direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Twekkelerveld, herziening 1
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20083679-0004

4.1 Milieu

De ruimtelijke ordening moet nadrukkelijk rekening houden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu en de beperkingen die milieuaspecten opleggen. In de praktijk is een bestemmingsplan vaak het belangrijkste middel voor afstemming tussen milieuaspecten en de ruimtelijke ordening.

Binnen het plangebied spelen diverse milieuhygiënische aspecten een rol onder andere vanwege de ligging aan belangrijke verkeersassen van het plangebied, en vanwege de bedrijvigheid die in het plangebied wordt gerealiseerd.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (zoals deze luidt per 1 juli 2008) is de gemeente bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om de haalbaarheid te beoordelen. Hierbij moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving alsmede met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

In dit hoofdstuk wordt aangegeven of en zo ja, op welke wijze in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met de verschillende milieu-aspecten. Aan de orde komen milieuhinder van bedrijven, de bodemkwaliteit, industrielawaai, het wegverkeersgeluid, de externe veiligheid, de waterhuishouding, en de luchtkwaliteit.

4.1.1 Geluid

In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan het geluid vanwege het wegverkeer op de wegen rond het plangebied.

4.1.1.1 Wegverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg een zone heeft (art.74 Wgh), met uitzondering van de wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Binnen deze zone, die op te vatten is als de mogelijke invloedssfeer van de weg, mag de geluidbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige objecten, die door die weg veroorzaakt wordt, de in de Wgh vastgelegde waarden niet te boven gaan.


In het onderhavige geval is de Hengelosestraat gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder.


In opdracht van Kleissen en Partners Oost bv heeft Alcedo bv in augustus 2008 een akoestisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de geplande ontwikkeling aan de Hengelosestraat 363 te Enschede (zie Bijlage 1 voor het akoestisch onderzoek). Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidsbelasting van de nieuwbouw ten gevolge van wegverkeerslawaai van de Hengelosestraat. De informatie uit het onderzoek is meegenomen in de verdere geluidsberekeningen.

Verkeersgegevens

De verkeersgegevens voor het prognosejaar 2018 die als basis dienen voor het uitvoeren van de geluidsberekeningen zijn afkomstig van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer, afdeling Ontwerp, van de gemeente Enschede. De aan te houden verkeersgegevens zijn in tabel 1 opgenomen.

De uitgangspunten voor de prognose van de verkeersgegevens zijn onder meer:

  • Rijksweg 35 doorgetrokken naar snelwegennet in Duitsland
  • Aanleg van Verlengde Euregioweg gerealiseerd
  • Aanleg van Rondweg Usselo gerealiseerd
  • Knippen van wegen in Twekkelo
  • Uitvoering van Startprogramma Duurzaam Veilig Verkeer middels aanleg van 30 km/u-zones
  • Verbinding Zuid Esmarkerrondweg, Oostweg met RW 35 gerealiseerd.


Tabel 1 - Overzicht verkeersgegevens

Wegvak   Etmaalintensiteit   Gemiddeld daguur   Gemiddeld avonduur   Gemiddeld nachtuur   Snelheid (km/u)  
1 Hengelosestraat   22.000   7,00   2,64   0,68   50 km / u  

De verdeling van het verkeer over de voertuigcategorieën voor de dag-, avond- en nachtperiode is in tabel 2 t/m 4 weergegeven.


Tabel 2 - Verdeling motorvoertuigen per daguur

Wegvak   Daguur   Lichte mvt (%)   Middelzware mvt (%)   Zware mvt (%)  
1 Hengelosestraat   737   90,7   5,2   4,1  



Tabel 3 - Verdeling motorvoertuigen per avonduur

Wegvak   Avonduur   Lichte mvt (%)   Middelzware mvt (%)   Zware mvt (%)  
1 Hengelosestraat   390   90,7   5,2   4,1  


Tabel 4 - Verdeling motorvoertuigen per nachtuur

Wegvak   Nachtuur   Lichte mvt (%)   Middelzware mvt (%)   Zware mvt (%)  
1 Hengelosestraat   75   90,7   5,2   4,1  



Berekeningsmethode

Voor de bepaling van de geluidsbelastingen ten gevolge van bovengenoemde wegen is gebruik gemaakt van Standaardrekenmethode II uit bijlage III van het "Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006".


De geluidsbelastingen zijn bepaald in de vorm van geluidscontouren. De volgende geluidscontouren zijn hierbij van belang:

  • De waarde van 48 dB, zijnde de voorkeursgrenswaarde voor verkeerslawaai. Bij een lagere geluidsbelasting is het realiseren van woningen zonder meer mogelijk.
  • De waarde van 51 dB, zijnde de grenswaarde waarbij de zogeheten "dove" en "blinde" gevels (zonder te openen delen) van woningen geprojecteerd kunnen worden, waarbij aan de binnenwaarde van 33 dB voldaan wordt.
  • De waarde van 53 dB, zijnde de "algemene ontheffingswaarde" zoals die door de Provincie Overijssel is vastgesteld voor het stedelijk gebied van Enschede. Deze beschikking is afgegeven door de provincie op 13 maart 1996.
  • De waarde van 63 dB, zijnde de maximaal te verlenen hogere waarde voor verkeerslawaai. Voor het projecteren van nieuwe woningen binnen de bebouwde kom is een hogere geluidbelasting in principe niet mogelijk.

De volgende uitgangspunten zijn bij het uitvoeren van de berekeningen gehanteerd:

  • De verkeersgegevens zoals deze hiervoor zijn aangegeven;
  • Een rijsnelheid van 50 km/u binnen de bebouwde kom en 80 km/u buiten de bebouwde kom;
  • Een wegdektype van dicht asfaltbeton voor de wegen;
  • Waarneemhoogte van 5 m ten opzichte van het maaiveld;
  • Er is geen rekening gehouden met eventuele afscherming door de nog te realiseren gebouwen.

Aftrek artikel 110g Wgh

Op grond van de verwachting dat de geluidsproductie van motorvoertuigen in de toekomst zal afnemen biedt artikel 110g Wgh de bevoegde autoriteit de mogelijkheid tot het toepassen van een aftrek op de berekende geluidsbelastingen. Deze reductie bedraagt maximaal 2 dB bij wegen met een snelheid van 70 km/u en hoger en bedraagt maximaal 5 dB bij wegen met een rijsnelheid van minder dan 70 km/u. Voor de bepaling van de geluidwering van de gevels van de woningen mogen de voornoemde reducties niet worden toegepast.


Resultaten

De geluidsbelasting op het plangebied is bepaald in de vorm van geluidscontouren in een vrije veld situatie, deze reiken daardoor verder over het gebied. Op de plankaart behorende bij dit bestemmingsplan is de geluidscontour ten gevolge van de Hengelosestraat weergegeven.


Conclusie

Voor het nieuw te bouwen complex bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Op de noordzijde van het complex wordt vanwege de Hengelosestraat de 48 dB overschreden, deze gevel wordt echter doof uitgevoerd waardoor deze niet beoordeeld hoeft te worden. Buiten de 48 dB contour kunnen woningen zonder meer gerealiseerd worden.


Binnen de 48 dB contour kunnen uitsluitend woningen geprojecteerd worden indien een hogere waarde wordt vastgesteld. Door de Provincie Overijssel is op 13 maart 1996 voor nieuw te projecteren woningen in het stedelijk gebied van de gemeente Enschede een algemene ontheffing tot een waarde van maximaal 53 dB vastgesteld. Gezien het feit dat nergens binnen het plangebied waarden boven de 53 dB voorkomen is kan, op grond van deze algemene ontheffing, zonder verdere procedures vanwege de Wgh gebouwd worden. Vanuit het geluidsaspect bekeken zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.1.2 Bodemkwaliteit

In de provinciale nota "Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen" hebben Gedeputeerde Staten van Overijssel aangegeven, dat gemeenten bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek moeten verrichten naar de kwaliteit van de gronden binnen het plangebied. Bodemonderzoeken kunnen echter in verschillende gradaties plaatsvinden. Naast de uitvoering van een historisch onderzoek, kan het noodzakelijk zijn een verkennend, of – indien de onderzoeksresultaten daar aanleiding toe geven – zelfs aanvullend bodemonderzoek te laten plaatsvinden in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan te worden nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De gesteldheid van de bodem kan daarbij een rol spelen. Bodemonderzoeken die niet digitaal of analoog zijn bijgevoegd zijn te raadplegen bij het Bodemloket van de gemeente Enschede.

Conclusies verkennende en nadere bodemonderzoeken

  • 1. Verkennend bodemonderzoek Hengelosestraat 363 (van der Poel BV, 2.9701.011, februari 1997)
    Terreindeel met garageboxen (LNK S 863, 2945, 3029)
    Er zijn geen boorprofielen opgenomen in het onderzoek, genoemd wordt dat de locatie circa 0,5 m is verhard met puin. In het mengmonster van de noordwesthoek werd in het mengmonster een sterke zinkverontreiniging en een matige PAK en loodverontreiniging aangetroffen (diepte onbekend, maar door de bijmengingen met puin dieper dan 0,5 m-mv).
  • 2. Verkennend bodemonderzoek Hengelosestraat 363 a (Kruse milieu, 04014115, april 2004)
    Terreindeel met garageboxen (LNK S 863, 2945, 3029)
    In de boven- en ondergrond zijn over het hele terrein bijmengingen aangetroffen in de vorm van puin, kolen, slakken en sintels. Diverse lagen konden niet worden onderzocht omdat hier meer dan 50% bodemvreemde materialen aanwezig waren en dus geen grond betreft. In de bovengrond werd zink sterk verhoogd (>interventiewaarde) aangetroffen. Lood en PAK werden matig verhoogd (>tussenwaarde) aangetroffen. Het mengmonster van de bovengrond is niet uitgesplitst.
  • 3. Verkennend en nader bodemonderzoek Locatie Hengelosestraat 363 (Lankelma, ATR/VN-27328, 10 februari 2006). Terreindeel met garageboxen (LNK S 863, 2945, 3029), bijlage 9
    Naar aanleiding van het eerder uitgevoerde bodemonderzoek is actualisatie en nader bodemonderzoek uitgevoerd. De boringen zijn op de perceelsgrenzen geplaatst om vast te stellen of de verontreinigingen tot minimaal de perceelsgrens aanwezig zijn. Tot op een diepte van 1 m-mv zijn licht tot sterke bijmengingen met puin aangetroffen. Bij 2 van de 4 mengmonsters zijn PAK gehalten boven de interventiewaarde aangetroffen.
  • 4. Verkennend onderzoek Hengelosestraat 363 (Lankelma, DLE/VN-27328B, 17 juli 2008). Terreindeel voorzijde Hengelosestraat (LNK S 2944), bijlage 10
    In de boven- en ondergrond zijn over het hele terrein bijmengingen aangetroffen in de vorm van puin, kolen, glas, sintels en plaatselijk asbestverdacht plaatmateriaal. Er is in de grond geen asbest boven de interventiewaarde aangetroffen. Binnen deelgebied A is arseen sterk verhoogd aangetroffen in de ondergrond. In het grondwater werd geen arseen boven de streefwaarde aangetroffen. Binnen deelgebied B zijn PAK, zink en koper sterk verhoogd aangetroffen in de boven- en ondergrond. Het is ter plaatse van de aangetroffen sterke verontreinigingen niet bekend of het grondwater tevens verontreinigd is met de aangetroffen stoffen in de grond. In het grondwater elders op het terrein werden zink, xylenen, chroom en nikkel licht verhoogd aangetroffen.


BUS melding

Door Lankelma is een BUS-melding opgesteld welke naar het bevoegd gezag is gestuurd ter voorbeoordeling.


Conclusie

In de grond zijn bodemvreemde materialen aangetroffen, daarnaast zijn diverse zware metalen en PAK sterk verhoogd aangetroffen (> interventiewaarde). Het is niet bekend of het grondwater ter plaatse van de interventiewaarde-overschrijdingen in de grond ook verontreinigd is. Daarnaast is het niet bekend wat de kwaliteit van de grond onder de puinopslag is; deze is niet geactualiseerd.

Er zijn belemmeringen voor de ontwikkeling en/of bouwplannen op het perceel, vanwege de aangetroffen grondverontreinigingen. Middels een saneringsplan of een BUS-melding kan de verontreiniging gesaneerd worden en kan het perceel geschikt worden gemaakt voor het beoogde gebruik. De kosten van bodemonderzoek en -sanering komen voor rekening van de ontwikkelende partij.

Bovenstaande in ogenschouw nemende zijn er vanuit het bodemperspectief bezien geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.1.3 Milieuzonering bedrijven

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende inrichtingen (bedrijven of voorzieningen) en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woonwijken. In het algemeen wordt door het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast tengevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

In verband met de voorbereiding van het bestemmingsplan "Twekkelerveld, herziening 1" heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende contouren worden bepaald door verschillende milieuaspecten, zoals gevaar, hinder, stof, geur, geluid en dergelijke. Aan de hand van dossieronderzoek is, met behulp van de gemeentelijke "Lijst van bedrijfstypen" (bijlage 1 van de Regels) en de publicatie "Bedrijven en milieuzonering", een herziene VNG uitgave van 2007, van de aanwezige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de wenselijke afstanden tot woningen aangegeven.

Daarnaast is er aan de hand van een veldonderzoek een aanvullende inventarisatie uitgevoerd. Hieruit zijn bedrijven aan het licht gekomen die niet in het inrichtingenbestand van de gemeente voorkomen, maar waarop wellicht wel de Wet milieubeheer van toepassing is. Ook voor deze bedrijven is de milieucategorie bepaald.

Tenslotte is aan de hand van nader onderzoek bezien in hoeverre de indicatieve hindercontouren, die gebaseerd zijn op de potentiële milieubelasting van de bedrijven en voorzieningen, in werkelijkheid aanwezig zijn. De feitelijke milieubelasting van de verschillende bedrijven en voorzieningen is opgenomen in de aanvullende rapportage.

De resultaten van het onderzoek met de bijbehorende milieuzonering zijn hieronder weergegeven.

4.1.3.1 Aanwezige bedrijvigheid

September 2008 is door Tauw een quickscan uitgevoerd naar de mogelijke knelpunten als gevolg van milieuhindercontouren van bedrijven voor de beoogde ontwikkelingen in het plangebied (voor het rapport zie Bijlage 2). Op basis van gegevens afkomstig van de Stichting LISA te Tilburg zijn alle bedrijven binnen een straal van circa 200 meter van het plangebied geïnventariseerd. Van de geïnventariseerde bedrijven zijn er twee waarvan de de hindercontouren overlappen met het plangebied:

• Jortec, interieurbouw (Toekomststraat 19)

• AVA onderhoud, reiniging van gebouwen (Herculesstraat 116)

Uit nader onderzoek is gebleken dat op de aangegeven adressen niet de bedrijven danwel de bedrijvigheid zijn gevestigd. Met de in het rapport aangegeven contouren hoeft dan ook geen rekening gehouden te worden.

In het bestemmingsplan "Twekkelerveld 2006" staan, naast de in het rapport van Tauw genoemde bedrijvigheid, nog een aantal andere bedrijven genoemd in de directe omgeving van het plangebied:

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20083679-0004_0005.png"

Figuur 5: uitsnede bestemmingsplan Twekkelerveld 2005

  • Schietbaanweg 30: Openbare Basisschool Twekkelerveld (categorie 2, geluid 30m)
  • Herculesstraat 10: Muziekoefenlokaal met bar van de Enschedese Marsband (categorie 3.1, geluid 50m)
  • Schietbaanweg 20A: Tip Verhuizingen en Transporten (categorie 2, geluid 30m)
  • Schietbaanweg 18: Auto Maikel (categorie 2, geluid 30m)

Middels aanvullend onderzoek (uitgevoerd door Tauw, 8 januari 2009, zie bijlage 3) is bekeken in welke mate bovengenoemde bedrijven van invloed zijn op de beoogde ontwikkeling:

  • 1. AVA Onderhoud, Herculesstraat 116
    Volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel is dit bedrijf per 15 januari 2007 uitgeschreven op dit adres.
  • 2. Tip Verhuizingen en Transporten, Schietbaanweg 20A
    Volgens het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is dit bedrijf uitgeschreven op dit adres.
  • 3. Openbare school Twekkelerveld, Schietbaanweg 30
    Basisschool is een Type A-inrichting (Activiteitenbesluit) dit is een niet-meldingsplichtige inrichting. Wel zijn de voorschriften uit het Activiteitenbesluit van toepassing. De SBI code voor de inrichting is 801, 802 en heeft de volgende omschrijving: scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs. De grootste richtafstand is 30 meter voor het aspect geluid. Voor de overige aspecten zijn de richtafstanden 0 meter. Direct naast de inrichting is een woonhuis gelegen op een afstand < 30 meter. Bij de gemeente zijn geen klachten bekend. De activiteiten vinden gedurende de dagperiode plaats en niet in het weekend en gedurende de avond en nachtperiode. De activiteiten vinden voornamelijk binnen plaats, met uitzondering van aankomst en vertrek van scholieren en het speelkwartier. Door de gemeente zijn geen akoestische onderzoeken verricht naar de geluidbelasting van de inrichting op de omgeving, hierdoor is niet vast te stellen of voldaan wordt aan de geluidvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. De afstand tot het plangebied zal < 30 meter zijn en ligt dus onder de richtwaarde. Op basis van de huidige informatie is te verwachten dat het plangebied inpasbaar is, echter deze uitspraak is gebaseerd op waarnemingen en niet op daadwerkelijke metingen. Of voldaan wordt aan de geluidvoorschriften aangegeven in het Activiteitenbesluit en of het plangebied daadwerkelijk inpasbaar is, is alleen te controleren door het uitvoeren van een akoestisch onderzoek. Vermoedelijk zal de openbare school geen problemen opleveren voor het nieuw te ontwikkelen plangebied. Op dit moment bevinden zich namelijk al woningen op kleine afstand van de inrichting.
  • 4. Muziekoefenlokaal met bar van de Enschedese Marsband, Herculesstraat 10
    Het betreft hier een Type B-inrichting (Activiteitenbesluit). Het muziekoefenlokaal is een meldingsplichtige inrichting. De voorschriften uit het Activiteitenbesluit zijn van toepassing. De grootste richtafstand voor een muziekoefenlokaal met bar is 30 meter voor het aspect geluid. Voor de overige aspecten zijn de richtafstanden 0 meter. Activiteiten in het muziekoefenlokaal vinden plaats gedurende de dagperiode (07:00 - 19:00 uur) en in de avondperiode (19:00 - 23:00 uur). De activiteiten in de bar behorende bij het muziekoefenlokaal vinden plaats tot 24:00 uur, dit is voor een klein gedeelte in de nachtperiode (23:00-07:00 uur). In maart 2007 zijn er klachten met betrekking tot het aspect geluid binnengekomen bij de gemeente Enschede. Naar aanleiding hiervan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd en is geconcludeerd dat niet voldaan werd aan de voorschriften. Om dit probleem op te lossen zijn geluidisolerende voorzieningen getroffen bij het muziekoefenlokaal met bar van de Enschedese Marsband. Dit is uitgevoerd in oktober 2007. Na het treffen van deze voorzieningen zijn er geen klachten meer bekend bij de gemeente Enschede. Op dit moment bevinden zich woningen op een afstand van < 30 meter. Op basis van de huidige informatie kan aangegeven worden dat het plangebied inpasbaar is. Deze uitspraak is gebaseerd op waarnemingen en niet op daadwerkelijke metingen. Ook voor deze inrichting geldt dat op dit moment niet bekend is of voldaan wordt aan de gestelde geluidvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. Of voldaan wordt aan de geluidvoorschriften aangegeven in het Activiteitenbesluit is alleen te controleren door het uitvoeren van een akoestisch onderzoek. Naar verwachting zal het muziekoefenlokaal geen problemen opleveren voor het nieuw te ontwikkelen plangebied. Op dit moment bevinden zich namelijk al woningen op kleine afstand van de inrichting.
  • 5. Auto Maikel, Schietbaanweg 18
    Auto Maikel is een Type B-inrichting (Activiteitenbesluit) dit is een meldingsplichtige inrichting. Voorschriften uit het Activiteitenbesluit zijn van toepassing. De SBI code voor de inrichting is 501, 502, 504 en heeft de volgende omschrijving: handel in auto’s en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven. De grootste richtafstand is 30 meter voor het aspect geluid. Voor de overige aspecten zijn de richtafstanden voor geur 10 meter, voor stof 0 meter en voor gevaar 10 meter.
    Conform de door de gemeente Enschede aangeleverde tekening van de inrichting behorende bij de melding is de inrichting direct gelegen achter een woonhuis (Schietbaanweg 16). Het betreft een showroom met werkplaats. De afstand tot dichtstbijzijnde woning is dus < 30 meter. Bij de gemeente zijn geen klachten bekend. De activiteiten vinden plaats van maandag tot en met donderdag van 8:30 - 18:00 uur en van 19:00 - 21:00 uur, vrijdag van 8:30 - 18:00 uur en zaterdag van 9:00 - 17:00 uur. Zondag’s is de inrichting gesloten. Door de gemeente zijn geen akoestische onderzoeken verricht naar de geluidbelasting van de inrichting op de omgeving, hierdoor is niet vast te stellen of voldaan wordt aan de geluidvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. De afstand van de inrichting tot het plangebied, zoals aangegeven op de tekening afkomstig uit het milieudossier, is > 30 meter. Hiermee wordt voldaan aan de in het Groene Boekje aangegeven richtwaarde. Hierbij is uitgegaan dat de grens van de bestemming de hal is zoals gesitueerd op de bij de melding gevoegde tekening. Op basis van de huidige informatie kan aangegeven worden dat het plangebied inpasbaar is. Deze uitspraak is gebaseerd op waarnemingen en niet op daadwerkelijke metingen. Of voldaan wordt aan de geluidvoorschriften aangegeven in het Activiteitenbesluit is alleen te controleren door het uitvoeren van een akoestisch onderzoek. Naar verwachting zal de inrichting geen problemen opleveren voor de inpasbaarheid van het plangebied. Op dit moment bevindenzich namelijk al woningen op kleine afstand van de inrichting en zijn geen klachten bekend.
    Bovenstaande afweging met betrekking tot geluid geldt ook voor de aspecten geur en gevaar. Op dit moment is de inrichting gelegen op een afstand < 10 meter van een woning. Het plangebied zal niet binnen een afstand van 10 meter van de inrichting komen te liggen. Wat betreft de aspecten geur en gevaar zal dit geen probleem opleveren voor de inpasbaarheid van het plangebied. Aan de afstanden vermeld in het Groene Boekje wordt voldaan.

Conclusie

Voor alle drie inrichtingen is het aspect geluid de bepalende factor. De richtwaarden vermeld in het Groene Boekje voor het aspect geluid zijn voor alle drie inrichtingen gelijk, namelijk 30 meter. Geconcludeerd kan worden dat de inpasbaarheid van het plangebied mogelijk is op basis van waarnemingen. Op dit moment bevinden zich reeds woningen op een afstand van < 30 meter en zijn er in 2008 geen klachten binnengekomen bij de gemeente Enschede. Derhalve zijn er vanuit het milieuzoneringsaspect bezien geen belemmeringen voor de verdere uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.1.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. De regelgeving is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AmvB’s) en Ministeriële Regelingen. Daarmee zijn het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) en Regeling saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit vervallen.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe ‘Wet Luchtkwaliteit’ geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • Geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde.
  • Een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • Een project ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de luchtverontreiniging (zie onderstaande toelichting).
  • Een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (hierna: de Wm) en het daarop gebaseerde ‘Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ worden ruimtelijk-economische besluiten die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wm een grenswaarde bevat, niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

De in het ‘Besluit niet in betekenende mate’ opgenomen 3% grens vormt de algemene grens ter bepaling of een project al dan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een in bijlage 2 van de Wm opgenomen grenswaarde. Deze grens geldt vanaf de vaststelling van het NSL (voorzien in het voorjaar van 2009). Totdat het NSL van kracht wordt geldt een tijdelijke 1% grens. Bovendien is in het Besluit een grondslag opgenomen om bij ministeriële regeling categorieën van gevallen aan te wijzen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Een project dat volledig binnen een aldus aangewezen categorie of combinatie van categorieën valt, beneden de daarvoor eventueel gestelde nadere begrenzing blijft en beschikt over eventuele daarbij genoemde voorzieningen of maatregelen, draagt in ieder geval niet in betekenende mate bij.

Het begrip ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) speelt dus een belangrijke rol in de nieuwe regelgeving en is uitgewerkt in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen en de Regeling niet in betekenende mate. Als toelichting van het begrip ‘niet in betekenende mate’ is de “Handreiking ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) luchtkwaliteit opgesteld. Deze handreiking heeft momenteel nog geen formeel juridische status, maar kan in situaties wel een houvast bieden voor besluiten als deze.

Overwegingen

Het onderhavige plan voorziet in de realisatie van een (zorg)woningcomplex dat equivalent is aan 38 woningen. In de Regeling niet in betekenende mate worden projecten waarbij (netto) minder dan 500 woningen worden gerealiseerd, en waarbij sprake is van één ontsluitingsweg, aangewezen als zijnde ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Het onderhavige plan valt binnen deze begrenzing en is dus aan te merken als ‘niet in betekenende mate’.

Conclusie

Het plan valt binnen de in de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ genoemde kaders waardoor er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmering ligt voor de realisatie van het plan.

4.1.5 Externe veiligheid

Het extern veiligheidsbeleid richt zich op de risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen die voor de omgeving aanwezig zijn. Dit zijn:

  • 1. het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • 2. het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, waterwegen, wegen en spoorwegen);
  • 3. het gebruik van luchthavens.

In het Vierde Nationaal Milieubeleidsplan heeft het kabinet de lijnen uitgezet voor de vernieuwing van het beleid inzake externe veiligheid. Het uiteindelijke beleidsdoel is de burger in zijn woon-, werk- of leefomgeving te beschermen door er voor te zorgen dat het persoonlijke risico veroorzaakt door activiteiten met gevaarlijke stoffen voldoende klein is. Tevens is het beleidsdoel erop gericht de kans op een ramp voldoende klein te houden.

Burgers mogen voor de veiligheid van hun woonomgeving rekenen op een minimum beschermingsniveau. De kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers moet expliciet worden afgewogen en verantwoord. Daarbij spelen maatschappelijke baten van en de beschikbare alternatieven voor de desbetreffende activiteit een belangrijke rol.

In opdracht van Kleissen & Partners Oost heeft Tauw in augustus 2008 een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van 42 zorgwoningen voor Zorggroep Manna (het aantal is na uitvoering van dit onderzoek naar beneden bijgesteld, maar dit heeft geen negatieve gevolgen). Het rapport is als Bijlage 4 opgenomen. Hieronder zal per punt op de resultaten worden ingegaan.

4.1.5.1 Gebruik, opslag en productie van gevaarlijke stoffen

Op 10 juni 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) gepubliceerd in het Staatsblad. Dit besluit, dat milieukwaliteitseisen formuleert op het gebied van externe veiligheid, is op 27 oktober 2004 [per 1 juli 2008 aangevuld (besluit van 16 juni 2008)] in werking getreden. Hiermee zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot inrichtingen met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het besluit heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi de bevoegd gezagen Wet milieubeheer en Wet op de Ruimtelijke Ordening afstand te houden tussen kwetsbare objecten (objecten waar zich (veel) mensen ophouden) en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het besluit het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. Hiertoe is de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: Revi), laatst gewijzigd op 20 december 2007 en gepubliceerd in de Staatscourant van 24 december 2007, in werking getreden per 1 januari 2008. Het Revi beschrijft de normen met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi.

Gemeenten en provincies moeten de normen uit het Bevi (en het daarbij horende Revi) naleven bij de opstelling van bestemmingsplannen. Eén van de normen is, dat zowel de gemeentelijke als ook de regionale brandweer bij dergelijke plannen om advies moet worden gevraagd. In het Bevi is voor het plaatsgebonden risico ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde opgesteld, met betrekking tot beperkt kwetsbare objecten is het plaatsgebonden risico een richtwaarde. Het onderscheid in het Bevi tussen de waarden voor het plaatsgebonden risico in bestaande en nieuwe situaties voor kwetsbare objecten komt uiterlijk in 2010 te vervallen.

De normen in het besluit zijn niet effectgericht, maar gebaseerd op een risico-effectbenadering. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden; gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen.

Onderzoeksresultaten

In en om de omgeving van het plangebied zijn geen Bevi-bedrijven waarvoor een onderzoeksplicht geldt. Ook de risicokaart van de Provincie Overijssel laat zien dat er geen bedrijven met risicocontouren in de buurt liggen van het plangebied. Andere bedrijven rond het plangebied vallen niet onder het Bevi en zijn daarom niet relevant voor toetsing aan externe veiligheid.

4.1.5.2 Transport gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Stcrt. 147, 4 augustus 2004) wordt het beleid beschreven over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Het vervoer van gevaarlijke stoffen kent verschillende modaliteiten: vervoer over de weg, het spoor, over het water (zee en binnenwater) en door buisleidingen. Voor de modaliteiten weg, spoor en water zijn in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat de zogenoemde risicoatlassen opgesteld. Hierin zijn voor de verschillende modaliteiten de risico's en mogelijke knelpunten in kaart gebracht. Deze atlassen geven een beeld van de bestaande situatie m.b.t. het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor buisleidingen is een dergelijke atlas nog niet opgesteld. Met betrekking tot de aardgasleidingen wordt als eerste het document “Regels inzake de zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” van 26 november 1984 en de daarop gebaseerde NEN 3650 geraadpleegd. Ten tweede wordt gekeken naar de voorlopig door het RIVM aangegeven maximale plaatsgebonden risicocontour 10-6 voor de afzonderlijke typen aardgasleidingen. Dit in verband met de herziening van de wetgeving betreffende de buisleidingen welke momenteel gaande is.

In de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is voor het plaatsgebonden risico ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde opgesteld. Met betrekking tot beperkt kwetsbare objecten is het plaatsgebonden risico een richtwaarde. Voor het groepsrisico is geen harde norm vastgelegd. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriëntatiewaarde te handhaven. Over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. In de circulaire is hierover een voorschrift opgenomen, op grond waarvan inzicht moet worden gegeven in de actuele hoogte van het groepsrisico en de toename van het groepsrisico door de ruimtelijke ontwikkelingen. Dit betekent bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde of toename van het groepsrisico een inspanningsverplichting bij de besluitvorming rond ruimtelijke plannen waarbij onder andere de mogelijkheden tot verlagen van de risico's, de zelfredzaamheid en de hulpverlening van belang zijn.

Voor de regels in verband met vervoer van gevaarlijke stoffen is ook de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van 12 oktober 1995 opgesteld. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen is degene die gevaarlijke stoffen vervoert verplicht de bebouwde kom zoveel mogelijk te vermijden. Deze verplichting geldt niet, indien het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is ten behoeve van het laden of lossen, of omdat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is.

Op grond van artikel 18 van deze wet kan de gemeenteraad op het grondgebied van zijn gemeente wegen of weggedeelten aanwijzen, waarover de bij ministeriële regeling aangewezen gevaarlijke stoffen, bij uitsluiting mogen worden vervoerd. Bij besluit van de gemeenteraad, in werkinggetreden op 3 september 2006, zijn de volgende wegen en weggedeelten aangewezen voor de routering binnen de gemeente Enschede:

  • A 35/ N 35;
  • N 18, inclusief Westerval, Usselerrondweg tot en met de kruising met de Haaksbergerstraat.

Deze routering sluit aan bij de door het Regionale Veiligheidsberaad uitgesproken wens tot een doorgaande regionale routering in Twente.

Onderzoeksresultaten

Vervoer over het spoor

De spoorlijn vanuit Hengelo, via Enschede naar Duitsland is de dichtstbijzijnde spoorlijn. Deze ligt op ongeveer 800 meter van het plangebied en volgens de risicoatlas spoor is Enschede geen aandachtspunt voor het plaatsgebonden en groepsrisico. Daarnaast wordt er in de toekomst geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de spoorlijn in Enschede. Vervoer over de spoorlijn vormt hiermee geen knelpunt voor het plangebied.

Vervoer over de weg

In Enschede is voor het transport van gevaarlijke stoffen een routering vastgelegd om het risico voor druk bebouwde gebieden te verkleinen. Het grootste deel van het transport loopt om de bebouwde kom heen waardoor het risico geminimaliseerd wordt. De routering is verklaard in het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Enschede van 2007.

Het plangebied is gelegen aan de Hengelosestraat. Aan dezelfde weg is het bedrijf Kuil Nicos gevestigd. Het bedrijf is een groothandel in brandstoffen en heeft onder andere een opslag met gevaarlijke stoffen in gasflessen. De opslag ligt ver genoeg weg om geen risico te veroorzaken voor het plangebied. Het transport naar de opslag toe loopt echter over de Hengelosestraat. Deze weg is onderdeel van de routering van gevaarlijke stoffen enkel voor de aanvoer naar het bedrijf Kuil Nicos. Het transport naar het bedrijf en in zijn totaal over de Hengelosestraat beperkt zich tot losse gasflessen. Bij benadering 10 % hiervan is gevuld met gevaarlijke stoffen. Het transport van losse gasflessen brengt echter veel kleinere risico’s met zich mee dan het transport in Bulkvorm in bijvoorbeeld een tankwagen. Het nationaal erkende risicoberekeningsprogramma RBM II ondersteund om deze reden het berekenen van risico’s van losse gasflessen niet. Het achtergronddocument van RBMII zegt hierover: ‘De risicoberekening beperkt zich tot het bulkvervoer van stoffen. Het vervoer van stukgoed (drums, vaten, gasflessen et cetera), wordt niet beschouwd. Bij een ongeval met stukgoed zijn de afstanden tot waarop dodelijke effecten kunnen optreden klein.’.

Omdat er maar een klein percentage van het totale transport gevaarlijke stoffen bevat en dat dit transport in stukgoed plaatsvindt, wordt het risico van het transport over de Hengelosestraat zeer klein geacht. Vervoer over de weg vormt daarmee geen knelpunt voor de ontwikkeling op het plangebied.

Vervoer over water

Het Twentekanaal ligt ongeveer 1 kilometer vanaf het plangebied. Uit de risicoatlas blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-8 binnen de oever van het kanaal bevindt. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water vormt hierom geen risico voor het plangebied.

Buisleidingen

Er is een Klic (Kabels en Leidingen Informatie Centrum) -melding gedaan om erachter te komen of er leidingen in het gebied liggen die aardgassen onder hoge druk vervoeren. In het plangebied liggen alleen lage druk gastransportleidingen. Deze leidingen vallen buiten de wet- en regelgeving. Buisleidingen zijn daarom niet relevant voor dit onderzoek. De aanwezige buisleidingen belemmeren de planvorming niet.

4.1.5.3 Het gebruik van luchthavens

Vliegvelden en grote luchthavens worden vermeld omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen.

Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten. De gevolgen kunnen dus op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld. Bij het opstijgen en landen is de kans op neerstorten het grootst. Dit risico bestaat uit grote luchtvaartongevallen, waarbij zowel civiele als militaire toestellen, en zowel passagiers- als cargotoestellen, betrokken kunnen zijn. Het gaat hierbij vooral om:

  • crashes op of nabij een vliegveld tijdens het opstijgen of het maken van een(nood)landing;
  • het neerstorten van een vliegtuig in buitengebied;
  • het neerstorten van vliegtuigen op bebouwing.

De effecten van dit ramptype die bestreden moeten worden zijn als volgt samen te vatten: relatief veel dodelijke slachtoffers, vooral brandwonden en mechanisch letsel en mogelijke aanwezigheid van gevaarlijke stoffen.

4.1.5.4 Gebruik van luchthavens

Het plangebied ligt hemelsbreed op circa 8 kilometer van het vliegveld Twente. Op het kaartje 'Risico's luchtvaartongevallen' zijn de start- en landingsbanen op het vliegveld aangeduid met rode lijnen als gebieden waar 75 procent van de ongevallen plaatsvindt. Daarnaast is het met donkergeel aangegeven gebied, het gebied waar 10 procent van de ongevallen plaatsvindt. (bron: www.prv-overijssel.nl). Het plangebied ligt binnen het op de kaart in donkergeel aangegeven gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20083679-0004_0006.png"

Figuur 6: Risico's luchtvaartongevallen

4.1.5.5 Conclusies

Omdat er voor bedrijven, vervoer over de weg, spoor en vervoer over water en buisleidingen geen overschrijdingen van de toetsingsnormen zijn, zoals die in het besluit Externe Veiligheid en de Circulaire Rnvgs vastgesteld staan, vormt de realisatie van 42 zorgwoningen voor Zorggroep Manna in Enschede geen belemmering op het gebied van deze aspecten van externe veiligheid.