciliteren en participeren bij innovatieve opwekking van duurzame (hernieuwbare) energie in de stad en de regio (wind, zon, bio-energie, bodem).  
Communicatie en participatie   De huidige campagne 'Doe groen. Dat scheelt' wordt intensief gericht op de burger met als doel de burger bewust energiebesparend te gaan laten handelen. De website zal worden vernieuwd en innovatieve, social media technieken worden ontwikkeld.  
Gemeentelijke organisatie   In de eigen organisatie sturen op duurzaam inkopen, duurzaam eigen vervoer, energiebesparing eigen gebouwen en duurzame energie op eigen gebouwen.  
Verkeer en vervoer   In de “Mobiliteitsvisie Enschede” is ruime aandacht voor duurzaamheid. Onderwerpen:
- gebruik van energiezuiniger bussen;
- (eigen) auto's die op aardgas rijden en elektrisch vervoer;
- verschuivingen in het gebruik van vervoerswijzen (de zogenaamde “modal split”) naar energiezuiniger vervoer: Stimuleren OV- en fietsgebruik.  
Industrie en bedrijvigheid   Onderwerpen:
- stimuleren van bedrijvigheid op het snijvlak van innovatie en duurzaamheid;
- een gemeentelijk samenwerkingsconvenant over duurzaamheid met bedrijven, KvK e.a.;
- uitnutten van de mogelijkheden tot handhaving van de landelijke afspraken en regelgeving.  

Bij toekomstige gebiedsontwikkelingen wordt de trias energetica als ontwerpprincipe genomen. De trias energetica is een door de Novem ontwikkeld driestappenplan bedoeld voor bedrijven, huishoudens, overheden, om stap voor stap klimaatneutraal te worden. De stappen betreffen:

  • beperk en van het energieverbruik door verspilling tegen te gaan;
  • gebruik duurzame energiebronnen, zoals wind-, water-, en zonne-energie;
  • zo efficiënt mogelijk inzet van fossiele brandstoffen om aan de resterende energiebehoefte te voldoen.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet.

In het werkprogramma 'Schoon en zuinig' heeft het Rijk de ambitie uitgesproken dat nieuwe woningen vanaf 2020 energieneutraal zijn.

Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Behoud van bioversiteit

Wilde soorten dieren en planten kunnen het best worden behouden door ze in hun natuurlijke leefgebieden te beschermen (in situ-bescherming). Voor een aanzienlijk aantal soorten is de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de aanwijzing van Natura 2000 gebieden een belangrijk middel voor bescherming.

Wilde planten en dieren houden zich echter niet aan de grenzen van de EHS. Ook het stedelijk gebied is rijk aan wilde dieren en planten. Behoud van biodiversiteit vergt dus ook een inspanning in de ruimte buiten de EHS, onder meer door de inrichting en het beheer van groen mede te richten op behoud en ontwikkeling van ecologische waarden, maar ook door een adequate uitvoering van de Flora- en faunawet.

Kwaliteit van bodem, water en lucht

De bodem, het water en de lucht zijn van eminent belang voor mens, plant en dier. De Rijksoverheid beschermt de kwaliteit van bodem, water en lucht door middel van regelgeving, die in het ene geval wel en in het andere geval geen ruimte voor lokale afwegingen laat. De gemeente Enschede is voornemens, daar waar regelgeving van hogere overheden dit mogelijk maakt, hieromtrent nader beleid te formuleren in de vorm van milieustreefbeelden.

Zuinig en zorgvuldig gebruik van grondstoffen, energie, land en water

Bevolkingsgroei en economische ontwikkeling leiden tot een steeds grotere vraag naar grondstoffen, energie, land en water. Veel van deze natuurlijke hulpbronnen zijn eindig; voor andere geldt dat een beperkte toegankelijkheid van deze hulpbronnen aanstaande is. Deze ontwikkeling maakt dat bij een duurzame ontwikkeling zuinig en zorgvuldig moet worden omgesprongen met land en water en dat waar mogelijk gebruik wordt gemaakt van hernieuwbare materialen.

Om van een integrale duurzame ruimtelijke ontwikkeling te kunnen spreken, dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan al deze deelthema's aandacht te worden besteed. Het voorgaande laat onverlet dat binnen het duurzaamheidsbeleid aan het energie- en klimaatbeleid bijzondere betekenis toe komt. Uitgangspunt is dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in ieder geval bijdragen aan de gemeentelijke energie- en klimaatsdoelstellingen.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan "Herfstweg 151-153"

Uitgangspunt is dat dit bestemmingsplan een bijdrage levert aan c.q. rekening houdt met de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Enschede en het scheppen van zo goed mogelijke voorwaarden voor 'duurzame ruimtelijke ontwikkelingen'.

Voor wat betreft het energie- en klimaatbeleid is uitgangspunt bij de opstelling van het plan geweest dat het voorliggende plan in principe geen belemmering mag vormen bij de opwekking van hernieuwbare energie door particulieren en bedrijven. Concreet brengt dit met zich dat de toepassing van warmte/koude-opslag en de plaatsing van zonnepanelen of waterboilers op daken van gebouwen is toegestaan.

Aangezien de plaatsing van collectoren voor warmte- of elektriciteitsopwekking op een dak van een bijbehorend bouwwerk of hoofdgebouw vergunningvrij is, als voldaan wordt aan de in artikel 2, onder 6, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht genoemde voorwaarden, is afgezien hieromtrent bepalingen op te nemen in de bestemmingsomschrijving binnen de verschillende bestemmingen.

2.3.5 Watervisie

De “Watervisie Enschede-de blauwe aders terug in de stad” is in oktober 2002 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld. De hierin opgenomen principes vormen de basis voor de aanpak en benadering van de waterhuishouding van Enschede en zijn afgeleid uit de richtlijnen die de rijksoverheid heeft vastgesteld voor het waterbeheer in Nederland. De missie van de watervisie is het aanzetten tot het aanpakken van problemen en het grijpen van de kansen in het stedelijk waterbeheer. Ter ondersteuning van de missie zijn in de watervisie drie doelstellingen opgenomen:

  • 1. Water moet een leidende rol vervullen bij de ruimtelijke inrichting,
  • 2. Samenwerking tussen de verschillende 'waterpartners' (bijvoorbeeld het waterschap), de gemeentelijke organisatie en samenwerking tussen de gemeente en de bewoners moet bevorderd worden,
  • 3. Water moet weer in de belevingswereld van de bewoners komen.

Om de watervisie in 2030 werkelijkheid te kunnen laten zijn, moet de visie een samenhangend geheel vormen en moeten betrokken partijen intensief met elkaar samenwerken. Het geraamte van de visie bestaat uit een viertal leidende principes, die zijn afgeleid uit de richtlijnen die de rijksoverheid heeft vastgesteld voor het waterbeheer in Nederland:

  • a. Vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren: regenwater dient zo min mogelijk uit het stedelijk gebied afgevoerd te worden. De achtergrond van dit principe is dat door versnelde afvoer van hemelwater stroomafwaarts problemen in de waterhuishouding ontstaan.
  • b. Herstellen van de nierwerking: het zoveel mogelijk scheiden van schone en vuile waterstromen, waarbij het schone water mogelijkheden biedt tot (her)gebruik en het vuile water afgevoerd moet worden naar de zuivering.
  • c. Een doelmatige waterketen: minimaliseren van de kosten van de keten, het minimaliseren van de negatieve effecten op het milieu en het vergroten van de dienstverlening naar de gebruiker van de waterketen.
  • d. Beleving van water: door water een expliciete rol te geven in de leefomgeving van mensen,kan de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting worden vergroot.

De vier principes zijn vertaald naar een beeld voor het waterbeheer in 2030. De zogenaamde 'blauwe aders' (waterlopen) vormen de hoofdstructuur van het beeld. De rode lijn in onderstaande afbeelding stelt de waterscheiding voor. De ader ten oosten van de waterscheiding (pijl 1) zorgt voor afvoer van hemelwater in het Dinkelsysteem. De aders ten westen zorgen voor afvoer van hemelwater in het Reggesysteem en het Twentekanaal. De zoekgebieden voor deze aders zijn voor een deel al ingevuld, zoals de blauwe ader parallel aan de spoorlijn (pijl 3). Daarnaast is de reconstructie van de Roombeek (deel van pijl 2) al in een vergevorderd stadium. Deze blauwe ader (pijl 2) moet afwateren op het universiteitsterrein. Ook zijn evenwijdig aan de A35 voorzieningen getroffen voor het transport van oppervlaktewater. Hier kunnen zowel een ader uit Enschede-Zuid (pijl 6), als een ader uit het centrum (pijl 5) op aangesloten worden. De slagader vanuit het centrum naar de haven in het Twentekanaal (pijl 4) moet nog volledig gerealiseerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00012-0004_0004.jpg"

Afbeelding 4: Zoekgebieden "blauwe aders"

Op het niveau van de wijken en percelen dient het regenwater afgekoppeld te worden. Aanvullend dient het regenwater zoveel mogelijk binnen de wijk (stedelijk gebied) geïnfiltreerd, geborgen en zichtbaar gemaakt te worden.

2.3.6 Gemeentelijk Rioleringsplan

In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) zijn de watertaken van de gemeente vastgelegd voor de periode 2012 tot 2015. Het GRP is door de gemeenteraad vastgesteld in oktober 2011. De gemeentelijke watertaken zijn:

  • 1. inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater;
  • 2. inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater, als dit redelijkerwijs niet van particulieren kan worden verwacht;
  • 3. voorkomen van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand, voor zover dit niet tot de zorg van het waterschap, de provincie of particulieren behoort

met daarbij als randvoorwaarden: doelmatigheid, zo min mogelijk overlast voor de omgeving en zo min mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu.

In paragraaf 4.2.3 van deze toelichting komt het gemeentelijk beleid op het gebied van water nader aan de orde.