direct naar inhoud van 5.8 Flora & Fauna
Plan: Buitengebied Borne, herziening Elhorsterweg 3-5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBGhz016-vg01

5.8 Flora & Fauna

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

5.8.1 Gebiedsbescherming
5.8.1.1 Algemeen

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De EHS is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de EHS geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

5.8.1.2 Natura 2000

Op meer dan 10 kilometer afstand liggen de Natura 2000-gebieden ‘Lonnekermeer' en 'Lemselermaten'. Door de grote afstand en de aard en kleinschaligheid van de ontwikkeling worden geen negatieve effecten verwacht op dit Natura 2000-gebied.De voorgenomen ontwikkeling zal geen uitbreiding van dieraantallen tot gevolg hebben. Hierdoor zal de invloed van het bedrijf op dergelijke gebieden niet toenemen, omdat geen sprake is van een toename van de uitstoot van ammoniak en stikstof. Tevens zal ook geen sprake zijn van een onevenredige toename van licht- en/of geluidoverlast. Hierdoor zal de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige effecten hebben op de beschermde gebieden. Verdere toetsting kan dan ook achterwege blijven. Verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 is niet aan de orde.

5.8.1.3 EHS

De EHS ligt op 1 km afstand van het plangebied. Door de afstand en kleinschaligheid van de ontwikkeling is er geen sprake van aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS. Een nadere toetsing aan de EHS wordt niet noodzakelijk geacht.

5.8.2 Flora en Faunawet
5.8.2.1 Algemeen

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

5.8.2.2 Toetsing

In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief.

Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, wordt hierop vooruitlopend, een verwachting uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied. In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zogenaamde “AMvB art. 75” van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord: alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3); soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2); soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt.Hoewel bij de plannen nieuwe ruimtelijke ingrepen zullen plaatsvinden, zal er geen sprake zijn van inbreuk op de habitat van kwetsbare dieren of planten, omdat het terrein waarop de voorgenomen ontwikkeling in de huidige situatie volledig is geasfalteerd. Het is daarmee uitgesloten dat er ter plaatse van de voorgenomen ontwikkeling een beschermde plant- en/of diersoort voorkomt.

5.8.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen nadelige gevolgen ten aanzien van flora en fauna.