direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 5e wijziging Bp Buitengebied gemeente Dalfsen, Bos N340
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De “5e wijziging Bp Buitengebied gemeente Dalfsen, Bos N340” is een wijziging van het bestemmingsplan “Buitengebied Gemeente Dalfsen” zoals is vastgesteld door de gemeenteraad van Dalfsen op 24 juni 2013 en voor zover sindsdien is herzien.

De aanleiding voor dit wijzigingsplan is de Landschapsvisie Vechtdalroute (N340) en Veenroute (N377). Deze visie is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting. Het document is opgesteld door Provincie Overijssel. Op basis van deze visie is een landschapsplan (met beplantingsplan) opgesteld voor de aanleg van diverse bosplantsoenen en bomen langs de genoemde routes. Uit een toetsing van dat landschapsplan aan de geldende bestemmingsplannen is gebleken dat niet alle bosplantsoenen daarmee in overeenstemming zijn. Voor Dalfsen gaat het om drie locaties langs de N340 die in Hoofdstuk 4 van deze toelichting zijn aangegeven en beschreven.

De gemeente Dalfsen wil meewerken aan de uitvoering van het landschapsplan door toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid (artikel 5, lid 5.8.1 onder f) zoals deze is opgenomen in de planregels van het geldende bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen. Om gebruik te kunnen maken van deze bevoegdheid is dit wijzigingsplan opgesteld, waarmee de wettelijke procedure wordt doorlopen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan bestaat uit drie locaties die in de figuren 1 en 2 zijn weergegeven. De locaties zijn in Hoofdstuk 4 van deze toelichting nader beschreven. De eerste locatie betreft (een gedeelte van) het bosplantsoen nabij de kruising N340 - Ankummerdijk - Hessenweg, ter hoogte van de Cubbinghesteeg. Deze locatie is in het vervolg van deze toelichting aangeduid als bosplantsoen nr. 8 (gedeeltelijk). Deze nummering is gebaseerd op de nummering in het landschapsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0001.png" Figuur 1.1: situering plangebied, bosplantsoen nr. 8 (gedeeltelijk)

De tweede en derde locatie betreffen twee bosplantsoenen tussen de N340 Hessenweg en de Hout Es. De locaties worden doorsneden door de Kemminckhorstweg. Deze locaties zijn in deze toelichting aangeduid als bosplantsoenen nrs. 1000 en 1001. Ook deze nummering verwijst naar het landschapsplan.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0002.png"

Figuur 1.2: Situering plangebied, bosplantsoenen nrs. 1000 en 1001

1.3 De bij het plan behorende stukken

De 5e wijziging Bp Buitengebied gemeente Dalfsen, Bos N340 bestaat uit de volgende stukken:

  • a. Toelichting;
  • b. Verbeelding met identificatienummer NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5- vs01;
  • c. Regels.

1.4 Huidig bestemmingsplan

Bosplantsoen nr. 8 (gedeeltelijk)

Ter plaatse gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen, vastgesteld op 24 juni 2013, waarin het gebied is bestemd als Agrarisch. Tevens geldt voor een deel van het gebied de dubbelbestemming Leiding - Water.
  • Chw bestemmingsplan 5e verzamelplan Buitengebied Dalfsen, vastgesteld op 17 juni 2019, waarin het gebied ook is bestemd als Waarde-Archeologie 3 of Waarde-Archeologie 5;
  • Chw bestemmingsplan 8e verzamelplan Buitengebied Dalfsen, vastgesteld op 25 april 2022, waarin de geconsolideerde regels zijn opgenomen, behorende bij de hiervoor genoemde bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0003.png"

Figuur 1.3: uitsnede plankaart ter plaatse van bosplantsoen nr. 8 (gedeeltelijk)

Na inwerkingtreding van dit wijzigingsplan geldt voor dit gebied de bestemming Natuur.

Bosplantsoenen nrs. 1000 en 1001

Ter plaatse gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • Chw bestemmingsplan 6e verzamelplan Buitengebied Dalfsen, vastgesteld op 15 juni 2020, waarin het gebied is bestemd als Agrarisch met waarden en waarin het gebied mede is bestemd als Waarde-Archeologie 3, Waarde-Archeologie 4, Waarde- Archeologie 5 of Waarde-Archeologie 6;
  • Chw bestemmingsplan 8e verzamelplan Buitengebied Dalfsen, vastgesteld op 25 april 2022, waarin de geconsolideerde regels zijn opgenomen, behorende bij de hiervoor genoemde bestemmingen.

  • afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0004.png" Figuur 1.4: uitsnede plankaart ter plaatse van bosplantsoenen nrs. 1000 en 1001

Na inwerkingtreding van dit wijzigingsplan geldt voor deze gebieden de bestemming Natuur.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
2.1.1.1 Algemeen

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn acht voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Zwolle is aangewezen als NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

2.1.1.2 Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie
  • De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden
  • Steden en regio's sterker en leefbaarder maken
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.
2.1.1.3 Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

1. De Omgevingsagenda.

Voor Oost-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Regio Zwolle onderdeel vanuit maakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.


2. De NOVI-gebieden.

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie

2.1.1.4 Conclusie

Er zijn op grond van het rijksbeleid geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan. De aanleg van (extra) bosplantsoenen sluit aan bij het leefbaarder maken van ons land.

2.2 Water

2.2.1 Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW), is een Europese richtlijn. Deze richtlijn is bedoeld om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Europa op goed niveau te houden en te krijgen. Het doel is om in 2015 een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewateren te hebben en een goede chemische en kwantitatieve toestand voor alle grondwateren. Voor grondwater betekent dit onder meer dat er geen directe lozingen mogen plaatsvinden en de toename van chemische verontreiniging moet worden voorkomen.

Het grondgebied van de gemeente Dalfsen behoort tot het stroomgebied van de Rijn, deelgebied Rijn-Oost. Voor dit deelgebied is in 2009 het stroomgebiedsbeheerplan vastgesteld.

2.2.2 Nationaal Waterplan 2

Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het plan is een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Uitgangspunt is het streven naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen.

2.2.3 Waterbeleid 21e eeuw

Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen
die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:

- vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.


De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aanbod.

2.2.4 Conclusie

Voor deze ontwikkeling is met name de doorwerking van het waterbeleid in a) de watertoets en b) de geldende bestemmingsplannen van belang. Met beide aspecten wordt in dit wijzigingsplan rekening gehouden. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.1.8 van deze toelichting.

2.3 Natuur

2.3.1 Vogel- en Habitatrichtlijn

Natura 2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden, dat door de lidstaten van de Europese Unie wordt opgezet. Het Natura 2000-netwerk dient ter bescherming van zowel de gebieden (natuurlijke habitats) als wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten. Natura 2000 wordt op zijn beurt weer gevormd door de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen richten zich op de (directe) bescherming van soorten en op de instandhouding van hun leefgebieden en andere natuurlijke habitats. Sinds 1 oktober 2005 vallen de Natura 2000-gebieden samen met de beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten) onder de Natuurbeschermingswet 1998.  Daarnaast was het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn vertaald in de Flora- en faunawet. Per 1 januari 2017 is deze wetgeving opgenomen in de Wet Natuurbescherming.

2.3.2 Wet natuurbescherming

Vanaf 1 januari 2017 is de wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

2.3.2.1 Gebiedsbescherming

Met het onderdeel gebiedsbescherming uit de Wet natuurbescherming (Wnb) worden waardevolle, kwetsbare Natura 2000-gebieden beschermd. Hiermee voldoet de provincie aan internationale verdragen en de Europese regelgeving voor de beschermde natuurgebieden en beschermde soorten planten en dieren in die gebieden. De provincie Overijssel kent 25 Natura 2000-gebieden. Voor ontwikkelingen in de gemeente Dalfsen moet rekening worden gehouden met het Vecht- en Beneden-Reggegebied en Uiterwaarde Zwarte Water en Vecht.

2.3.2.2 Soortenbescherming

De aanwezigheid van veel verschillende planten- en dierensoorten in voldoende aantallen, in ecologisch gezonde natuurgebieden, zorgen ervoor dat de natuur tegen een stootje kan. Sommige soorten, zoals vleermuizen, gierzwaluwen, steenuilen en huismussen, zijn kwetsbaar. In een dichtbevolkt land als Nederland is daarom goede bescherming voor de aanwezige natuur belangrijk. Wanneer het met de natuur goed gaat, kunnen we economische en andere maatschappelijke activiteiten meer ruimte te bieden.

Via het onderdeel soortenbescherming in de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermt de provincie plant- en diersoorten die in het wild voorkomen. Alle vogels en ruim 230 plant- en diersoorten vallen onder de bescherming van deze wet, met als doel de biodiversiteit te bevorderen. In de wet is een aantal verboden opgenomen. Het is bijvoorbeeld verboden om beschermde dieren opzettelijk te doden, te verstoren of te verjagen of om voortplantingsplaatsen en rustplaatsen te beschadigen en vernielen. In bepaalde situaties is het mogelijk deze verboden te overtreden, maar daarvoor is dan wel een vrijstelling of een ontheffing nodig.

Zorgplicht: Of dieren en planten nu beschermde soorten zijn of niet: de Wnb schrijft voor dat we nadelige gevolgen voor planten en dieren moeten voorkomen. We moeten dus zorgvuldig omgaan met onze omgeving. Deze zogenoemde zorgplicht geldt voor iedereen

2.3.3 Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS)

Het Natuurnetwerk Nederland is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied.

Welke natuurgebieden vallen onder het Natuurnetwerk Nederland?

In het Natuurnetwerk Nederland liggen:

  • bestaande natuurgebieden , waaronder de 20 Nationale Parken;
  • gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd;
  • landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer ;
  • ruim 6 miljoen hectare grote wateren: meren, rivieren, kustzone Noordzee en Waddenzee;
  • alle Natura 2000 -gebieden.

Binnen de provincie Overijssel is de begrenzing van deze gebieden op perceelsniveau vastgelegd in de provinciale Omgevingsvisie. De bescherming is geregeld in de provinciale Omgevingsverordening Overijssel.

2.3.4 Conclusie

In paragraaf 3.1.7 van deze toelichting wordt op de verschillende natuuraspecten ingegaan. Geconcludeerd kan worden dat het plan niet in strijd is met het beleid en de regels voor natuurbescherming zoals hiervoor uiteen is gezet.

2.4 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie- en de daarbij behorende verordening Overijssel. Op 12 april 2017 zijn de nieuwe omgevingsvisie- en verordening door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden en sindsdien geactualiseerd en vastgesteld op 26 september 2018.

2.4.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel, Beken kleur

De Omgevingsvisie is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuze waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
  • versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit.
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur door multifunctioneel en complementair ruimtegebruik (zowel boven- als ondergronds), hergebruik en herbestemming van vrijkomend vastgoed (in stedelijk en landelijk gebied) en het concentreren van ontwikkelingen rond bestaande infrastructuurknooppunten;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
2.4.2 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaakt van het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'.

Opzet van het uitvoeringsmodel

In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, et cetera wordt aan de hand van deze drie stappen bepaald of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan. Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0005.jpg"

Figuur 2.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)

Dit uitvoeringsmodel is gebaseerd op de volgende drie niveaus:

  • Generieke beleidskeuzes
  • Ontwikkelingsperspectieven
  • Gebiedskenmerken


De drie hierboven genoemde begrippen worden hieronder toegelicht.

Of - generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in ons handelen. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen.

In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hierover vastgelegd.

De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.

Waar - ontwikkelingsperspectieven

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheid de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die moet dan wel passen binnen de – voordat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij moeten de nieuwe ontwikkelingen verbonden worden met de bestaande kenmerken van het gebied, volgens de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

Hoe - gebiedskenmerken

Tenslotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is in de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal belang zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.

De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd moeten worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken, als aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de manier waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.

Toetsing van het initiatief aan het uitvoeringsmodel

Als het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat het volgende beeld.

Of - Generieke beleidskeuzes

De provinciale beleidskeuzes bepalen onder andere of een initiatief mogelijk is. In de provincie Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema's en locaties. Dit zijn de volgende:

  • 1. Integraliteit
  • 2. Toekomstbestendigheid
  • 3. Concentratiebeleid
  • 4. (Boven)Regionale afstemming
  • 5. Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik


Samen geven deze beleidskeuzes invulling aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking.

Integraliteit

De eis van integraliteit houdt in dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Met deze wettelijke eis uit het Besluit ruimtelijke ordening wordt verzekerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Toets aan initiatief

Voor dit initiatief is een integrale afweging gemaakt waarbij beleid, ruimtelijke kwaliteit, omgeving en behoefte meewegen. De toelichting op dit wijzigingsplan omvat deze afweging. De ontwikkeling sluit aan op de versterking van de landschappelijke structuur langs de N340. De kwaliteit waarmee de ontwikkeling wordt vormgegeven is door het landschapsplan afgestemd op de fysieke leefomgeving. Omwonenden zijn eerder al geïnformeerd over het landschapsplan. Hieruit zijn geen overwegende bezwaren voortgekomen.

Toekomstbestendigheid

De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Het gaat dan om een evenwichtige benadering van het welzijn van mensen, economische welvaart en van het beheer van natuurlijke voorraden. Bij toekomstbestendigheid gaat het ook om de effecten van ingrepen op verschillende schaalniveaus (van directe buren tot ver over de grens) en over de vraag of het project over 20 of 30 jaar nog steeds toegevoegde waarde heeft.

Toets aan initiatief

Door dit initiatief wordt een nieuwe functie toegekend aan het plangebied, namelijk natuur ter plaatse van agrarische percelen. Eerder zijn deze percelen door Provincie Overijssel aangekocht met het oog op de verbreding van de N340. Nu dat plan niet door is gegaan bieden deze percelen een goede gelegenheid voor een (sterkere) duurzame en toekomstbestendige landschappelijke inpassing van de N340. Daarmee wordt voorzien in de behoefte van huidige en toekomstige generaties.

Concentratiebeleid

Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Cleantech regio Deventer. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. De kernen Hardenberg en Steenwijk kunnen bouwen voor de regionale behoefte mits dit past binnen de regionale programmering.

Toets aan initiatief

Het betreft geen stedelijke ontwikkeling. Het concentratiebeleid is niet van toepassing op dit initiatief.

Bovenregionale afstemming

De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. Ook wanneer een gemeente alleen voorziet in haar eigen (lokale) behoefte is onderlinge afstemming gewenst, omdat het aanbod in een gemeente aan woningen, werklocaties en voorzieningen onderdeel uitmaakt van een regionale markt.

Toets aan initiatief

Dit initiatief betreft geen stedelijke ontwikkeling, waardoor bovenregionale afstemming niet van toepassing is.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • 1. dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • 2. dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag - zowel ondergronds als bovengronds - te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden.

Toets aan initiatief

Dit initiatief betreft de aanplant van bosplantsoenen en is daarom geen ontwikkeling die extra ruimtebeslag leggen door bouwen en verharden op de groene omgeving.

Waar - Ontwikkelperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit initiatief zijn de ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving van toepassing.

In figuur 2.2 is de uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen. De locaties 1000 en 1001 binnen het plangebied van dit wijzigingsplan zijn op de Ontwikkelingsperspectievenkaart aangemerkt als 'Wonen en werken in een kleinschalig mixlandschap". Voor locatie nr. 8 geldt het ontwikkelingsperspectief Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap. Dit ontwikkelingsperspectief omvat de gebieden waar het ruimtelijk raamwerk van lanen, waterlopen, lintbebouwingen en bosstroken optimaal in harmonie zijn met deze schaalvergroting. Het omvat gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw in combinatie met verduurzaming ruimte krijgt. Die ruimte kan verdiend worden door te investeren in kwaliteitsvoorwaarden. Dit ontwikkelingsperspectief biedt ruimte aan concurrerende en innovatieve vormen van landbouw en aan opwekking van hernieuwbare energie. Initiatieven binnen dit ontwikkelingsperspectief mogen de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw niet beperken en moeten aansluiten bij bestaande bebouwing, weginfrastructuur en openbaar vervoer routes.

De ruimtelijke kwaliteitsambitie is om voort te bouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen. Daarnaast gelden ook de ambities zichtbaar en leefbaar mooi landschap, sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel, en continu en beleefbaar watersysteem.

Deze ontwikkeling op perceel 8 past binnen het ontwikkelingsperspectief in die zin dat het de agrarische bedrijvigheid in de omgeving niet belemmerd. Op geen enkele manier wordt verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw beperkt. Verder wordt het perceel volgens het Landschapsplan aangesloten bij het landschap. Het landschap blijft zodoende herkenbaar

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0007.png"

Figuur 2.2: Relevant gedeelte kaart Ontwikkelingsperpectieven perceel 8 (boven) en ontwikkelingsperspectief perceel 1000 en 1001 (onder)

Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.

De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, willen we in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.

Toets aan initiatief

De ontwikkeling van bosplantsoenen past binnen dit beleid en sluit aan op de ambitie tot versterking van natuur en landschap. De aanplant van bosplantsoenen op de locaties in dit plan vormen geen belemmering voor handhaving of ontwikkeling van overige functies in de omgeving.


Hoe - Gebiedskenmerken

De provincie wil nieuwe ruimtelijke opgaven verbinden met bestaande gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken spelen zo een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief invulling kan krijgen. Onder gebiedskenmerken verstaat de provincie de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. De provincie onderscheidt de gebiedskenmerken in vier lagen:

  • de natuurlijke laag
  • de stedelijke laag
  • de laag van de beleving
  • de laag van het agrarisch cultuurlandschap

Bij toetsing van dit plan aan de gebiedskenmerken in vier lagen is van belang dat de locatie een al bestaande locatie betreft en niet in stedelijk gebied ligt. In deze paragraaf wordt aangegeven waarom de bosplantsoenen 8, 1000 en 1001 aansluiten op het beleid voor de genoemde lagen.

Natuurlijke laag: dekzandvlakte en ruggen

"De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met ‘natuurlijke’ soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen."

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0008.png"

Figuur 2.3: globale ligging bosplantsoenen (ovalen) op uitsnede kaart Natuurlijke laag Omgevingsvisie, links: bosplantsoen nr. 8, rechts bosplantsoenen nrs. 1000 en 1001

Toets aan initiatief

De drie bosplantsoenen begeleiden de N340. Voor de percelen 1000 en 1001 geldt dat ze aansluiten bij bestaande bosgebieden naast en aan de overzijde van de N340. Voor perceel 8 geldt vooral de accentuering van het nieuwe landschap.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap, Oude hoevenlandschap (bosplantsoen 8)

"De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende
structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen."

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0009.png"

Figuur 2.4: globale ligging bosplantsoenen (ovalen) op uitsnede kaart Laag van het agrarisch cultuurlandschap, links: bosplantsoen nr. 8, rechts bosplantsoenen nrs. 1000 en 1001.

Toets aan initiatief

Bosplantsoen 8 vormt een klein landschappelijk element, bedoeld om de 'splitsing' tussen de nieuwe en oude N340 in het landschap te accentueren en daarmee ook bij te dragen aan versterking van het oude hoevenlandschap.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap: Essenlandschap (bosplantsoenen 1000 en 1001)

"De ambitie is het behouden van de es als ruimtelijke eenheid en het versterken van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen: grote open maat van de essen, het mozaïek van de flank van de es, de open beekdalen en vroegere heidevelden. De samenhang hiertussen krijgt opnieuw vorm en inhoud door accentuering van de verschillende onderdelen en overgangen."

Toets aan initiatief

De aanleg van de bosplantsoen vindt plaats op de flanken van het essenlandschap en past in het te behouden en te versterken landschappelijke mozaïek. Vanaf de N340 bezien wordt de overgang tussen open en bosrijk landschap plaatselijk versterkt omdat de N340 op dit punt aan twee kanten door bos wordt begeleid.

Laag van de beleving: donkerte (alleen van toepassing voor bosplantsoenen 1000 en 1001)

"Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige ‘donkere’ gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting."

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0010.png"

Figuur 2.5: globale ligging bosplantsoenen 1000 en 1001 (ovalen) op uitsnede kaart Laag van de beleving

Toets aan initiatief

De aanleg van bosplantsoen draagt bij aan de donkerte in het gebied.

Tot slot wordt opgemerkt dat de Stedelijk laag voor geen van de drie percelen aan de orde is.

2.4.3 Omgevingsvisie - Regionaal Waterplan

In de Omgevingsvisie Overijssel zijn twee kaarten opgenomen: Ontwikkelingsperspectieven Omgevingsvisie Overijssel en de functiekaart Water. Op de kaart van de ontwikkelings- perspectieven zijn zoveel mogelijk de functie weergegeven die een rol spelen bij ruimtelijke- en gebiedsontwikkelingen (de oppervlaktewateren, drinkwaterwinlocaties). Op de functiekaart water zijn vooral de gebruiksfuncties opgenomen. In de waterparagraaf (zie paragraaf 3.1.8) zijn de relevante wateraspecten nader beschreven.

2.4.4 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor de onderwerpen waarvoor de provincie hecht aan de juridische borging van de doorwerking van het Omgevingsvisiebeleid.

2.4.5 Conclusie

Deze ontwikkeling is in overeenstemming met het provinciaal beleid uit de Omgevingsvisie- en verordening Overijssel, in het bijzonder met het uitvoeringsmodel.

2.5 Gemeentelijk beleid

2.5.1 Omgevingsvisie Dalfsen

De gemeente Dalfsen heeft een structuurvisie voor het Buitengebied opgesteld in 2012. In 2022 wordt de Omgevingsvisie Dalfsen vastgesteld. De Omgevingsvisie is een visie op hoofdlijnen voor de héle gemeente. Het doel van deze Omgevingsvisie is om een integraal beleidskader te krijgen voor wat de gemeente belangrijk vindt om te behouden, te versterken en te ontwikkelen. De Omgevingswet gaat uit van vertrouwen en ruimte voor eigen initiatief. In de visie is aangegeven wat de gemeente doet, maar ook wat inwoners, ondernemers, organisaties en andere partijen in de samenleving kunnen doen.

De Omgevingsvisie is één integraal, samenhangend strategisch plan over de fysieke leefomgeving. Het Programma kan worden gezien als een concrete uitwerking van de Omgevingsvisie. Programma's kunnen speciaal voor een (deel)gebied of een bepaald (milieu)thema worden gemaakt. Er zijn 4 gebiedstypen onderscheiden binnen de gemeente Dalfsen. In de structuurvisie wordt 20 jaar vooruitgekeken, de focus ligt op 2040. Als relevante trends en ontwikkelingen zijn aangegeven:

  • Druk op de woningvoorraad;
  • Vergrijzing en ontgroening;
  • Buitengebied bevindt zich in grote transitie;
  • Klimaatverandering
  • Energietransitie;
  • Gezondheid.

De Omgevingswet gaat uit van een dynamisch systeem van plannen maken. Geen vastomlijnde plannen meer voor een vaste tijd. De cyclus start met de kaders en ambities in een Omgevingsvisie. Deze werken door in programma's en in het Omgevingsplan en uiteindelijk in de vergunningverlening. Door te evalueren, wordt besloten of doelen en ambities zijn gehaald. Waar nodig of gewenst, herziet de gemeente Dalfsen de visie om te kunnen bijsturen of aan te passen aan dan actuele vragen.

Toetsing

Het plangebied (alle locaties) ligt binnen gebied 2: Variatie rond de Vecht (Dalfsen e.o.). Dit is aangegeven in de figuren 2.6 en 2.7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0011.png"

Figuur 2.6: uitsnede waardenkaart Omgevingsvisie Dalfsen, bosplantsoen nr. 8 (gedeeltelijk)


afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0012.png"

Figuur 2.7: uitsnede waardenkaart Omgevingsvisie Dalfsen, bosplantsoenen nrs. 1000 en 1001

Gebied 2 ligt tussen de N340 en de Vecht en valt uiteen in subgebieden. In de eerste plaats is er het essenlandschap dat de overgang vormt tussen het Vechtdal naar het open agrarische landschap ten noorden van de N340. In de tweede plaats vallen Vecht en uiterwaarden in dit deelgebied. Een gebied dat zich kenmerkt door natuur, water, cultuurhistorie en recreatie. Binnen de landschappen van de beide subgebieden bevinden zich daarnaast ook agrarisch ondernemers.

De voor deze ontwikkeling relevante waarden binnen het gebied Variatie rond de Vecht zijn:

  • waarde Vecht en uiterwaarden
  • verspreide loofbosjes;
  • microreliëf;
  • natuurlijke hoogteverschillen;
  • onverharde wegen;
  • vrijwel volledig open en onbebouwd;
  • verkaveling gebaseerd op richting rivier en hoogteligging;
  • dynamisch landschap met samenhang tussen rivier, uiterwaarden, dijken en oeverwallen;
  • steilranden;
  • tamelijk kleinschalig coulisselandschap met bos, landschapselementen en landbouwgronden;
  • in de omgeving van de Vecht liggen een aantal recreatieve fiets- en wandelroutes;
  • rust, stilte en duisternis.

Voor de ontwikkeling van de bosplantsoenen is met name ambitie 3 uit de Omgevingsvisie Dalfsen relevant.

Ambitie 3 - Een eigentijds, aantrekkelijk en onderscheidend landelijk gebied

  • Recreatieve ontwikkelingen zijn ondergeschikt aan landschappelijke en ecologische kwaliteiten. Alleen kleinschalige vormen van recreatie zijn toegestaan, passend binnen de ecologische en landschappelijke kwaliteiten.
  • We beschermen landschappelijke en ecologische waarden en versterken waar mogelijk.
  • We beschermen de cultuurhistorisch waardevolle elementen.
  • We versterken de beleving en beleefbaarheid van de Vecht, passend binnen de aanwezige waarden.
  • We koesteren de donkerte in de sterrenzone (het gebied vanaf uitkijkplaats de Stokte tot aan de gemeentegrens Ommen) en houden deze actief in stand.

De aanleg van de bosplantsoenen voldoet aan deze ambities. Met name wordt hierdoor de landschappelijke structuur langs de N340 versterkt.

De ontwikkeling leidt niet tot milieubelemmeringen voor agrarische bedrijfsvoeringen voor omliggende bedrijven en evenmin voor woningen en recreatiewoningen. De ontwikkeling staat andere ambities uit de Omgevingsvisie niet in de weg.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met de ambities van de Omgevingsvisie Dalfsen.

2.5.2 Landschapsontwikkelingsplan

In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is een visie op het landschap in het buitengebied van Dalfsen uitgewerkt in wensen en projecten. Het LOP is een gemeentedekkende visie op de landschappelijke ontwikkeling van zeven verschillende deelgebieden. In het LOP is per deelgebied een beschrijving van het landschap gegeven. Ook is aangegeven wat de karakteristieken van landschap in het betreffende deelgebied zijn en welke ontwikkelingen en welke kansen en bedreigingen er zijn. De gemeente kiest in het LOP voor de strategie ‘Selectief ontwikkelen’. Dit betekent dat in principe wordt ingezet op en toename van kwaliteit en het herstel van verloren gegane kwaliteiten, maar dat met name de thema's ‘recreatie’ en ‘natuur’ gebiedsgewijs worden genuanceerd.

2.5.3 Toetsing en conclusie

Voor deze ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Dalfsen. Deze wijzigingsbevoegdheid vormt - via dat bestemmingsplan - een doorwerking van de Omgevingsvisie Dalfsen en het landschapsontwikkelingsplan. Dat betekent dat toepassing van de bevoegdheid in overeenstemming is met het hiervoor genoemde gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Onderzoeken

Voor de beoordeling wordt gekeken naar de mate waarin belangen van de bewoners en/of eigenaren van de aangrenzende gronden door de uitwerking kunnen worden geschaad. Gekeken wordt hierbij naar de verkeerssituatie, natuur en landschap, milieutechnische aspecten en water.

De effecten van de uitvoering van het bestemmingsplan zijn in het "Bestemmingsplan buitengebied gemeente Dalfsen” al aan de orde geweest. Dit bestemmingsplan voorziet in een verandering van de bestemming van specifiek aangegeven percelen. Voor aanvullende onderdelen wordt verwezen naar het “Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen”.

3.1.1 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden ter plaatse en de introductie van het zogenaamde “veroorzaker principe”. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Hierbij is uitgegaan van de waarden zoals die zijn bestemd in het bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen.

Op grond van de uitkomsten van de toetsing van het beplantingsplan aan het bestemmingsplan is een advies gevraagd aan de provinciaal archeoloog. Het adviesverzoek betreft de bosplantsoenen 1000 en 1001 uit het landschapsplan. Het advies is opgenomen in Bijlage 2 van dit plan. De relevante onderdelen uit advies voor deze bosplantsoenen zijn hierna vermeld.

"De gebieden 1000 en 1001 liggen tegen potentiezone 7 aan. In potentiezone 7 is een aantal boringen gezet. Conclusie van het booronderzoek uit 2010 is dat het bodemprofiel grotendeels verstoord is, op een enkele locatie na. Op basis van de boringen is potentiezone 7, maar ook het omliggende gebied, in het kader van de werkzaamheden aan de N340 vrijgegeven. Dit betekent dat er geen archeologisch onderzoek meer uitgevoerd hoeft te worden. Om de kans op archeologische toevalsvondsten te verminderen, wordt wel aanbevolen om voor de aanleg van de beplanting niet dieper te gaan dan 70 cm."

In de onderstaande figuur is de ligging van de potentiezone 7 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0013.png"

Figuur 3.1: globale ligging bosplantsoenen nrs. 1000 en 1001 (ovalen) ten opzichte van archeologische potentiezone 7

In het onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken:

  • Er is geen archeologisch onderzoek meer nodig.
  • Voor de gebieden 1000, 1001 (...) is afgesproken bij de aanleg van de beplanting niet dieper te gaan dan 70 cm.
  • Algemeen geldt dat als tijdens graafwerkzaamheden onverhoopt archeologische vondsten worden aangetroffen, volgens de Erfgoedwet 2016 (artikel 5.10) een wettelijke plicht is om deze vondsten te melden bij de bevoegde overheid.

Provincie Overijssel voert in de aangegeven gebieden geen grondbewerkingen en beplantingen uit die dieper gaan dan 70 cm. Het uitvoerende bedrijf wordt op de hoogte gesteld van de archeologische meldplicht. De conclusie is dat met inachtneming van deze voorwaarden de ontwikkeling uit het oogpunt van archeologie uitvoerbaar is.

Cultuurhistorie

De toelichting van ruimtelijke plannen moet naast een toets aan archeologie ook een beschrijving worden opgenomen van de manier waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en/of monumenten rekening is gehouden.

Uit de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel kan worden afgeleid dat het plangebied geen bijzondere cultuurhistorische waarden kent. De drie bosplantsoenen zijn op de cultuurhistorische waardenkaart alleen aangemerkt als onderdeel van een ruilverkavelingslandschap.

Met het opgestelde landschapsplan wordt rekening gehouden met het behoud en versterking van deze cultuurhistorische waarde. Door het plan wordt deze waarde niet aangetast. Voor het overige bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle objecten in de omgeving. Ook in de directe omgeving zijn geen objecten aanwezig van cultuurhistorische waarde die door het planvoornemen aangetast zouden kunnen worden. Het aspect cultuurhistorie vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

3.1.2 Bodemkwaliteit

Het Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de nieuwe functie of gebruik. Activiteiten in het verleden kunnen een bodemvervuiling hebben veroorzaakt. Mogelijk moet eerst deze vervuiling worden opgeruimd. De Wet Bodembescherming geeft hiervoor kaders.

In 2013 heeft de gemeente Dalfsen een bodemkwaliteitskaart gemaakt en vastgesteld. De kaart geeft aan dat de algemene bodemkwaliteit voldoende is voor alle functies en gebruik. Als op een locatie geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden, is bodemonderzoek niet nodig. Een vrijstelling voor bodemonderzoek kan worden aangevraagd. Bodemonderzoek is noodzakelijk als in het verleden bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Op basis van het bodemonderzoek wordt bepaald of bodemsanering noodzakelijk is.

Ter plaatse van het plangebied hebben geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden, voor zover bekend. Er is daarom geen aanleiding voor het uitvoeren van nader bodemonderzoek.

3.1.3 Duurzaamheid

Beleidskader

De gemeente Dalfsen zet in op een duurzaam leefbare gemeente. Duurzaamheid betekent letterlijk: geschikt om lang te bestaan. Het begrip wordt ook wel omschreven als een situatie waarbij voorzien wordt in de behoefte van de huidige generatie zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.

Er zijn drie verschijningsvormen van duurzaamheid te onderscheiden:

  • ecologische duurzaamheid als het gaat om ecologische waarden;
  • economische duurzaamheid als het gaat om een zo efficiënt mogelijke productie en;
  • sociale duurzaamheid als het gaat om de leefkwaliteit van de mens. Hiermee worden zaken als sociale veiligheid en een schone woonomgeving bedoeld.

Voor ruimtelijke maatregelen zijn in beginsel alle drie verschijningsvormen van duurzaamheid relevant. De uiteindelijke keuze is een ruimtelijke afweging die op basis van bestuurlijke afwegingen wordt bepaald.

Speerpunten

De gemeenteraad van Dalfsen heeft op 18 april 2017 het Beleidsplan Duurzaamheid 2017-2025 vastgesteld. In beleidsplan worden de verbeterdoelen en de concrete doelen uit de eerder vastgestelde kadernota verder uitgewerkt. De ambitie om van Dalfsen een duurzaam leefbare gemeente te maken is in de kadernota vertaald naar twee hoofdstromen: een energiegerichte en een meer algemene lijn. Ten opzichte van het oude duurzaamheidsbeleid - CO²-neutraal in 2025 - is dat laatste een verbreding. Hoewel CO² als meetlat losgelaten wordt en ook niet langer wordt gesteld dat de hele gemeente energieneutraal zal zijn in 2025, blijkt het met dit beleidsplan mogelijk toch zo ver te komen.

De gemeente Dalfsen heeft 4 verbeterdoelen aangewezen:

  • minder energieverbruik;
  • meer duurzame energie;
  • meer lokale kracht;
  • meer circulair.

Deze verbeterdoelen zijn in het Beleidsplan Duurzaamheid vertaald naar meerdere concrete doelen. In de ruimtelijke onderbouwing van de ruimtelijke plannen wordt aandacht besteed aan zowel de verbeterdoelen als de concrete doelen van het Beleidsplan Duurzaamheid, voor zover dat ruimtelijk relevant is voor dat bestemmingsplan.

Toetsing aan initiatief

Met het initiatief van de aanleg van de bosplantsoenen wordt vooral ingezet op ecologische duurzaamheid. De aanleg en inrichting van de bosplantsoenen draagt hieraan bij door:

  • deels extra aanplant van groen, in aanvulling op hetgeen gecompenseerd moet worden vanwege de aanpassing van de N340;
  • een gevarieerde en gezonde opbouw van het bomenbestand, als basis voor een goede biodiversiteit;
  • het gebruik van soorten die passen bij de ondergrond en goed aansluiten op de groene omgeving;
  • versterking of accentuering van het ter plaatse aanwezige landschapstype;
  • duurzame verkeersveiligheid door voldoende afstand tussen bomen en verkeerswegen;
  • bodemverbetering waar dat nodig is, met goede, schone grond van plaatselijke herkomst of normale zwarte teelaarde;
  • een selectie van beplanting die is afgestemd op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse;
  • zoveel mogelijk toepassen van biologisch gekweekt plantmateriaal;
  • het waarborgen van nazorg en groeigarantie gedurende drie jaar; deze nazorg bestaat onder andere uit: watergeven, begeleidingssnoei en onkruidbeheersing.

Op deze manier wordt door de provincie Overijssel een bijdrage geleverd aan de speerpunten van de duurzaamheidsagenda van de gemeente.

Conclusie

Met dit initiatief wordt bijgedragen aan duurzame ontwikkeling van het buitengebied.

3.1.4 Externe veiligheid

Er zijn geen risicobronnen binnen (of in de nabijheid van) het plangebied van dit wijzigingsplan. De ontwikkeling heeft ook geen gevolgen voor de omgeving qua externe veiligheid.

3.1.5 Geluid

De Wet geluidhinder heeft als doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht worden besteed aan het aspect geluid.

De ontwikkeling voorziet niet in geluidhinderlijke activiteiten. Alleen tijdens de aanleg kan beperkte geluidhinder ontstaan als gevolg van de aanvoer van plantmateriaal met vrachtwagens en door gebruik van graaf- of boormachines. Deze hinder is echter tijdelijk. Omwonenden worden van tevoren in kennis gesteld wanneer de werkzaamheden plaatsvinden.

3.1.6 Luchtkwaliteit

De onder 3.1.5. genoemde tijdelijke effecten gelden ook voor de luchtkwaliteit. Maar de ontwikkeling zorgt vooral voor een verbetering van de luchtkwaliteit door de aanplant van een substantieel bosplantsoen (als onderdeel van een veel groter landschapsplan).

3.1.7 Natuur

Het landschapsplan en de aanvulling op het landschapsplan zijn zorgvuldig tot stand gekomen. Bij de keuze voor de manier van beplanting is per perceel nagegaan welke beplanting ter plaatse het best passend is en of er bijzondere ecologische waarden zijn waarmee rekening moet worden gehouden. Hierop wordt in Hoofdstuk 4 nader ingegaan. Bij het bepalen van de bestaande natuur- en landschapswaarden is gebruik gemaakt van het uitvoerige onderzoek dat door de provincie is uitgevoerd in het kader van de optimalisatie van de Vechtdalverbinding.

Daarnaast is, met het oog op dit wijzigingsplan, een ecologische scan uitgevoerd. Deze scan is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting. De scan is uitgevoerd om te kunnen bepalen of de geplande ontwikkelingen in strijd zijn met de Wet natuurbescherming. Hieronder zijn de belangrijkste bevindingen weergegeven.

Beschermde soorten
Voor bosplantsoen 1000 is de actuele ecologische waarde beperkt. Het westelijke perceel is omsloten met jonge houtwallen. Het perceel wordt al jarenlang niet meer bemest en is verschraald naar vegetatie met Gewoon struikgras en Gestreepte witbol. Het wordt gehooid en met schapen nabeweid. Voor bosplantsoenen 8 en 1001 is geen ecologische waarde geconstateerd. Bij de feitelijke aanplant van bosplantsoen moet uiteraard de zorgplicht in acht worden genomen.

In de drie percelen komen geen beschermde plant- en diersoorten voor. Het gebied biedt geen verblijfplaats voor beschermde vleermuizen.

Maatregelen

Voor de drie gebieden geldt dat ter plaatse van bosplantsoenen 1000 en 1001 geen vogels broeden. Daarvoor zijn ze te klein en te veel besloten. Bosaanplant kan hier het hele jaar plaatsvinden.

Ter plaatse van bosplantsoen 8 is sprake van een ruigere vegetatie, waar wel gebroed kan worden. Hier vinden tijdens broedseizoen geen werkzaamheden plaats, tenzij van te voren wordt vastgesteld dat broedvogels ontbreken, dan wel wordt voor het broedseizoen de vegetatie gemaaid, waardoor het als broedgebied ongeschikt wordt.

Aanvullende overwegingen

De bosplantsoenen zelf dragen bij aan een verdere aaneenschakeling van groene elementen en daarmee aan het robuuster maken van de natuur- en landschapswaarden in het gebied. De inrichting is zo gekozen dat binnen de gebieden nieuwe ecologische waarden kunnen ontstaan.

Het plangebied valt niet samen met gebieden die zijn aangewezen als Natuurnetwerk Nederland en is niet van invloed op NNN-gebieden in de omgeving van het plangebied.

Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor Natura-2000-gebieden, gelet op de aard van de wijziging en de relatief beperkte omvang. Daarbij merken we op dat de aanlegwerkzaamheden vallen onder de partiële vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht op grond van artikel 2.9a Wet natuurbescherming. De vrijstelling geldt namelijk ook voor het aanleggen, veranderen of verwijderen van een werk, met inbegrip van de daarmee samenhangende vervoersbewegingen.

Conclusie

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling uit het oogpunt van natuurbescherming motiveerbaar en uitvoerbaar is.

3.1.8 Water

In deze paragraaf wordt het waterbeleid voor verschillende schaalniveaus beschreven. Tot slot wordt ingegaan op de invloed van het project op de waterhuishouding.

Algemeen
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een watertoets verplicht bij gemeentelijke bestemmingsplannen en projectbesluiten. De watertoets is een procesinstrument, waarbij het waterschap en de initiatiefnemer (gemeente) onderlinge afstemming zoeken.

Het waterschap Drents Overijsselse Delta is geïnformeerd over het plan met het invullen van de digitale watertoets. Het watertoetsresultaat betreft de 'Normale procedure'. De bestemming en de grootte van het plan hebben geen negatieve invloed op de waterhuishouding en het waterschap geeft een positief wateradvies.

Relevant beleid
Er zijn veel beleidstukken over water vastgesteld. Zowel de provincie, het waterschap als de gemeente stellen waterbeleid vast. De belangrijkste kaders zijn de Omgevingsverordening en -visie van de provincie Overijssel, het Waterbeheersplan 2016 - 2021 van het waterschap DOD (Drents Overijsselse Delta), het gemeentelijk rioleringsplan en het Waterplan van de gemeente Dalfsen.

Invloed op de waterhuishouding
Door de aanleg van bosplantsoenen op de betreffende locaties wordt verwacht dat deze een positief effect zullen hebben op de waterhuishouding. Nu is nog sprake van percelen die sterk ontwateren, terwijl bosplantsoenen juist water langer kunnen vasthouden, wat mogelijk ook een gunstig effect heeft op de grondwaterstand.

Voorkeursbeleid hemelwater
Door de aanleg van bosplantsoenen zal in de toekomst het hemelwater vertraagd worden afgevoerd, wat past binnen de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren'.

Watertoets
Via de digitale watertoets is het Waterschap Drents Overijssels Delta op de hoogte gebracht van het plan. De beantwoording heeft ertoe geleid dat er geen waterschapsbelang van toepassing is. Het plan betreft enkel een functieverandering van agrarische functie naar natuur.

In de omgeving van het plan is geen sprake van (grond)wateroverlast. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het Waterschap kan instemmen met het landschapsplan en is al bij de totstandkoming hiervan betrokken.

Overstromingsrisico's
Er is geen sprake van overstromingsrisico's. De beide locaties liggen volgens de viewer van de provincie Overijssel niet binnen overstroombaar gebied.

Conclusie :
Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is op de hoogte gesteld van de planontwikkeling door het invullen van de digitale watertoets en door betrokkenheid bij de totstandkoming van het plan. Het watertoetsresultaat betreft 'geen waterschapsbelang'. Voor het beschreven beleid en het overstromingsrisico zijn geen belemmeringen voor de beoogde functieverandering. Het waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan. Het aspect waterhuishouding vormt geen beperking voor dit initiatief.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

Het plan voorziet in de aanleg van bosplantsoenen op drie locaties. Deze bosplantsoenen betreffen de groencompensatie of aanvulling op de groencompensatie in het kader van de Vechtdalverbinding. De aanvullende groencompensatie vloeit voort uit afspraken tussen Provincie Overijssel en Rijkswaterstaat om extra groen aan te leggen op gronden die al in eigendom van Provincie Overijssel zijn. In dit hoofdstuk worden de inrichtingsplannen voor de betreffende locaties toegelicht.

Bosplantsoen nr. 8 (gedeeltelijk)

Dit bosplantsoen maakt deel uit van het landschapsplan en accentueert de nieuwe splitsing tussen de nieuwe en de oude N340. De weggebruiker wordt daarmee (als het ware) gevraagd een keuze te maken tussen beide routes, zo is in de landschapsvisie vermeld. Het bosplantsoen wordt aangeplant met boomsoorten zoals: lijsterbes, hazelaar, krentenboompje en veldesdoorn. Deze soorten worden gemengd met: eik, hartbladige els, iep, berk en een enkele den. Bosplantsoen nr. 8 vormt een onderdeel van een grotere groenstructuur rond de kruising Hessenweg/Ankummerdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0014.png"

Figuur 4.1: uitsnede Landschapsplan, bosplantsoen nr. 8

Opgemerkt wordt dat het plangebied van het wijzigingsplan iets kleiner is dan het gebied zoals in de onderstaande figuur is aangegeven. De reden hiervoor is dat het noordelijk deel binnen de grenzen van het provinciaal inpassingsplan valt. Dat gedeelte hoeft niet bij de wijziging te worden betrokken.

Bosplantsoenen 1000 en 1001

Deze bosplantsoenen betreffen een aanvulling op de vereiste groencompensatie in het kader van de Vechtdalverbinding. Ze maken onderdeel uit van afspraken tussen Provincie Overijssel en Rijkswaterstaat om extra groen aan te leggen op gronden die al in eigendom van Provincie Overijssel zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0015.png" Figuur 4.2: uitsnede Landschapsplan, bosplantsoenen nrs. 1000 en 1001


1000 - Holt-esbos (west)

Dit bosplantsoen ligt in de buurtschap Holt, aan rand van een es. De oppervlakte bedraagt circa 0,8 ha. De bodemopbouw bestaat uit een heideontginning. De oorspronkelijke bodemlaag (C-laag, zand) bevindt zich voor het grootste deel van het perceel op circa 0,4 m beneden het maaiveld. Het gedeelte boven de zandbodemlaag bestaat uit sterk humeus zand. Het perceel is sterk ontwaterd.

Het bosplantsoen wordt als volgt ingericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0016.png"

Figuur 4.3: beoogde inrichting bosplantsoen nr. 1000

Het perceel is al omsloten met jonge houtwallen. Het wordt al jarenlang niet meer bemest en is verschraald naar Gewoon struisgras – Gestreepte witbol vegetatie. Het wordt gehooid en met schapen nabeweid.

In het perceel, op de grens van het eigendom ligt deels al een nieuwe houtwal. Het ligt voor de hand deze wal te verlengen op het eigendom van de provincie zodat het nieuwe bos hier geheel door wallen is omgrensd. Wat bosaanplant betreft wordt hier gekozen voor de inrichting "spontaan bos op afgeschraapte grond". Door grond af te schrapen ontstaat een kale humeus zandige vlakte. Omdat in de houtwallen diverse rijk vruchtdragende soorten voorkomen (onder andere Scherpe berk, Lariks, Zwarte els, Spaanse aak, Hazelaar), zal op de kale bodem binnen een jaar na afschrapen al een sterke verjonging optreden van deze bomen en struiken. Binnen 5 tot 10 jaar is hier een gesloten bos in de jeugdfase aanwezig.

1001 - Holt-esbos (oost)

Dit perceel ligt ten oosten van nr. 1000. De oppervlakte bedraagt circa 0,3 ha. Bestaand gebruik, bodemopbouw en waterhuishoudkundige situatie zijn nagenoeg gelijk aan nr. 1000.

Het bosplantsoen wordt als volgt ingericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfswz5-vs01_0017.png"

Figuur 4.4: beoogde inrichting bosplantsoen nr. 1001

Het perceel heeft op dit moment geen ecologische waarde. Op de grens tussen provinciaal en particulier eigendom wordt een houtwal aangelegd over een lengte van 150 meter. Het is het verlengde van de nieuwe houtwal op perceel nr. 1000. Vanaf de perceelsgrens wordt een kleine greppel van 2,5 x 7 m aangelegd. Met deze grond wordt noordelijk van de nieuwe greppel een wal van 3 m breed en 0,7 m hoog aangelegd. De wal wordt beplant met Zomereik, Sleedoorn, Eenstijlige meidoorn.

De rest van het perceel wordt (nagenoeg) geheel ingeplant met Zomereik. In een 5 m brede strook direct langs de N340 wordt verspreid Eenstijlige meidoorn, Sporkenhout en Lijsterbes ingeplant.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

In dit hoofdstuk worden, voor zover nodig, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels nader toegelicht. De regels geven inhoud aan de op de digitale verbeelding aangegeven bestemmingen.

5.1 Toepassing wijzigingsbevoegdheid

De wijziging betreft het toekennen van de bestemming Natuur op gronden waarop tot nu toe de bestemming Agrarisch met waarden rust. Dat betekent dat na onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan hierop de regels van de bestemming Natuur als bedoeld in artikel 18 van het bestemmingsplan Buitengebied van toepassing zijn.

Toelichting wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5, lid 5.8.1, onder f van het bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen bevat de bevoegdheid waarop dit wijzigingsplan is gebaseerd. Lid 5.8.2 bevat aanvullende wijzigingscriteria. In de betreffende leden staat het volgende:

5.8.1 f Wijziging naar natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 lid 1 sub a Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen naar de bestemming ' Natuur ' voor bos- en natuurontwikkeling of het verplaatsen van houtopstanden, onder de voorwaarde dat wijziging plaatsvindt met inachtneming van het provinciaal beleid inzake bos- en natuurcompensatie en de Boswet.

5.8.2 Voorwaarden voor wijziging

Wijziging kan uitsluitend plaatsvinden onder de voorwaarden dat:

  • a. de natuurlijke en landschappelijke kenmerken zoals bedoeld in lid 5.1 niet worden aangetast;
  • b. de infrastructuur tengevolge van de gewijzigde functie niet mag worden verzwaard. Onder verzwaren wordt mede verstaan: het verharden van zandwegen;
  • c. een (bedrijfs-)woning gehandhaafd dient te blijven;
  • d. de activiteiten zoals bedoeld in lid 5.8.1 onder e uitsluitend dan wel overwegend dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen;
  • e. de verkeersaantrekking, in relatie tot de bestaande verkeersintensiteiten, slechts in beperkte mate mag toenemen en de bestaande infrastructuur niet mag worden verzwaard. Als uitgangspunt wordt de capaciteit van de huidige ontsluiting genomen;
  • f. de milieutechnische uitvoerbaarheid en toelaatbaarheid wordt aangetoond;
  • g. de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven door wijziging niet onevenredig worden geschaad.

Verantwoording wijzigingsregels

In hoofdstuk 3 is aangegeven dat het plan past binnen het provinciaal beleid voor bos- en natuurcompensatie. Bij de inpassing van de bosplantsoenen is specifiek rekening gehouden met de natuurlijke en landschappelijke kenmerken binnen het plangebied en de directe omgeving. Eveneens is, met name in hoofdstuk 3, de milieutechnische uitvoerbaarheid en toelaatbaarheid aangetoond. Provincie Overijssel is eigenaar van de gronden binnen dit wijzigingsplan. Mede op basis van eerdere communicatie met belanghebbenden worden hun belangen niet (of in elk geval niet onevenredig) geschaad. De overige criteria zijn voor dit wijzigingsplan niet relevant.

5.2 Opzet van de regels

5.2.1 Algemeen

Het juridisch bindend gedeelte van het wijzigingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels moeten in samenhang worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels (begrippen en wijze van meten).
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels (o.a. algemene gebruiksregels).
  • 4. Overgangs- en slotregels.
5.2.2 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 staan de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en hierin staan:

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige uitleg van deze begrippen vastgelegd.


Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe bepaalde afmetingen gemeten moeten worden.

5.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in:

  • bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen, zoals bebouwingshoogte;
  • specifieke gebruiksregels: welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval strijdig zijn.


In paragraaf 5.3 worden de bestemmingen nader toegelicht.

5.2.4 Algemene regels

In hoofdstuk 3 staan de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, als een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming helder en duidelijk moet zijn.

Artikel 11 Overige regels - algemeen

In dit artikel wordt aangegeven dat de wettelijke bepalingen waar in de regels naar verwezen wordt van toepassing zijn op het moment van vaststelling van dit plan. Ook worden in dit artikel een aantal regels uit de bouwverordening van toepassing verklaard.

Artikel 12 Overige regels - vellen houtopstanden

In dit artikel is een vergunningplicht met bijbehorend afwegingskader opgenomen voor het vellen van bepaalde houtopstanden. Ook is geregeld dat burgemeester en wethouders in specifieke gevallen een herplantplicht opleggen bij het verlenen van een omgevingsvergunning.

5.2.5 Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

5.3 Verantwoording van de regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk gemaakt worden en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.

Artikel 3 Natuur

Aan alle gronden in dit plan is de bestemming Natuur toegekend, zoals opgenomen in artikel 18 van het bestemmingsplan. De regels van die bestemming zijn in dit plan overgenomen, met uitzondering van de regels die voor het plangebied van dit wijzigingsplan in geen geval relevant zijn.

Artikel 4 Leiding - Water

Deze dubbelbestemming is opgenomen met het oog op de planologische bescherming van een aanwezige waterleiding.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

Deze dubbelbestemming is opgenomen met het oog op de planologische bescherming van archeologische waarden, op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart, waarin de betreffende gronden zijn aangewezen als: AWG categorie 4, bekende archeologische vindplaatsen met rondom een attentiezone van 50 m.

Waarde - Archeologie 4

Deze dubbelbestemming is opgenomen met het oog op de planologische bescherming van archeologische waarden, op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart, waarin de betreffende gronden zijn aangewezen als: AWV categorie 5, hoge archeologische verwachting en afgedekt.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 5

Deze dubbelbestemming is opgenomen met het oog op de planologische bescherming van archeologische waarden, op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart, waarin de betreffende gronden zijn aangewezen als: AWV categorie 6, hoge archeologische verwachting.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 6

Deze dubbelbestemming is opgenomen met het oog op de planologische bescherming van archeologische waarden, op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart, waarin de betreffende gronden zijn aangewezen als: AWV categorie 7, middelmatige archeologische verwachting.

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat ruimtelijke plannen economisch uitvoerbaar moeten zijn. De gemeente Dalfsen heeft een anterieure overeenkomst met provincie Overijssel gesloten, waarin is vastgelegd dat de kosten voor de procedure, de landschappelijke inpassing en eventuele kosten voor planschade volledig voor rekening van de initiatiefnemers komen.

Het is niet nodig een exploitatieplan vast te stellen, omdat het kostenverhaal met een ontwikkelingsovereenkomst is geregeld.

Alle gronden zijn in bezit van Provincie Overijssel. De provincie heeft een sluitende begroting voor de uitvoering van het landschapsplan, waaronder de aanleg van de bosplantsoenen binnen het plangebied van dit wijzigingsplan.

Gelet op het bovenstaande is de ontwikkeling economisch uitvoerbaar.

De aanleg van de bosplantsoenen is gepland in het vroege voorjaar van 2023.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Deze zogenaamde maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Er heeft geen voorontwerp van het bestemmingsplan voor inspraak ter inzage gelegen.

Het concept van het landschapsplan, waarop dit wijzigingsplan is gebaseerd, is besproken met de provincie, gemeenten, waterschap, Rijkswaterstaat en een vertegenwoordiging van de aanliggende plaatselijke belangen. De opmerkingen uit die gesprekken zijn verwerkt in het definitieve landschapsplan.

Daarnaast zijn de direct omwonenden geïnformeerd door de omgevingsmanager Vechtdalverbinding van de provincie, hetzij via een huisbezoek, hetzij op een andere manier. De gemeente is op de hoogte gesteld met wie is gesproken.

Tijdens de inloopbijeenkomst op 16 mei 2022 voor de beplantingsplannen is met ongeveer tien personen besproken. Een deel daarvan is ook eigenaar van een van de percelen.

Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg

Deze zogenaamde maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. In deze fase heeft het overleg ex artikel 3.1.1. Bro met diensten van rijk en provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties plaatsgevonden.

Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit wijzigingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Overijssel

Dit bestemmingsplan past binnen de vooroverleglijst ruimtelijke plannen van de provincie Overijssel. Het is volgens afspraak met de provinciale diensten daarom niet noodzakelijk om voor dit plan vooroverleg met de provincie te voeren.

Waterschap Drents Overijsselse Delta

Vooroverleg heeft enerzijds plaatsgevonden door het waterschap al vanaf het begin bij de plannen te betrekken en anderzijds door het invullen van de digitale watertoets. Deze toets resulteerde in een positief wateradvies van het Waterschap.
De bestemmingsplanwijziging en de grootte van het plangebied hebben geen invloed op de waterhuishouding. De afvalwaterketen is niet van toepassing.
Op basis van de watertoets en betrokkenheid van het Waterschap bij de totstandkoming van de plannen is vast komen te staan dat er geen waterschapsbelang is. De uitkomsten hebben ertoe geleid dat nader overleg in het kader van het voor overleg niet noodzakelijk is.

Hoofdstuk 8 Zienswijzen

8.1 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 23 november 2022 tot en met 3 januari 2023 ter inzage gelegen. Iedereen is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het ontwerpbestemmingsplan. Er zijn geen zienswijzen ingediend op het ontwerpwijzigingsplan.

8.2 Kennisgeving

In het kader van de kennisgeving ex artikel 3.8 van de Wro is het ontwerp wijzigingsplan "Bos N340" aan de daartoe aangewezen instanties digitaal toegezonden.

De volgende instanties hebben schriftelijk gereageerd:

1. Provincie Overijssel

2. Waterschap Drents Overijsselse Delta

De reacties zijn in deze paragraaf kort samengevat en van commentaar voorzien.

8.2.1 Provincie Overijssel

Op 23 november 2022 heeft de provincie aangegeven dat het ontwerpplan past in het ruimtelijk beleid en er geen aanleiding is een zienswijze in te dienen.


Reactie gemeente:

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

8.2.2 Waterschap Drents Overijsselse Delta

Op 7 december 2022 heeft het waterschap aangegeven akkoord te zijn met het ontwerpwijzigingsplan.


Reactie gemeente:

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.