direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Usseler Es 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20070132-0004

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn, met uitzondering van risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven, geluidzoneringsplichtige bedrijven, en verkooppunten motorbrandstoffen, bestemd voor:
    • 1. bedrijven, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten voor Bedrijventerreinen (bijlage 3);
    • 2. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1, 2 en 3.1 in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten voor Bedrijventerreinen (bijlage 3), indien dat met een aanduiding "bedrijf t/m categorie 3.1" is aangegeven;
    • 3. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten voor Bedrijventerreinen (bijlage 3), indien dat met een aanduiding "bedrijf t/m categorie 3.2" is aangegeven;
    • 4. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten voor Bedrijventerreinen (bijlage 3), indien dat met een aanduiding "bedrijf t/m categorie 4.1" is aangegeven;
    • 5. niet-zelfstandige kantoorfunctie als integraal onderdeel van de bedrijfsactiviteiten tot een bruto-vloeroppervlak per bedrijf van maximaal 50% van het bruto-vloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel;
    • 6. bedrijfswoningen uitsluitend op de plaats waar dat is aangeduid met de aanduiding "bedrijfswoning";
    • 7. bedrijfsgebonden horeca in de vorm van een kantine of bedrijfsrestaurant;
    • 8. ondergrondse infrastructurele voorzieningen (hoogspanningsleidingen en hoge druk aardgastransportleidingen uitgezonderd);
    • 9. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, wegen, in- en uitritten, groenvoorzieningen, water- en waterlopen, en nutsvoorzieningen.

  • b. Ter plaatse van de aanduiding “dierenasiel" is een dierenasiel toegestaan.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" is detailhandel toegestaan.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf, zoals beschreven in bijlage 1 van de planregels", volgens het volgnummer zoals is aangeduid, zijn de gronden tevens bestemd voor bedrijven overeenkomstig de bedrijfsactiviteiten, zoals die zijn omschreven onder het corresponderende volgnummer van de bij deze regels behorende bijlage 1.
  • e. De gronden zijn tevens bestemd voor de ondergrondse winning van zout, met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met dien verstande dat het boorpunt met bijbehorende bebouwing uitsluitend aanwezig mag zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf, boorpunt zoutwinning".

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken en voor het bouwrijpmaken gelden de volgende bepalingen:

Algemeen geldende Bepalingen   Afwijkende Bepalingen per Kaveltype  
  Alle Kaveltypes   Oostkrans zuidzijde   Oostkrans noordrand   Oostkrans midden   Erven west- en oostrand   Bestaande bedrijven  
Soort bouwregels              
             
Bouwverbod en verbod op het bouwrijpmaken met afwijkingsmogelijkheid   x           x  
Algemeen
 
x            
Minimaal en maximaal bebouwingspercentage   x            
Afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen   x       x      

Bouwverbod en verbod op het bouwrijpmaken met afwijkingsmogelijkheid

  • a. op de voor de bestemming "Bedrijf" aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, en deze gronden mogen niet bouwrijpgemaakt worden. De reden van dit verbod is dat verzekerd moet zijn, dat de ecologische maatregelen, binnen de bestemmingen "Bedrijf", "Bedrijventerrein", "Bedrijf-Erf", "Agrarisch-Stadsrandzone", "Groen", "Verkeer", "Verkeer-Parkeerterrein" en "Water", worden uitgevoerd overeenkomstig het rapport "Mitigatie- en compensatieplan Usseler Es gemeente Enschede (Eelerwoude d.d. 14 juni 2010 [Bijlage 9 bij de Regels]);
  • b. van het bouwverbod en het verbod op het bouwrijpmaken, zoals genoemd in lid 4.2.1, onder a, kan het college van burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken, indien uit een rapport van een ecologisch adviesbureau blijkt, dat de in lid 4.2.1, onder a, bedoelde ecologische maatregelen zijn uitgevoerd. De in dit lid genoemde afwijking kan per fase worden verleend volgens het Mitigatie- en compensatieplan genoemd in lid 4.2.1, onder a;
  • c. van het verbod op het bouwrijpmaken, zoals genoemd in lid 4.2.1, onder a, kan het college van burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken indien de in lid 4.2.1, onder a, bedoelde ecologische maatregelen en het bouwrijpmaken gelijktijdig moeten plaatsvinden. Deze noodzaak en de mogelijkheid daartoe moet blijken uit een rapport van een ecologisch adviesbureau. De in dit lid genoemde afwijking kan per fase worden verleend volgens het Mitigatie- en compensatieplan genoemd in lid 4.2.1, onder a;
  • d. het bouwverbod en het verbod op het bouwrijpmaken, zoals genoemd onder lid 4.2.1, onder a, geldt niet indien het een bouwplan betreft inzake een bestaand bedrijf, dat aanwezig was op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

Algemeen

  • e. op de voor de bestemming “Bedrijf” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 4.1;
  • f. de bouw van (bedrijfs)woningen is niet toegestaan, behoudens op de plaats waar de aanduiding "bedrijfswoning" is aangegeven;

Minimaal en maximaal bebouwingspercentage

  • g. het minimale bebouwingspercentage waarmee dient te worden gebouwd is 40%; het bepaalde in de eerste zin van dit lid geldt niet voor een bestaand bedrijf, dat aanwezig was op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en / of voor een bouwperceel waarvoor een maximum bebouwingspercentage is aangegeven dat kleiner is dan 40%;
  • h. ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage" mag het bebouwingspercentage niet worden overschreden;

Afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen

Alle Kaveltypes

  • i. het is toegestaan om gebouwen te bouwen tot op de zijdelingse perceelsgrenzen, behalve indien op de verbeelding een bouwgrens (rooilijn) op een andere plaats is aangegeven en behoudens de hieronder bij lid 4.2.1, onder j, genoemde regels;

Gebied: "Oostkrans midden" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels):

  • j. in afwijking van lid 4.2.1, onder i, is het bouwen van gebouwen in de zijdelingse perceelsgrenzen in het gebied "Oostkrans midden" toegestaan, mits per bouwperceel een zone van minimaal 5 meter ten opzichte van een zijdelingse perceelsgrens onbebouwd blijft.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

Algemeen geldende Bepalingen   Afwijkende Bepalingen per Kaveltype  
  Alle Kaveltypes   Oostkrans zuidzijde   Oostkrans noordrand   Oostkrans midden   Erven west- en oostrand   Bestaande bedrijven  
Soort bouwregels              
             
Algemeen   x            
Minimale en maximale bouwhoogte hoofdgebouwen   x            
Verplichte goothoogte / verplichte kap / hoofdgebouwen per Kaveltype           x    
Richting gevels hoofdgebouwen per Kaveltype     x   x   x      
Verplicht bouwen in de gevellijn en/of in een bouwgrens (rooilijn) per Kaveltype     x     x      
Bedrijfswoningen   x            
Gebouwen t.b.v. de zoutwinning   x            

Algemeen

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bouwperceel is maximaal 1 hoofdgebouw toegestaan;

Minimale en maximale bouwhoogte hoofdgebouwen

  • c. ter plaatse van de aanduiding "minimale bouwhoogte" dient minimaal op de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” mag de bouwhoogte niet worden overschreden;

Verplichte goothoogte / verplichte kap / hoofdgebouwen per Kaveltype

Gebied "Erven west- en oostrand" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels):

  • e. in het gebied "Erven west- en oostrand" dient ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte” de goothoogte aan minstens één zijgevel van het hoofdgebouw verplicht het aantal meters te bedragen, zoals is aangegeven; het is verder verplicht om met een kap te bouwen;

Richting gevels hoofdgebouwen per Kaveltype

Gebied "Oostkrans zuidzijde" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels):

  • f. in het gebied "Oostkrans zuidzijde" dient de zuidelijke gevel, die de voorgevel van het hoofdgebouw is, parallel aan de noordelijke perceelsgrens te worden gebouwd;

Gebied "Oostkrans noordrand" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels):

  • g. in het gebied "Oostkrans noordrand" dient één naar de openbare weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw parallel aan de perceelsgrens langs de openbare weg te worden gebouwd;

Gebied "Oostkrans midden" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels):

  • h. in het gebied "Oostkrans midden" dienen de noordgevel en de zuidgevel van het hoofdgebouw parallel aan respectievelijk de noordelijke en de zuidelijke bouwgrens te worden gebouwd;

Verplicht bouwen in de gevellijn en/of in een bouwgrens (rooilijn) per Kaveltype

Gebied "Oostkrans zuidzijde" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels):

  • i. in het gebied "Oostkrans zuidzijde" dient één hoekpunt (de zuidelijke hoekpunt) van het hoofdgebouw in de zuidelijke bouwgrens te worden gebouwd;

Gebied "Oostkrans midden" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels):

  • j. in het gebied "Oostkrans midden" dient de noordgevel van het hoofdgebouw in de noordelijke bouwgrens aan de Haaksbergerstraat te worden gebouwd;

Bedrijfswoningen

  • k. uitsluitend op de plaats waar de aanduiding "bedrijfswoning" is aangegeven mag 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • l. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 meter³ bedragen;
  • m. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 10 meter bedragen;
  • n. de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 4 meter bedragen;
  • o. de bedrijfswoning dient verplicht met een kap te worden gebouwd;

Gebouwen ten behoeve van de zoutwinning

  • p. de hoogte van gebouwen ten behoeve van de zoutwinning mag maximaal 3 meter bedragen en de oppervlakte daarvan mag maximaal 25 meter² bedragen;
  • q. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2, onder a, mogen gebouwen ten behoeve van de zoutwinning ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

Algemeen geldende Bepalingen   Afwijkende Bepalingen per Kaveltype  
  Alle Kaveltypes   Oostkrans zuidzijde   Oostkrans noordrand   Oostkrans midden   Erven west- en oostrand   Bestaande bedrijven  
Soort bouwregels              
             
Algemeen   x            
Afwijkende plaats van bijbehorende bouwwerken per Kaveltype       x     x    
Afwijkende bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken per Kaveltype           x    
Verplichte goothoogte / verplichte kap / bijbehorende bouwwerken per Kaveltype           x    
Verbod tot het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het gebied "Oostkrans midden"         x      
Bijbehorende bouwwerken bij Bedrijfswoningen   x            

Algemeen

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen vrijstaand te worden gebouwd, behoudens het gestelde in lid 4.2.3, onder g;
  • c. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel maximaal 10% bedragen van de oppervlakte van het hoofdgebouw van de bedrijfsgebouwen;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 7 meter bedragen;
  • e. bijbehorende bouwwerken dienen achter de lijn, die in het verlengde van de voorgevel ligt, te worden gebouwd;

Afwijkende plaats van bijbehorende bouwwerken per Kaveltype

Gebied "Oostkrans noordrand" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels):

  • f. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.3, onder e, dienen in het gebied "Oostkrans noordrand" bijbehorende bouwwerken achter de lijn, die in het verlengde van de voorgevel ligt, te worden gebouwd, en tevens achter de lijn, die in het verlengde van een andere gevel van het gebouw die ook aan de openbare weg grenst, te worden gebouwd;

Gebied "Erven west- en oostrand" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels):

  • g. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.3, onder b, mogen bij het gebied "Erven west- en oostrand" de bijbehorende bouwwerken tegen de hoofdgebouwen worden aangebouwd;

Afwijkende bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken per Kaveltype

Gebied "Erven west- en oostrand" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels):

  • h. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.3, lid d mogen in het gebied "Erven west- en oostrand" bijbehorende bouwwerken maximaal 10 meter hoog zijn;

Verplichte goothoogte / verplichte kap / bijbehorende bouwwerken per Kaveltype

Gebied "Erven west- en oostrand" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels):

  • i. in het gebied "Erven west- en oostrand" dient ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte", de goothoogte aan minstens één zijgevel van het bijbehorende bouwwerk, verplicht het aantal meters te bedragen, zoals is aangegeven; het is verder verplicht om met een kap te bouwen;

Verbod tot het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het gebied "Oostkrans midden"

Gebied "Oostkrans midden" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels):

  • j. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.3, onder a t/m e, mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd op bouwpercelen van het gebied "Oostkrans midden";

Bijbehorende bouwwerken bij Bedrijfswoningen

  • k. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mag maximaal 100 meter2 bedragen;
  • l. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mag maximaal 4 meter bedragen.

4.2.4 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

Algemeen geldende Bepalingen   Afwijkende Bepalingen per Kaveltype  
  Alle Kaveltypes   Oostkrans zuidzijde   Oostkrans noordrand   Oostkrans midden   Erven west- en oostrand   Bestaande bedrijven  
Soort bouwregels              
             
Algemeen   x            
Afwijkende plaats van overige bouwwerken per Kaveltype     x   x     x    

Algemeen

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. erf- en terreinafscheidingen dienen in de perceelsgrenzen te worden gebouwd, dit behoudens het gestelde in lid 4.2.4, onder c, en behoudens het bepaalde in "Afwijkende plaats van overige bouwwerken per Kaveltype";
  • c. erf- en terreinafscheidingen aan de voorzijde dienen minimaal 1 meter achter de lijn, die in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw ligt, te worden gebouwd en dienen parallel aan die lijn te worden gebouwd, dit behoudens het bepaalde in "Afwijkende plaats van overige bouwwerken per Kaveltype";
  • d. de bouwhoogte van kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen;

Afwijkende plaats van overige bouwwerken per Kaveltype

Gebied "Oostkrans zuidzijde" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze Regels):

  • f. voor het gebied "Oostkrans zuidzijde" geldt, dat erf- en terreinafscheidingen niet zijn toegestaan voor de lijn, die in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw ligt (de voorgevel van het hoofdgebouw is de zuidelijke gevel van het hoofdgebouw);
  • g. voor het gebied "Oostkrans zuidzijde" geldt, dat erf- en terreinafscheidingen 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
  • h. voor het gebied "Oostkrans zuidzijde" geldt, dat erf- en terreinafscheidingen aan de zuidzijde van het bouwperceel parallel aan de lijn die in het verlengde van de voorgevel ligt dienen te worden gebouwd;

Gebied "Oostkrans noordrand" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels):

  • i. voor het gebied "Oostkrans noordrand" geldt, dat alle erf- en terreinafscheidingen in de perceelsgrenzen dienen te worden gebouwd;

Gebied "Erven west- en oostrand" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze Regels):

  • j. voor het gebied "Erven west- en oostrand" geldt, dat erf- en terreinafscheidingen alleen mogen worden gebouwd in de bestemmingsgrens (buitenrand) van het bestemmingsvlak "Bedrijf".

4.2.5 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1, 4.2.2, 4.2.3, en 4.2.4 gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. nutsvoorzieningen mogen tevens buiten het bouwvlak worden gebouwd.

4.2.6 Bestaande bebouwing

Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden 4.2.1, 4.2.2, 4.2.3, 4.2.4, en 4.2.5, mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd.

4.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. de situering, de oppervlakte, en de (goot)hoogte van bebouwing;
    • 2. de aard, hoogte en de situering van erf- en terreinafscheidingen.

  • b. De in lid 4.3, onder a, genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
    • 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam grondgebruik;
    • 4. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
    • 5. ten behoeve van de sociale veiligheid;
    • 6. in verband met de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
    • 7. ten behoeve van de milieusituatie;
    • 8. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 4.2.1, onder e, voor de bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de vestiging dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf dat niet is genoemd in bijlage 3 van deze regels, dan wel is genoemd in één of ten hoogste twee milieucategorieën hoger, mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 4.1, onder a, op die locatie toegestane bedrijven;
    • 2. lid 4.2.1, onder e en/of lid 4.2.2, onder c, en/of lid 4.2.4, onder e, voor de bouw van kleine windturbines bij of op gebouwen met een hoogte tot maximaal 20 meter;
    • 3. lid 4.2.1, onder g, voor het bouwen met een kleiner "minimaal bebouwingspercentage" dan 40%, in het Gebied "Oostkrans zuidzijde" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels) indien het percentage van 40% vanuit stedenbouwkundige en/of vanuit bouwkundig oogpunt voor een bouwperceel in dit gebied niet aanvaardbaar is;
    • 4. lid 4.2.2, onder n, voor het toestaan van een hogere goothoogte van een bedrijfswoning tot maximaal 6 meter;
    • 5. lid 4.2.3, onder a, voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak in het gebied "Oostkrans noordrand" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie bijlage 5 bij deze Regels) waarbij de bepalingen van artikel 16 "Leiding - Hoogspanningsverbinding" in acht moeten worden genomen, en waarbij een maximum hoogte geldt van 5 meter;
    • 6. lid 4.2.3, onder l, voor een grotere bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen tot maximaal 6 meter;
    • 7. lid 4.2.4, onder e, voor een bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 7 meter;
    • 8. lid 4.2.5 t.b.v. nutsvoorzieningen met een grotere oppervlakte dan 25 meter² tot een maximum van 200 meter² en met een maximum bouwhoogte van 7 meter.

  • b. De afwijkingen, zoals genoemd in lid 4.4, onder a, worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de brandveiligheid, de externe veiligheid, en de rampenbestrijding;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven is toegestaan, mits deze niet plaatsvindt vóór een naar de openbare weg of naar het openbaar groen gekeerde gevel, en dit behoudens het gestelde onder b en c van dit lid.
  • b. Geen opslag van goederen mag plaatsvinden binnen een afstand van minder dan 3,5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen zijdelingse perceelsgrens en binnen een afstand van minder dan 5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen achterste perceelsgrens, tenzij de opslag van goederen uit het oogpunt van rampen- en brandbestrijding geen gevaar oplevert.
  • c. Opslag buiten de gebouwen is niet toegestaan in de gebieden "Oostkrans midden", "Oostkrans noordrand" en "Erven west- en oostkrans" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze regels); in deze gebieden is alleen inpandige opslag toegestaan.
  • d. Overeenkomstig artikel 23, lid 1 van deze Regels dient het parkeren op eigen erf plaats te vinden; maximaal 2/3 deel van het onbebouwde deel van het bouwperceel mag worden gebruikt als parkeerruimte.
  • e. Binnen het gebied "Oostkrans zuidzijde" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze Regels) dient het parkeren uitsluitend plaats te vinden binnen de bebouwingsvrije zone ten zuiden van de zuidelijke bouwgrens.
  • f. In afwijking van lid 4.5, onder d, dient het parkeren in het gebied "Erven west- en oostkrans" volgens de "Tekening Kaveltypes" (zie: Bijlage 5 bij deze Regels) binnen het bestemmingsvlak met de bestemming "Bedrijf" op een collectief erf plaats te vinden;
  • g. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in elk geval gerekend:
    • 1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf, anders dan vermeld in lid 4.1, onder a, sub 7;
    • 2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, behalve indien volgens lid 4.1, onder c, detailhandel is toegestaan;
    • 3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning, behalve indien volgens lid 4.1, onder a, sub 6, jo lid 4.2.1, onder f, een bedrijfswoning is toegestaan;
    • 4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
    • 5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kantoren, die niet ten behoeve van het eigen bedrijf worden gebruikt;
    • 6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 4.1, onder a, ten behoeve van de vestiging dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf dat niet is genoemd in bijlage 3 van deze regels dan wel is genoemd in één of ten hoogste twee categorieën hoger, mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 4.1, onder a, op die locatie toegestane bedrijven;
    • 2. lid 4.1, onder a, ten behoeve van de ondergrondse toepassing van Koude Warmte Opslag (KWO);
    • 3. lid 4.1, onder a, ten behoeve van de ondergrondse winning van aardwarmte (geothermie);

  • b. De afwijkingen, zoals genoemd in lid 4.6, onder a, worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de brandveiligheid, de externe veiligheid, en de rampenbestrijding;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:
    • 1. het wijzigen van de bestemming "Bedrijf" ter plaatse van het gebied dat is aangegeven met "Wro-zone wijzigingsgebied 1" ten behoeve van gebouwen en voorzieningen voor een "truckstop-bedrijf" (parkeerplaats voor vrachtauto's met bijbehorende voorzieningen). Het wijzigingsplan dient het volgende in te houden:
      • bouwvlakken worden aangegeven t.b.v. voorzieningen t.b.v. het "truckstop-bedrijf", zoals autowasserijen en dergelijke, tot een maximum van 2.000 meter2 in totaal;
      • de bouwhoogtes van gebouwen t.b.v. het "truckstop-bedrijf" mogen maximaal 7 meter bedragen.
    • 2. het wijzigen van de bestemming "Bedrijf" ter plaatse van het gebied dat is aangegeven met "Wro-zone wijzigingsgebied 1" ten behoeve van gebouwen en voorzieningen voor een "carpoolplaats". Het wijzigingsplan dient het volgende in te houden:
      • bouwvlakken worden aangegeven t.b.v. bouwwerken voor de carpoolplaats, zoals fietsenstallingen en wachtruimtes tot een maximum van 500 meter2 in totaal;
      • de bouwhoogtes van de genoemde bouwwerken mogen maximaal 4 meter bedragen;
      • de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Verkeer - Parkeerterrein"; de regels ten behoeve van deze bestemming zijn, met inachtneming van de eerder genoemde voorwaarden, daarna van kracht.
    • 3. het verwijderen van de aanduiding “dierenasiel”, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende tenminste een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;
    • 4. het verwijderen van de aanduiding “detailhandel”, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende tenminste een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;
    • 5. het verwijderen van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf, zoals beschreven in bijlage 1 van de planregels", volgens het volgnummer zoals is aangeduid, en het verwijderen daarvan van de bij deze Regels behorende Bijlage 1, indien het bedrijf met de bijbehorende activiteit ter plaatse gedurende tenminste een half jaar is beëindigd en er geen redenen aanwezig zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.
    • 6. het toevoegen van de aanduidingen “risicovolle inrichting” en "veiligheidszone Bevi" ten behoeve van de vestiging van een risicovolle inrichting met inachtneming van de volgende bepalingen:
      • de toepasselijke grenswaarden voor het plaatsgebonden risico en de risico-afstanden ten opzichte van kwetsbare objecten dienen in acht te worden genomen;
      • de toepasselijke richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en de risico-afstanden ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten dienen in acht te worden genomen;
      • de plaatsgebonden risicocontour mag de eigen perceelsgrenzen van het bedrijf niet overschrijden;
      • bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.
    • 7. het toevoegen van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg (vm)";
    • 8. het toevoegen van de aanduidingen "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg (vml)" en "vulpunt lpg (vu)" en "veiligheidszone Bevi", met inachtneming van de volgende bepalingen:
      • de toepasselijke grenswaarden voor het plaatsgebonden risico en de risico-afstanden ten opzichte van kwetsbare objecten dienen in acht te worden genomen;
      • de toepasselijke richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en de risico-afstanden ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten dienen in acht te worden genomen;
      • de plaatsgebonden risicocontour mag de eigen perceelsgrenzen van het bedrijf niet overschrijden;
      • bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

  • b. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.7, onder a, bedoelde wijzigingsbevoegdheden, indien hierdoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat en bebouwingsbeeld;
    • 3. de inpassing in het landschap;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de brandveiligheid, de externe veiligheid, en de rampenbestrijding;
    • 7. de milieusituatie;
    • 8. de archeologie;
    • 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.