direct naar inhoud van 2.4 Regionaal beleid
Plan: Buitengebied Deventer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D125-VG02

2.4 Regionaal beleid

Nota van Uitgangspunten (eind 2008)

Voor het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied is de basis gelegd in de vorm van een Nota van Uitgangspunten (NvU). De NvU bevat de belangrijkste beleidsuitgangspunten vanuit de drie gemeenten voor zowel het behoud, de versterking en de ontwikkeling van het buitengebied. De NvU is vastgesteld in het najaar van 2008. De NvU is afgestemd op de gemeentelijke toekomstvisies, de Landschapsvisie van het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) en overig bestaand relevant provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

Uitgangspunt voor de NvU is het opstellen van drie bestemmingsplannen die praktisch en direct toetsbaar zijn en die bijdragen aan de sociale en economische vitaliteit van het buitengebied van Salland. Bestemmingsplannen die (op onderdelen) ontwikkelingsgericht zijn en waarbij cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden worden behouden, en waar mogelijk worden versterkt. Het feit dat de bestemmingsplannen ontwikkelingsgericht worden opgezet, betekent dat de plannen ruimte moeten bieden aan ontwikkelingen.

In de nieuw op te stellen bestemmingsplannen Buitengebied gaat het niet alleen om het al dan niet toestaan van functies, maar juist om de voorwaarden waaronder ontwikkelingen kunnen worden toegestaan. Op deze manier wordt enerzijds ruimte geboden aan ontwikkelingen en anderzijds een kwaliteitsdoelstelling behaald. Het LOP fungeert als belangrijk visiedocument en kwaliteitskader voor het toestaan van ontwikkelingen.

In de nota worden de beleidsthema's beschreven die van toepassing zijn op het buitengebied van Salland. Per onderwerp wordt kort weergegeven in hoeverre de functie in het buitengebied van de drie gemeenten voorkomt, vervolgens wordt ingegaan op het bestaande beleidskader. Tot slot is weergegeven hoe het betreffende thema in de bestemmingsplannen wordt opgenomen.

Landschapsontwikkelingsplan Deventer, Olst-Wijhe en Raalte (eind 2008)

Om te komen tot een integraal ruimtelijk beleid voor het buitengebied van Salland is het landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. De visie van het LOP is vastgesteld in het najaar van 2008 en de aanvullende stukken thematische uitwerking en het uitvoeringsprogramma zijn eind 2009 afgerond. Op dit moment wordt aan de uitvoering van het LOP gewerkt. Voorbeelden hiervan zijn de projecten Kostbaar Salland en Shees (Streek eigen huis en erf Salland). Beide projecten zijn gericht op het versterken en verbeteren van de landschapselementen en de erven in het buitengebied.

Het LOP vormt een belangrijke onderlegger voor het bestemmingsplan. Het LOP biedt op hoofdlijnen kaders en spelregels voor de toekomst van het landschap van Salland. Vanuit de visie wordt duidelijk welke ontwikkelingen op welke wijze passen in het Sallandse landschap en hoe het karakter van dit landschap versterkt kan worden. De visie streeft naar een duurzaam en vitaal landschap met een hoge gebruikswaarde voor landbouw, wonen, werken en recreatie. De opgave is telkens bestaande waarden te behouden (beschermen) en de ruimtelijke karakteristiek van de onderscheiden deelgebieden (verder) te versterken en te ontwikkelen.

De visie geeft richting aan nieuwe ontwikkelingen. Het huidige landschap is geen statisch gegeven, maar verandert constant door nieuwe woonvormen, schaalvergroting – of juist verbreding – van landbouw, veranderend grondgebruik, klimaatverandering, nieuwe eisen aan de toegankelijkheid van het buitengebied, etc. De dynamiek in het gebied wordt aangegrepen om het landschap te versterken en te ontwikkelen. De ontwikkelingen die in het gebied spelen en op het gebied afkomen worden ingezet als 'motoren' voor landschapsontwikkeling. In de visie zijn alle motoren in principe gelijkwaardig; het gaat vooral om de kansen die deze ontwikkelingen voor het landschap (kunnen) bieden. De belangrijkste motoren zijn benoemd in deze visie: wateropgave, natuurontwikkeling, dynamiek in de landbouw, landelijk wonen en werken, overgang stad-land en recreatie. In de toekomst kunnen zich nieuwe motoren aandienen.

Uitgangspunt voor alle ontwikkelingen in het buitengebied van Salland zijn de kenmerken van de deelgebieden uit de visie. Deze deelgebieden omvatten landschappelijke eenheden en geven inzicht in de ontstaansgeschiedenis (genese) van het landschap en de bewerking door de mens (cultuurhistorie). Het landschap van Salland is grofweg in tweeën te delen: het rivierenlandschap en het dekzandlandschap. Binnen deze tweedeling zijn vervolgens zeven deelgebieden te onderscheiden.

Rivierengebied

Het rivierengebied bestaat uit een buitendijks en binnendijks gebied. Bij het buitendijks gebied horen de rivier de IJssel en uiterwaarden (donkerblauw). Kenmerkend voor het buitendijks gebied zijn de wisselende waterstanden van de rivier met zomer- en winterbed en veel variatie in reliëf. Bijzondere gebieden zijn het Stadsland, de Wilpse klei en de Duurschewaarden. Deze gebieden staan niet meer onder de directe invloed van de rivier. In het binnendijks gebied is onderscheid gemaakt tussen de hoger gelegen oeverwallen (grijs) en de kommen (lichtblauw). Het ruimtelijk beeld van het kommenlandschap wordt bepaald door de afwisseling tussen zeer open gebieden en meer besloten mengelgronden.

Zandgebied

Het gehele zandgebied bestaat uit een afwisseling van oost-westgeoriënteerde dekzandruggen en laagten met weteringen. Binnen het zandgebied is een verdeling waar te nemen: gebieden waar de ruggen een meer uitgesproken karakter hebben in hoogteligging en ruimtelijke verdichting (groen) en het landschap waar de ruggen en laagten ruimtelijk minder structurerend zijn en het ontginningslandschap de boventoon voert (bruin). Naast de ondergrond speelt de ontginningsgeschiedenis (rationele aanpak, periode van ontginningen) een bepalende rol in het karakter van deze gebieden.

Voor ieder deelgebied is een visie opgenomen en is aangegeven waarop het landschapsbeleid is gericht. Afbeelding 2.3 geeft een beeld van de ligging van de deelgebieden.

De rapportage thema-uitwerkingen, behorende bij het LOP, bevat de uitwerking van drie belangrijke structuurdragers van het Sallandse landschap: erven, weteringen en lanen. Deze thema-uitwerkingen geven handvatten en inspiratie voor de uitwerking van initiatieven op deze thema's. De thema-uitwerkingen worden door de gemeenten gebruikt om in de oriëntatiefase het gesprek met een initiatiefnemer aan te gaan en op die wijze de kwaliteit van het initiatief te vergroten. Ook kunnen de initiatiefnemers er zelf inspiratie uit putten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125-VG02_0005.png"

Afbeelding 2.3 Visiekaart landschapsontwikkelingsplan Salland

Regionale Structuurvisie 'De Voorlanden van de Stedendriehoek 2030' (ontwerp)

De regionale structuurvisie Stedendriehoek 2030 is in mei 2007 vastgesteld door de gemeenteraden van Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen. In deze visie staan de gemeenschappelijke ambities van de gemeenten in het bundelingsgebied Stedendriehoek voor de lange termijn tot 2030. De visie heeft betrekking op (grote delen van) het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen. De gemeenten streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel. Behoud en versterking van de samenhang en variatie in woon-, werk- en recreatiegebieden, met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw, staan centraal. Om deze centrale doelstelling concreet te maken zijn de volgende vijf strategische keuzen geformuleerd:

  • duurzaam waterbeheer als basis voor ruimtelijke ontwikkeling;
  • natuur, landschap en landbouw ontwikkelen in functiecombinaties;
  • regionale bereikbaarheid verbeteren door hoogwaardig openbaar vervoer;
  • stedelijke herstructurering gaat boven nieuwe stadsuitbreidingen;
  • toevoegen van centrum-stedelijke en landelijke woonmilieus.

De volgende concrete aspecten worden van belang geacht voor de Stedendriehoek in 2030:

  • het landschap blijft 'open';
  • het versterken van stedelijke voorzieningen en openbaar vervoer;
  • het stimuleren van innovatieve regionale economie;
  • het reduceren van automobiliteit door goede koppelingen aan openbaar vervoer en fietsgebruik;
  • het vergroten van variatie in de samenstelling van de stedelijke bevolking en de woningvoorraad.