direct naar inhoud van 4.10 Kampenlandschap
vastgesteld
NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01

4.10 Kampenlandschap

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0077.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0078.jpg"

4.10.1 Karakteristiek

Net als in het essenlandschap kent ook het kampenlandschap al een lange bewoningsgeschiedenis. Deze bewoning concentreerde zich op de hogere dekzandruggen. Wegen en bebouwing volgen nabij Hoonhorst en Lemelerveld deze ruggen, waardoor er een afwisselend landschap is ontstaan van bochtige wegen, zandpaden, bebouwing en beplanting.

De dorpen en de boerenerven liggen op een natuurlijke wijze in het landschap. Vaak zijn de overgangen tussen dorp en omgeving of erf en buitengebied niet scherp, maar lopen beide op een logische wijze in elkaar over. Erven kennen een rafelig silhouet van bebouwing en boomgroepen.

Het microreliëf is ook in dit deelgebied merkbaar. De ruggen worden afgewisseld door lagergelegen beekdalen. Daarnaast hebben de boeren hun eigen akkers aangelegd, de zogenaamde kampjes (eenmansessen), die voor extra hoogteverschillen zorgen ter plaatse.

De variatie aan landschapselementen (bosjes, wegbeplanting, erfbeplanting, beplantingen langs esranden en op perceelsgrenzen) geeft het landschap een aangename en attractieve afwisseling. Er zijn dan ook meerdere verblijfsaccommodaties te vinden en diverse fiets- en wandelroutes. De landbouw is de belangrijkste grondgebruiker, zowel in de vorm van grasland als bouwlanden. Ook het 'buiten wonen' komt in dit deelgebied regelmatig voor.

Laag van de natuurlijke ondergrond

  • 1. Reliëf door afwisseling ruggen en laagtes, met relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat, vooral ten westen van Lemelerveld.
  • 2. Op veel plaatsen is sprake van vervlakking van dit reliëf door egalisatie.
  • 3. Kenmerkend is de aanwezigheid van de waterlopen Marswetering en Emmertochtsloot.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

  • 1. Kleinschalig, halfopen landschap met kampjes, sterk verspreide bebouwing en vele beplantingselementen.
  • 2. Meest onregelmatig verkavelingspatroon, wat wordt versterkt door een kronkelend wegenpatroon.
  • 3. Rijke beplanting in de vorm van bomenrijen, houtwallen/-singels en kleine bosgebieden.
  • 4. Essen en steilranden zorgen voor microreliëf.
  • 5. Sterke verwevenheid oude erven met het landschap.

De stedelijke laag

  • 1. Ten noordwesten van Lemelerveld vormt het Overijssels Kanaal een scherpe lineaire begrenzing van dit landschap.
  • 2. Ten zuiden van Lemelerveld doorsnijdt de N348 het gebied.

De lust- en leisurelaag

  • 1. Monumentale boerderijen.
  • 2. Oude zandpaden en kerkenpaden, die deel uitmaken van het informele trage netwerk.
  • 3. De zuidwestelijke punt van de gemeente ligt in het overgangsgebied tussen stad en land.
4.10.2 Ontwikkelingsrichting

Kernkwaliteit

Het kampenlandschap wordt gekenmerkt door een variatie aan functies en een gevarieerd halfopen landschapsbeeld met microreliëf, kampjes, historische boerderijen en velerlei landschapselementen.

Ontwikkelingsrichting op hoofdlijnen

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0079.jpg"

In 2030 kent het kampenlandschap een brede mix van functies en landschapskenmerken. Landbouw is als grootste gebruiker van de gronden de hoofdfunctie, maar ook voor wonen is het gebied geliefd. Een deel van het gebied is bovendien onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. De functies zijn echter allemaal ingepast in het landschap en leveren een bijdrage aan het behouden van de landschappelijke karakteristiek.

De gemeente streeft in dit gebied naar een aantrekkelijk en afwisselend landschap waar het goed wonen en werken is. De algehele visie richt zich dan ook op een verweving van functies.

Ontwikkelingsrichting per functie

1. Landbouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0080.jpg"   In het kampenlandschap is de landbouw de grootste grondgebruiker. De landbouw is echter relatief kleinschalig en doet geen afbreuk aan de natuurlijke hoogteverschillen. De gemeente wil de ontwikkeling van agrarische bedrijven ondersteunen. Zeker als dergelijke ontwikkelingen bijdragen aan het behouden van de agrarische bedrijvigheid, zal de gemeente daar positief tegenover staan.
Schaalvergroting van percelen is mogelijk onder voorwaarde dat daarmee een landschappelijke kwaliteitsverbetering kan worden bereikt. Opschaling van erven mag, mits voldoende ruimte wordt genomen voor een goede landschappelijke inpassing.
 

2. Werken

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0081.jpg"   De bestaande niet-agrarische bedrijven vormen een belangrijk onderdeel van de plattelandseconomie. De gemeente streeft in dit deelgebied naar een mix van functies. Niet-agrarische functies kunnen een gewenste aanvulling vormen op de bedrijvigheid in het buitengebied. Verbreding van bestaande activiteiten wordt dan ook toegestaan net als de nieuwvestiging van niet-agrarische functies op vrijkomende erven. Een goede inrichting van het erf is daarbij aandachtspunt om een verrommeling van het landschapsbeeld te voorkomen.
 

3. Landschap en cultuurhistorie

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0082.jpg"   De gemeente streeft naar een zorgvuldige inpassing van nieuwe functies binnen de bestaande robuuste landschapselementen. Bestaande karakteristieken dienen behouden te blijven. Ontwikkelingen doen geen afbreuk aan het microreliëf, steilranden of landschappelijke beplantingen.
Als sprake is van een vergroting van erven, of de realisatie van een nieuw erf, vraagt de gemeente voldoende ruimte voor een logische en natuurlijke inpassing in de omgeving. Als daarbij bovendien sprake is van nieuw toe te voegen bebouwing, vraagt de gemeente een eigentijds ontwerp dat met respect omgaat met de aanwezige cultuurhistorische kwaliteiten en inspeelt op de lokale bebouwingskarakteristiek.

De karakteristieke bebouwing is een belangrijke drager van de identiteit van het gebied. Behoud en bescherming staan dan ook voorop. Herbestemming met een passende functie is mogelijk, zeker als karakteristiek erfgoed daarmee voor de toekomst kan worden behouden.  

4. Natuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0083.jpg"   Het kampenlandschap herbergt belangrijke natuurwaarden en delen van het gebied maken onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De gemeente zet in op het behoud van deze natuurwaarden. Nieuwe ontwikkelingen zullen zorgvuldig op de natuurwaarden worden afgestemd. De gemeente zal niet actief streven naar een vergroting van ecologische waarden.
 

5. Recreatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0084.jpg"   De variatie van het landschap door de afwisseling aan landschapselementen maakt het gebied een zeer geliefde recreatieve trekpleister.
De gemeente streeft naar recreatie op een schaal die past bij het gebied. Daarbij kan worden gedacht aan recreatie als neventak bij een agrarisch bedrijf of als nieuwe functie voor vrijkomende bebouwing. Particuliere initiatieven die een versterking betekenen voor de recreatieve infrastructuur zullen worden gefaciliteerd. Daarbij waakt de gemeente voor een grove inbreuk of een aantasting van de landschappelijke kwaliteiten, die juist de trekker van het gebied zijn.
Daarnaast zet de gemeente in op het behoud van oude padenstructuren (kerkenpaden en zandpaden) voor de routegebonden recreatie.
 

6. Wonen

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0085.jpg"   De gemeente streeft in het kampenlandschap naar een aantrekkelijke mix van landbouw, wonen, werken, recreëren en natuur. In de vorm van bestaand VAB-beleid en de Rood voor rood-regeling wil de gemeente de ruimte bieden aan nieuwe woningen op vrijkomende (agrarische) erven. Buiten deze regelingen zijn nieuwe woningen uitsluitend toegestaan in het kader van landschapsontwikkeling. Daarbij zet de gemeente in op een aantoonbare kwaliteitsverbetering van het landschap ter plekke. De gemeente zal deze landschappelijke meerwaarde nadrukkelijk toetsen.
 

7. Landgoederen

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0086.jpg"   Enkele bijzondere landgoederen, bijvoorbeeld qua architectuur en/of parkopzet kunnen dit deelgebied een extra identiteit verschaffen en daarmee de aantrekkelijkheid en herkenbaarheid van het gebied vergroten.
De gemeente wil in dit gebied dan ook kansen bieden voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen. Deze landgoederen moeten zorgvuldig worden ingepast in de omgeving en een meerwaarde genereren voor landschappelijke en natuurlijke kwaliteit. Bovendien moeten ze een recreatieve meerwaarde bieden, door een deel van het landgoed openbaar toegankelijk te maken.
 

8. Energie en water

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0087.jpg"   Binnen de karakteristieken van het kampenlandschap vindt de gemeente traditionele vormen van energiewinning via windturbines of de grootschalige toepassing van zonne-energie niet passen. Daar waar vergunningvrij zonnepanelen kunnen worden geplaatst, zal de gemeente dat uiteraard accepteren.
Voor waterberging zijn kansen in de beekdalen van de Emmertochtsloot en de Marswetering, mits dit op een natuurlijk en landschappelijk verantwoorde wijze wordt gerealiseerd.  
4.10.3 Ontwikkelingscriteria

Om de gekozen ontwikkelingsrichting ook daadwerkelijk gestalte te kunnen geven, heeft de gemeente een aantal ontwikkelingscriteria opgesteld. Deze hiernavolgende criteria zijn uiteengelegd in economische, sociale en ecologische duurzaamheid.

Economische duurzaamheid

  • 1. Als een agrarisch bedrijf voor het duurzaam voortbestaan van zijn bedrijfsvoering wil verbreden of vergroten, zal de gemeente daar op voorhand positief tegenover staan. Daarbij zal de gemeente wel kritisch kijken of de gewenste ontwikkeling geen belemmering vormt voor omliggende functies en de gekozen locatie voldoende geschikt is om een dergelijke ontwikkeling te kunnen accommoderen. Bijzondere aandacht gaat uit naar de maat en de schaal van de ontwikkeling, bijvoorbeeld mestvergisting, die goed in te passen moet zijn in de landschappelijke karakteristiek.
  • 2. Het is van belang dat bestaande agrarische bedrijven de bedrijfsvoering kunnen aanpassen aan veranderende eisen bijvoorbeeld op het vlak van stallenbouw. De gemeente wil dan ook meewerken aan het realiseren van uitbreidingen op bestaande locaties ter behoud van de agrarische sector. Daarbij moet worden aangetoond, bijvoorbeeld door een bedrijfsplan voor 5 jaar, dat de investering ook loont op de langere termijn en op een verantwoorde wijze in het landschap kan worden ingepast.
  • 3. Het kampenlandschap is geschikt voor meerdere functies. Wonen, werken en recreëren krijgen hier, naast de agrariërs, de ruimte om duurzaam te groeien, mits deze groei ook een kwalitatieve verbetering van het landschap oplevert. Voor recreatieve ontwikkelingen geldt bovendien dat ze moeten aansluiten bij de bestaande recreatieve infrastructuur.
  • 4. Grootschalige ontwikkelingen, zoals nieuwe accommodaties voor verblijfsrecreatie of grootschalige dagattracties, zijn alleen mogelijk bij een grote verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
  • 5. Niet-agrarische functies krijgen mogelijkheden op voormalige agrarische erven. Om uitvoering te geven aan het gewenste mixlandschap worden dan ook ruime mogelijkheden geboden voor het optimaal inrichten van het erf, als dat per saldo leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Vervangen van bestaande opstallen is daarbij mogelijk.

Sociale duurzaamheid

  • 1. Nieuwe ontwikkelingen moeten op een logische en natuurlijke wijze opgaan in het landschap en aansluiten bij de karakteristiek van de erven. Het kenmerkende rafelige silhouet van bebouwingsensemble en beplanting wordt versterkt. Door middel van een (verplicht) erfinrichtingsplan kan een goede inpassing worden gewaarborgd.
  • 2. Functies die niet passen in het landschapsbeeld of daar een te grote inbreuk op doen, bijvoorbeeld glastuinbouw, zal de gemeente niet faciliteren.
  • 3. Zandpaden mogen niet worden verhard en kerkenpaden blijven behouden.
  • 4. De gemeente wil de belevingswaarde van het gebied vergroten door de aanleg van nieuwe landschapselementen als houtwallen en laanbeplanting.
  • 5. Behoud van het microreliëf (kampen) en waar mogelijk de beleving vergroten.
  • 6. Het karakteristieke erfgoed, met name historische boerderijen en erven, toont de historie van het kampenlandschap en is mede bepalend voor de Dalfsense cultuur. De gemeente zet daar actief op in. Het toestaan van nieuwe functies op vrijkomende (erfgoed)locaties kan bijdragen aan het behoud en herstel van waardevol erfgoed. Uiteraard zal er op worden toegezien dat nieuwe functies de kenmerken van het erfgoed niet wezenlijk zullen aantasten. Aan de invulling met een nieuwe functie zijn wel voorwaarden gebonden. Zo moet per saldo kwaliteitsverbetering plaatsvinden, bijvoorbeeld door het versterken van beplantingen, het verbeteren van karakteristieke panden, of juist het slopen van ontsierende, niet passende bebouwing. Er mag geen verrommeling van het erf of van het landschapsbeeld optreden.
  • 7. Omdat het gebied recreatief aantrekkelijk is, wil de gemeente de toegankelijkheid van het gebied waarborgen of vergroten. Op dit punt zal de gemeente geen voortrekkersrol vervullen, maar initiatieven ondersteunen.

Ecologische duurzaamheid

  • 1. De gemeente wil de Ecologische Hoofdstructuur in stand houden.
  • 2. De gemeente wil het ecologisch beheer van houtwallen en -singels en steilranden van essen stimuleren. In het kader van privaatrechtelijke overeenkomsten kunnen hierover bindende afspraken worden gemaakt. De gemeente zal hierin geen initiërende rol spelen, maar wijzen op eventuele win-winkansen.
  • 3. Zoeken naar mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer bijvoorbeeld ter versterking van de Ecologische Hoofdstructuur.
  • 4. Bij nieuwe ontwikkelingen mogelijkheden bieden voor ecologische meerwaarde, bijvoorbeeld bij de inrichting van houtwallen of de keuze van beplanting. Bij de beoordeling van en overleg over erfinrichtingsplannen zullen deze aspecten onder de aandacht worden gebracht van initiatiefnemers.

Relatie met het bestemmingsplan Buitengebied

De ontwikkelingscriteria in de structuurvisie geven ook richting aan de keuzes die voor het bestemmingsplan Buitengebied worden gemaakt voor de verschillende functies. In dit kader wordt aangegeven op welke wijze de ontwikkelingscriteria worden doorvertaald in het bestemmingsplan.

Economische duurzaamheid

  • 1. Landbouw is de grootste grondgebruiker en beheerder in het gebied. Daarmee is het duurzaam voortbestaan van de sector van belang. In het bestemmingsplan wordt daarom in principe het bestaande beleid voortgezet. Gezien de vele functies die in het deelgebied een plek kunnen krijgen, wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een vergroting. Dit kan alleen onder de voorwaarde van de duurzame bedrijfsvoering. Dat moet dan met een integraal bedrijfsplan worden aangetoond, waarbij ook het maatschappelijk draagvlak (relatie van het bedrijf met de omgeving) en het versterken van de landschappelijke en architectonische kwaliteit (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) een onderdeel zijn. . Vanzelfsprekend moet er in alle gevallen worden voldaan aan alle verdere geldende wettelijke vereisten (milieu, veiligheid en dergelijke). Een dergelijke uitbreiding is een raadsbevoegdheid (herziening bestemmingsplan/ project afwijkingsbesluit).
  • 2. Kleinschalige biomassatoepassingen als onderdeel van de landbouwsector worden passend geacht. Middels een in het bestemmingsplan Buitengebied op te nemen afwijkingsregeling zal dit worden gestuurd en getoetst; voorwaarden daarbij zijn een schaal passend bij het aanvragende bedrijf en eisen op het vlak van maatvoering en bereikbaarheid.
  • 3. Nieuwe woningen en niet-agrarische functies zijn alleen mogelijk op grond van VAB- en/of Rood voor rood-regelingen en als een duidelijke landschappelijke meerwaarde wordt geboekt. Dat zal ook als eis in het bestemmingsplan worden opgenomen.
  • 4. In het bestemmingsplan Buitengebied zal een regeling worden opgenomen voor kleinschalige vormen van dag- en verblijfsrecreatie op bestaande erven. Grootschalige ontwikkelingen en initiatieven buiten de bestaande erven worden op voorhand niet passend geacht. Dergelijke plannen zullen via een afzonderlijke afweging en ruimtelijke ordeningsprocedure hun meerwaarde moeten tonen en moeten worden gerealiseerd.

Sociale duurzaamheid

  • 1. Om de kwaliteit van het landelijk gebied te vergroten en een goede inpassing van nieuwe (bouw)plannen mogelijk te maken, zal in het bestemmingsplan het overleggen van een erfinrichtingsplan worden vereist bij de relevante ontwikkelingen die het bestemmingsplan faciliteert.
  • 2. Behoud van karakteristiek erfgoed als drager van het gebied. In het kader van het hergebruik van vrijkomende (agrarische) erven, bestaat de mogelijkheid voorwaarden te stellen aan het verbeteren van erven. In het bestemmingsplan Buitengebied zal een regeling worden opgenomen die de gemeente in voorkomende gevallen de instrumenten geeft om - in overleg met de aanvrager - per saldo winst te behalen.
  • 3. Het verharden van zandpaden wordt in het bestemmingsplan verboden.
  • 4. Kerkenpaden zullen als cultuurhistorisch waardevolle lijn op de verbeelding van het bestemmingsplan worden opgenomen.
  • 5. Het afgraven of egaliseren van het aanwezige reliëf, waaronder de kampen, zal in het bestemmingsplan worden verboden.

Ecologische duurzaamheid

  • 1. De gebieden die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur zullen van een passende bestemming worden voorzien en een regeling gericht op de bescherming van natuurlijke waarden.